Brief regering : Verslag van de formele JBZ-raad van 11-12 maart 2021
32 317 JBZ-Raad
Nr. 682
                   BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN VAN
               DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2021
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  het verslag aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 11
                  en 12 maart 2021 via videoconferentie, waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
                  aan heeft deelgenomen.
               
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeert u hierbij dat
                  het Portugees Voorzitterschap in aanloop naar de JBZ-Raad heeft besloten het informatiepunt
                  «Conclusies inzake het EU-burgerschapsrapport» van de agenda van de Raad te halen. Er is nog geen overeenstemming
                  bereikt over de tekst van de Raadsconclusies, dit mede vanwege verzet van een enkele
                  lidstaat tegen aandacht voor gendergelijkheid en de positie en rechten van LHBTI-personen.
                  Het voorzitterschap heeft de bespreking hiervan verdaagd tot de JBZ-raad in juni,
                  zodat gekomen kan worden tot een gezamenlijke tekst voor de Raadsconclusies.
               
Het kabinet neemt het standpunt in dat in de tekst tevens aandacht moet zijn voor
                  de actuele, zorgwekkende ontwikkelingen rondom gendergelijkheid en de positie en rechten
                  van LHBTI-personen – in lijn met de algemene, proactieve inzet van het kabinet op
                  deze thema’s in EU-verband.
               
Het BNC-fiche over het Verslag EU-burgerschapsrapport 2020 is onlangs aan uw Kamer
                  verzonden1.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Rechtsbescherming,
                  S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
                  A. Broekers-Knol
Verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 11–12 maart
                  2021
               
Belangrijkste resultaten
Dataretentie
De Commissie benadrukte het belang van dataretentie. Het is essentieel dat rechtshandhavingsautoriteiten
                  toegang hebben tot gegevens, ten behoeve van opsporing en vervolging, rekening houdend
                  met fundamentele rechten. Er moet gekeken worden naar oplossingen in lijn met de jurisprudentie
                  van het Hof. Vrijwel alle lidstaten, inclusief Nederland, waren voorstander van geharmoniseerde
                  regels op EU-niveau en vroegen de Commissie daarbij om een voorstel te doen voor een
                  EU-instrument. Deze oproep vond steun bij de EU coördinator voor terrorismebestrijding
                  en Eurojust. Over het algemeen riepen lidstaten op tot een balans tussen de belangen
                  voor opsporing- en vervolging en de bescherming van fundamentele rechten. De Commissie
                  zal verdere analyse doen om de basis te leggen voor een wetgevend initiatief.
               
Conclusies inzake het versterken van de toepassing van het Handvest voor Grondrechten
                     in de EU
Het voorzitterschap en de Commissie stelde dat het Handvest voor Grondrechten een
                  essentiële verworvenheid is. Het is dan ook positief dat met de Raadsconclusies steun
                  wordt gegeven aan de strategie van de Commissie. De directeur van het Grondrechtenagentschap
                  (FRA) sprak waardering uit voor de vooruitgang die geboekt is. Volgens het FRA is
                  er een lange weg te gaan om de ambitie die spreekt uit de Raadsconclusies te verwezenlijken.
                  Hiertoe gaf het FRA een aantal concrete suggesties. De lidstaten spraken unaniem enthousiasme
                  en waardering uit voor het aannemen van Raadsconclusies. Sommige lidstaten, inclusief
                  Nederland, vroegen aandacht voor samenhang en synergiën tussen deze strategie en andere
                  initiatieven. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden verder expliciet
                  het belang van het opnemen van gendergelijkheid en gelijke rechten voor LHBTI-personen.
               
Judiciële training: Conclusies Stimuleren van training van judiciële professionals
Het voorzitterschap, gesteund door de Commissie, toonde zich verheugd dat de Raadsconclusies
                  voor Judiciële Training zijn aangenomen. Verder informeerde het voorzitterschap over
                  een high-level conferentie op dit onderwerp. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding
                  van deze toelichting geïntervenieerd.
               
Europees Openbaar Ministerie (EOM)
Het voorzitterschap en de Commissie gaven een overzicht van de stand van zaken rond
                  het EOM. De Commissie sprak daarbij de hoop uit dat het EOM voor juni 2021 van start
                  kan gaan en spoorde de lidstaten aan zo snel mogelijk de benodigde notificaties in
                  te dienen. Een klein aantal lidstaten heeft geïntervenieerd met betrekking tot het
                  al dan niet akkoord gaan met een fulltime positie voor de Europees gedelegeerde aanklagers.
               
Overige onderwerpen
Update over het voorbereidende werk ten behoeve van het Rechtsstaatsrapport
Het voorzitterschap kondigde aan dat in de RAZ van april de dialoog op basis van landenspecifieke
                  hoofdstukken zal plaatsvinden. De Commissie dankte alle lidstaten voor hun medewerking
                  vorig jaar aan het eerste Rechtsstaatrapport. De Commissie lichtte verder het proces
                  van dit Rapport toe en schetste het tijdspad voor het Rechtsstaatrapport 2021. Een
                  enkele lidstaat heeft op deze toelichting gereageerd en riep op tot transparantie
                  en reflectie op het Rechtsstaatrapport.
               
Het bestrijden van illegale content online in de context van het voorstel Digital
                     Services Act (DSA)
Meerdere lidstaten, met steun van Nederland, vroegen om inhoudelijke bespreking van
                  de justitiële en veiligheidsaspecten van de DSA in JBZ-verband. Hierbij benoemden
                  de lidstaten onder andere de aanpak van illegale en onrechtmatige inhoud, met oog
                  voor fundamentele rechten en rechtsbescherming. Het voorzitterschap concludeerde dat
                  de JBZ-Raad betrokken zou moeten zijn bij de discussie over de DSA, ook al blijft
                  de COMPET-Raad bevoegd. Het voorzitterschap meldde daarom dat het onderwerp tijdens
                  de JBZ-Raad van juni 2021 te zullen agenderen.
               
Initiatieven t.a.v. EU-Noord-Afrika: verbeterde politieke dialoog over Justitie en
                     Binnenlandse Zaken
Het voorzitterschap deelde mee het initiatief te hebben genomen voor het opzetten
                  van een versterkte dialoog tussen de EU en Noord-Afrika om gemeenschappelijke justitie-
                  en veiligheidsaspecten te bespreken. De Commissie stelde dat een dialoog kan helpen
                  om gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan, maar vroeg ook om aansluiting bij procedures
                  van de EU om toegevoegde waarde te creëren en overlap te vermijden. Geen van de lidstaten
                  hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
               
Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie
Litouwen vroeg aandacht voor het openen van vervolgingen tegen Litouwse rechters en
                  aanklagers door de Russische Federatie. Hierbij vroeg Litouwen de Commissie te onderzoeken
                  hoe lidstaten reageren op Interpol-verzoeken en welk gevolg er aan wordt gegeven.
                  Dit om misbruik voor politieke doeleinden te voorkomen. Een aantal lidstaten sprak
                  steun uit voor het verzoek van Litouwen om de Commissie een analyse te laten uitvoeren.
                  Met instemming van de JBZ-Raad wil de Commissie dit nader uitwerken.
               
De mogelijkheid van het gebruik van de Recovery and Resilience Facility (RRF)-gelden
                     voor digitalisering
De Commissie wees op de kansen die de RRF biedt om digitalisering van justitie een
                  stimulans te geven. Inspanningen op nationaal niveau kunnen zo worden versneld. Geen
                  van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
               
Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK
De Commissie lichtte het proces toe om twee besluiten goed te keuren die zien op de
                  overdracht van gegevens (AVG en rechtshandhaving). Deze besluiten zijn essentieel
                  voor de goede samenwerking tussen de EU en het VK. De bedoeling is de besluiten eind
                  juni 2021 af te ronden. Tot die tijd vindt uitwisseling van gegevens plaats op basis
                  van de overgangsperiode uit het terugtrekkingsakkoord (TCA). Geen van de lidstaten
                  hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
               
Richtlijn veerkracht van kritieke entiteiten (CER-richtlijn)
De Commissie gaf enkele achterliggende redenen voor de CER-richtlijn. Volgens de Commissie
                  is weerbaarheid van kritieke entiteiten essentieel en is een hoger minimum beschermingsniveau
                  nodig. De lidstaten gaven een eerste politiek appreciatie van de conceptrichtlijn.
                  De meeste lidstaten reageerden positief op het voorstel om de weerbaarheid van kritieke
                  entiteiten te versterken. Veel lidstaten, inclusief Nederland, gaven aan dat een gedeeld
                  kader op EU-niveau nuttig is, maar dat bescherming van kritieke entiteiten een nationale
                  bevoegdheid is en er ruimte moet ruimte zijn voor nationale en sectorale wetgeving.
                  Ook benadrukte lidstaten, waaronder Nederland, het belang om de CER-richtlijn en NIB-richtlijn
                  in samenhang te behandelen. Tot slot uitte Nederland zorgen over de gekozen rechtsgrondslag.
                  Hierover is advies aan de Juridische Dienst van de Raad gevraagd.
               
Migratie- en Asielpakket
Het voorzitterschap deelde mee dat er vooruitgang is in de onderhandelingen over Verordening
                  inzake het Europese Asielagentschap (EUAA). Ook gaf het voorzitterschap aan dat het
                  verwacht de triloog over de Richtlijn inzake de Europese Blauwe Kaart onder het huidige
                  voorzitterschap af te kunnen ronden. Het voorzitterschap gaf aan de komende weken
                  aparte gesprekken te zullen voeren met lidstaten over de principes van verantwoordelijkheid
                  en solidariteit. De Commissie meldde dat het op korte termijn een simulatie zal organiseren
                  zoals o.a. door België en Nederland toe is opgeroepen.
               
Commissiemededeling over versterking van samenwerking op terugkeer
De JBZ-Raad sprak uitvoerig met Commissaris Johansson en het voorzitterschap over
                  de Commissiemededeling en analyse over de terugkeersamenwerking met derde landen.
                  De Commissie benadrukte meermaals dat terugkeer cruciaal is voor een effectief gemeenschappelijk
                  asiel en migratiebeleid. Commissaris Johansson gaf aan daarom snel voortgang te willen
                  maken naar aanleiding van het rapport over art. 25bis Visumcode. Het voorzitterschap
                  kondigde aan om na aparte bilaterale overleggen met de lidstaten een lijst van derde
                  landen op te stellen. De Commissie zal aan de hand van deze lijst in dialoog treden
                  met de betreffende derde landen. De Commissie verwacht vervolgens in de zomer eventuele
                  (visum-)maatregelen voor te kunnen stellen aan de JBZ-Raad.
               
Versterking EU/Noord-Afrika samenwerking
Het voorzitterschap, de Commissie, de agentschappen en alle lidstaten spraken steun
                  uit voor het initiatief tot een versterkte dialoog met Noord-Afrika op het brede JBZ-terrein.
                  Hierbij werd vooral het belang voor de externe dimensie van migratie, maar ook voor
                  de aanpak van georganiseerde criminaliteit, politiesamenwerking en terrorismebestrijding
                  genoemd. Nederland heeft daarnaast enkele aandachtspunten onder de aandacht gebracht.
                  Het voorzitterschap zal dit initiatief verder uitwerken in samenspraak met de Commissie,
                  de lidstaten en relevante agentschappen.
               
Overige onderwerpen
Schengen evaluatie Kroatië
Volgens de Commissie is Kroatië klaar voor Schengen-toetreding. Het voorzitterschap
                  nam kennis van de conclusie van de Commissie en kondigde aan de werkzaamheden te zullen
                  starten om op termijn mogelijk tot politieke besluitvorming te komen.
               
Covid-19 en reisbeperkingen
De Commissie zette kort de huidige situatie uiteen. De Commissie gaf aan een wetgevingspakket
                  goed te keuren voor een EU-kader (o.a. de Digital Green Certificates) met het oog op de volgende fase. De tenuitvoerlegging hiervan vergt medewerking
                  van alle lidstaten. Tegelijkertijd benadrukte de Commissie het belang van coördinatie
                  en samenwerking, en riep op tot efficiënte en proportionele maatregelen.
               
Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie
Litouwen lichtte recente ontwikkelingen omtrent politiek gemotiveerde vervolgingen
                  van Litouwse burgers door de Russische Federatie kort toe. Volgens Litouwen vallen
                  deze verzoeken tot uitlevering in Interpol om die reden buiten het mandaat. Het verzoek
                  van Litouwen is om de Commissie een analyse uit te laten voeren van het toepasselijke
                  kader dat in de lidstaten geldt voor het verwerken van meldingen van Interpol. Het
                  voorzitterschap zal het verzoek bespreken met de Commissie en Interpol.
               
I. Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
1. Dataretentie
               
Het voorzitterschap verwees naar ontwikkelingen naar aanleiding van Hofuitspraken
                  met betrekking tot dataretentie en stelde dat het noodzakelijk is te handelen. Het
                  voorzitterschap legde aan de JBZ-Raad de vraag voor of aangestuurd moet worden op
                  een EU-instrument of dat deze kwestie op nationaal niveau geregeld moet worden.
               
De Commissie (Commissaris Johansson) beaamde het belang van dataretentie. Het is volgens
                  de Commissie essentieel dat rechtshandhavingsautoriteiten toegang hebben tot gegevens,
                  ten behoeve van opsporing en vervolging. De Commissie gaf aan dat de jurisprudentie
                  van het EU Hof van Justitie (het Hof) niet eenvoudig te implementeren is. Daarnaast
                  moet volgens de Commissie rekening worden gehouden met de politieke context en de
                  positie van het Europees Parlement. De Commissie stelde te willen samenwerken met
                  betrokkenen en te beoordelen wat het kan doen om bewaring van gegevens mogelijk te
                  maken.
               
De Commissie (Commissaris Reynders) stelde verder dat de jurisprudentie van het Hof
                  gebaseerd is op het EU Handvest van Grondrechten en dat gegevensbescherming een fundamenteel
                  recht is. De Commissie wil oplossingen vinden die verenigbaar zijn met fundamentele
                  rechten. Tot slot stelde de Commissie dat gekeken moet worden naar nationale kaders
                  en de relatie met derde landen.
               
Vrijwel alle lidstaten waren voorstander van geharmoniseerde regels op EU-niveau.
                  Een meerderheid van de lidstaten riep de Commissie daarbij op een voorstel te doen
                  voor een EU-instrument. Daarentegen vroeg een aantal lidstaten om nadere bestudering
                  zonder nationale oplossingen te willen uitsluiten. Enkele lidstaten suggereerden dat
                  in de e-Privacy verordening een oplossing gevonden zou kunnen worden. In hun interventies
                  spraken veel lidstaten zorgen uit over de gevolgen van de Hofuitspraken. Over het
                  algemeen riepen lidstaten op tot een balans tussen de belangen voor opsporing- en
                  vervolging en de bescherming van fundamentele rechten.
               
Nederland stelde dat duidelijk is waar de uitdagingen liggen. Hierbij is Nederland
                  voorstander van nieuw EU regelgeving voor dataretentie, zodat in alle lidstaten op
                  uniforme wijze een bruikbare en juridische houdbare verplichting tot dataretentie
                  wordt toegepast.
               
De EU coördinator voor terrorismebestrijding (EU-CTC) ondersteunde de oproep om tot
                  EU-wetgeving te komen voor bewaring van gegevens. Volgens de EU-CTC moet wetgeving
                  duidelijke garanties bieden voor de veiligheid van gegevens en bescherming van fundamentele
                  rechten. Ook is een algemene bewaarplicht volgens de EU-CTC onhoudbaar gezien de Hofuitspraken.
                  Verder stelde de EU-CTC dat gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheden die de
                  jurisprudentie wel biedt. Tevens moet het Europees Parlement actief worden betrokken
                  en moet op nationaal niveau naar oplossingen worden gezocht.
               
Eurojust benoemde de verschillen in regels en verplichtingen rondom bewaring van gegevens
                  tussen lidstaten. Deze gefragmenteerde situatie is volgens Eurojust onwenselijk. Meer
                  geharmoniseerde regels voor bewaring van gegevens op EU-niveau zou deze problemen
                  kunnen oplossen.
               
Het voorzitterschap concludeerde dat gegevensbewaring essentieel is ter bestrijding
                  van georganiseerde misdaad. Er is ruime steun voor wetgeving op EU niveau. Volgens
                  het voorzitterschap moet een aantal opties worden voorbereid, rekening houdend met
                  de jurisprudentie van het Hof en de bescherming van fundamentele rechten. De Commissie
                  zal verdere analyse doen om de basis te leggen voor een wetgevend initiatief.
               
2. Fundamentele rechten: Conclusies inzake het versterken van de toepassing van het
                  Handvest voor Grondrechten in de EU
               
Het voorzitterschap stelde bij aanvang dat het Handvest voor Grondrechten een essentiële
                  verworvenheid is. Het is dan ook positief dat met de Raadsconclusies steun wordt gegeven
                  aan de strategie van de Commissie.
               
De Commissie sloot zich hierbij aan. Volgens de Commissie kan de strategie alleen
                  een succes zijn wanneer alle lidstaten het Handvest onderschrijven.De hernieuwde toewijding
                  aan het Handvest dat spreekt uit de Raadsconclusies is volgens de Commissie dan ook
                  positief, bovenal voor de burger. De Commissie onderschreef voorts het belang van
                  het opleiden van juridische professionals en het vergroten van bekendheid van het
                  Handvest. Tevens gaf de Commissie aan verder te willen gaan met de herziening van
                  de oprichtingsverordening van het EU Grondrechtenagentschap (Fundamental Rights Agency,
                  FRA).
               
De directeur van het FRA, Michael O’Flaherty, sprak waardering uit voor de vooruitgang
                  die geboekt is. Volgens het FRA is er een lange weg te gaan om de ambitie die spreekt
                  uit de Raadsconclusies te verwezenlijken. In dit kader lichtte het FRA uit dat door
                  nationale parlementen, de uitvoerende macht en nationale mensenrechteninstellingen
                  nog beperkt wordt verwezen naar het Handvest en het nog onvoldoende wordt toegepast.
                  Ook benoemde het FRA actoren wiens inzet de sterkste verbetering in dit kader zouden
                  kunnen bewerkstelligen, onder andere juridische professionals, Ministeries van Justitie
                  en Binnenlandse Zaken, regionale en lokale overheden, en nationale mensenrechteninstellingen.
                  Tot slot besprak het FRA de inzet van het Agentschap zelf.
               
De lidstaten spraken unaniem enthousiasme en waardering uit voor het aannemen van
                  Raadsconclusies. Volgens de lidstaten gaven de Raadsconclusies uiting aan een ambitieuze,
                  gebalanceerde en veelomvattende strategie. Het benoemen van de uitdagingen werd door
                  meerdere lidstaten gewaardeerd. Tevens benadrukten veel lidstaten dat fundamentele
                  rechten, tezamen met democratie en de rechtsstaat, essentieel zijn voor de EU. Om
                  deze reden is een gezamenlijke inspanning vereist van alle lidstaten om het Handvest
                  volledig toe te passen. Diverse lidstaten stelden daarbij dat ook nationale actoren
                  betrokken moeten worden, waaronder lokale overheden, rechtsbeoefenaars en nationale
                  mensenrechteninstellingen. Ook riepen veel lidstaten op bekendheid van het Handvest
                  bij burgers te stimuleren. Sommige lidstaten vroegen aandacht voor samenhang en synergiën
                  tussen deze strategie en andere initiatieven, waaronder de gendergelijkheidstrategie,
                  LHBTIQ-strategie en het EU-burgerschapsrapport 2020. Op co-initiatief van Nederland
                  heeft een groep van gelijkgezinde landen zich succesvol ingezet om passages over gender
                  en rechten van LHBTI-personen op te nemen in de Raadsconclusies. Meerdere lidstaten,
                  waaronder Nederland, benoemden tijdens de JBZ-Raad opnieuw verder expliciet het belang
                  van het opnemen van passages over deze thema’s. Een enkele lidstaat vroeg aandacht
                  voor de competentieverdeling tussen nationaal en EU-niveau. Tot slot werd de rol van
                  het FRA onderschreven als aanjager van fundamentele rechten en waardevol in het verschaffen
                  van informatie hieromtrent.
               
Nederland sprak steun uit voor de nieuwe strategie van de Commissie en gaf aan verheugd
                  te zijn met het bereiken van overeenstemming over de Raadsconclusies. Tevens steunde
                  Nederland de omvattende aanpak om de Europese waarden te bevorderen en beschermen,
                  middels het Handvest, het EU Democratie Actieplan en het Rechtsstaatrapport, en de
                  wijze waarop dit wordt aangepakt in het kader van het MFK en RRF.
               
3. Judiciële training: Conclusies «Stimuleren van training van judiciële professionals»
               
Het voorzitterschap, gesteund door de Commissie, toonde zich verheugd dat de Raadsconclusies
                  voor Judiciële Training zijn aangenomen. Hierbij verwees het voorzitterschap naar
                  de mogelijkheid voor lidstaten om van subsidies aan te vragen voor het trainen van
                  praktijkbeoefenaars in hun Recovery and Resilience plannen. Verder informeerde het
                  voorzitterschap dat op 6-7 mei een high-level conferentie op dit onderwerp zal worden
                  georganiseerd, tezamen met de Commissie.
               
De Commissie vroeg om commitment van de lidstaten en was blij met de opname van een
                  verwijzing naar digitalisering. Verder benadrukte de Commissie het belang om de fundamentele
                  waarden van de EU, zoals de rechtsstaat, hoog te houden.
               
Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
4. Europees Openbaar Ministerie (EOM)
               
Het voorzitterschap en de Commissie gaven een overzicht van de stand van zaken rond
                     het EOM.
                  
Het voorzitterschap verwelkomde de progressie die is gemaakt om het EOM van start
                     te kunnen laten gaan. De Commissie betreurde de vertraging met de start van het EOM
                     en benadrukte dat het essentieel is dat het EOM kan beginnen. Daarbij vroeg de Commissie
                     alle deelnemende lidstaten om voor eind april de voordrachten van de Europees gedelegeerde
                     aanklagers, of in ieder geval een gedeelte daarvan, door te geven. De Commissie sprak
                     daarbij de hoop uit dat het EOM voor juni 2021 van start kan gaan en spoorde de lidstaten
                     aan zo snel mogelijk de benodigde notificaties in te dienen.
                  
Een klein aantal lidstaten heeft geïntervenieerd. Een enkele lidstaat meldde als compromis
                  akkoord te gaan met een fulltime positie voor de Europees gedelegeerde aanklagers,
                  maar enkele andere lidstaten stelden vast te houden aan de positie dat de aanklagers
                  ook een parttimefunctie moeten kunnen vervullen.
               
5. Overige onderwerpen
               
a. Update over het voorbereidende werk ten behoeve van het Rechtsstaatsrapport
               
Het voorzitterschap wees op de preventieve werking van de EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat. Verder kondigde het voorzitterschap aan dat in de
                  RAZ van april de dialoog op basis van landenspecifieke hoofdstukken zal plaatsvinden,
                  ditmaal voor Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje en Frankrijk.
               
De Commissie dankte alle lidstaten voor hun medewerking vorig jaar aan het eerste
                  Rechtsstaatrapport. De Commissie lichtte verder het proces van dit eerste Rapport
                  toe en schetste het tijdspad voor het Rechtsstaatrapport 2021. De verwachting is het
                  Rechtsstaatrapport in juli te kunnen presenteren. Nederland heeft de inbreng op de
                  vragenlijst die de Commissie ter voorbereiding met alle lidstaten deelde, inmiddels
                  ingestuurd en tevens met beide Kamers gedeeld. De Commissie sprak verder de hoop uit
                  dat dialoog naar aanleiding van het Rechtsstaatrapport een belangrijk instrument wordt
                  om verbeteringen van de rechtsstaat af te dwingen.
               
Een enkele lidstaat heeft op deze toelichting gereageerd en sprak daarbij steun uit
                  voor initiatieven gericht op het verbeteren van de rechtsstaat in de EU. Volgens deze
                  lidstaat moeten bevoegdheden worden gerespecteerd en lidstaten langs dezelfde criteria
                  worden beoordeeld. Dat is bij dit Rechtstaatrapport niet het geval, naar mening van
                  deze lidstaat. De lidstaat riep op tot transparantie en reflectie op het Rechtsstaatrapport.
               
b. Het bestrijden van illegale content online in de context van het voorstel Digital
                  Services Act (DSA)
               
Het voorzitterschap meldde dat de JBZ-Raad betrokken zou moeten zijn bij de discussie
                  over de DSA, ook al blijft de COMPET-Raad bevoegd. Volgens het voorzitterschap ligt
                  de focus daarbij met name op de bestrijding van illegale inhoud online en de balans
                  daarvan met fundamentele rechten.
               
De Commissie stelde dat de DSA een horizontaal karakter heeft en dat het instrument
                  van toegevoegde waarde moet zijn op EU-niveau.
               
Meerdere lidstaten vroegen om inhoudelijke bespreking van de justitiële en veiligheidsaspecten
                  van de DSA in JBZ-verband. Hierbij gaven de lidstaten aan dat de aanpak van illegale
                  en onrechtmatige inhoud belangrijk is, met oog voor fundamentele rechten en rechtsbescherming.
               
Nederland stelde dat wat offline van toepassing is ook online moet gelden. De DSA
                     raakt aan basisprincipes zoals consumentenbescherming en illegale inhoud maar ook
                     aan fundamentele rechten zoals privacy en vrijheid van meningsuiting. Nederland steunde
                     daarom het verzoek om de justitiële en veiligheidsaspecten van de DSA in de JBZ-Raad
                     te bespreken.
                  
Het voorzitterschap concludeerde dat het belangrijk is de JBZ-Raad bij dit dossier
                     betrokken te houden. Onder de bevoegdheid van de COMPET-Raad is het van belang rekening
                     te houden met alle dimensies. Het voorzitterschap meldde daarom dat het onderwerp
                     tijdens de JBZ-Raad van juni 2021 te zullen agenderen.
                  
c. Initiatieven t.a.v. EU-Noord-Afrika: verbeterde politieke dialoog over Justitie
                  en Binnenlandse Zaken
               
Het voorzitterschap deelde mee het initiatief te hebben genomen voor het opzetten
                  van een versterkte dialoog tussen de EU en Noord-Afrika om gemeenschappelijke justitie-
                  en veiligheidsaspecten te bespreken. Het voorzitterschap gaf aan de basis te willen
                  leggen voor een dialoog op basis van vertrouwen. De focus zal liggen op het bespreken
                  van cybersecurity en cybercrime, de versterking van justitiële en politiesamenwerking
                  ter bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme, en de rechtsstaat en fundamentele
                  rechten.
               
De Commissie stelde dat een dialoog kan helpen om gemeenschappelijke uitdagingen aan
                  te gaan, maar vroeg ook om aansluiting bij procedures van de EU om toegevoegde waarde
                  te creëren en overlap te vermijden. Daarbij sprak de Commissie voorkeur uit voor het
                  organiseren van een EU-Noord Afrika conferentie en zag de Commissie verschillende
                  gemeenschappelijke thema’s.
               
Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
d. Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie
               
Litouwen vroeg aandacht voor het openen van vervolgingen tegen Litouwse rechters en
                  aanklagers door de Russische Federatie. De casus lichtte Litouwen kort toe. Ook gaf
                  Litouwen aan dat het EP een resolutie heeft aangenomen naar aanleiding van deze casus.
                  Litouwen wees specifiek op de signaleringen in Interpol en de juridische status van
                  deze verzoeken. Hierbij vroeg Litouwen de Commissie te onderzoeken hoe lidstaten reageren
                  op Interpol-verzoeken en welk gevolg er aan wordt gegeven. Dit om misbruik voor politieke
                  doeleinden te voorkomen.
               
Een aantal lidstaten sprak steun uit voor het verzoek van Litouwen om de Commissie
                  een analyse te laten uitvoeren.
               
De Commissie begreep de zorgen van Litouwen en is het eens met het voorstel om te
                  kijken naar de behoefte aan informatie uitwisseling en sturing met betrekking tot
                  politiek gemotiveerde verzoeken. Met instemming van de JBZ-Raad wil de Commissie dit
                  nader uitwerken.
               
e. De mogelijkheid van het gebruik van de Recovery and Resilience Facility (RRF)-gelden
                  voor digitalisering
               
De Commissie wees op de kansen die de RRF biedt voor de hervormingen van de Justitie
                  sector op het terrein van digitalisering. De RRF biedt de mogelijkheid landenspecifieke
                  aanbevelingen uit het Rechtsstaatrapport op te volgen met gebruikmaking van EU-gelden.
                  Inspanningen op nationaal niveau kunnen zo worden versneld. De Commissie wil hiermee
                  lidstaten aanmoedigen in RRF-plannen aandacht te besteden aan digitalisering. Het
                  voorzitterschap onderschreef dat de RRFeen unieke kans biedt om digitalisering van
                  justitie een stimulans te geven. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van
                  deze toelichting geïntervenieerd.
               
f. Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK
               
De Commissie lichtte toe dat het op 19 februari jl. een proces is gestart om twee
                  besluiten goed te keuren die zien op de doorgifte van persoonsgegevens in het kader
                  van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Richtlijn politie- en
                  justitiegegevens. Deze besluiten zijn van groot belang voor de goede samenwerking
                  tussen de EU en het VK. Nauwe samenwerking vereist echter dat de gegevensbescherming
                  op orde is. Er is een analyse gemaakt van de VK-wetgeving ter bescherming van persoonsgegevens
                  volgens de bestaande methodologie. Daar bij is ook rekening gehouden met de jurisprudentie
                  van het Hof, waaronder het arrest Schrems II. Aangezien de besluiten ook de tand des
                  tijds moeten weerstaan, wordt elke vier jaar een evaluatie uitgevoerd. De Commissie
                  lichtte toe dat eind april het advies van de Europees Comité voor gegevensbescherming
                  (EDPB) volgt. De bedoeling is de besluiten eind juni 2021 af te ronden. Tot die tijd
                  vindt uitwisseling van gegevens plaats op basis van de overbruggingsmaatregel uit
                  de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO). Geen van de lidstaten hebben naar
                  aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
               
II. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
               
1. Richtlijn veerkracht van kritieke entiteiten (CER-richtlijn)
               
Het voorzitterschap lichtte toe dat de Commissie in december jl. een conceptrichtlijn
                  heeft gepresenteerd en dat de gesprekken hierover op ambtelijk niveau reeds zijn begonnen.
                  Aan de JBZ-Raad wordt de vraag voorgelegd wat de voornaamste obstakels zijn bij de
                  toepassing van bestaande regels en of harmonisatie nuttig kan zijn. Hierbij benadrukt
                  het voorzitterschap zowel de fysieke als digitale veiligheid en de impact van de Covid-19
                  pandemie, alsmede het belang dat de CER-richtlijn en de Netwerk- en informatieveiligheidsrichtlijn
                  (NIB-richtlijn) in lijn met elkaar moeten zijn.
               
De Commissie gaf enkele achterliggende redenen voor de CER-richtlijn, waaronder dat
                  het risicolandschap is veranderd en de huidige richtlijn, die toeziet op de bescherming
                  van Europese kritieke infrastructuur, verouderd is. Volgens de Commissie is weerbaarheid
                  van kritieke entiteiten essentieel en gaat dit verder dan enkel bescherming. Daarom
                  richt de concept richtlijn zich op risicomitigatie. De Commissie gaf aan een hoger
                  minimum beschermingsniveau te beogen.
               
De lidstaten gaven een eerste politiek appreciatie van de conceptrichtlijn. De meeste
                  lidstaten reageerden positief op het voorstel om de weerbaarheid van kritieke entiteiten
                  te versterken. Versterking van samenwerking en coördinatie op EU-niveau werd breed
                  gesteund. Veel lidstatengaven aan voorstander te zijn van het vaststellen van kaderwetgeving,
                  waarbij meerdere lidstaten benadrukten dat er voldoende ruimte moet zijn voor nationale
                  en sectorale wetgeving en nationale bevoegdheden. Verbreding van de reikwijdte van
                  de huidige richtlijn naar nieuwe sectoren werd door de meeste lidstaten gesteund.
                  Verder benoemden veel lidstaten de samenhang met het voorstel voor de NIB-Richtlijn.
                  Enkele lidstaten uitten tevens zorgen over de administratieve lasten voor kritieke
                  entiteiten.
               
Nederland stelde dat weerbaarheid van kritieke entiteiten een belangrijk thema is
                  om te adresseren. Hierbij is volgens Nederland een gedeeld kader op EU-niveau nuttig,
                  maar moet duidelijk zijn dat bescherming van kritieke entiteiten een nationale bevoegdheid
                  is. Er moet daarom ruimte zijn voor nationale en sectorale wetgeving. Ook benadrukte
                  Nederland het belang om de CER-richtlijn en NIB-richtlijn in samenhang te behandelen.
                  Tot slot uitte Nederland zorgen over de gekozen rechtsgrondslag. Nederland heeft hierover
                  advies aan de Juridische Dienst van de Raad gevraagd, waar het naar uitkijkt.
               
2. Migratie- en Asielpakket
               
Tijdens een openbare sessie informeerde het voorzitterschap de JBZ-Raad over de besprekingen
                  over de verschillende lopende voorstellen. Ten aanzien van de Verordening inzake een
                  Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA) meldde het dat daar vooruitgang is geboekt.
                  Ten aanzien van de Richtlijn inzake de Europese Blauwe Kaart verwachtte het de triloog
                  af te kunnen ronden tijdens het eigen voorzitterschap. Daarnaast stond het voorzitterschap
                  stil bij de lopende discussies over verantwoordelijkheid en solidariteit. Daarbij
                  benadrukte het voorzitterschap nogmaals dat lidstaten verantwoordelijkheid moeten
                  nemen voor hun grenzen, maar dat wanneer zij onder druk staan moeten kunnen rekenen
                  op solidariteit van de andere lidstaten. Het voorzitterschap zal de komende weken
                  bilaterale gesprekken voeren met verschillende lidstaten over deze principes en het
                  door de Commissie voorgestelde solidariteitsmechanisme. Daarnaast zal het technische
                  werk in de raadwerkgroepen worden voortgezet.
               
De Commissie (Commissaris Johansson) wees op de algemene trend van een dalend aantal
                  asielaanvragen in de EU lidstaten. Tegelijkertijd zijn er uitschieters wat betreft
                  irreguliere aankomsten, bijvoorbeeld op de Canarische eilanden en in Italië. Ook wees
                  zij op het risico dat een toenemend aantal (irreguliere) migranten in beweging zal
                  komen wanneer Covid-19 meer onder controle is. Daarom acht zij het noodzakelijk om
                  de dialoog met partnerlanden zo snel mogelijk te intensiveren. In reactie op de toelichting
                  van het voorzitterschap riep zij de lidstaten op om te komen tot een eerlijke balans
                  tussen de principes van verantwoordelijkheid en solidariteit. De status quo is wat
                  haar betreft onacceptabel. Om de discussie te ondersteunen en op feiten gebaseerde
                  besluitvorming te faciliteren, zal de Commissie op korte termijn een simulatie organiseren,
                  zoals eerder is verzocht door België met steun van o.m. Nederland. De lidstaten intervenieerden
                  niet voor wat betreft dit agendapunt.
               
3. Commissiemededeling over versterking van samenwerking op terugkeer
               
Het voorzitterschap stond stil bij de complexiteit van terugkeer en het belang van
                  een goede terugkeersamenwerking met derde landen. Daarvoor zijn brede partnerschappen
                  nodig en moeten alle instrumenten kunnen worden gemobiliseerd. Daarom is ook samen
                  met de Hoge Vertegenwoordiger een bijeenkomst georganiseerd van Ministers van Buitenlandse
                  Zaken en de migratieministers op 15 maart 2021.
               
Vervolgens lichtte de Commissie (Commissaris Johansson) de Commissiemededeling en
                  het onderliggende vertrouwelijke rapport toe. In haar inleiding wees zij op het belang
                  van terugkeer voor een eerlijk en efficiënt asielstelsel. Om terugkeer te verzekeren,
                  is medewerking van herkomstlanden noodzakelijk. Daarvoor wil de Commissie investeren
                  in brede partnerschappen. Met het instrument van artikel 25a heeft de Unie een extra
                  instrument in handen om de samenwerking met herkomstlanden te verbeteren. Het is wat
                  de Commissaris betreft nu zaak om dit instrument ook tijdig in de praktijk toe te
                  passen. Daarvoor is het belangrijk om zo snel mogelijk te komen tot een gezamenlijke
                  lijst van derde landen waarmee de terugkeersamenwerking volgens de lidstaten duidelijk
                  te kort schiet. De Commissie zal op basis van deze lijst in dialoog treden met de
                  betreffende landen om te kijken op welke manier de terugkeersamenwerking verbeterd
                  kan worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de EU brede betrekkingen met deze
                  landen. Vervolgens zal de Commissie eventuele (visum-)maatregelen voorstellen aan
                  de JBZ-Raad. Naar verwachting zal dit in de zomer zijn. Het doel daarbij moet overigens
                  niet simpelweg de toepassing van dit instrument zijn. De daadwerkelijke inzet van
                  het instrument moet echt bijdragen aan betere terugkeersamenwerking. Ook bedrukte
                  Commissaris Johansson de noodzaak om het belang van gezamenlijk optreden richting
                  derde landen en wees zij op het belang van de hierboven genoemde gezamenlijke bijeenkomst
                  met de Ministers van Buitenlandse Zaken.
               
In reactie op de toelichting van de Commissaris sprak de overgrote meerderheid van
                  de lidstaten, waaronder Nederland, steun uit voor de voorgestelde aanpak. Nederland
                  en een aantal andere lidstaten merkten daarbij ook op dat hier gaat om de toepassing
                  van de internationale plicht om eigen onderdanen terug te nemen. Alle lidstaten onderstreepten
                  de noodzaak voor snelle vervolgstappen en het vaststellen van een landenlijst door
                  het voorzitterschap. Daarbij wezen verschillende lidstaten, waaronder Nederland, tevens
                  op het belang om op basis van dit instrument zowel positieve als negatieve maatregelen
                  in te zetten. Veel lidstaten, zo ook Nederland, spraken hun steun uit voor een duidelijke
                  aanpak door middel van een route kaart om de samenwerking en partnerschappen met derde
                  landen goed vorm te geven en werk te maken van de toepassing van dit instrument.
               
Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun was voor de aanpak en gaf aan
                  op korte gesprekken te zullen voeren met alle lidstaten om te komen tot een lijst
                  van derde landen. Deze zal vervolgens met de Commissie worden gedeeld met het oog
                  op een spoedig aan te vangen en in tijd beperkte dialoog.
               
4. Versterking EU/Noord-Afrika samenwerking
               
Het voorzitterschap benadrukte bij aanvang dat de beoogde JBZ-dialoog met Noord-Afrika
                  alle landen in Noord-Afrika betreft, maar zich eventueel ook zou moeten kunnen uitstrekken
                  tot landen verderop de migratieroute zoals Mauritanië en Senegal.
               
De Commissie verwelkomde een versterking van de samenwerking met partners in Noord-Afrika.
                  Hierbij verwees de Commissie naar de hernieuwing van het Zuidelijk Nabuurschap. Volgens
                  de Commissie is een reguliere dialoog met Noord-Afrika van belang over het hele JBZ-terrein.
                  Wel stelde de Commissie voor de thematische focus te beperken op terrein waar vooruitgang
                  geboekt kan worden, waaronder migratie, grensbeheer en de aanpak van grensoverschrijdende
                  georganiseerde criminaliteit. De Commissie lichtte verder de diverse elementen van
                  migratie management toe die van belang zijn. Daarnaast stelde de Commissie voor deze
                  dialoog in nauwe samenwerking tussen de EU en de lidstaten te voeren, en ook relevante
                  EU agentschappen hierbij te betrekken om de effectiviteit van de dialoog te vergroten.
               
Alle lidstaten spraken steun uit voor het initiatief tot een versterkte dialoog met
                  Noord-Afrika. Hierbij werd vooral het belang voor de externe dimensie van migratie,
                  maar ook voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit, politiesamenwerking en terrorismebestrijding
                  genoemd. Verder zagen lidstaten ook het belang om EU waarden, waaronder rechtsstatelijkheid
                  en fundamentele rechten, te promoten binnen de dialoog. Aandachtspunt is wel dat overlap
                  met bestaande initiatieven moet worden vermeden en dat er ruimte moet zijn voor inzet
                  op bilateraal en EU-niveau.
               
Nederland sprak steun uit voor een dialoog met Noord-Afrikaanse landen over samenwerking
                  op JBZ-terrein. De voorgestelde thema’s, zoals migratie, judiciële samenwerking, terrorismebestrijding
                  en georganiseerde criminaliteit zijn voor Nederland belangrijk. Om de relatie te versterken,
                  zouden meer en frequente contacten op politiek niveau, in den brede, nuttig zijn.
                  Nederland vroeg verder om toelichting op de opzet en insteek van de dialoog en hoe
                  zich dit verhoudt tot de brede partnerschappen op migratie uit het asiel- en migratiepact.
                  Tot slot noemde Nederland enkele aandachtspunten, waaronder dat recht moet worden
                  gedaan aan EU waarden en belangen, dat gezocht moet worden naar oplossingen voor operationele
                  behoeften aan weerszijden en dat bestaande initiatieven en samenwerkingsmogelijkheden
                  moeten worden versterkt.
               
Ook diverse agentschappen spraken hun steun uit voor dit initiatief. Europol benadrukte
                  het belang van de Noord-Afrikaanse regio en stelde dat geïnvesteerd moet worden in
                  strategische partnerschappen, ook op het gebied van rechtshandhaving. CEPOL lichtte
                  een aantal initiatieven toe die het in de regio ontplooit. FRONTEX benadrukte het
                  belang om samen te werken met Noord-Afrika op migratie en terugkeer. Alhoewel sprake
                  is van kleine stappen voorwaarts, is echte samenwerking wat betreft FRONTEX een lange
                  termijn doel. EASO gaf aan zich in te zetten voor meer samenwerking met Noord-Afrika
                  en hiertoe initiatieven te ontplooien. Hierbij is wederzijds vertrouwen van belang
                  en het bouwen aan goede relaties.
               
Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun was voor het initiatief tot een
                  JBZ-dialoog met Noord-Afrika. Het voorzitterschap zei tevens de aandacht op dit onderwerp
                  te zullen vestigen tijdens de Jumbo-Raad van 15 maart. Tevens sprak het voorzitterschap
                  de hoop uit om in mei a.s. een fysieke bijeenkomst te kunnen organiseren in het kader
                  van de dialoog met de Noord-Afrikaanse landen.
               
5. Overige onderwerpen
               
a. Schengen evaluatie Kroatië
               
De Commissie deelde mee dat het laatste actieplan van Kroatië ten aanzien van de buitengrenzen
                  op 1 februari jl. is afgerond. Wat betreft de Commissie is Kroatië hiermee klaar voor
                  Schengen-toetreding. Het voorzitterschap nam kennis van de conclusie van de Commissie
                  en kondigde aan de werkzaamheden te zullen starten om op termijn mogelijk tot politieke
                  besluitvorming te komen. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting
                  geïntervenieerd.
               
b. Covid-19 en reisbeperkingen
               
De Commissie zette kort de huidige situatie uiteen. Hierbij benadrukte het dat de
                  Covid-19 pandemie een grote impact heeft, maar dat het desondanks noodzakelijk is
                  om als lidstaten te blijven samenwerken. De Commissie gaf aan een wetgevingspakket
                  goed te keuren voor een EU-kader (o.a. de Digital Green Cerificates) met het oog op de volgende fase. De tenuitvoerlegging hiervan vergt medewerking
                  van alle lidstaten. Deze certificaten moeten het eenvoudiger maken voor burgers om
                  aan te tonen dat ze niet besmettelijk zijn en daardoor bijdragen aan het functioneren
                  van de interne markt. Tegelijkertijd benadrukte de Commissie het belang restrictieve
                  maatregelen te blijven coördineren. De Commissie riep daarom op tot samenwerking,
                  en tot efficiënte en proportionele maatregelen.
               
Het voorzitterschap benadrukte het belang van het goed functioneren van Schengen en
                  de interne markt. Het steunde daarom de inzet van de Commissie voor de Digital Green Cerificates. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
               
c. Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie
               
Litouwen lichtte recente ontwikkelingen omtrent politiek gemotiveerde vervolgingen
                  van Litouwse burgers door de Russische Federatie kort toe. Volgens Litouwen zijn de
                  verzoeken tot uitlevering in Interpol politiek gemotiveerd en vallen daarmee buiten
                  het mandaat van Interpol. Litouwen richtte zich tevens tot de lidstaten om dit soort
                  vervolgingen tegen te gaan. Daarom stelde Litouwens een mechanisme voor om informatie
                  uit te wisselen over dit type onwettige verzoeken. Het verzoek aan de Commissie is
                  om een analyse uit te voeren van het toepasselijke kader dat in de lidstaten geldt
                  voor het verwerken van meldingen van Interpol.
               
Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.
                  Het voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad kennis heeft genomen en het verzoek
                  te bespreken met de Commissie en Interpol.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming - 
              
                  Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid