Brief regering : Voortgang wetsbehandeling Breed Offensief en wetsvoorstel-vereenvoudiging Wet banenafspraak (Kamerstuk 35394)
35 394 Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief)
Nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het aangepaste tijdpad van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Participatiewet Uitvoeren Breed Offensief (hierna: Breed Offensief,
Kamerstuk 35 394). Tevens informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van het wetsvoorstel
tot vereenvoudiging van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.
Wetsvoorstel Breed Offensief
Toenmalig Staatssecretaris Van Ark heeft het wetsvoorstel Breed Offensief in februari
2020 bij de Tweede Kamer ingediend na een open proces met alle stakeholders. Doel
van het wetsvoorstel is te bevorderen dat meer mensen uit de Participatiewet met een
arbeidsbeperking aan het werk gaan en blijven. Het wetsvoorstel is gereed voor plenaire
behandeling. Nadat het kabinet-Rutte III op 15 januari 2021 demissionair werd heeft
uw Kamer het wetsvoorstel niet-controversieel verklaard en de wetsbehandeling tot
nader order uitgesteld.
De beoogde invoeringsdatum van 1 juli 2021 is hierdoor niet haalbaar. Ik zou gelet
op het belang van de voorgestelde maatregelen voor mensen met een arbeidsbeperking
en voor werkgevers willen streven naar invoering van het wetsvoorstel op 1 januari
2022, uiteraard onder het voorbehoud dat beide Kamers het wetsvoorstel aannemen.
Voor de in het wetsvoorstel opgenomen vereenvoudigingen van de Wet tegemoetkomingen
loondomein (Wtl) wordt de beoogde ingangsdatum opgeschoven naar 1 januari 2023 vanwege
de voor de uitvoering benodigde voorbereidingstijd om deze vereenvoudigingen te implementeren.1
Deze nieuwe beoogde invoeringsdatum is haalbaar wanneer de Tweede Kamer besluit het
wetsvoorstel in het voorjaar van 2021 te behandelen, en aansluitend behandeling in
de Eerste Kamer plaatsvindt. Het wetsvoorstel moet uiterlijk 1 oktober 2021 in het
Staatsblad staan, om gemeenten voldoende voorbereidingstijd te geven. Wanneer dit
niet haalbaar of wenselijk wordt geacht zal de inwerkingtreding verder opschuiven.
Ik realiseer mij dat bij het wetsvoorstel Breed Offensief amendementen zijn ingediend
die niet specifiek zijn gericht op de positie van mensen met een arbeidsbeperking,
maar die raken aan de «hardheid» van de bijstand.
Wat dit betreft merk ik op dat het ministerie momenteel hard werkt aan de acties die
voormalig Staatssecretaris Van ‘t Wout in zijn brief van 19 januari 2021 heeft toegezegd.2 Inmiddels zijn er drie rondetafelgesprekken met gemeenten afgerond. Een vierde rondetafelgesprek
staat gepland voor begin april. De Kamer zal ik na afloop van de gesprekken – naar
verwachting in mei – informeren over de uitkomsten en het vervolgproces van de aanpak
«hardheid» Participatiewet en mogelijkheden tot maatwerk.
Lagere regelgeving
Een aantal maatregelen uit de bredere agenda van Breed Offensief kan wel doorgaan,
omdat zij op grond van de huidige wet bij lagere regelgeving kunnen worden vormgegeven.
Zo zijn per 1 januari 2021 het gewijzigde Besluit SUWI en de Regeling SUWI van kracht.
Het doel van de wijzigingen is om de samenwerking tussen UWV en de gemeenten en de
werkgeversdienstverlening in de arbeidsmarktregio’s te versterken.
Ook is het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 op 8 maart 2021 in het
Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2021, nr. 113) en de daarop aansluitende ministeriële regeling in de Staatscourant (Stcrt. 2021, nr. 9937), met daarin een uniforme methode voor loonwaardebepaling. De uitvoering wordt nu
in gereedheid gebracht om de uniforme loonwaardebepaling in het kader van de Participatiewet
en de Wet Wajong per 1 juli aanstaande te kunnen toepassen. Verder wordt de implementatie
van het preferente werkproces loonkostensubsidie bij gemeenten voortgezet.
Voorts wordt naar aanleiding van de Kamerbreed aanvaarde motie van het lid Nijkerken-De
Haan c.s.3 in nauwe afstemming met gemeenten gewerkt aan een nieuwe wijze van financiering van
de loonkostensubsidies. Streven is dat deze wijziging met ingang van 2022 kan worden
ingevoerd.
Wetsvoorstel vereenvoudiging Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
In de afgelopen periode heeft het kabinet gewerkt aan een concept voor een wetsvoorstel
voor de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (vanaf
nu: het wetsvoorstel Wet banenafspraak). Uw Kamer is over de plannen voor het wetsvoorstel
geïnformeerd in de brieven van 20 november 20184 en 4 juli 20195. Over het wetsvoorstel heeft de Afdeling advisering van de Raad van State inmiddels
advies uitgebracht.
De planning was gericht op inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet banenafspraak
per 1 januari 2022. Eind 2020 bleek dat door de druk op de uitvoeringsorganisaties
UWV en Belastingdienst vanwege de coronamaatregelen het wetsvoorstel Wet banenafspraak
niet meer in 2020 aan uw Kamer kon worden aangeboden en is de beoogde inwerkingtredingsdatum
van 1 januari 2022 niet meer haalbaar. Met het oog op de demissionaire status van
het kabinet vind ik het niet opportuun dit wetsvoorstel nog aan uw Kamer aan te bieden.
Het volgende kabinet zal een eigen afweging willen maken over een nieuwe vormgeving
van de banenafspraak.
De vertraging van dit wetstraject heeft enkele praktische consequenties voor de uitvoering
van de quotumheffing op grond van de huidige wetgeving. Met de motie van het lid Nijkerken-De
Haan c.s.6 heeft uw Kamer gevraagd om in afwachting van de mogelijke inwerkingtreding van het
vereenvoudigde systeem geen onomkeerbare stappen te ondernemen en geen kosten te maken
in het huidige systeem. In de Wet deactivering en uitstel quotumheffing7 is hieraan gevolg gegeven door de uitvoering van de quotumheffing tot de verwachte
inwerkingtredingsdatum van het nieuwe wetvoorstel, 1 januari 2022, op te schorten.
SZW heeft UWV en de Belastingdienst daarop gevraagd om de inleenadministratie, die
nodig was om de quotumheffing uit te kunnen voeren, niet langer uit te werken. Consequentie
van het stopzetten van de uitwerking van de inleenadministratie is dat UWV en de Belastingdienst
de heffing niet kunnen uitvoeren per 1 januari 2022. Verdere opschorting van de quotumheffing
tot de inwerkingtreding van het nieuwe systeem was voorzien in het wetsvoorstel Wet
Banenafspraak. Nu ik het wetsvoorstel niet aanbied aan uw Kamer zal verdere opschorting
op een later moment dit jaar van een wettelijke grondslag moeten worden voorzien.
Dit kan door later in het jaar alsnog het wetsvoorstel in te dienen of via een ander
wetstraject. Dit is nodig om te voorkomen dat anders de opschorting per 1 januari
2022 afloopt terwijl de heffing niet kan worden uitgevoerd. Ook is het nodig om de
uitvoering, werkgevers en werknemers hierover vroeg genoeg duidelijkheid te geven.
Als de wettelijke grondslag na 1 januari 2022 in werking treedt, is het nodig dat
deze grondslag tot 1 januari 2022 terugwerkt en dat de uitvoering daarop kan anticiperen.
In de tussentijd is de banenafspraak een belangrijk instrument om een inclusieve arbeidsmarkt
dichterbij te brengen. Daarom blijf ik in gesprek met de meest betrokken stakeholders
over het functioneren van de banenafspraak en het dichterbij brengen van een inclusieve
arbeidsmarkt. Hierbij maak ik gebruik van succesfactoren van de banenafspraak en de
ervaringen en de knelpunten die de afgelopen jaren naar voren zijn gekomen in de praktijk
en in evaluaties.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid