Brief regering : Tijdelijk verdiepend beleidskader ‘Continuïteit en kwaliteit van zorg in fase 3 van de COVID-19 pandemie’
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 549
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2021
De huidige opkomst en verspreiding van nieuwe virusvarianten kunnen de toch al zeer
hoge druk op de zorg sterk vergroten. Dat geldt voor elke zorgsector afzonderlijk
en voor de (regionale) zorgketen als geheel. Die druk zien we nu onder meer terug
in de aanhoudend hoge aantallen covid-patiënten en -besmettingen, in het steeds verder
oplopende stuwmeer van uitgestelde zorg en in het hoge ziekteverzuim in de gehele
zorgsector. Als de besmettingen op blijven lopen kan er ultimo een situatie ontstaan
waarin – ondanks alle inspanningen – de zorg niet meer op gebruikelijke wijze kan
worden verleend en er ingrijpende, onconventionele keuzes moeten worden gemaakt.
Ik hoop dat deze ernstige, ontwrichtende situaties nooit bewaarheid worden. Om te
voorkomen dat een scenario als deze bewaarheid wordt, is onder andere ingezet op stevige
maatregelen. Om hier toch zo goed mogelijk op voorbereid te zijn beschrijf ik in deze
brief het tijdelijk beleidskader «Continuïteit en kwaliteit van zorg in fase 3 van
de COVID-19 pandemie» (hierna beleidskader fase 3). Het beleidskader fase 3 heeft
als doel dat alle patiënten altijd de nodige basiszorg en -ondersteuning blijven ontvangen
en er geen willekeur ontstaat. Het moet gezien worden als een verdieping en verbreding
van het tijdelijk beleidskader voor het waarborgen van acute zorg tijdens de COVID-19
pandemie dat sinds 23 oktober 2020 van kracht is (het bestaande beleidskader is voor
de volledigheid toegevoegd).1
In beide beleidskaders wordt aandacht besteed aan de prioritering van zorg, maximalisering
van regionale ketensamenwerking, transparantie over toegankelijkheid van zorg en de
bijbehorende financiële randvoorwaarden. In het beleidskader fase 3 zal aanvullend
en in de eerste plaats het belang van de continuïteit van de meest noodzakelijke zorg
voor alle patiënten en cliënten in de hele zorg centraal staan. Om die continuïteit
te waarborgen, kan in fase 3 de kwaliteit van zorg worden teruggeschroefd van een
hoog naar een acceptabel niveau. Het beleidskader heeft betrekking op alle zorgsectoren,
zowel acute zorg als niet-acute zorg en zowel de covid-zorg als de non-covid-zorg.
Wanneer zal het verdiepende beleidskader «Continuïteit en kwaliteit van zorg in fase
3 van de COVID-19 pandemie» in werking treden?
In de COVID-19 pandemie zijn er drie fases van zorgverlening:
– In fase 1 is er sprake van reguliere zorgverlening (met een eventuele piekbelasting
in een enkele zorginstelling) zonder bedreiging van de zorgcontinuïteit.
– In fase 2 is de druk op meerdere zorginstellingen in de regio’s hoog, vindt in oplopende
mate afschaling van reguliere zorg plaats, en is (boven)regionale coördinatie nodig
om de continuïteit van zorg te kunnen waarborgen.
– Van fase 3 is sprake als alle capaciteit volledig is benut, alles maximaal opgeschaald
en afgeschaald is en de samenwerking tussen zorgaanbieders zorgbreed volledig en maximaal
is benut. Er zijn op dat moment geen lokale of regionale oplossingen meer mogelijk
om de continuïteit van zorg te waarborgen.2
Het afkondigen van fase 3 is een besluit van de Minister voor Medische Zorg en Sport
(MZS). Fase 3 kan alleen landelijk afgekondigd worden en gebeurt pas alle opties in
fase 2 benut zijn. Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) informeert de Minister
voor MZS en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) als er een situatie dreigt
te ontstaan waarbij fase 3 op korte termijn moet worden afgekondigd. Dit gebeurt in
afstemming met het joint coalition overleg waar de betrokken zorgpartijen vertegenwoordigd
zijn (zie ook maatregel 1). De IGJ en de NZa voeren dan een snelle verificatie uit
op basis van de meest recente informatie. Op basis van het advies van de LNAZ en de
informatie van de IGJ (kwaliteit) en de NZa (toegankelijkheid), wordt fase 3 vastgesteld
door de Minister voor MZS. De Minister voor MZS zal de Tweede Kamer hiervan op de
hoogte stellen.
Het moment dat de Minister voor MZS fase 3 afkondigt is op voorhand niet zorgbreed
exact te bepalen. Er zijn verschillende variabelen, binnen verschillende zorgsectoren,
die daarin bepalend kunnen zijn. Een belangrijke graadmeter is in ieder geval het
huidige afkappunt uit het opschalingsplan COVID-19 van het LNAZ, waarin wordt aangegeven
dat bij bezetting van 1700 IC-bedden overgegaan wordt naar fase 3. Daarnaast kan ook
een piekbelasting of bezetting in een andere sector aanleiding geven voor het afkondigen
van fase 3. Bijvoorbeeld wanneer de opgeschaalde beddencapaciteit buiten het ziekenhuis
in alle regio’s bezet is, de uitwisseling tussen de sectoren maximaal is ingezet en
bovenregionale spreiding van patiënten of personeel niet meer mogelijk is. Op dat
moment zijn er geen andere mogelijkheden meer zijn om patiënten op te vangen, waardoor
de landelijke zorgcontinuïteit en toegankelijkheid in het gedrang komt.
Welke maatregelen en acties zijn nodig om in fase 3 de continuïteit van zorg met behoud
van een zo goed mogelijke kwaliteit te borgen voor alle patiënten?
Op het moment dat fase 3 wordt afgekondigd zal het verdiepende beleidskader fase 3
in werking treden. In dit beleidskader zijn vier maatregelen en acties beschreven
die nodig zijn voor het waarborgen van de continuïteit van zorg in fase 3: 1) De sectorale,
regionale en landelijke borging van de continuïteit van zorg, 2) het verbreden van
de informatiepositie, 3) financieel comfort en 4) communicatie. Deze maatregelen worden
hieronder uitgewerkt.
1. Sectorale, regionale en landelijke borging van continuïteit van zorg
In fase 3 ligt – net als in fase 1 en 2 – het primaat van de coördinatie en besluitvorming
over de zorg in de ROAZ-regio. Dat is het best passende en meest geoefende schaalniveau
om adequaat te reageren op situaties die zich aandienen.
In het ROAZ zijn alle partijen die een rol spelen in fase 3 van de COVID-19 pandemie
vertegenwoordigd. Ook de (afgevaardigde) Directeur Publieke Gezondheid (DPG) neemt
standaard plaats in het ROAZ-overleg. Als de situatie daarom vraagt, kan de voorzitter
ROAZ ook deelnemen in de vergaderingen van de Regionale Beleids Teams (RBT’s) van
de Veiligheidsregio’s. Zo wordt een continue en bestendige informatie-uitwisseling
tussen ROAZ en GGD-GHOR/Veiligheidsregio bereikt. Dit is om in fase 3 optimaal samen
te kunnen werken en wendbaar en snel te acteren als dit nodig is. Op die manier kan
ook invulling worden gegeven aan de bepaling in de concept-AMvB acute zorg3, dat de crisisplannen worden aangeboden aan de DPG. De DPG zal deze plannen inbrengen
in het bestuur van de Veiligheidsregio, zodat bij de opstelling en vaststelling van
de crisisplannen van de Veiligheidsregio met de (bredere) impact van de ROAZ-plannen
rekening kan worden gehouden.
Om ervoor te zorgen dat elke zorgmedewerker en zorgorganisatie goed voorbereid is
op fase 3 en er op dat moment optimaal gehandeld kan worden zijn kwalitatief goede
en concrete sectorale- en regionale plannen en een landelijke informatievoorziening
van cruciaal belang.
Sectorale borging
In de verschillende (deel)sectoren van de zorg zijn er in de afgelopen periode eigen
sectorale fase 3 plannen gemaakt. Daarin is zorgvuldig beschreven hoe per sector zowel
de covid- als de non-covid-zorg op de meest passende wijze georganiseerd en verleend
kan worden, welke delen van de zorg(verlening) kunnen worden afgeschaald, hoe de acute
(covid-)zorg kan worden opgeschaald, en op welke wijze de kwaliteit daarbij zo lang
mogelijk op een aanvaardbaar niveau blijft. Hierbij valt te denken aan het uitstellen
van bepaalde minder urgente behandelingen, het overdragen van zorgtaken in verpleeghuizen
of op andere plekken aan mantelzorgers of vrijwilligers en het accepteren van een
langere responstijd van ambulances bij minder urgente situaties.
De zorgaanbieders moeten zich – gegeven hun wettelijke plicht om steeds goede zorg
te geven – door de IGJ gesteund voelen in hun handelen en in hun afwegingen over wat
nog een aanvaardbaar kwaliteitsniveau is passend bij de pandemische druk van dat moment.
Daarom is het voor de zorgaanbieders en zorgverleners van belang om te weten of hun
plannen voldoen ten aanzien van de kwaliteit en volledigheid. De IGJ toetst en beoordeelt
om deze reden de sectorale plannen.
Regionale borging
Daarnaast zijn er in elke ROAZ-regio, op basis van de sectorale plannen, regionale
sectoroverstijgende plannen gemaakt die zich richten op de organisatie van de zorg.
Hierin wordt beschreven welke zorg op welke plek kan worden verleend bij oplopende
druk die zich in de verschillende sectoren verschillend laat voelen, hoe de toegankelijkheid
en doorstroom van patiënten door de zorgketen regionaal zo goed mogelijk geborgd wordt,
hoe elke partij hieraan bijdraagt, en wat de rolverdeling, verantwoordelijkheid en
beslissingsbevoegdheid is van de verschillende partijen. Partijen zijn hier ook op
aanspreekbaar. De IGJ toetst ook deze regionale plannen.
Om de plannen voor (boven)regionale zorg en ondersteuning in fase 3 op een zo hoog
mogelijk niveau te brengen, heb ik het LNAZ de opdracht gegeven (zie bijlage)4 om de regionale plannen voor fase 3 met elkaar te vergelijken. Dit doet de LNAZ met
een kerngroep waarin alle zorgsectoren en de IGJ vertegenwoordigd zijn. Deze kerngroep
heeft een vergelijkingskader ontwikkeld waarmee regio’s hun regionale plannen kritisch
tegen het licht kunnen houden qua inhoud, uitwerking en kwaliteit. Dat zorgt ervoor
dat er in elke regio op een vergelijkbare manier wordt gehandeld en zo kunnen regio’s
gebruik maken van elkaars beste voorbeelden. Met het vergelijkingskader wordt bijvoorbeeld
gekeken of er afspraken zijn gemaakt over (boven)regionale opschaalbare overloopcapaciteit,
communicatie en informatievoorziening, (tekorten aan) persoonlijke beschermingsmiddelen
en of er voldoende uitgewerkt wordt welke keuzes er op het gebied van de kwaliteit
van zorg gemaakt worden. Het LNAZ zal hun rapport, waar het vergelijkingskader onderdeel
van is, op korte termijn aanbieden aan VWS.
Landelijke borging en informatievoorziening
In fase 3 is vooral de uitvoering van de sectorale- en regionale plannen van belang.
Hier wordt landelijk geen blauwdruk bovenop gelegd (afgezien van het vergelijkingskader
van de LNAZ kerngroep). Dat betekent niet dat er landelijk niets nodig is. In fase
3 is een snelle en feitelijke informatievoorziening richting de Minister voor MZS
en de toezichthouders over wat er in de zorg gebeurt van groot belang. Het LNAZ is
een belangrijke spil in deze informatievoorziening.
De voorzitter van het LNAZ zal de Minister voor MZS en de toezichthouders informeren
als er een situatie ontstaat waarin op korte termijn fase 3 afgekondigd moet worden.
Daarnaast zal de voorzitter van het LNAZ de Minister voor MZS gevraagd en ongevraagd
informeren en van advies voorzien over de knelpunten die zich landelijk en in de ROAZ’en
voordoen, de zorgcontinuïteit, de druk op en doorstroom in de keten, de voorraad aan
medicatie en beschermingsmiddelen, de informatiepositie in de regio, de uitvoering
van de regionale- en sectorale plannen met als doel om de druk op de zorg overal in
Nederland op een zo gelijkwaardig mogelijke manier te verdelen. Op deze manier kan
in tijden van een crisis snel geschakeld kan worden.
De LNAZ-voorzitter zal gevoed worden door een joint coalition overleg dat fungeert
als klankbord. Het joint coalition overleg kan het LNAZ gevraagd en ongevraagd van
advies kan voorzien. Het joint coalition overleg bestaat naast de LNAZ-voorzitter
uit één deskundige vanuit de NVZ, NFU, VVT, V&VN, AZN, huisartsen, FMS, GGZ, VGN en
GGD-GHOR. Een vertegenwoordiger vanuit de patiëntenorganisaties zal aansluiten als
waarnemer. Op deze manier wordt in het LNAZ de zorgbrede kijk op de continuïteit en
kwaliteit van de zorg in fase 3 geborgd.
De brancheorganisaties hebben vanuit hun verantwoordelijkheid de mogelijkheid hun
reflectie en aanvullingen op de adviezen van het LNAZ te geven richting de Minister
voor MZS. Dit gebeurt via het reguliere overleg van het Ministerie van VWS met de
koepelorganisaties («Handen aan de Kraan overleg»). In dit overleg zijn alle zorgkoepels
(zowel beroeps- als brancheorganisaties) in de gehele breedte van de zorg en de Patiëntenfederatie
vertegenwoordigd. De Minister voor MZS kan vervolgens handelen op basis van de informatie
en de adviezen van de voorzitter van het LNAZ en het «Handen aan de Kraan-overleg»
en neemt deze mee in de verdere ministeriële besluitvorming.5
Om ervoor te zorgen dat het LNAZ tijdig over de juiste informatie beschikt om iedereen
te informeren en van advies te kunnen voorzien wordt continu actuele informatie opgehaald
en gedeeld door het Landelijke Coördinatiecentrum voor Patiënten Spreiding (LCPS),
de NZa en de GGD-GHOR (zie ook maatregel 2). Deze informatie ondersteunt het LNAZ
bij het identificeren van knelpunten. Op dit moment wordt hiertoe de regionale en
landelijke informatiebehoefte geïdentificeerd en vastgesteld hoe aan deze behoefte
kan worden voldaan, daarbij zoveel gebruik makend van informatie die reeds wordt verzameld.
De rol voor de toezichthouders en de Minister voor MZS wanneer het mis gaat of anders
loopt dan voorzien
Als er daadwerkelijk sprake is van fase 3 is het uiteraard de bedoeling dat er gewerkt
wordt in de structuren en met de plannen die vooraf zijn gemaakt en afgesproken. Toch
kan het gebeuren dat in fase 3 situaties ontstaan waarin zorginstellingen of zorgverleners
de gemaakte afspraken in de sectorale of regionale plannen niet volgen. Men kan hierbij
denken aan een situatie waarin een zorgaanbieder weigert om patiënten over te nemen,
personeel aan te bieden aan een andere organisatie of geen extra plekken waar zorg
geleverd kan worden wil organiseren.
In dergelijke gevallen is er een escalatieladder nodig zodat de continuïteit van zorg
met een aanvaardbaar kwaliteitsniveau te allen tijde geborgd wordt en er geen willekeur
ontstaat. Het is in de eerste plaats aan de voorzitter van het ROAZ om partijen te
wijzen op de afspraken en hen te bewegen om zich hieraan te houden. Als dat onvoldoende
effect heeft, kan de ROAZ-voorzitter dit neerleggen bij de voorzitter van het LNAZ.
Het LNAZ kan, met hulp van de partijen in het joint coalition overleg of het expertiseteam
van GGD-GHOR, eveneens een zorgaanbieder wijzen op de afspraken en de verantwoordelijkheid
om die afspraken te volgen.
Als dat ook onvoldoende helpt, dan kan de LNAZ-voorzitter dit als signaal of probleem
melden bij de toezichthouders IGJ en NZa. Die kunnen vervolgens handhavend optreden
en partijen aanspreken op het niet nakomen van de afspraken die zijn gemaakt over
de continuïteit en kwaliteit van zorg in fase 3.6 De IGJ kan op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in
actie komen als de kwaliteit of de veiligheid in het geding komt. De IGJ zal in het
gesprek met de betreffende zorgaanbieder(s) achterhalen waarom er niet volgens de
vastgestelde afspraken in de sectorale en regionale plannen wordt gewerkt en kan vervolgens,
als dat nog nodig is, handhavend optreden. De NZa ziet toe op de nakoming van de zorgplicht
van de zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders en kan indien nodig ook handhavend optreden.
Concreet betekent dit dat de NZa monitort of zorgverzekeraars en Wlz-uitvoerders datgene
doen wat nodig is om het ROAZ en zorgaanbieders te ondersteunen bij de uitvoering
van de sector- en regioplannen.
Met de IGJ en NZa heb ik afgesproken dat zij zich proactief opstellen en met hun brede
scala aan instrumenten zorgen voor een goede uitvoering van de plannen of gezamenlijk
met het veld kijken naar passende oplossingen in geval van concrete onvoorziene issues
in fase 3. Als het de IGJ in deze bijzondere omstandigheden als toezichthouder bijvoorbeeld
aan benodigd instrumentarium ontbreekt, dan ben ik bereid een schriftelijke aanwijzing
te geven aan de IGJ om gericht op te kunnen treden. Een dergelijke situatie kan zich
bijvoorbeeld voordoen indien zorgaanbieders in een regio de gemaakte plannen voor
fase 3 niet (voldoende) kunnen nakomen. De IGJ kan dan interveniërend optreden, middels
wettelijke middelen die bestuursrechtelijk ter beschikking staan. De huidige wet-
en regelgeving laat niet toe dat anderen dan de zorgaanbieders/zorginstellingen en
de toezichthouders dwingende besluiten kunnen nemen over de uitvoering van beleid.
2. Verbreden van de informatiepositie
Voor het borgen van de continuïteit van zorg is inzicht in de druk op de hele zorgketen
en actuele zorgbrede informatie over de beschikbare capaciteit noodzakelijk. Door
tijdig de juiste informatie beschikbaar te hebben, kunnen lokaal, regionaal en landelijk
snel de benodigde keuzes gemaakt worden en ingespeeld worden op een zo goed mogelijke
inzet van de beschikbare capaciteit van zorg. Dit kan bijdragen aan het zorgbreed
opvangen van de pandemische druk en het (zo lang mogelijk) voorkomen van een eventuele
fase 3.
De NZa heeft de afgelopen periode een aparte informatievoorziening ingericht om de
toegankelijkheid van de (kritieke) planbare ziekenhuiszorg nauwgezet te kunnen volgen.
Ik heb de NZa gevraagd om dit zorgbeeldportaal te verbreden voor de toegang tot zorg
in de hele zorgketen. Dit moet bijdragen aan een beter inzicht en duiding wat betreft
de druk op de zorg op regio- en nationaal niveau.
Het LCPS heeft dagelijks inzicht in actuele bezetting en de beschikbare capaciteit
in de ziekenhuizen. Ik heb het LNAZ de opdracht gegeven om, via het LCPS en in samenwerking
met de NZa en de GGD-GHOR, het actuele beeld wat er nu al is voor de ziekenhuizen
te verbreden naar de beschikbare capaciteit voor de zorg in den brede. Aangezien de
informatiebehoefte kan wijzigen naar gelang de ontwikkeling van de crisis zullen de
uitgangspunten, voortgang en resultaten periodiek met VWS worden bijgesteld. Het LCPS
stemt dit ook af met de betrokken veldpartijen.
De uitbreiding van de informatievoorziening vraagt van zorgaanbieders dat de benodigde
informatie tijdig en actief aangeleverd wordt. We realiseren ons dat elke extra actie
al veel gevraagd is in een tijd waarin de werkdruk al bijzonder hoog is. Maar gezien
het belang om in fase 3 de meest accurate informatie beschikbaar te hebben, willen
we zorgaanbieders nadrukkelijk vragen dit op te pakken en de gevraagde informatie
tijdig en volledig aan te leveren. Het LCPS en de NZa zetten daarom in op een proportionele
administratieve belasting waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van data die
al beschikbaar is. Het LNAZ gebruikt de informatie voor het goed kunnen informeren
van de Minister voor MZS en ontsluit de informatie voor de ROAZ-regio’s, zodat waar
mogelijk regionaal, en waar nodig landelijk, kan worden gestuurd op de beschikbare
capaciteit in de zorgketen.
3. Financiële afspraken
Het is belangrijk dat zorgaanbieders juist ook in deze fase voldoende financiële duidelijkheid
hebben om flexibel in te spelen op de situatie en de zorg te leveren die het hardste
nodig is. Zorgmedewerkers worden mogelijk op andere plekken ingezet dan gebruikelijk,
ook in andere instellingen of andere regio’s. Extra mensen zijn ook nodig om in korte
tijd plannen te maken, organisaties anders in te richten of andere hulp te bieden.
Zorgen over de financiële gevolgen mogen de uitvoering van deze crisisplannen niet
in de weg staan. Zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten zullen daarom – net als
in de eerste en tweede golf – bijdragen aan deze duidelijkheid voor alle zorgsectoren
die met dit tijdelijk beleidskader fase 3 te maken krijgen.
Zorgverzekeraars en zorgkantoren maken al samen met partners afspraken in de regio’s
om de toegankelijkheid van zorg zeker te stellen, ook tijdens fase 3 van de coronacrisis.
Zij spannen zich in om voor onvoorziene en/of uitzonderlijke situaties tot passende
afspraken te komen, binnen de kaders van wat nodig is. Zij lossen daarbij zo goed
mogelijk knelpunten in de financiering op, bijvoorbeeld door onderlinge dienstverlening
tussen zorgaanbieders te faciliteren, zo nodig ook tussen verschillende zorgdomeinen.
Ook kunnen de zorgverzekeraars in dit ROAZ-verband tot afspraken komen over uitgaven
die niet in een standaardregeling zijn voorzien.
Zorgverzekeraars hebben met NVZ en NFU eind vorig jaar afspraken gemaakt over de financiering
van de ziekenhuiszorg in 2021. Zij hebben hierbij regelingen getroffen voor de vergoeding
van extra kosten door COVID-19 (meerkosten) en de dekking van de doorlopende kosten,
als die door COVID-19 ontbreekt. De NZa heeft hiervoor, waar het de zorg uit de Zorgverzekeringswet
betreft, declaratietitels vastgesteld. Deze blijven voor 2021 gelden. Belangrijke
rol ligt er voor de ROAZ die akkoord geeft om aanvullende kosten te maken; bijvoorbeeld
voor het inrichting van nieuwe zorglocaties of om inleen van personeel vanuit bijvoorbeeld
klinieken aan ziekenhuizen te organiseren. Voor de zelfstandige klinieken is afgesproken
dat zij een (gehele of gedeeltelijke) vergoeding ontvangen voor uitleen of omzetuitval.
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben daarnaast ook afspraken gemaakt over verblijf
van coronapatiënten in de eerstelijnszorg (ELV-zorg). Deze regeling is gelijk aan
die voor 2020 en geldt ook voor fase 3. Het betreft instellingen die in ROAZ verband
zijn aangewezen voor deze zorg. Zij kunnen aanspraak maken op een vergoeding voor
de geleverde zorg. De daadwerkelijk gemaakte meerkosten worden achteraf verrekend.
Voor de wijkverpleging wordt een meerkostenregeling voor 2021 gemaakt, afgeleid van
de regeling in 2020, inclusief een vergoeding in het kader van vaccinaties. Daarnaast
wordt momenteel de omzetuitval in de wijkverpleging in beeld gebracht. Als daar een
helder beeld over is gaan partijen over de betekenis en noodzakelijk daarmee samenhangende
acties in gesprek. De NZa heeft voor de zorg uit de Wet langdurige zorg regelingen
vastgesteld op basis waarvan voor de geleverde zorg een aanvullende vergoeding wordt
gegeven voor ontbrekende dekking van doorlopende kosten en meerkosten als gevolg van
corona.
De declaratietitels en overige regelgeving van de NZa bieden, voor zover we nu kunnen
overzien, voldoende ruimte om waar nodig, in relatie tot de bestaande en in ontwikkeling
zijnde regelingen, aanvullende afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars
te maken voor de uitvoering van het beleidskader fase 3.
Voor Jeugd en Wmo geldt voor geheel 2021 de meerkostenregeling. Deze regeling voorziet
ook in financieel comfort richting gemeenten en aanbieders zodra we in een ernstig
scenario terecht komen. Wanneer bijvoorbeeld als gevolg van de coronamaatregelen aanvullende
locaties moeten worden geopend of vervangend personeel moet worden ingezet, is de
meerkostenregeling van toepassing en worden gemeenten gecompenseerd. Daarnaast zullen
VWS en VNG, mocht er sprake zijn van fase 3, met de aanbieders in overleg gaan of
er aanvullende (landelijke) maatregelen nodig zijn ten aanzien van de continuïteit
van zorg en ondersteuning.
4. Communicatie
Het afschalen of zelfs tijdelijk stoppen van bepaalde vormen van zorg is een moeilijke
boodschap die bij veel mensen verschillende emoties kan oproepen. Het zal daarbij
soms gaan om pijnlijke en onorthodoxe keuzes. Daarom is een zorgvuldige communicatie
over de keuzes en de implicatie voor individuele mensen essentieel. Die keuzes moeten
uitgelegd kunnen worden en handelingsperspectief moet worden geboden. Zowel aan degenen
die ze moeten uitvoeren, de zorgprofessionals en de zorgorganisaties, als aan de patiënten,
cliënten en hun naasten.
Ik vraag aan het ROAZ en de zorgaanbieders dat ze dit oppakken en ook meenemen in
de plannen die worden gemaakt. VWS kan daarbij helpen en heeft samen met de betrokken
partijen in de zorg een communicatie aanpak en een kernboodschap over de ernst van
de situatie ontwikkeld. Ook maken we afspraken over de rollen en verantwoordelijkheden
in de communicatie op landelijk, regionaal en lokaal niveau zowel in de voorbereidende
fase als in fase 3. Er worden diverse communicatiemiddelen ontwikkeld voor zowel betrokken
zorgverleners als patiënten/cliënten/algemeen publiek. Ook de patiënten- en cliëntenorganisaties
en de GGD-GHOR worden hierbij betrokken. De communicatiemiddelen worden momenteel
uitgewerkt en kunnen vervolgens door alle partijen worden ingezet.
Tot slot wil ik benadrukken dat ook in deze fase van de COVID-19 pandemie mensen contact
moeten blijven opnemen met hun huisarts of behandelaar als zij een zorgvraag hebben.
Zorgmijding wil ik te allen tijde zoveel mogelijk voorkomen.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg