Brief regering : Voortgang Meerjarenprogramma Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E)
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 411 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2021
In Nederland zijn er te veel mensen die te maken hebben met een arbeidsongeval of
beroepsziekte. Elk jaar overlijden 4.100 mensen als gevolg van hun werk1. Om dit te veranderen moet de preventie op de werkvloer verbeterd worden. Het is
daarvoor van groot belang dat werkgevers inzicht hebben in de arbeidsrisico’s en hiervoor
passende maatregelen treffen. Werkgevers zijn verplicht te beschikken over een actuele
Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) inclusief een bijbehorend plan van aanpak.
Opeenvolgende monitors over gezond en veilig werken laten zien dat veel kleine bedrijven
niet over een (actuele) RI&E beschikken en dat van de bedrijven met een RI&E slechts
een klein deel de belangrijkste risico’s heeft geïnventariseerd2.
In januari 2020 bent u geïnformeerd over het Meerjarenplan RI&E om de naleving van
de RI&E verplichting kwantitatief en kwalitatief te verbeteren. Daarbij is toegezegd
de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de uitvoering. Via deze eerste
voortgangsrapportage voldoe ik aan deze toezegging.
Leeswijzer
De voortgangsrapportage vindt u in bijlage 1. In de rapportage is de voortgang van
de drie programmalijnen weergegeven: «Communicatie», «Toepassing» en «Toezicht en
handhaving»3. In deze brief vindt u een samenvatting van de rapportage en licht ik toe op welke
wijze uitvoering is gegeven aan verschillende moties van uw Kamer en de toezeggingen
over de RI&E in de kabinetsreactie op het advies van de commissie vergemakkelijking
schadeafhandeling beroepsziekten (zgn. Commissie Heerts)4.
Voortgang Meerjarenprogramma RI&E
Het programma bevindt zich op dit moment in de eerste fase van de uitvoering. In deze
fase ligt de focus op het verhogen van het aantal bedrijven met een RI&E en het bevorderen
dat werkgevers in staat zijn de risico’s goed te inventariseren.
Als gevolg van de situatie rondom Covid-19 was het noodzakelijk onderdelen van het
programma aan te passen, waardoor het programma enige vertraging heeft opgelopen.
Desondanks is toch doorgezet met de uitvoering van het programma, omdat met Covid-19
nog maar eens blijkt hoe belangrijk een actuele RI&E is. De maatregelen om het coronavirus
onder controle te houden gelden immers ook op de werkplek en werksituaties zijn gewijzigd
door bijvoorbeeld het thuiswerken.
In 2022 start de tweede fase, waarbij de focus ligt op het verhogen van de kwaliteit
van de RI&E door te bevorderen dat werkgevers de risico’s goed beheersen met het treffen
en uitvoeren van passende maatregelen.
Programmalijn 1 Communicatie
Een meerjarige campagne wordt uitgevoerd voor het verhogen van de bekendheid van de
RI&E-verplichting. Van de werkgevers die niet voldoen aan de RI&E-plicht is ruim de
helft niet op de hoogte van de wettelijke verplichting. In de campagne worden werkgevers
geïnformeerd over de wettelijke verplichting en het «nut en de noodzaak» van een RI&E
en verwezen naar ondersteuning. Het ministerie informeert bedrijven via radio, social
media en publicaties in vakbladen. Daarnaast wordt samengewerkt met partijen die belangrijke
adviseurs zijn voor kleine werkgevers, zoals financiële dienstverleners, Verbond van
Verzekeraars en Ondernemersplein. Tevens wordt waar mogelijk samengewerkt met de sectorale
sociale partners. Zo informeert het ministerie werkgevers onder meer via publicaties
in vakbladen van bijvoorbeeld brancheorganisaties.
In september 2020 is de campagne gestart tijdens de «Week van de RI&E», georganiseerd
door het Steunpunt RI&E, met een talkshow als gezamenlijke kick-off. Stakeholders
gingen met elkaar in gesprek over gezond en veilig werken en de Staatssecretaris van
SZW en de voorzitter van MKB-Nederland lanceerden de «Route naar RI&E» (een nieuw
digitaal startpunt voor kleine werkgevers om een RI&E te maken). Zie verderop onder
programmalijn 2 «toepassing».
Op basis van de inzichten van een effectmeting wordt de campagne aangescherpt en de
komende jaren stapsgewijs voortgezet. Bij de opvolging van de campagne is aandacht
voor het belang van het kwalitatief goed uitvoeren van de RI&E.
Programmalijn 2 Toepassing
Vorig jaar zijn eerste stappen gezet om ervoor te zorgen dat werkgevers de RI&E verplichting
goed kunnen uitvoeren. Uit een in 2019 uitgevoerde analyse blijkt dat het MKB diverse
en uiteenlopende knelpunten ervaart5. Langs drie sporen worden de knelpunten in programmalijn «Toepassing» aangepakt:
informatievoorziening, instrumenten en advisering & toetsing.
Informatievoorziening
Werkgevers ervaren de informatie over de RI&E-verplichting als versnipperd en niet
eenduidig. Om de informatievoorziening te verbeteren is een flyer ontwikkeld samen
met het Verbond van Verzekeraars en Arboplatform SER. De flyer kan gebruikt worden
door samenwerkingspartners in de communicatiecampagne. Voor een structurele aanpak
van dit knelpunt wordt in 2021 de website van het Steunpunt RI&E verbeterd en ingezet
op het verder stroomlijnen van de informatie op overheidswebsites en kanalen van samenwerkingspartners.
Instrumenten
Het Steunpunt RI&E stimuleert het ontwikkelen en implementeren van RI&E-instrumenten6. Hoewel de instrumenten als hulpmiddel fungeren voor het uitvoeren van de verplichting
werden ze niet altijd als gebruiksvriendelijk en van voldoende kwaliteit ervaren.
Bovendien bleek dat als een werkgever niet terug kon vallen op een branche-instrument
er slechts in beperkte mate generieke instrumenten beschikbaar waren en was het lastig
voor werkgevers het juiste instrument te vinden.
In 2020 is daarom het Steunpunt RI&E de pilot «Route naar RI&E» gestart. Dit is een
vernieuwd digitaal startpunt voor alle werkgevers om passende hulp (routes) inzichtelijker
te maken. Daarbij is een nieuw online instrument beschikbaar voor kleine werkgevers
(tot 25 medewerkers) die niet terug kunnen vallen op een brancheorganisatie. Het nieuwe
instrument begeleidt werkgevers bij het maken van een RI&E, onder meer door de belangrijkste
risico’s in een vooringevulde start RI&E aan te bieden. Het is aan de werkgever om
de risico’s aan te vullen en vervolgens maatregelen op te stellen, passend bij de
specifieke omstandigheden van het bedrijf. Het instrument biedt de mogelijkheid het
resultaat te delen met werknemers en een arbodeskundige(n) voor de toetsing van de
RI&E.
Met deze pilot geef ik uitvoering aan de motie van het lid Gijs van Dijk c.s., Van
Kent en Smulders die verzoekt een experiment te starten met een vooringevulde «start
RI&E» voor kleine bedrijven en hierover in overleg te treden met sociale partners7. Eind 2021 wordt de pilot geëvalueerd. In overleg met sociale partners wordt bezien
of het instrument aan meer werkgevers beschikbaar gesteld kan worden.
Het Steunpunt RI&E zal in 2021 stapsgewijs de ondersteuning verbeteren.
Allereerst wordt het nieuw instrument op Route naar RI&E doorontwikkeld op basis van
de ervaringen van de gebruikers. Ten tweede wordt het systeem om een specifiek «branche-instrument»
te maken gemoderniseerd. Ten derde wordt de website van het Steunpunt RI&E verbeterd.
Parallel hieraan wordt een (deel)project voorbereid voor specifieke ondersteuning
voor werkgevers bij het uitvoeren van bijzondere RI&E-verplichtingen op het gebied
van gevaarlijke stoffen, zoals toegezegd in de kabinetsreactie op het rapport van
de commissie Heerts8. Ik verwacht dat met de verbeteringen die het Steunpunt RI&E doorvoert de ondersteuning
verbetert voor het inventariseren en beheersen van alle risico’s, dus ook voor het
risico gevaarlijke stoffen. In de voorbereiding wordt bezien welke aanvullende acties
nodig zijn in de voorziene verbeteringen en of een specifiek instrument dan wel module
ontwikkeld moet worden voor gevaarlijke stoffen. De start van de implementatie van
de eerste acties in dit (deel)project is voorzien in het 2de kwartaal van 2021.
Advisering & toetsing
Na het uitvoeren van de RI&E (inclusief opgestelde plan van aanpak) moet deze voorgelegd
worden aan een gecertificeerde arbodienst of een gecertificeerde arbokerndeskundige.
Uit de eerdergenoemde analyse9 en gesprekken met het veld blijkt dat knelpunten worden ervaren op het vlak van advisering
en toetsing door arbodeskundigen. Het onderzoeksrapport van de Inspectie SZW naar
de toetsing van de RI&E bevestigt deze knelpunten10. Het is niet geheel duidelijk waar een RI&E minimaal aan moet voldoen op het moment
van toetsing, mede gelet op het cyclisch karakter van de verplichting. Ook heerst
in de praktijk het beeld dat de toetsing een «goedkeuring» inhoudt terwijl dit niet
het geval is; de verplichte toetsing levert een advies van de arbodeskundige op waarmee
de werkgever zicht krijgt of de naleving van de RI&E-verplichting op orde is. De verantwoordelijkheid
voor een actuele RI&E is en blijft de verantwoordelijkheid van de werkgever.
Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe opzet van de certificatie-eisen van drie
arbokerndeskundigen (art. 14 lid 1 Arbowet)11. De nieuwe certificatie-eisen richten zich specifiek op kennis en vaardigheden voor
het toetsen van en adviseren over de RI&E. Dit zal ertoe bijdragen dat de bij een
arborisico passende deskundigheid wordt ingezet, bijvoorbeeld een arbeidshygiënist
bij risico’s met gevaarlijke stoffen. Dit beschouw ik als een belangrijke stap om
invulling te geven aan de toezegging in de kabinetsreactie op het advies van de commissie
Heerts in relatie tot de rol van de arbeidshygiënist. Daarnaast investeer ik in het
vergroten van de bekendheid van de functie en rol van de arbeidshygiënist in de praktijk.
De beroepsgroep voor arbeidshygiëne (NVvA) werkt in het kader van het actieplan «Voorkomen
van beroepsziekten» aan het vergroten van kennis en bewustwording bij werkenden, bedrijven
(preventiemedewerkers) en arboprofessionals over het belang van preventie en de rol
van de arbeidshygiënist daarbij.
De nieuwe opzet voor de certificatie van arbodeskundigen levert de vraag op wat de
rol van bedrijfsartsen moet zijn met betrekking tot de RI&E. Het rapport van de Inspectie
SZW beveelt aan daar naar te kijken.
In 2021 start ik een traject om samen met stakeholders te bezien welke interventies
nodig zijn voor verduidelijking van de kaders van de toetsing van de RI&E. In dit
traject wordt onderzocht of een verplichting tot minimale periodieke vernieuwing kan
bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van de RI&E en van het bijbehorende plan
van aanpak. Dit is toegezegd in de kabinetsreactie op het advies van de commissie
Heerts. Ook wordt bezien of er meer nodig is om er voor te zorgen dat de arbeidshygiënist
vaker wordt betrokken bij de toetsing. Ik streef ernaar voor het einde van 2021 inzicht
te hebben in welke interventies nodig zijn en met de uitvoering ervan een start te
kunnen maken.
Programmalijn 3 Toezicht en handhaving
Parallel aan het informeren en ondersteunen van werkgevers wordt toegewerkt naar een
intensiever handhavingsregime. De Inspectie SZW (hierna: Inspectie) zoekt daarbij
naar nieuwe manieren om de handhaving op de RI&E efficiënter en effectiever in te
richten. In 2020 is hiervoor de sectoraanpak arbozorg en de pilot administratieve
handhaving uitgevoerd.
De sectoraanpak arbozorg is gericht op intensiever toezicht in combinatie met voorlichtingscommunicatie
binnen (sub)sectoren waar de naleving van de RI&E-verplichting laag is en die zich
kenmerken door grote arbeidsrisico’s. De effectiviteit van de sectoraanpak wordt in
2021 onderzocht en gecontinueerd.
Op 1 oktober 2019 (Handeling II 2019/20, nr. 7, item 9) heeft het Kamerlid Van Brenk (50 PLUS) (Kamerstuk 25 883, nr. 359) verzocht de invoering van risico-inventarisaties bij bedrijven krachtig te stimuleren
en de Inspectie SZW dit proces actief te laten stimuleren door voorlichting, goede
communicatie met bedrijven en gerichte handhaving.
In de pilot «administratieve handhaving» is getest of zonder inspectiebezoek in het
bedrijf gehandhaafd kan worden op de RI&E-verplichting. Uit de evaluatie blijkt dat
de werkwijze een groter bereik én een efficiëntere manier van inspecteren oplevert.
De pilot is succesvol verlopen. Wel is op enkele punten verbetering van het proces
nodig. Dit betreffen organisatorische en technische vraagstukken en de noodzaak een
(telefonisch) contactmoment te laten plaatsvinden tussen de inspecteur en het bedrijf.
Aan de hand van de verbeterpunten zal de Inspectie in 2021 de werkwijze aanpassen
en continueren.
De voorstellen van de commissie Heerts voor centrale registratie van de RI&E’s bezie
ik tegen de achtergrond van de pilot administratieve handhaving. Ik begrijp de gedachte
van de commissie om de handhaving te digitaliseren voor het intensiveren van het toezicht
en de handhaving van de Inspectie op de naleving van de RI&E. De pilot administratieve
handhaving laat zien dat een dergelijke werkwijze kan bijdragen aan het vergroten
van het bereik van de Inspectie. Op die manier kunnen in potentie alle bedrijven in
Nederland gecontroleerd worden. Om de werkwijze grootschalig toe te passen start ik
dit jaar een verkenning van een aantal scenario’s waarbij draagvlak, juridische haalbaarheid,
uitvoeringsconsequenties en administratieve lasten voor het bedrijfsleven in beeld
worden gebracht. De uitkomst van de verkenning verwacht ik eind van dit jaar. Deze
dient als input voor verdere besluitvorming.
Tot slot
Met het Meerjarenprogramma wordt een flinke inspanning geleverd om de naleving van
de RI&E te verbeteren. Enerzijds wordt ingezet op het verhogen van de bekendheid van
de RI&E-plicht en het verbeteren van de ondersteuning aan bedrijven. Anderzijds wordt
intensiever gecontroleerd of werkgevers de RI&E-plicht daadwerkelijk naleven. Door
middel van tussentijdse evaluaties wordt gevolgd hoe het aantal bedrijven met een
RI&E zich ontwikkelt.
De motie van de leden Van Kent en Van Dijk (SP en PvdA) verzoekt de maatregelen te
monitoren en de Kamer eind 2021 te informeren over de effecten van de maatregelen.
Door de vertraging in het programma als gevolg van Covid-19 wordt de evaluatie eind
2021 uitgevoerd. De resultaten daarvan zal ik meenemen in de tweede voortgangsrapportage
begin 2022.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid