Brief regering : Besluitvorming Rijksministerraad 26 maart 2021 inzake liquiditeitsbehoefte ACS tweede kwartaal 2021
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 245
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2021
Met de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten (hierna: de landen) is eind
2020 een akkoord bereikt omtrent de landspakketten, waarin hervormingen zijn overeengekomen.
Dit met het doel de financiële, economische, institutionele en maatschappelijke weerbaarheid
van de landen dusdanig te versterken, dat de landen beter in staat zullen zijn om
in de toekomst externe schokken, zoals de huidige COVID-19 pandemie, zelfstandig op
te vangen. Als voorwaarde voor het ontvangen van de noodzakelijke liquiditeitssteun
voor de landen dienen Aruba, Curaçao en Sint Maarten deze hervormingen door te voeren.
De Rijksministerraad (RMR) heeft op 26 maart jl. gesproken over de mogelijkheid voor
de landen om ook in 2021 af te wijken van de begrotingsnormen zoals die zijn vastgelegd
in de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) en de Rijkswet financieel
toezicht Curaçao en Sint Maarten (Rft). Tevens is gesproken over de liquiditeitssteun
voor het tweede kwartaal van 2021. Dit wordt per kwartaal na advies van het College
(Aruba) financieel toezicht (C(A)ft) in de RMR besproken.
Mate van afwijking van de begrotingsnormen voor 2021
Vanwege de voortdurende economische gevolgen van de pandemie hebben de landen ieder
een verzoek gedaan aan de RMR om conform artikel 23 LAft/artikel 25 Rft af te mogen
wijken van de normen in de LAft respectievelijk de Rft. De RMR heeft op 18 december
2020 besloten voor het begrotingsjaar 2021 in principe in te stemmen met een afwijking
van de norm zoals vervat in artikel 15, eerste lid, onder a, van de Rft voor Curaçao
en Sint Maarten, en het voor Aruba van toepassing zijnde financieringssaldo zoals
vervat in artikel 14, tweede lid, van de LAft en het protocol van 22 november 2018.
Vanwege het feit dat de begrotingen 2021 van de landen met grote onzekerheid zijn
omgeven, mede door de impact van de coronacrisis en de ongewisheid van de aanvang
en mate van het economische herstel in 2021, heeft de RMR op 26 februari jl. besloten
vast te houden aan de systematiek zoals gehanteerd in 2020. Daarbij is de maximaal
toegestane mate van afwijking van het financieringssaldo voor Aruba en van de norm
zoals vervat in artikel 15, eerste lid, onder a, van de Rft voor Curaçao en Sint Maarten
vooralsnog gelijk gesteld aan de in 2021 toe te kennen liquiditeitssteun en voor Aruba
aangevuld met eventuele binnenlands of buitenlands (in overeenstemming met de RMR)
aan te trekken liquiditeiten.
Gelet op de eerdergenoemde economische onzekerheid is de mate waarin op basis van
artikel 23 LAft en artikel 25 Rft in 2021 mag worden afgeweken van de geldende begrotingsnormen
vooralsnog onvoldoende bepaalbaar. Het besluit van de RMR op 26 februari 2021 blijft
derhalve ongewijzigd. Er kan nu geen reële raming worden gemaakt van de te verstrekken
liquiditeitssteun voor heel 2021 aan de landen, zoals uw Kamer heeft verzocht. De
RMR heeft het C(A)ft gevraagd een raming voor de liquiditeitsbehoefte voor heel 2021
op te stellen zodra de onderliggende gegevens voor heel 2021 hiertoe naar het oordeel
van C(A)ft voldoende solide zijn. Zolang deze raming niet beschikbaar is, wordt elk
kwartaal op basis van een advies van C(A)ft de liquiditeitsbehoefte bepaald op basis
van de meest actuele maandrapportages van de landen. Daarbij zal een beroep op artikel
2.27 van de Comptabiliteitswet de komende tijd noodzakelijk blijven.
Aruba
Op 1 februari 2021 is de eerste uitvoeringsagenda van Aruba door de Minister-President
van Aruba en mij vastgesteld. In de RMR van 26 februari 2021 werd besloten dat voortgang
op deze uitvoeringsagenda voorwaardelijk is voor toekenning van volgende tranches
liquiditeitssteun. Zoals hierna wordt toegelicht, voldoet Aruba in voldoende mate
aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de tweede, derde en vierde tranche, wat betekent
dat liquiditeitssteun kan worden toegekend.
Besluitvorming inzake liquiditeitssteun
Het CAft heeft de liquiditeitsbehoefte van Aruba geraamd op AWG 237 miljoen voor het
tweede kwartaal van 2021. Hierbij heeft de RMR het verzoek van Aruba gehonoreerd om
AWG 20 miljoen via de liquiditeitssteun te verstrekken voor de aflossing van verstrekte
schatkistpromessen. Indien Aruba aanvullende schatkistpromessen uitgeeft in 2021,
zal dit bedrag moeten worden terugbetaald. Daarnaast heeft de RMR besloten, nadat
Aruba de tweede uitvoeringsagenda heeft ondertekend, over te gaan tot het verstrekken
van liquiditeitssteun van AWG 237 miljoen voor het tweede kwartaal 2021.
Deze liquiditeitssteun wordt in het tweede kwartaal van 2021 verstrekt aan Aruba.
De budgettaire gevolgen van deze vijfde tranche worden in een incidentele suppletoire
begrotingswet eind volgende week aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in
uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd.
Aangezien uitstel van uitvoering van het verstrekken van de vijfde tranche liquiditeitssteun
niet kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal
het kabinet deze tranche in het tweede kwartaal van 2021 uitkeren aan Aruba. Hiermee
wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.
Voortgang Uitvoeringsagenda
De eerste uitvoeringsagenda van Aruba besloeg de maanden februari en maart 2021, een
relatief korte periode. Deze periode stond vooral in het teken van het kennismaken
tussen de departementen aan beide zijden van de oceaan, het inrichten van werkgroepen
en overlegstructuren, het maken van werkafspraken en het vaststellen van gezamenlijke
plannen van aanpak. Niet alle deadlines zijn conform planning gehaald. Het vanaf het
begin af aan goed in de steigers zetten van de meerjarige samenwerking tussen de landen
kostte in sommige gevallen meer tijd dan voorzien. In die gevallen zijn deadlines
van maatregelen aangepast of doorgeschoven naar de tweede uitvoeringsagenda.
Al met al voldoet Aruba in hoge mate aan de afspraken die zijn vastgelegd in de eerste
uitvoeringsagenda. Binnen de gestelde termijnen zijn de afgesproken documenten aangeleverd.
Over het algemeen wordt waar nodig tijdig en voldoende afgestemd.
Financieel beheer (thema A)
Er zijn afspraken gemaakt over de prioritering van verordeningen die aangepast moeten
worden om de financiële kolom te versterken (A.1.1) en er is een onderzoeksopzet opgeleverd
om een gapanalyse uit te voeren (A.1.2). Dit laatste betreft een gapanalyse van de
huidige en gewenste situatie van het organisatorische aspect van de financiële kolom.
Beide afspraken dienen verder uitgewerkt te worden. Dit is opgenomen in de tweede
uitvoeringsagenda.
Voor de doorlichting van de inkoopfunctie (A.4.1) is een onderzoeksopzet opgeleverd.
Het onderzoek is op dit moment gaande; 15 april a.s. wordt het rapport verwacht.
Kosten en effectiviteit publieke sector (thema B)
Als voorwaarde voor de derde tranche liquiditeitssteun was gesteld het voor 1 januari
2021 vaststellen van de landsverordening die onder meer ziet op de maximering van
de arbeidsvoorwaarden van topfunctionarissen binnen de (semi)publieke sector. Voor
1 januari 2021 was een ontwerp Landsverordening Normering Topinkomens (LNT) opgesteld
en in procedure gebracht. Naar aanleiding van het inmiddels uitgebrachte advies van
de Raad van Advies is aan Nederland een aantal vragen gesteld, wat er onder meer toe
heeft geleid dat er een vergelijkend onderzoek wordt gedaan tussen de LNT’s van de
drie landen – hetgeen in de RMR van 26 februari jl. is aangekondigd. Aan de hand van
de uitkomsten van dit onderzoek wordt het vervolgtraject voor wat betreft de LNT bepaald.
Dit is in de tweede uitvoeringsagenda opgenomen als B.5.2.
Momenteel wordt er een onafhankelijk onderzoek voorbereid naar de arbeidsvoorwaarden
van politieke ambtsdragers en ambtenaren op Aruba, Curaçao en Sint Maarten (B.5.1).
nadat het plan van aanpak door de vier landen werd vastgesteld. Dit onderzoek moet
resulteren in een overzicht en vergelijkende analyse van het totaal aan primaire,
secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden. De voorbereiding van het onderzoek is
door de landen actief ter hand genomen en bevindt zich in de fase van aanbesteding.
Door het meervoudige offertetraject loopt het traject vertraging op. Hiervoor zijn
in de uitvoeringsagenda (Q2) nieuwe data opgenomen.
Daarnaast wordt er gestart met een verkenning naar de mogelijkheden voor het maken
van een wetgevingspool voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten om de wetgevingsfunctie
(tijdelijk) te versterken (D.4.1). Ook heeft Aruba tijdig een plan van aanpak opgeleverd
voor de doorlichting van de HR-functie (B.8). Eerst is er ambtelijke overeenstemming
bereikt over de scope en de doelstelling van het onderzoek (B.8.1.2). Nadien is er
door Aruba in nauwe afstemming met Nederland een plan van aanpak opgeleverd. Dit wordt
spoedig vastgesteld en vervolgafspraken komen terug in de tweede uitvoeringsagenda.
Belastingen (thema C)
Over het onderwerp Belastingen zijn afgelopen periode vele gesprekken gevoerd en blijken
er al dusdanig veel onderzoeken te zijn uitgevoerd en aanbevelingen gedaan (onder
andere door IMF en Cartac), dat uitgebreide nadere onderzoeken niet nodig blijken.
Daarom wordt nu toegewerkt naar besluitvorming over een aantal wijzigingen op dit
onderwerp, die in samenhang moeten worden doorgevoerd. Daarbij gaat het om een nieuw
belastingstelsel, organisatieaanpassingen van de belastingdienst en verdergaande automatisering
en het wegwerken van achterstanden. Voor de tweede uitvoeringsagenda is afgesproken
dat bestuurlijke accordering volgt op een scenario berekening btw-systeem, wetgeving
en vervolgacties.
Financiële sector (thema D)
Als onderdeel van de artikel IV-consultatie heeft het IMF een «light» doorlichting
van de financiële sector uitgevoerd (D.1 en D.2). Aruba is in afwachting van het rapport.
Aruba heeft ten behoeve van D.4.1 een detailkalender opgeleverd voor de aan te passen
wetgeving omtrent het depositogarantiestelsel en de bestrijding van terrorismefinanciering
en witwassen. Stappen uit de detailkalender komen terug in de tweede uitvoeringsagenda.
Economische hervormingen (thema E)
In nauwe samenwerking tussen Aruba en Nederland is er een onderzoeksopzet opgeleverd
voor de analyse van het arbeidsmarktbeleid en wet- en regelgeving (E.1). Deze onderzoeksopzet
wordt spoedig vastgesteld. Vervolgafspraken zijn opgenomen in de tweede uitvoeringsagenda.
Dit geldt ook voor de onderzoeksopdracht naar illegale tewerkstelling (E.3) en het
ondernemerschaps- en investeringsklimaat (E.6). Deze twee onderzoeksopdrachten dienen
nog op enkele punten aangescherpt te worden en kunnen vervolgens worden vastgesteld.
Ook hiervoor geldt dat vervolgafspraken terugkomen in de tweede uitvoeringsagenda.
Ook voor de transitie van het voedselhulpprogramma (E.4.1) is door Aruba tijdig een
plan van aanpak opgeleverd. Nederland en Aruba zijn in gesprek over de inhoud hiervan.
Zorg (thema F)
Onlangs is in het vierlandenoverleg overeengekomen werk te gaan maken van ziekenhuissamenwerking
(F.2). Ook is een onderzoeksgroep bezig met een studie naar mogelijkheden om te komen
tot een toekomstbestendig zorgstelsel, waarmee in elk geval een deel van het onderzoek
in het kader van maatregel F.3 al loopt. Bezien wordt nog in hoeverre het lopend onderzoek
dekkend is dan wel moet worden aangevuld.
Punt van aandacht blijven de bezuinigingen van AWG 60 miljoen, die taakstellend door
Nederland zijn opgelegd. Op bestuurlijk niveau is discussie over deze taakstelling.
Wel is in opdracht van Aruba een platform, deels bestaande uit zorgaanbieders en verzekeraar
AZV, bezig een invulling te zoeken voor deze taakstelling.
Onderwijs (thema G)
De doorlichting van het onderwijs is inmiddels gestart. Er zijn afspraken gemaakt
over het vervolg en deze zijn opgenomen in de tweede uitvoeringsagenda.
Versterken rechtsstaat (thema H)
Het overgrote deel van de maatregelen ter versterking van de rechtsstaat is voortvarend
ter hand genomen. De landen in het Koninkrijk zijn op 4 februari jl. een nieuw protocol
ter versterking van het grenstoezicht overeengekomen. Hierover is uw Kamer op 18 februari
geïnformeerd1. Verder sloten Aruba, Sint Maarten en Curaçao individueel met Nederland een bestuursakkoord
om gestand te doen aan gedane toezeggingen voor de materieelvervangingen uit het Lange
Termijn Plan 2019–2028 Kustwacht Carib. Bovendien ondertekenden het Commandement der
Zeemacht in het Caribisch Gebied en de regering van Aruba op 12 februari jl. een convenant
dat toeziet op het Sociaal Vormings Traject, waarbij Defensie met medewerking van
Aruba de kans biedt aan jongeren om te resocialiseren.
Curaçao
Besluitvorming inzake liquiditeitssteun
Voor Curaçao heeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) geconstateerd
dat het land nog over voldoende middelen beschikt voor het tweede kwartaal van 2021
en dat derhalve de liquiditeitsbehoefte nihil is.
Voortgang Uitvoeringsagenda
De eerste uitvoeringsagenda van Curaçao besloeg eveneens slechts de maanden februari
en maart 2021 en ook voor Curaçao geldt dat het vanaf het begin af aan goed in de
steigers zetten van de meerjarige samenwerking in sommige gevallen meer tijd kostte
dan voorzien. In die gevallen zijn, net als bij Aruba, deadlines van maatregelen aangepast
of doorgeschoven naar de tweede uitvoeringsagenda.
Over het algemeen is er de afgelopen periode in constructieve samenwerking gewerkt
aan voortgang van de uitvoering van de maatregelen opgenomen in de uitvoeringsagenda
(Q1). Er zijn verschillende belangrijke stappen gezet, maar er is ook een aantal onderwerpen
dat nadere aandacht behoeft.
Financieel beheer (thema A)
Samen met het Ministerie van Financiën van Curaçao is een plan van aanpak opgesteld
om te komen tot een verbeterde kwaliteit van het begrotingsproces. Dit zal in twee
fases gebeuren. Allereerst zal het huidige begrotingsproces geanalyseerd worden, waarbij
gekeken wordt naar de opzet, het bestaan en de werking. In de tweede fase wordt onderzocht
welke maatregelen de werking van het begrotingsproces kunnen verbeteren. In de komende
periode zal deze doorlichting uitgevoerd worden. Doel is om tevens inzichtelijk te
maken hoe de beleidsmatige doelstellingen van de regering worden betrokken in het
begrotingsproces. Daarnaast is het plan van aanpak voor optimalisatie van het subsidiebeleid
in de afrondende fase.
Kosten en effectiviteit publieke sector (thema B)
Binnen thema B (Kosten en effectiviteit publieke sector) is op verschillende onderdelen
voortgang geboekt. Zo zal de wetgevingsfunctie worden doorgelicht en wordt gestart
met een verkenning naar de mogelijkheden voor het maken van een wetgevingspool voor
Aruba, Curaçao en Sint Maarten om de wetgevingsfunctie (tijdelijk) te versterken.
Het reeds bij Aruba onder thema B genoemde vergelijkend onderzoek naar de primaire,
secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers en ambtenaren
op Aruba, Curaçao en Sint Maarten heeft vanwege het meervoudig offertetraject vertraging
opgelopen. Wel is voortgang geboekt bij de beoogde versterking van de overheidsorganisatie
en met name de HR-functie. Hiervoor worden in de nieuwe uitvoeringsagenda verschillende
mijlpaalmomenten opgenomen, die grotendeels in het verlengde liggen van afspraken
die eerder al onder het Groeiakkoord waren gemaakt. Met betrekking tot de overheidshuisvesting
is een blauwdruk vastgesteld voor een nieuw overheidshuisvestingsstelsel als eerste
stap richting een kostenreductie op de huisvesting van 20% in 2025. Dit huisvestingsstelsel
zal, als onderdeel van het Grond- en Vastgoedbedrijf, in de volgende uitvoeringsagenda
verder uitgewerkt worden.
De besluitvorming rondom het verlengen van de carensdagen (B.12) en het maximeren
van de duurtetoeslag (B.13) is nog niet afgerond. Curaçao heeft de gevraagde onderbouwing
aangeleverd. De onderbouwing voor B.12 is echter nog onvoldoende. Voor wat betreft
B.13 heeft de onderbouwing geleid tot aanvullende vragen die beantwoord moeten worden
voordat besluitvorming plaats kan vinden.
Belastingen (thema C)
Inmiddels is begonnen met het opstellen van het plan van aanpak voor de maatregelen
horend bij het fiscale stelsel en de belastingdienst. Dit thema loopt wat achter op
de planning, omdat het doornemen van alle informatie, die door Curaçao beschikbaar
is gesteld, meer tijd neemt dan vooraf voorzien. Om deze reden worden nieuwe data
opgenomen in de nieuwe uitvoeringsagenda (Q2). Er is constructief overleg over deze
maatregelen en de benodigde informatie wordt goed uitgewisseld. Dit thema is van grote
importantie, gelet op de noodzaak om de inkomsten voor Curaçao te verhogen.
Financiële sector (thema D)
De noodzakelijke maatregelen voor de financiële sector worden door de Centrale Bank
Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en het Nederlandse Ministerie van Financiën opgevolgd
en liggen op schema. In de afgelopen periode heeft het Internationaal Monetair Fonds
twee rapportages opgesteld, waarbij de financiële sector van de monetaire unie Curaçao-Sint
Maarten en het stelsel van toezicht op de financiële markten is doorgelicht.
Economische hervormingen (thema E)
Er wordt constructief gewerkt aan het opstellen van een plan van aanpak om het arbeidsmarktbeleid
te analyseren (E.1). De plannen van aanpak voor dit traject en voor het doen van een
onderzoek naar illegale tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten (E.3) zitten
in de afrondende fase. Tevens is een concept plan van aanpak opgesteld om de duurzame
betaalbaarheid van het sociale stelsel te realiseren (E.4.1). Dit plan van aanpak
wordt nader uitgewerkt en zal binnenkort worden vastgesteld. Voor het nemen van maatregelen
om het sociale stelsel op korte termijn betaalbaar te houden is een nieuwe maatregel
opgenomen in de nieuwe uitvoeringsagenda (Q2). Deze maatregelen behoeven aandacht
vanwege het grote belang voor de landsbegroting. Groot zorgpunt zit bij de transitie
van de voedselhulp. Het protocol voor de transitie van het voedselhulpprogramma naar
Curaçao (E.4.2) is nog niet gereed. Ik heb in de RMR van 26 maart jl. expliciet aandacht
hiervoor gevraagd van Curaçao.
Met betrekking tot de maatregelen om het ondernemerschap en investeringsklimaat te
bevorderen is een plan van aanpak opgesteld. Op basis van de onderzoeken die Curaçao
zelf de afgelopen jaren al heeft laten doen, zal gekeken worden of er nog blinde vlekken
in de aanpak zitten, zodat het beleid integraal kan worden verbeterd. Om ook op de
korte(re) termijn al resultaten te boeken, worden concrete maatregelen voorgesteld
om de aanpak van red tape op te pakken en een vergelijkend onderzoek naar de cost
of doing business op te stellen. Tevens is door Curaçao besloten tot oprichting van
het nieuwe Grond- en Vastgoedbedrijf. De samenwerking tussen Curaçao en Nederland
op dit punt stamt nog uit het Groeiakkoord. Het Grond- en Vastgoedbedrijf, onderdeel
van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, zal een marktconform
grondbeleid gaan voeren om zo grondexploitaties uit te kunnen voeren die bijdragen
aan de financiële versterken van de landsbegroting.
Zorg (thema F)
Onlangs is in het vierlandenoverleg overeengekomen werk te gaan maken van ziekenhuissamenwerking
(F.2). Om te komen tot een onderzoek naar de doelmatigheid en effectiviteit van de
zorg is een plan van aanpak opgesteld dat zich richt op de fondsen in beheer bij de
Sociale Verzekeringsbank. Dit plan van aanpak bevat goede elementen en wordt nader
uitgewerkt. Voor het nemen van maatregelen om het zorgstelsel op korte termijn betaalbaar
te houden is een nieuwe maatregel opgenomen in de nieuwe uitvoeringsagenda (Q2). Deze
maatregelen moeten de komende periode verder uitgewerkt worden.
Onderwijs (thema G)
Op basis van het plan van aanpak dat Curaçao gemaakt heeft, is reeds de nulmeting
gestart door Curaçao. Deze nulmeting wordt ondergebracht in een gezamenlijk traject
met Nederland vanaf april 2021. Nederland heeft, bij akkoord op de onderlinge regeling
landspakket Curaçao, een bedrag van 30 miljoen euro vrijgemaakt ten behoeve van investeringen
in onderwijshuisvesting op Curaçao. De eerste 0,5 miljoen euro hiervan is in januari
2021 aan Curaçao ter beschikking gesteld voor het verhelpen van de ergste noden. Curaçao
heeft dit geld ingezet om lekkende daken te repareren van verschillende schoolgebouwen.
De voorbereidingen voor het maken van een integraal strategisch huisvestingsplan ten
behoeve van de besteding van de overige middelen, zijn in goed onderling overleg opgestart.
Rechtsstaat (thema H)
Het overgrote deel van de maatregelen ter versterking van de rechtsstaat is voortvarend
ter hand genomen. De landen in het Koninkrijk zijn op 4 februari jl. een nieuw protocol
ter versterking van het grenstoezicht overeengekomen. Hierover is uw Kamer op 18 februari
geïnformeerd2. Verder sloten Aruba, Sint Maarten en Curaçao individueel met Nederland een bestuursakkoord
om gestand te doen aan gedane toezeggingen voor de materieelvervangingen uit het Lange
Termijn Plan 2019–2028 Kustwacht Carib. Tevens is een plan van aanpak opgesteld voor
de verdere professionalisering van de Curaçaose militairen (CURMIL) en actualisatie
van de dienstplichtverordeningen en is het convenant om uitvoering te geven aan het
Sociaal Vormingstraject gereed voor vaststelling.
Zorgwekkend is wel de stagnatie bij de uitwerking van de modernisering en hervorming
van het aanbod van online-kansspelen. Ondanks herhaaldelijk verzoek is de gevraagde
informatie hierover nog steeds niet met Nederland gedeeld
Van belang om op te merken is dat Curaçao aan een aantal voorwaarden voor de derde
tranche liquiditeitssteun nog niet heeft voldaan. Het gaat daarbij om de volgende
voorwaarden:
1. Het voor 1 januari 2021 vaststellen van de landsverordeningen die zien op de verlaging
van 25% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van Statenleden en Ministers per 1 juli
2020.
2. Het voor 1 januari 2021 vaststellen van de landsverordening die ziet op de maximering
van de arbeidsvoorwaarden van topfunctionarissen binnen de (semi)publieke sector en
de korting op het totale pakket arbeidsvoorwaarden met 12,5% van personeel en topfunctionarissen
van de aan de overheid gelieerde entiteiten.
Zolang Curaçao deze landsverordeningen niet vaststelt en in werking laat treden, zal
het land niet in aanmerking kunnen komen voor verdere tranches liquiditeitssteun.
Sint Maarten
Omdat Sint Maarten later is gestart met het samenwerkingstraject, was voor dit land
nog geen uitvoeringsagenda vastgesteld. Een eerste uitvoeringsagenda dient uiterlijk
1 april a.s. te worden ondertekend. In de afgelopen weken is vanuit mijn ministerie
in goede samenwerking met Sint Maarten deze uitvoeringsagenda opgesteld. Daarbij zijn
op constructieve wijze concrete afspraken gemaakt omtrent de uitvoering van het landspakket.
Op 17 maart jl. heeft de Minister-President van Sint Maarten mij per brief geïnformeerd
dat haar ministerraad akkoord is met deze uitvoeringsagenda. Daarmee is in principe
de weg vrij voor ondertekening van dit document door mijzelf en de Minister-President
van Sint Maarten.
Politieke situatie
Op 10 maart jl. moest ik echter via de media vernemen dat door de Choharis Law Group
«namens het parlement en de bevolking van Sint Maarten» een petitie is ingediend bij
de Speciaal Rapporteur Racisme en de Working Group of experts on people of African
Descent van de Verenigde Naties (VN). Opvallend is dat onder de parlementariërs die
expliciet hun steun voor deze petitie hebben geuit, vooral leden zijn van de Sint
Maartense coalitiepartijen.
De petitie richt zich tegen vermeende aanhoudende daden van rassendiscriminatie en
vermeende schendingen van de mensenrechten door het Koninkrijk der Nederlanden tegen
de inwoners van Sint Maarten. Specifiek wordt het traject rondom de COVID-gerelateerde
liquiditeitssteun en het oprichten van de COHO blijkens de petitie gezien als strijdig
met internationale mensenrechten en tevens racistisch. In de petitie wordt onder meer
verzocht om:
(...)
(iii) terminating the COHO proposal and ensuring that no new Dutch entity or person(s) assumes
similar powers,
(iv) ensuring that the powers proposed in the COHO legislation and other executive and
legislative authority remains exclusively with the elected island governments;3
Zoals ik u reeds eerder liet weten in antwoord op vragen van de leden Bosman (VVD)
en Van Raak (SP)4, heb ik met grote verbazing kennisgenomen van deze petitie. De inhoud van deze petitie,
alsook de hierin gebezigde taal, zijn niet te rijmen met de eerder uitgesproken steun
voor het landspakket en de oprichting van COHO. Zoals u weet is die steun destijds
door een grote meerderheid van de Statenleden uitgesproken en desgevraagd op 14 december
2020 schriftelijk bevestigd door de voorzitter van de Staten.5 Met deze verklaring was duidelijk dat draagvlak in de Staten bestond voor het landspakket
en de voorwaarden die gesteld zijn aan de derde tranche liquiditeitssteun, wat van
cruciaal belang was om te komen tot ondertekening van de onderlinge regeling op 22 december
2020.
Nog steeds is voor het welslagen van het traject dat Nederland en Sint Maarten zijn
aangegaan de voortdurende steun van de gehele regering alsmede het parlement onontbeerlijk.
Immers, de maatregelen die wij afspraken met het doel om de economie en het leefklimaat
van Sint Maarten te verbeteren voor al haar inwoners kunnen alleen maar uitgevoerd
worden als daarvoor voldoende steun is van het parlement, met name wanneer wijziging
van wet- en regelgeving nodig is. En ook de behandeling van het voorstel van Rijkswet
COHO vereist consensus aan de zijde van Sint Maarten. Nu uit de ingediende petitie
naar voren komt dat een meerderheid van de Staten van Sint Maarten, waaronder de coalitiepartijen,
zich afkeert van het voorstel van Rijkswet COHO en het daarmee samenhangende landspakket
heb ik op 16 maart jl. een brief gestuurd aan de Minister-President van Sint Maarten
waarin aan de regering en de Staten van Sint Maarten wordt verzocht om herbevestiging
van de steun aan de gemaakte afspraken in de onderlinge regeling Landspakket Sint
Maarten en met betrekking tot het traject richting totstandkoming van de Rijkswet
COHO.
De regering heeft, via een brief van de Minister-President d.d. 17 maart jl., al snel
aan dit verzoek heeft voldaan en heeft de steun voor het traject ondubbelzinnig bevestigd.
Een brief van de voorzitter van de Staten ontving ik pas kort voor de Rijksministerraad,
op 24 maart jl. Hoewel in deze brief wordt verklaard dat er bij een meerderheid van
de fracties in de Staten nog steeds steun bestaat voor het landspakket en het traject
richting de Rijkswet COHO, biedt de brief geen enkele helderheid over hoe deze steun
zich verhoudt tot de ingediende petitie, welke eveneens gesteund wordt door een meerderheid
van de Staten. Voor de RMR is dit aanleiding voor vragen, want hoe kan er steun zijn
voor het landspakket en het traject richting de Rijkswet COHO, maar ook voor een petitie
waarin nadrukkelijk verzocht wordt om het stopzetten van exact dit traject? Om deze
reden heeft de RMR besloten Sint Maarten nogmaals te verzoeken om opheldering inzake
de steun van de Staten voor het landspakket en het traject voor totstandkoming van
de Rijkswet COHO, in relatie tot de ingediende petitie en eventuele andere lopende
trajecten in het kader van de aangenomen motie van 5 november jl. Zolang opheldering
over de ontstane situatie en het al of niet bestaan van politieke steun voor dit traject
uitblijft, kan van Nederland niet verlangd worden nadere liquiditeitssteun te verstrekken.
Besluitvorming inzake liquiditeitssteun
Zoals eerder in deze brief beschreven heeft het Cft de liquiditeitsbehoefte van Sint
Maarten voor het tweede kwartaal 2021 geraamd op ANG 39 miljoen. Gezien de actuele
politieke situatie zoals hiervoor beschreven, heeft de RMR echter besloten op dit
moment geen nadere liquiditeitssteun te verstrekken aan Sint Maarten. Tot besluitvorming
over de liquiditeitssteun voor het tweede kwartaal van 2021 (vijfde tranche) kan worden
overgegaan zodra voldoende duidelijkheid is ontstaan omtrent het standpunt van de
Staten.
Tot slot
Ik betreur het ten zeerste dat delen van het advies van de Raad van State over het
wetsontwerp voor de Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling al zijn
gelekt naar diverse media. Conform de gangbare procedure heb ik dit advies vertrouwelijk
aan de drie Minister-Presidenten van de landen voorgelegd ter reactie. Omdat het vertrouwelijke
advies nu al kennelijk gelekt en breed verspreid is, hetgeen ik betreur, heb ik op
advies van de Raad van State en in afstemming met de landen het advies en het onderliggende
wetsvoorstel nu gepubliceerd. Dit gebeurt bij hoge uitzondering en vanwege de specifieke
aard van consensusrijkswetgeving. Ik verwijs u verder naar mijn brief van 26 maart
jl. over dit onderwerp, waarmee ik hier nader op in ga (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 36).
Het ondertekenen van de uitvoeringsagenda’s voor het tweede kwartaal van 2021 staat
gepland op maandag 29 maart a.s. U zult kort daarna over de inhoud van deze uitvoeringsagenda’s
nader worden geïnformeerd.
Bijgaand ontvangt uw Kamer het Toetsingskader risicoregelingen rijksoverheid Liquiditeitssteun
vijfde tranche aan Aruba6.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties