Brief regering : Kabinetsreactie inzake initiatiefnota “Christenvervolging – Schapen tussen de Wolven” van de leden Van Helvert, Van der Staaij en Voordewind (Kamerstuk 35719-2)
35 719 Initiatiefnota van de leden Van Helvert, Van der Staaij en Voordewind over «Christenvervolging – Schapen tussen de Wolven»
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2021
Hierbij bied ik u de kabinetsreactie aan op de initiatiefnota van de leden Van Helvert,
Van der Staaij en Voordewind: «Christenvervolging – schapen tussen de wolven» (Kamerstuk
35 719 nr. 2).
Het kabinet waardeert de betrokkenheid van de leden bij het Nederlandse mensenrechtenbeleid
in het algemeen en de vrijheid van religie en levensovertuiging in het bijzonder.
De initiatiefnemers vragen specifiek aandacht voor de vervolging, onderdrukking en
discriminatie van christenen wereldwijd en doen een aantal aanbevelingen om vijandigheden
tegen christenen tegen te gaan. In deze brief wordt hierop een reactie gegeven.
Ik maak van de gelegenheid gebruik daarnaast in te gaan op motie met Kamerstuk 35 264, nr. 4 waarin uw Kamer de regering verzoekt om zich in te zetten voor specifieke aanbevelingen
op het afschaffen van blasfemiewetgeving in de VN Mensenrechtenraad. Ook ga ik in
op de toezegging tijdens het Notaoverleg «vrij zijn om niet te geloven» op 16 november
jl. (Kamerstuk 35 264, nr. 7)om uw Kamer te informeren over de samenwerking met Australië met betrekking tot het
afstraffen van de doodstraf op afvalligheid.
Nederlandse inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging
Sinds 2007 is het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging een van de zes
prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De Nederlandse inzet op deze
prioriteit, zoals toegelicht in de actualisering van het mensenrechtenbeleid, is gericht
op de bescherming van het recht van ieder individu om zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke
keuze te maken. Daaronder valt ook het recht van geloof te kunnen veranderen of zonder
religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging te leven. Hierbij maakt Nederland geen
onderscheid tussen religieuze groeperingen onderling of tussen theïstische, non-theïstische
en atheïstische levensovertuigingen.
Het respect voor de vrijheid van religie en levensovertuiging neemt in toenemende
mate af. Wereldwijd worden gelovigen, niet-gelovigen en andersdenkenden achtergesteld,
gediscrimineerd en vervolgd. Nederland heeft mede om die reden in 2018 besloten de
inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging te intensiveren (Kamerstuk 32 735, nr. 198), waarbij specifieke aandacht uitgaat naar het tegengaan van discriminatie en vervolging
om religieuze redenen. Over de invulling hiervan is de Kamer middels verschillende
brieven geïnformeerd (zie bijvoorbeeld Kamerstuk 32 735, nr. 314 en Kamerstuk 35 264, nr. 3).
In het eerste deel van de nota schetsen de initiatiefnemers de problematiek. Zij nemen
daarbij als uitgangspunt dat vijandigheden tegen christenen «passen binnen een patroon.
Het gaat niet om losstaande, eenmalige incidenten, maar ze hebben als doel om christenen
te onderdrukken, onder de duim te houden, verjagen of vernietigen. Christenvervolging
is gecoördineerd geweld tegen en onderdrukking van christenen, omwille van hun geloof
in Christus.» De initiatiefnemers constateren drie specifieke ontwikkelingen die hieraan
bijdragen: de verspreiding van de radicale islam, ultranationalisme en toegenomen
technische mogelijkheden.
Het kabinet heeft goede nota genomen van deze constateringen en de uitwerking daarvan
en de Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging
gevraagd die constateringen nader te onderzoeken en daar indien opportuun consequenties
aan te verbinden. In dit verband is de beantwoording van vragen naar aanleiding van
het jongste «World Watch Report» van de organisatie Open Doors (Aanhangsel Handelingen
II 2020/21, nr. 1687) relevant.
Hieronder gaat het kabinet in op de specifieke voorstellen die in de initiatiefnota
zijn aangedragen.
1. Neem een objectievere en minder ideologische houding aan ten opzichte van christenvervolging
Het kabinet heeft aandacht voor de toenemende vervolging van en geweld tegen christenen.
Het kabinet acht het onacceptabel dat personen worden vervolgd omwille van hun religie
of levensovertuiging. Een zorgwekkende ontwikkeling waar het kabinet zowel bilateraal
als multilateraal regelmatig aandacht voor vraagt.
Om mensenrechten wereldwijd te bevorderen, waaronder de rechten van christenen, richt
het Nederlandse mensenrechtenbeleid zich op de bescherming van de universele mensenrechten.
Het zijn immers rechten die een ieder toekomen, ongeacht geslacht, seksuele voorkeur
of religieuze of levensbeschouwelijke keuze. In de bevordering en bescherming van
de vrijheid van religie en levensovertuiging staat het individu centraal en niet de
religie als zodanig. Een uitgangspunt dat Nederland tevens bepleit in internationale
mensenrechtenfora waar sommige landen ertoe geneigd zijn om deze individuele benadering
te ondermijnen en op te roepen tot bescherming van een bepaalde religie.
Zoals eerder opgemerkt, maakt Nederland geen onderscheid tussen religieuze groeperingen
onderling of tussen theïstische, non-theïstische en atheïstische levensovertuigingen.
Het kabinet hecht eraan deze vorm van onpartijdigheid te blijven waarborgen. De bescherming
van één specifieke religieuze groep kan contraproductief zijn, zoals ook is beargumenteerd
in het door u aangehaalde rapport van de Bisschop van Truro1: bij focus op een specifieke groep kan de desbetreffende groep aan grotere risico’s
worden blootgesteld.
Nederland blijft zich, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, onverminderd
inzetten voor de vrijheid van religie en levensovertuiging, waarbij het kabinet specifiek
aandacht heeft voor individuen, waaronder ook christenen, die slachtoffer zijn van
discriminatie en vervolging omwille van hun religie. Daarbij wordt zonder onderscheid
van religie of levensovertuiging te werk gegaan, en met oog voor (groepen van) individuen.
Zoals de initiatiefnemers schrijven: «geen theoretische exercitie», maar «een praktische
bijdrage aan het verbeteren van het lot van mensen, aan het bevorderen van vrede,
vrijheid en recht.»
2. Benoemen nadrukkelijker concrete misstanden
Het kabinet registreert de vele, zich wereldwijd voordoende misstanden waarbij de
vrijheid van religie en levensovertuiging wordt ingeperkt en sprake is van discriminatie
en vervolging van religieuze minderheden. Nederland stelt het belang van de bescherming
van de vrijheid van religie en levensovertuiging ook regelmatig aan de orde in de
gesprekken met derde landen.
Zoals onderschreven door de initiatiefnemers is het zaak dat de diplomatieke en politieke
inzet van geval tot geval bekeken wordt. Om misstanden aan te pakken is maatwerk en
contextafhankelijke actie vereist. Het kabinet maakt daarbij een afweging tussen stille
en publieke diplomatie. Publieke aandacht kan, zoals terecht is opgemerkt, in sommige
gevallen negatieve effecten genereren voor de beoogde doelgroep.
Nederland spreekt zich, al dan niet met gelijkgezinden, achter de schermen uit over
de positie van religieuze minderheden waarbij ook aandacht wordt gegeven aan individuele
gevallen. Zo heeft Nederland zich recent ingespannen, mede op verzoek van uw Kamer,
voor de situatie van het Pakistaanse echtpaar Shafqat Emmanuel en Shagufta Kausar.
Ook in multilateraal verband vraagt Nederland openbare aandacht voor deze problematiek.
Zo uit de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging (SGRL) zich regelmatig
via sociale media openlijk en specifiek over bepaalde situaties, recentelijk die van
christenen in Iran, Baha’i in Iran en Jemen en die van een ongelovige in Nigeria.
De wijze van communicatie is elke keer een weloverwogen keuze.
Aandacht vragen voor concrete misstanden is in de praktijk niet eenvoudig. Het kabinet
blijft zich daarom op dit thema inspannen voor nauwe samenwerking binnen Europa en
met andere landen. Nederland zal onder meer pleiten voor aandacht voor de vrijheid
van religie en levensovertuiging in de EU landenstrategieën voor mensenrechten en
democratie. Daarnaast blijft Nederland zich samen met de leden van de International Religious Freedom and Belief Alliance (IRFBA) inzetten voor de bescherming en bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging.
SGRL zet zich ook als voorzitter van de IRFBA in voor een duidelijker profiel van
de alliantie en een doelgerichte inzet, met aandacht voor gevoelige thema’s zoals
de positie van vrouwen en meisjes.
3. Bekijk kritisch of Nederlands optreden de posities van minderheden niet schaadt.
Het kabinet hecht net als de leden Van Helvert, Van der Staaij en Voordewind aan de
verbetering van het lot van mensen in noodsituaties en aan specifieke bescherming
van minderheden. Vrijheid van religie en levensovertuiging, de strijd tegen straffeloosheid
en de bevordering van de internationale rechtsorde zijn sinds jaar en dag hoekstenen
van het Nederlands mensenrechten- en buitenlandbeleid. Verder is en blijft Nederland
een grote humanitaire donor in crisissituaties.
De Nederlandse inzet in de huidige crises in Syrië en Irak is steeds gericht geweest
op bevordering van de internationale rechtsorde, het nastreven van politieke oplossingen,
bescherming van de burgerbevolking en het tegengaan van extremistische invloeden.
Voor wat betreft de Nederlandse steun aan gematigde gewapende oppositiegroepen in
Syrië verwijst het kabinet naar de door het kabinet ingestelde commissie ter zake
die n.a.v. de motie Van Helvert onderzoek gaat doen naar het NLA-programma. Zoals
uw Kamer is meegedeeld per brief op 5 februari jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 315) is het kabinet voornemens de bevindingen van het externe, onafhankelijke onderzoek
mee te nemen in een toetsingskader voor het geven van niet-letale steun aan niet-statelijke,
gewapende groepen in het buitenland.
4. Toon een scherpere houding in de VN Mensenrechtenraad
Het kabinet beschouwt de Mensenrechtenraad als het belangrijkste VN-forum voor de
bescherming en bevordering van mensenrechten. Daarnaast speelt de Mensenrechtenraad
een steeds belangrijker rol in het tegengaan van straffeloosheid. Dit ondanks het
lidmaatschap van landen die zelf bekend staan als schenders van mensenrechten. Het
is nog altijd mogelijk de Mensenrechtenraad te mobiliseren voor prioritaire thema’s
van Nederland.
De initiatiefnemers concluderen terecht dat de druk op het multilaterale systeem en
de internationale rechtsorde ook in de Mensenrechtenraad zichtbaar is. De universaliteit
van mensenrechten en de integriteit van de Mensenrechtenraad worden in toenemende
mate in twijfel getrokken. Als antwoord hierop zet Nederland zich ervoor in, samen
met gelijkgestemde partners, waaronder de Verenigde Staten en EU-lidstaten, de Mensenrechtenraad
te hervormen en te versterken.
Het Koninkrijk der Nederlanden (KNL) zet zich in de Mensenrechtenraad voorts onverminderd
in om de situatie in individuele landen onder het vergrootglas te leggen en zo concrete
resultaten te behalen. Deze inzet is ook gericht op geloofsvervolging en het recht
op vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook op basis van signalen uit de Nederlandse
samenleving communiceert KNL intensief over deze zorgen, onder meer in dialoog met
de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en VN mensenrechtenexperts, en in het bijzonder
de Speciaal Rapporteur voor religie en levensovertuiging.
Ten aanzien van Israël – en de situatie in de bezette Palestijnse gebieden – is de
Nederlandse inzet in verschillende fora, conform de motie van het lid Van der Staaij
c.s. (Kamerstuk 34 775, nr. 44) erop gericht om de disproportionele aandacht voor Israël in de VN tegen te gaan.
Wel moet er ruimte blijven voor gerechtvaardigde kritiek op het handelen van alle
partijen. Nederland beoordeelt iedere voorgestelde resolutie in de verschillende fora
op haar totale inhoud en merites, op basis van het regeerakkoord waarin de inzet op
het MOVP is vastgelegd, het EU-beleid voor het MOVP zoals onder meer verwoord in Raadsconclusies
en internationaal recht. Uitgangspunt is de bewerkstelliging van evenwichtige resoluties,
zodat recht gedaan wordt aan de situatie op de grond en ontwikkelingen in het Israëlisch-Palestijns
conflict. Zie ook de Kamerbrief van 17 november jl. (Kamerstuk 35 570 V, nr. 57).
Overigens wordt middels resoluties over bezette (Palestijnse) gebieden niet – zoals
de initiatiefnota lijkt te suggereren – kritiek geleverd op een interne of binnenlandse
(Israëlische) aangelegenheid; de bezette gebieden zijn per definitie geen interne
of binnenlandse aangelegenheid.
5. Verbied de export van geavanceerde surveillancetechnieken
De juridische basis voor het EU exportcontrolebeleid voor dual-use goederen is de
EU Dual Use Verordening. Controle vindt plaats op basis van een lijst van dual-use
goederen die in de EU-verordening is bijgevoegd. Deze controlelijst wordt jaarlijks
geactualiseerd op basis van internationale afspraken in exportcontroleregimes over
te controleren goederen en technologie. Nederlandse bedrijven zijn verplicht een exportvergunning
aan te vragen als zij goederen of technologie op deze EU-controlelijst willen exporteren
buiten de EU.
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 16 juli jl. (Kamerstuk 32 735, nr. 309) staan bepaalde goederen voor cybersurveillance reeds op de genoemde controlelijst,
zoals intrusion software, apparatuur voor interceptie en jamming, IP network monitoring en cryptoanalyse. Daar is na de jaarlijkse actualisering van de EU-controlelijst,
die op 15 december 2020 laatstelijk werd gedaan, programmatuur voor cybersurveillance
aan toegevoegd. Het gaat daarbij om de toevoeging van onder andere software die communicatie
van computer- en telecomnetwerken kan monitoren en analyseren, gericht op het in kaart
brengen van het relationele netwerk of het traceren van de verplaatsingen van specifieke
personen. Bovengenoemde cybersurveillancetechnologieën kennen geen andere toepassingen
en worden vrijwel uitsluitend gebruikt door inlichtingen- en politiediensten. Naast
een legitiem, rechtmatig en democratisch gecontroleerd gebruik, bestaat er ook een
risico dat deze goederen op ongewenste wijze ingezet worden met mensenrechtenschendingen
als gevolg. In het geval van vergunning plichtige dual-use goederen, wijst de Nederlandse
regering een vergunning af indien er zorgen bestaan ten aanzien van het naleven van
de mensenrechten. Ook eist het kabinet voor bepaalde vergunningen een internal compliance program. Hierin moet expliciet beschreven staan welke inspanningen een bedrijf onderneemt
om risico’s op mensenrechtenschendingen te minimaliseren.
Inmiddels ging de Europese Raad eind 2020 akkoord met een herziening van de EU Dual
Use verordening. Deze zal naar verwachting nog dit jaar in werking treden. In de herziene
verordening wordt gerefereerd aan het risico van het gebruik van cybersurveillancetechnologieën
in verband met schending van de mensenrechten en de mogelijkheid om de uitvoer van
dergelijke goederen onder controle te plaatsen.
Ten aanzien van de snelle ontwikkelingen op het gebied van cybersurveillancetechnologie
laat het kabinet momenteel een onderzoek uitvoeren naar de aard en toepassingen van
dit soort technologieën. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zal worden bezien
wat de mogelijkheden zijn om nog niet gecontroleerde cybersurveillance-technologieën
via vast te stellen parameters onder exportcontrole te brengen. De resultaten van
het onderzoek worden deze zomer verwacht.
6. Breng bij buitenlandse reizen een bezoek aan religieuze instellingen die onder
druk staan
Het kabinet erkent het belang om tijdens buitenlandse bezoeken aandacht te besteden
aan de vrijheid van religie en levensovertuiging, juist in landen waar die onder druk
staat. Nederland zal per werkbezoek afwegen op welke manier en op welk niveau hier
het beste aandacht voor gevraagd kan worden. Dit kan door rechtstreeks contact met
de overheid, maar zeker ook in de vorm van gesprekken met religieuze instanties, religieuze
leiders en actoren – juist diegenen die onder druk staan – en ook met maatschappelijke
organisaties en mensenrechtenverdedigers. Dergelijke werkbezoeken maken vanzelfsprekend
onderdeel uit van de landenbezoeken van de Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging
en indien opportuun, van de Mensenrechtenambassadeur.
Inzet vrijheid van religie en levensovertuiging in de VN Mensenrechtenraad
Tijdens het overleg naar aanleiding van de Nota «vrij zijn om niet te geloven» op
16 november jl. heeft uw Kamer de regering verzocht (motie met Kamerstuk 35 264, nr. 4) om zich binnen de VN Mensenrechtenraad in te zetten voor specifieke aanbevelingen
gericht op het afschaffen van blasfemiewetgeving.
Tijdens de UPR in januari 2021 heeft Nederland Mauritanië en Nepal aanbevolen om nationale
wetgeving in overeenstemming te brengen met de vrijheid van religie en levensovertuiging
zoals vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen. Mauritanië is specifiek
verzocht om blasfemie en apostasie wetgeving af te schaffen. Nederland zal ook in
aanstaande UPR sessies dergelijke aanbevelingen blijven doen aan landen die nog steeds
blasfemiewetgeving hebben.
Daarnaast zet Nederland zich samen met Australië in voor het afschaffen van de doodstraf
op afvalligheid en blasfemie. In dit kader is er recentelijk een gezamenlijke verklaring,
ondersteund door 52 landen, uitgesproken in de VN Mensenrechtenraad waarin landen
worden opgeroepen om de doodstraf op grond van afvalligheid en blasfemie af te schaffen.
Bovendien maakt Nederland onderdeel uit van de werkgroep binnen de IRFBA die zoekt
naar mogelijkheden om het afschaffen van de doodstraf op afvalligheid en blasfemie
wereldwijd verder te bevorderen.
Tevens heeft uw Kamer de regering tijdens de begrotingsbehandeling van 12 november
jl. verzocht (motie met Kamerstuk 35 570 V, nr. 50) om in de VN Mensenrechtenraad het initiatief te nemen tot het opstellen van resoluties
speciaal gericht op het agenderen en tegengaan van geloofsvervolging, waaronder christenvervolging,
in landen waar dit het meest ernstig is. Er bestaan reeds verschillende (landen) resoluties
waarin aandacht wordt gevraagd voor het tegengaan van geloofsvervolging. Dit kabinet
geeft er daarom de voorkeur aan om de motie uitvoering te geven middels de op dit
terrein al in de Mensenrechtenraad aangenomen resoluties. Nederland blijft zich inspannen
om geloofsvervolging in geëigende landenresoluties op te laten nemen wanneer deze
in de komende mensenrechtenraadsessies geagendeerd staan. Zo is het tijdens de 46e sessie van de Mensenrechtenraad mede dankzij Nederlandse inzet gelukt om in de resolutie
met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Iran aandacht te vragen voor de vrijheid
van religie en levensovertuiging en specifiek de verslechterende situatie van de Baha’i
gelovigen.
Het Kabinet dankt de initiatiefnemers voor het opstellen van deze nota, die wordt
beschouwd als steunbetuiging aan het huidige Nederlandse beleid. Nederland blijft
zich, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, onverminderd inzetten voor
de vrijheid van religie en levensovertuiging. Het kabinet geeft daarbij specifiek
aandacht aan individuen, waaronder ook christenen, die slachtoffer zijn van discriminatie
en vervolging omwille van hun religie en levensovertuiging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.