Brief regering : Stand van zakenbrief COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1063 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 23 maart 2021.
De vastgestelde ministeriële regeling kan niet eerder inwerking treden dan op 31maart
2021.
De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel
van vijftig leden uiterlijk 30 maart 2021 te kennen geeft niet in te stemmen met de
regeling.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2021
De strategie van het kabinet om verspreiding van de Britse variant te vertragen en
het aantal besmettingen te verlagen, heeft de afgelopen tijd gewerkt, maar heeft de
derde golf niet voorkomen. Inmiddels is de Britse variant, die voor veel meer besmettingen
en ziekte zorgt, in Nederland de dominante variant geworden. Met een reproductiegetal
dat ligt op 1.11, en met een gemiddeld aantal besmettingen van rond de 7.000 positieve
testen per dag, zitten we in de derde golf. De druk op de zorg is met circa 620 COVID-19
patiënten op de IC onverminderd hoog. Het aantal ziekenhuisopnames loopt al weken
gestaag op. Dit zorgt ervoor dat de vooruitzichten op korte termijn onzeker en zorgelijk
zijn.
De prognose is dat we met het handhaven van het huidige maatregelenpakket en de oplopende
vaccinatiegraad niet kunnen voorkomen dat we circa medio april een piek in het aantal
besmettingen bereiken, Daarbij kan ook sprake zijn van een forse toename in het bezette
aantal IC- en klinische bedden.
Het beeld is helder, we moeten een pas op de plaats maken. Ook in de ons omringende
landen wordt een toename van het aantal besmettingen gezien. In een aantal Europese
landen worden de maatregelen zelfs weer verzwaard. In Nederland is een verdere aanscherping
van de maatregelen op dit moment gelukkig niet aan de orde. Maar het kabinet realiseert
zich dat het ook al een domper is, dat de maatregelen op dit moment nog niet kunnen
worden versoepeld. We hebben het voor een deel zelf in de hand, als we ons meteen
laten testen bij klachten en thuis blijven, zal het virus zich veel minder verspreiden.
Als we dat doen komen kleine versoepelingen het snelst in beeld. Zover zijn we nu
nog niet.
Desondanks is er ook hoop. In mei zijn we over de derde golf heen en zijn de meest
kwetsbaren beschermd. Op dat moment zijn 60 plussers en mensen, die een hoger risico
lopen in het ziekenhuis of op de IC te belanden, namelijk gevaccineerd. In de maand
daarna wordt het tempo verder opgevoerd en wordt de rest van de bevolking gevaccineerd.
Zodra er meer zekerheid is over het verloop van de derde golf en als deze meevalt,
dan zal het kabinet snel overgaan tot het versoepelen van de maatregelen.
Tot die tijd zijn maatregelen en intensief testen noodzakelijk om zoveel mogelijk
grip op het virus te houden, totdat vaccinaties echt het verschil gaan maken en ons
uit de crisis helpen.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister voor Medische Zorg en Sport, de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Aanbieding regelingen
– Regeling van 23 maart 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
COVID-19 in verband met verlenging van het maatregelenpakket en de Tijdelijke regeling
maatregelen COVID-19 Bonaire in verband met verzwaarde maatregelen gelet op het sterk
oplopende aantal infecties en enkele andere wijzigingen1
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
(artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
vervalt deze van rechtswege. In verband met de tijdelijke werkingsduur van een aantal
maatregelen uit het maatregelenpakket, is het van belang dat deze regeling uiterlijk
16 maart 2021 in werking treedt. Daarom is het van belang om deze regeling vandaag
naar u toe te zenden.
– Regeling van 23 maart 2021, tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19
in verband met een verlenging van de maatregelen in het onderwijs en voor de buitenschoolse
opvang2
Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de
Wet publieke gezondheid. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang vervallen
echter van rechtswege op 28 maart 2021. Instellingen voor beroepsonderwijs en hoger
onderwijs en de buitenschoolse opvang zouden in dat geval van maandag 29 maart 2021
zonder aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn.
Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week
– die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van
hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht.
Toepassing artikel 58s Wpg
Met deze voortgangsrapportage voldoe ik aan de maandelijkse rapportageplicht van artikel
58s Wpg. Zoals hierna bij het epidemiologisch beeld en het OMT-advies is uiteengezet,
is de situatie op dit moment dusdanig dat het treffen van maatregelen op grond van
de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Kamerstuk 35 526) nog steeds nodig is. Een toelichting op de maatregelen is eerder in deze brief weergeven.
Leeswijzer
In deze brief ga ik in op:
• Het 104e en 105e OMT-advies, waarbij ook een epidemiologisch beeld wordt geschetst, een formulering
van voorwaarden voor versoepeling en de nieuwe maatregelen
• Reizen, waaronder enkele toezeggingen aan de Eerste Kamer, quarantaine, een wetsvoorstel
sluiting van bedrijven waar clusterbesmettingen zijn en de doorontwikkeling van het
dashboard;
• De stand van zaken van het testen en traceren, het GGD data lek, digitale ondersteuning,
vaccinaties, en innovatieve behandelingen;
• Zorgen voor patiënten in de curatieve sector;
• De bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid met aandacht voor de verpleeghuiszorg,
kwetsbare mensen thuis, gehandicaptenzorg en maatschappelijke ondersteuning;
• Andere onderwerpen, namelijk arbeidsmarktbeleid, noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen
voor cruciale sectoren, communicatie, Caribisch Nederland, ventilatie, een informeel
overleg van EU gezondheidsministers, Sport en de Catshuisstukken.
• Ten slotte worden enkele moties behandeld.
Hiermee voldoe ik aan:
– de motie van de leden Ellemeet en Klaver om middelen beschikbaar te stellen zodat
meer positieve testuitslagen verspreid over het land in aanmerking komen voor sequencing
om het zicht op het verloop van het virus te verbeteren (Kamerstuk 35 653, nr. 5).
– de motie van de leden Ellemeet en Klaver over het trekken van lessen uit lokale populatietesten
(Kamerstuk 35 653, nr. 4).
– de motie van het lid Klaver, Asscher en Marijnissen over het benutten van testlocaties
voor vaccinaties niet ten koste gaat van de testcapaciteit (Kamerstuk 25 295, nr. 779).
– de motie van de leden Klaver en Jetten om burgers gratis snelle zelftesten beschikbaar
te stellen (Kamerstuk 25 295, nr. 1042).
– de motie van de leden Renkema en Ellemeet over de financiële problemen bij medisch
onderzoek die voortvloeien uit de coronacrisis goed monitoren (Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 119).
– de motie van het lid Wilders over duidelijkheid over de vaccinatieplanning voor mensen
die een verhoogd risico lopen op een ernstig verloop van corona (Kamerstuk 25 295, nr. 1034).
– de motie van het lid Wilders die het kabinet oproept nadrukkelijk te adviseren in
binnenruimtes continu te ventileren (Kamerstuk 25 295, nr. 807).de motie van het lid Kerstens over aandacht voor de verschillen tussen inkomensgroepen
inzake sport en bewegen (Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 55).
– de motie van de leden Kuzu en van Haga, die het kabinet verzoekt alle RIVM-modellen
openbaar te maken (Kamerstuk 25 295, nr. 1021).
– de motie van het lid Van den Berg over een handreiking door deskundigen voor herhaald
preventief testen met antigeentesten bij mensen zonder klachten (Kamerstuk 25 653, nr. 7).
– de motie van het lid Van Otterloo die de regering verzoekt, proportionaliteit altijd
uitvoerig te onderbouwen bij voortzetting van maatregelen en bij nieuwe maatregelen
bij de aanpak van de coronapandemie (Kamerstuk 35 732, nr. 14).
– de toezegging aan uw Kamer dat de Minister van SZW uw Kamer op korte termijn zal informeren
over veiliger werken.
– de toezegging aan het lid Ellemeet om de resultaten van R-waarde op risicogericht
grootschalig gebiedstesten in de komende stand van zakenbrief aan uw Kamer te delen.
– de toezegging om HPZone (Lite) versneld te vervangen, informeren wanneer hierover
meer bekend is.
– de toezegging over veiligheidsmaatregelen, dat alles wat we nu extra inbouwen aan
de testkant, ook meteen aan de vaccinatiekant wordt meegenomen.
– de toezegging om een cultuuraspect bij de audits te betrekken.
– de toezegging om te informeren over het vooraf toestemming geven van het gebruik van
lichaamsmateriaal.
– de toezegging dat er gekeken zal worden of het nodig is voor een planner testgegevens
in te zien bij het maken van een vaccinatieafspraak en vice versa.
– de toezeggingen aan uw Kamer over het maken van een plan om ons voor te bereiden op
fase 3 van de COVID-19 pandemie.
Hiermee voldoe ik daarnaast aan de volgende moties en toezeggingen van de Eerste Kamer:
– de toezeggingen (T03051 t/m T03054) van de Minister van Justitie en Veiligheid zoals
deze gedaan zijn in het debat met uw Kamer d.d. 8 januari 2021 (Handelingen II 2020/21,
nr. 17, item 3) over de Verduidelijking tijdelijke grondslag voor regels over de toegang tot en
het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer.
Zicht op en inzicht in het virus
OMT-advies incl. epidemiologisch beeld
104e OMT-advies
Het OMT is 12 maart jl. bijeen geweest om te adviseren over de situatie rondom de
COVID-19-uitbraak. Het advies is opgenomen in de bijlage3. Hieronder wordt eerst een samenvatting gegeven van het advies, waarna de reactie
van het kabinet op het advies volgt.
Het advies behelst de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Stand van zaken verschillende virusvarianten
3. Herijking inschalingssystematiek en routekaart
4. Betekenis testen en mogelijke rol als «bewijs van doorgemaakte infectie», toepassing
op reizigers uit hoogrisicogebieden
Voor de onderwerpen, verloop van de epidemie en de stand van zaken van de verschillende
virusvarianten geldt dat deze ook aan de orde komen in het 105e OMT-advies. De weergave daarvan is opgenomen in het 105e advies hieronder.
Ad 3) Herijking inschalingssystematiek en routekaart
Ten aanzien van de herijking van de inschalingssystematiek en routekaart, is het OMT
van mening dat de huidige routekaart nuttig en richtinggevend is voor scenario-denken.
Het OMT geeft aan dat hierover een oriënterend gesprek is gevoerd, waarin de complexiteit
van de adviesvragen aan bod is gekomen. Deze complexiteit maakt dat er meer tijd nodig
is voor een gedetailleerde uitwerking van de antwoorden door een OMT-werkgroep. Derhalve
zullen de antwoorden op de vragen en de discussie daarover in een volgend OMT-advies
worden opgenomen.
Ad 4) Betekenis testen en mogelijke rol als «bewijs van doorgemaakte infectie», toepassing
op reizigers uit hoogrisicogebieden
Het OMT heeft de voor-en nadelen van de verschillende testen die een recente COVID-19-besmetting
kunnen aantonen, besproken. De mogelijkheid van een tweede infectie (met klassieke
of nieuwe varianten) is na een positief testresultaat met een van deze methodologieën
vooraf, niet uit te sluiten, al is de kans daarop – op grond van de huidige literatuur –
niet hoog. Bij een tweede infectie bestaat opnieuw een kans op transmissie naar anderen.
De duur van (mogelijke) bescherming van een doorgemaakte COVID-19 is nog onbekend,
maar lijkt in ieder geval langer dan 6 maanden te zijn. Voor een positieve serologische
test zonder informatie over het moment van besmetting is de duur van (mogelijke) bescherming
lastig aan te geven. Aan de combinatie van een positieve serologie bepaald na een
positieve RT-PCR, LAMP of antigeensneltest, kan een langere duur van bescherming (max.
6 maanden) worden toegekend en deze situatie gaat gepaard met een kleinere kans op
herinfectie, maar is die kans nooit uit te sluiten.
Het OMT merkt op dat het afgeven van een toegangsbewijs een complexe discussie vergt,
die ook nog moet worden gevoerd in het licht van toekomstige epidemiologische ontwikkelingen
ten gevolge van de grootschalige vaccinatie. Het OMT adviseert vooralsnog om iedereen
voor een toegangsbewijs met een antigeentest op een actuele infectie c.q. op zgn.
«besmettelijkheid» te testen en daarmee dus ook bij personen die (al dan niet recent)
een bewezen infectie doormaakten of gevaccineerd zijn.
Met betrekking tot reizen adviseert het OMT dat dezelfde bovenstaande argumenten gelden
en dat een geregistreerde positieve testuitslag (een RT-PCR of LAMP of antigeensneltest
en/of (alleen) serologie) niet bruikbaar is als «bewijs voor veilig reizen» of als
vervanging van de verplichte negatieve NAAT(PCR)-test voor reizigers afkomstig uit
hoogrisicogebieden.
BAO advies
Het BAO is op 15 maart heeft bijeengekomen, ter bespreking van het 104e OMT advies. Het BAO vraagt in kader van besluitvorming over versoepelingen aandacht
voor het maken van een afweging met betrekking tot een acceptabel niveau van belasting
van de zorg en een hogere vaccinatiegraad. Het BAO verzoekt om duidelijke adviezen
over Pasen en andere feestdagen, de meivakantie en de zomervakantie. De vertegenwoordigers
van de gemeenten, de veiligheidsregio’s en GGD-GHOR zijn van mening dat het van belang
is het restrisico van gevaccineerden goed af te wegen tegen de maatschappelijke aspecten.
Zij zijn voorstanders van een vaccinatiebewijs. VWS stelt daarnaast een nadere risicoafweging
op prijs over het toestaan van een «bewijs van doorgemaakte besmetting» als toegangsbewijs
en zal hierover een nieuwe vraag aan het OMT stellen.
105e OMT-advies
Het 105e OMT-advies is opgenomen in de bijlage4. Hieronder wordt eerst een feitelijke weergave van het advies gegeven, waarna de
reactie van het kabinet op het advies volgt.
Het advies behelst de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Stand van zaken diverse virusmutanten
3. Maatregelen conform routekaart
4. Maatregelen voor gevaccineerde thuiswonende ouderen en bewoners van instellingen voor
langdurige zorg
5. Reizen
6. Indicatoren voor het inschalen van de veiligheidsregio’s en voor het verlichten van
maatregelen
7. Nader advies over testen en de rol als «bewijs van doorgemaakte infectie»
Ad 1) Verloop van de epidemie
Er is een toename in het aantal besmettingen: 24% ten opzichte van de week daarvoor.
Het aantal positief geteste personen nam landelijk toe van 186 naar 231 per 100.000
inwoners.
De instroom en bezetting in de ziekenhuizen, inclusief IC’s is redelijk stabiel, maar
hoog.
Er wordt momenteel een aanzienlijke stijging van de meldingen waargenomen in de jonge
leeftijdsgroepen; naar verwachting zal die op den duur leiden tot een toename van
gevallen in de volwassen en oudere (nog niet gevaccineerde) leeftijdsgroepen; met
enige vertraging zal dit vertaald worden naar meer ziekenhuis- en IC-opnames. Ook
in de ons omringende landen wordt een dergelijke toename van meldingen gezien.
De eerste effecten van de vaccinatie van de oudste leeftijdsgroepen en bewoners van
instellingen worden duidelijker zichtbaar.
De sterfte was in de periode oktober 2020 t/m februari 2021 significant verhoogd volgens
de RIVM-methode; in maart 2021 is een eind gekomen aan de oversterfte.
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
meldingen van positieve gevallen, is voor 4 maart: 1,13. Het geschatte reproductiegetal
voor de Britse variant komt uit op 1,18. Het geschatte reproductiegetal voor de Zuid-Afrikaanse
komt uit op 1,12.
Ad 2) Stand van zaken diverse virusmutanten
De toename van de VK-variant, zet door van 1,1% in week 51 van 2020 tot 82% in week
9 van 2021. Het aandeel van de Zuid-Afrika variant lijkt zich te stabiliseren rond
de 2–3%. De Brazilië-P.1.variant is nu in totaal viermaal aangetroffen in de kiemsurveillance.
Naast deze drie zogenaamde «variants of concern (VOC)», heeft de WHO drie «variants
of interest» (VOI) benoemd ook deze worden gemonitord. Tenslotte maakte de Franse
overheid de afgelopen week bekend dat er een tot dan toe onbekende variant is aangetroffen
bij 9 personen in Bretagne. Indien deze variant voornamelijk de lage luchtwegen infecteert,
is de verwachting dat deze variant alleen in bijzondere settingen met specifieke risicofactoren,
zoals bijvoorbeeld in ziekenhuisomgeving, overgedragen wordt. Meer onderzoek is gaande.
Deze variant is nog niet in Nederland aangetroffen.
Ad 3) Maatregelen conform routekaart
Ten aanzien van de voorwaarden waaronder versoepelingen op 23 maart aan de orde zouden
kunnen zijn, constateert het OMT dat hieraan niet wordt voldaan. Er is sprake van
een toename van het aantal besmettelijke personen, tot meer dan 100.000, een lichte
verhoging van de ziekenhuis- en IC-bedbezetting, en een reproductiegetal van 1,13
dat ruim boven de 1 is. Conform deze gegevens, adviseert het OMT geen versoepelingen
door te voeren op 23 maart. Dit geldt voor de versoepelingen op het gebied van hoger
onderwijs, detailhandel, terrassen en BSO. Mocht het kabinet desondanks tot versoepelingen
over willen gaan, dan legt het OMT de prioriteit bij het openstellen van hoger onderwijs
voor 1 dag per week, indien daarbij naast de algemene maatregelen en het generieke
kader, ook frequent preventief wordt getest.
In de beoordeling van het OMT draagt de avondklok en de bezoekbeperking thuis tot
1 persoon significant bij aan het verlagen van de Rt met naar schatting zo’n 10 procent.
Deze maatregelen zijn gelijktijdig ingegaan, en het is niet mogelijk het effect van
de afzonderlijke maatregelen nauwkeurig te schatten. Het OMT adviseert om de avondklok
te verlengen en ook de bezoekbeperking thuis in stand te houden en het epidemiologisch
beeld de komende week/weken nauwgezet te volgen. Mocht er de komende tijd ruimte voor
versoepelingen ontstaan, dan zal het OMT niet schromen hier ook tussentijds een advies
over uit te brengen.
Het OMT benadrukt het belang van doorgaande vaccinatie bij 60-plussers om de belasting
van de zorg zoveel mogelijk te beperken.
Ad 4) Maatregelen voor gevaccineerde thuiswonende ouderen en bewoners van instellingen
voor langdurige zorg
Het OMT-advies over maatregelen voor gevaccineerde thuiswonende ouderen en bewoners
van instellingen voor langdurige zorg wordt momenteel door een kleinere OMT-werkgroep
voorbereid. Het conceptadvies wordt volgende week in het OMT besproken.
Ad 5) Reizen
Het OMT blijft van mening dat de import van nieuwe mutantvirussen zoveel als mogelijk
moet worden tegengegaan. Een combinatie van het negatief testen voorafgaand aan de
reis en een quarantaineperiode na de reis kan hiervoor zorgdragen.
Quarantaine na aankomst in Nederland is een effectief middel om verspreiding vanuit
een geïmporteerd geval te voorkomen. Er dient te worden toegezien op het naleven van
deze verplichting en het bieden van ondersteuning aan mensen die zich niet aan deze
regel lijken te kunnen houden. Een en ander vereist een monitoringsysteem.
Testen voor vertrek naar Nederland vermindert het risico op import en op transmissie
tijdens de reis. De testen dienen zo kort mogelijk voor vertrek te worden afgenomen,
waarbij de voorkeur uitgaat naar een combinatie van een NAAT-test en een antigeensneltest
kort voor vertrek.
Op dit moment worden twee testen vereist voor vertrek naar Nederland. Indien de voorkeur
uitgaat naar het vereisen van één test, dan zou een test met een hoge sensitiviteit
het meest aangewezen zijn, maar een NAAT-test vlak voor vertrek is niet altijd mogelijk.
Een test met een lagere sensitiviteit (antigeensneltest) vlak voor vertrek heeft dan
de voorkeur, maar ook dit blijkt vaak moeilijk realiseerbaar. Alleen een NAAT-test
voor vertrek is voldoende effectief als de maximale afnametermijn voor aankomst in
Nederland kan worden teruggebracht naar 48 uur. Als de maximale termijn voor de afname
van de NAAT-test niet teruggebracht kan worden tot minder dan 48 uur voor aankomst
in Nederland, dan wordt geadviseerd om de eis voor een antigeensneltest voor vertrek
te handhaven. Als het alleen mogelijk is een antigeensneltest uit te voeren voor vertrek,
zou de NAAT test bij aankomst in Nederland afgenomen moeten worden; een negatief resultaat
laat dan overigens onverlet dat men in quarantaine gaat.
Om import van VOC’s te voorkomen uit landen met een aanzienlijk hogere incidentie
daarvan dan in Nederland, is het OMT van mening dat de huidige vliegverboden gehandhaafd
dienen te blijven, zolang deze VOC’s hier weinig voorkomen. Dit beleid kan heroverwogen
worden als de verplichte quarantaine nageleefd wordt.
Het OMT adviseert om het advies «Blijf in Nederland» te verlengen tot minimaal medio
mei.
Ad 6) Indicatoren voor het inschalen van de veiligheidsregio’s en voor het verlichten
van maatregelen
Het OMT adviseert de grenswaarden voorlopig op de huidige niveaus te handhaven. Het
OMT geeft mee dat de «semi-automatische» inschaling van regio’s op het dashboard op
basis van de twee gekozen opschalingsindicatoren (incidentie en ziekenhuisopnames)
op dit moment in de epidemie misschien niet heel zinvol is.
Het OMT benadrukt dat bij het beoordelen van de contextindicatoren, de indicator voor
bedbezetting essentieel is. Het OMT verwijst hierbij ook naar het verder te ontwikkelen
nomogram, dat kan helpen in de beoordeling van de restcapaciteit (of gebrek daarvan)
in de zorg, bij het in- of afschalen van maatregelen.
Ad 7) Nader advies over testen en de rol als «bewijs van doorgemaakte infectie»
Het OMT is van mening dat bij het gebruik van een testbewijs voor toegang goed rekening
gehouden moet worden met het feit dat de waarde van een test niet alleen afhankelijk
is van de testeigenschappen, maar ook van de prevalentie van het SARS-CoV-2. Daarbij
zijn ook het doel en de geldigheid van het testbewijs belangrijk, evenals de aanvullende
maatregelen, zoals triage.
BAO-advies
Het BAO dat 22 maart heeft plaatsgevonden, vindt het advies navolgbaar. Met een R
van 1.13 een toename van het aantal ziekenhuisopnamen en IC-bezetting, zijn versoepelingen
niet aan de orde. Het BAO vindt het, net als het OMT, van belang de situatie goed
in de gaten te houden, met name op het punt van de verhouding tussen positieve testen
en ziekenhuisopnamen. Het BAO is, ook met het oog op Pasen, benieuwd naar het advies
dat het OMT volgende week zal geven over de maatregelen voor gevaccineerde thuiswonende
ouderen en bewoners van instellingen voor langdurige zorg.
In de paragrafen Maatregelen, Routekaart, Reizen en Testen wordt nader in gegaan op
de wijze waarop het kabinet opvolging geeft aan het 105e OMT-advies.
Sociaal Maatschappelijke Economische Reflectie (SMER) en brede maatschappelijke toets
In mijn brief van 23 februari 2021 jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 995) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het besluit van het kabinet om, aanvullend op
de reeds bestaande brede weging, in de besluitvorming de planbureaus te vragen om
een sociaal-maatschappelijk en economisch beeld en een sociaal-maatschappelijke en
economische reflectie op het maatregelenpakket (parallel aan het advies van het OMT
inzake de epidemiologische situatie). Deze reflecties zijn toen meegenomen in de besluitvorming
op 8 maart 2021. Het SCP heeft ook ten behoeve van deze besluitvorming inzichten gedeeld
over de maatschappelijke effecten van de mogelijk eerste versoepelingen en aandachtspunten
voor het mentale bewustzijn. Het is niet altijd mogelijk om een directe relatie tussen
een beperkende maatregel en een gevolg te maken.
Het SCP baseert zich op langlopend sociaal en cultureel onderzoek in Nederland en
recent onderzoek naar de maatschappelijke effecten van het coronabeleid. Daarnaast
heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gekeken naar de effecten van COVID-19
op de leefomgeving. Ook is door de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en
Klimaat en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een sociaal-maatschappelijke
en economische reflectie van de maatregelen opgeleverd. Voor de uitvoeringstoets op
het maatregelenpakket en de bepaling van de strategie, is onder andere ook advies
van de Corona Gedragsunit van het RIVM en de Nationale Politie en de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) ingewonnen. De gedragsreflectie van de RIVM vindt u als bijlage5.
Samenvattend zijn de elementen die nu worden betrokken voor een zo volledig mogelijke
afweging, het epidemiologisch beeld (RIVM), het maatschappelijk beeld (SCP), een OMT-advies,
een sociaal-maatschappelijke reflectie op de maatregelen (SCP)6, het beeld m.b.t. de leefomgeving (PBL), een sociaal-maatschappelijk en economische
reflectie («Trojka») en de uitvoeringstoets op de maatregelen (o.a. Corona Gedragsunit
RIVM, NP en VNG). Voor deze beelden, reflecties en adviezen verwijs ik u naar de gepubliceerde
Catshuisstukken van 21 maart 2021 en de bijlage7.
Hoofdlijnen sociaal-maatschappelijk beeld en reflectie
De input die het kabinet ten behoeve van het besluitvormingsmoment heeft ontvangen,
wijkt slechts beperkt af van de input die ontvangen is ten behoeve van besluitvorming
op 8 maart 2021.
De bestrijding van het virus vraagt al heel lang heel veel van mensen. Het kabinet
begrijpt dat ook de mentale aspecten steeds zwaarder gaan wegen. Hoe langer de crisis
duurt, hoe moeilijker het wordt. Het draagvlak neemt zichtbaar af in de samenleving
en het kabinet ziet de toenemende behoefte aan versoepelingen en het krijgen van meer
ruimte. Echter, door versoepelingen neemt het aantal bewegingen toe en daarmee ook
de druk op de openbare ruimte. Gepaard met het afnemende draagvlak, kan dit leiden
tot een hogere druk op de handhaving. Uit zowel het beeld als de reflectie van het
SCP komt het belang van zekerheid en voorspelbaarheid van versoepelingen naar voren,
waarbij «jojobeleid» moet worden voorkomen. Jojobeleid kan leiden tot verwarring en
kan het vertrouwen doen schaden, hetgeen een negatief effect heeft op het maatschappelijk
draagvlak en tevens de handhaving bemoeilijkt.
Met name de avondklok en de bezoekersregeling vragen veel van mensen. Uit de reflectie
van de Corona Gedragsunit van het RIVM blijkt dat zowel het draagvlak als de naleving
voor beiden afneemt. De avondklok heeft gevolgen voor het sociale contact tussen mensen
en lijkt met name jongeren te raken omdat juist zij normaal gesproken veel «face-to-face»
contact met vrienden hebben. Over de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren en
jongvolwassenen bestaan veel zorgen. Veel maatregelen zijn ingrijpend op het sociale
leven. De afname in sociaal contact is van invloed op het psychisch welbevinden. Ook
de bezoekersregeling beperkt het persoonlijk contact tussen mensen. De helft van de
mensen mist vooral de intiemere sociale contacten erg: aanraking van mensen buiten
hun huishouden (denk aan volwassen kinderen of bejaarde ouders) en kleine bijeenkomsten
(zoals verjaardagen, koffieafspraken). Het SCP noemt als aandachtspunt dat sociale
contacten belangrijk zijn voor mensen, zeker in tijden van dreiging. Eind 2020 had
een op de drie jongeren een laag psychisch welbevinden. In de jaren voor corona schommelde
dat op een op de vier. Uit onderzoek komt naar voren dat onderwijs een sociale en
vormende functie heeft die onmisbaar is voor de ontwikkeling van jongeren. Het SCP
adviseert het openen van het hoger onderwijs prioriteit te geven, aangezien de maatschappelijke
effecten van het afstandsonderwijs dusdanig groot zijn. Ook noemt het SCP dat bij
kwetsbare groepen signalen sterker worden dat problemen daar sneller stapelen (op
de problemen die er al waren). De wens in de samenleving en het bedrijfsleven om te
versoepelen is begrijpelijk. Door de sociale, maatschappelijke en economische crisis
worden ook zelfstandige ondernemers hard geraakt. Met name zelfstandigen hebben een
(soms forse) inkomensachteruitgang meegemaakt, volgens het SCP. Daarnaast stegen de
zorgen over baanverlies in de toekomst vooral onder deze groep. Zelfstandige ondernemers
vormen een (deels) nieuwe risicogroep voor een laag psychisch welbevinden vanwege
angst voor verlies van werk en inkomen. Ook noemt het SCP, dat de daling in het draagvlak
en naleving niet kan worden weggezet als onwil of maatschappelijk onbehagen, maar
dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen mensen die zich niet aan de
gedragsregels kunnen houden, die dat niet willen of die het risico ervan minder inzien.
Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Ministeries van SZW,
EZK en FIN komt hetzelfde beeld naar voren. Uit deze reflectie blijkt de sterke behoefte
naar verdere versoepelingen. Tevens is in kaart gebracht welke versoepelingen het
sterkste maatschappelijke en economische effect hebben. Uit deze reflectie blijkt
dat de ruimte vanuit sociaal-maatschappelijk en economisch oogpunt het best geboden
kan worden in het onderwijs. Hierbij gaat het niet alleen om het bieden van ruimte
in het hoger onderwijs, maar ook om meer fysiek onderwijs in het voortgezet onderwijs.
Daarnaast wijzen de ministeries op het belang van naleving van de basisregels om de
noodzaak van ingrijpendere maatregelen te verlagen. Het kabinet heeft bovenstaande
punten meegewogen in de besluitvorming van 23 maart. Daarmee onderstreept het kabinet
het belang om naast de epidemiologische inzichten ook de sociaal-maatschappelijke
en economische gevolgen in kaart te blijven brengen.
Maatregelen
Voortzetting lockdown
Het kabinet heeft in zijn maatregelenbrief van 8 maart 20218 aangegeven dat wanneer de R-waarde rond de 1 zou blijven en er daarmee sprake zou
zijn van een stabiele bezetting van ziekenhuizen en IC’s vanaf eind maart een stapsgewijze
versoepeling van maatregelen mogelijk zou zijn. Helaas moet het kabinet constateren
dat aan deze voorwaarden niet is voldaan. Gezien de toename van het aantal besmette
personen, een lichte verhoging van de ziekenhuis- en IC-bedbezetting en een reproductiegetal
dat met 1,11 ruim boven de 1 is gekomen heeft het kabinet besloten om de lockdown,
inclusief de avondklok, te verlengen tot en met 20 april 2020. Ten aanzien van de
avondklok geldt hierbij dat het aanvangstijdstip per 31 maart 2021 wordt aangepast
naar 22.00 uur. Het besluit om de maatregelen te verlengen komt in grote lijnen overeen
met de maatregelen die in onze buurlanden worden genomen. Tegelijkertijd constateert
het kabinet dat de komende periode, door de toenemende vaccinatiegraad de meest kwetsbaren
zijn beschermd. Versoepeling van de maatregelen lijkt dan mogelijk. De komende weken
geldt dat zodra er versoepeling mogelijk blijkt het kabinet, in overleg met uw Kamer,
hier snel op zal acteren. Een nieuw moment van besluitvorming is voorzien voor dinsdag
13 april 2021.
Hierbij is het vanzelfsprekend van groot belang dat, nu dit bijdraagt aan het naar
beneden brengen en houden van het reproductiegetal, iedereen blijvend aandacht geeft
aan de basisregels en het je laten testen bij klachten.
Alles overwegende is het kabinet van mening dat de zorgelijke epidemiologische situatie
deze voortzetting van de lockdown rechtvaardigt. Het doel staat naar de mening van
het kabinet nog steeds in redelijke verhouding tot het middel. Minder stringente maatregelen
om hetzelfde doel te bereiken staan, mede gelet op het advies van het OMT, niet ter
beschikking. Naar aanleiding van deze conclusie, waarbij de Sociaal Maatschappelijke
Economische Reflectie (SMER) en brede maatschappelijke toets is meegewogen, meent
het kabinet invulling te hebben gegeven aan de motie van het lid Van Otterloo.9
De reeds getroffen voorbereidingen voor heropening van bijvoorbeeld buitenterrassen
of de detailhandel worden met en door de verschillende sectoren verder uitgewerkt
ten behoeve van een volgend moment van besluitvorming. Voor het HBO en WO wordt, onder
voorbehoud van de epidemiologische situatie, met behulp van zelftesten toegewerkt
naar fysiek onderwijs in het HBO en WO voor die instellingen die zelftesten aanbieden
om te kunnen starten.
Aanpassing ingangsmoment avondklok naar 22.00 uur, verlenging avondklok en advies
maximaal 1 persoon thuis te ontvangen tot 21 april 04.30 uur
Het kabinet heeft besloten om de avondklok en het advies om maximaal 1 persoon thuis
te ontvangen te verlengen tot 21 april 2021 04.30 uur. Hiertoe is besloten omdat het
epidemiologisch beeld het momenteel niet mogelijk maakt om versoepelingen door te
voeren. Bovendien geeft het OMT aan dat de avondklok en de bezoekbeperking thuis tot
1 persoon significant bijdraagt aan het verlagen van de Rt met naar schatting zo’n
10 procent. Naar verwachting van het OMT zou zonder deze maatregelen het aantal meldingen
en ziekenhuis- en IC-opnames inmiddels beduidend hoger liggen, vanwege een circa 10
procent hogere R. Het kabinet onderschrijft de analyse van het OMT. Tegelijkertijd
is het kabinet zich bewust van de negatieve effecten van de avondklok. Daarbij heeft
het kabinet in het bijzonder aandacht voor het feit dat het langer licht wordt en
de avondklok daardoor als een zwaardere beperking kan worden ervaren. Daarom zal het
ingangsmoment van de avondklok per 31 maart 2021 worden aangepast naar 22.00 uur.
Het tijdstip waarop de avondklok eindigt blijft ongewijzigd op 04.30 uur.
Passend bij het latere ingangsmoment van de avondklok wordt het per 31 maart 2021
voor winkels in de levensmiddelenbranche en de afhaalfunctie van eet- en drinkgelegenheden
mogelijk om open te zijn tot 21.45 uur. Voor de volledigheid meld ik dat bestellen
en afhalen van producten in de detailhandel, winkelen op afspraak en de verkoop van
alcohol tot 20.00 uur is toegestaan, dit tijdstip is dus ongewijzigd.
Met verlenging van de avondklok is deze maatregel tevens van kracht tijdens Pesach,
het Holifeest, Pasen en de Ramadan. Er zal niet worden voorzien in een uitzondering
die het mogelijk maakt huiswaarts te keren na het bijwonen van religieuze diensten
in synagoge, kerk of moskee na de klok van 22.00 uur. Uiteraard bestaat de mogelijkheid
om diensten digitaal bij te wonen op dit tijdstip of om met het eigen huishouden het
geloof te belijden in huiselijke kring. De regelgeving voorziet in uitzonderingen
die het mogelijk maken om de digitale bijeenkomst op locatie te organiseren, mensen
die daarvoor in het gebedshuis moeten zijn kunnen met een werkgeversverklaring en
een eigen verklaring ’s avonds over straat. Het kabinet begrijpt goed dat het digitaal
bijwonen van een bijeenkomst heel anders is dan zelf aanwezig te kunnen zijn bij een
dienst in een gebedshuis en realiseert zich ook dat dit voor veel mensen een gemis
betekent. Gezien het zorgelijke epidemiologisch en de hoge belasting van de zorg beeld
wordt verruiming van de uitzonderingen echter thans niet opportuun geacht.
Toewerken naar fysiek onderwijs HBO en WO met behulp van zelftesten
Met het oog op de ontwikkeling en het mentale en fysieke welbevinden van studenten
en het voorkomen van verdere studievertragingen, is het kunnen volgen van fysiek onderwijs
belangrijk. Het kabinet wil daarom zo snel mogelijk dat studenten in het hoger onderwijs
1 dag per week fysiek onderwijs kunnen volgen. Gezien het huidige epidemiologische
beeld ziet het kabinet echter nu geen ruimte voor directe versoepelingen op brede
schaal. Wel ziet het kabinet dat de inzet van sneltesten, die, ook voor zelf afname,
naar verwachting in april geleidelijk beschikbaar komen, kan helpen om op een verantwoorde
manier vanaf eind april meer fysiek onderwijs te bieden. Dit kan op zijn vroegst met
ingang van 26 april aanstaande onder de voorwaarde dat studenten en docenten preventief
kunnen worden getest. Voorwaarde hiervoor is dat de epidemiologische situatie daar
de ruimte voor biedt, zodat fysiek onderwijs verantwoord en veilig kan plaatsvinden.
Een nadere toelichting vindt uw Kamer verderop in deze brief.
Juridische en beleidsmatige herstelpunten
Het kabinet kiest ervoor om een aantal wijzigingen in de Tijdelijke regeling maatregelen
COVID-19 door te voeren.
– Er is een omissie opgetreden in de lijst van topsportcompetities die in de regeling
zijn opgenomen. Per abuis is in deze lijst cricket weggevallen, terwijl hier ook (mannen
en vrouwen) teams actief zijn in de hoogste klassen van deze sport. Cricket wordt
derhalve opgenomen in de lijst van topsportcompetities.
– Dat het groepsvormingsverbod in openbare plaatsen niet geldt in het openbaar vervoer
en ander bedrijfsmatig personenvervoer wordt geëxpliciteerd. De eerdere reparatie
om woongedeeltes van voer- en vaartuigen van het groepsvormingsverbod dat in openbare
plaatsen geldt, uit te zonderen, kan vragen oproepen over wat geldt in het OV en ander
bedrijfsmatig personenvervoer. Een expliciete uitzondering is daarom gewenst en wordt
toegevoegd.
Routekaart
Op 2 februari is de vernieuwde routekaart gepresenteerd. Met deze routekaart wordt
het voor de samenleving, ondanks alle onzekerheden in deze fase van de crisis, voorspelbaar
welke maatregelen horen bij welk risiconiveau en via welke (tussen)stappen de afschaling
vormgegeven kan worden. In de routekaart is voorzien dat deze periodiek wordt aangepast
zodat deze actueel en adequaat blijft.
8 maart is de eerste update van de routekaart doorgevoerd. Dat betrof het opnemen
van tussenstappen waarlangs bij afschalen ook stappen bínnen een risiconiveau gezet
kunnen worden. Deze tussenstappen geven we vorm langs een aantal variabelen, waarbij
we denken aan 1) Binnen/buiten, 2) Lokaal/bovenlokaal, 3) Tijd, 4) Groepsgrootte en
5) Leeftijd. Dit is geen limitatieve opsomming. Momenteel worden meer tussenstappen,
overeenkomstig het verzoek van uw Kamer, in samenspraak met de verschillende sectoren
nader ingevuld. Uw Kamer wordt hier in de volgende stand van zakenbrief nader over
geïnformeerd.
Daarnaast wordt er bij deze volgende update van de routekaart in samenspraak met de
veiligheidsregio’s een overzicht opgenomen met indicatieve mijlpalen voor heropening
van de samenleving. Daarbij dient te worden opgemerkt dat continu bezien moet worden
welke ruimte de epidemie ons geeft om maatregelen al dan niet te versoepelen. Ik heb
kennis genomen van het OMT advies ten aanzien van mogelijke versoepelingen in de routekaart,
zoals eerder in deze brief beschreven. Ik ga dit verder bestuderen en kom er in een
volgende stand van zakenbrief op terug.
Wat betreft de inschaling van de veiligheidsregio’s op het coronadashboard, heeft
het OMT benadrukt dat bedbezetting een belangrijke indicator is en aangegeven dat
de «inschaling van regio’s op het dashboard op basis van de twee gekozen opschalingsindicatoren
(incidentie en ziekenhuisopnames) op dit moment in de epidemie misschien niet heel
zinvol is.» Ik heb kennisgenomen van dit advies, ga dit verder bestuderen en ik kom
er in een volgende stand van zakenbrief op terug.
Reizen
Reisbewegingen vormen een risico op import en verspreiding van COVID-19 in Nederland
en in het buitenland. Inmiddels zien we in diverse EU-landen, waaronder Nederland,
stijgende besmettingscijfers. Aan de andere kant zien we ook hier de positieve invloed
van vaccinaties en de mogelijke invloed van het weer tijdens de zomerperiode. Het
kabinet kijkt voorzichtig vooruit naar een zomerperiode waarin er hopelijk op een
veilige manier naar veel Europese landen gereisd kan worden. Na een lange periode
van lockdowns en zoveel mogelijk thuisblijven, kijken veel Nederlanders uit naar een
veilige (buitenlandse) vakantie. Dit is de stip op de horizon waar het kabinet naartoe
werkt.
Herijking reismaatregelen
De afgelopen maanden heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen om reizen
te ontmoedigen en noodzakelijke reizen veiliger te maken. De wens van het kabinet
is om dit pakket aan maatregelen te herijken zodat deze meer in lijn komt te liggen
met de maatregelen op het gebied van reizen zoals genoemd in de Europese Raadsaanbevelingen.10 Het OMT heeft hierover advies uitgebracht. Het kabinet zal uw Kamer hierover op korte
termijn nader informeren.
Vliegverboden
Daarnaast is het OMT gevraagd of het noodzakelijk is om de vliegverboden te handhaven
in Zuid-Amerika en voor Zuid-Afrika en daarbij bijzondere aandacht te geven aan Suriname.
Het kabinet zal op korte termijn besluiten over het al dan niet verlengen van de vliegverboden,
die nu tot 1 april gelden.
Reisadvies
Op dit moment geeft de epidemiologische situatie in zowel Nederland als de EU aanleiding
om het reisadvies «Blijf in Nederland» te verlengen tot en met 15 mei. Dit sluit aan
bij het meest recente OMT-advies. Dit betekent geen buitenlandse reizen in de meivakantie.
Het kabinet is voornemens zo snel mogelijk weer terug te gaan naar een landenspecifiek
reisadvies waarbij het RIVM wekelijks de situatie monitort.
Start pilots veilig en verantwoord vakantiereizen
Om goed voorbereid te zijn op het moment dat reisbeperkingen versoepeld worden, zullen
in april een beperkt aantal pilots vakantiereizen uitgevoerd worden. De eerste twee
pilotreizen vinden begin april plaats. Het plan is om in een tweede fase ook pilotreizen
met andere vervoersmodaliteiten zoals auto, trein of bus uit te voeren.
Met de uitvoering van pilotreizen worden voor de hele reis- en vervoersbranche nieuwe
inzichten verkregen en data verzameld onder welke condities er in coronatijd veilig
en verantwoord gereisd kan worden. Alle basismaatregelen en maatregelen met betrekking
tot reizen worden tijdens de pilotreizen in acht genomen. De inzichten verkregen door
de pilots worden gebruikt om protocollen van reisorganisaties waar nodig aan te scherpen
en om een zo duidelijk mogelijk handelingsperspectief voor reizigers te ontwikkelen;
zo kunnen we de communicatie met reizigers verbeteren en inzichtelijk maken welke
informatie reizigers nodig hebben om veilig op reis te gaan.
Afsluiten proefcorridor Atlanta-Amsterdam
Op 4 december 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de vormgeving van een travel-corridor
tussen Atlanta en Amsterdam om veilig reizen mogelijk te maken voor groepen reizigers
die zijn uitgezonderd van het EU-inreisverbod.11 Op 2 februari jl. is uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie en dat de proef in huidige
vorm wordt gecontinueerd en verder geëvalueerd.12 De corridor is succesvol geweest en heeft bijgedragen aan de vormgeving van het test-
en quarantainebeleid zoals dit nu geldt voor vliegreizen uit hoogrisicogebieden. De
sectorpartijen hebben echter onlangs aangegeven per 27 maart a.s. te stoppen met het
aanbieden van corridorvluchten tussen Atlanta en Amsterdam omdat er, door het huidige
test- en quarantainebeleid, vrijwel geen verschil meer is met de reguliere vluchten
vanuit hoogrisicogebieden en dat vertaalt zich in lage reizigersaantallen op de corridorvluchten.
Door het stoppen van de corridor komt daarmee de aanvullende evaluatie te vervallen.
Ondanks het beëindigen van deze corridor hebben KLM, Delta Air Lines en Schiphol aangegeven
ook in de toekomst open te blijven staan voor nieuwe initiatieven.
Opschorten grensweigering derdelanders zonder PCR/NAAT-test
Vanaf 15 december zijn derdelanders reizend van buiten de EU/Schengen, die uitgezonderd
zijn op het EU-inreisverbod, verplicht op een negatieve NAAT/PCR-test te tonen bij
inreizen. Sinds 29 december geldt deze verplichting voor alle reizigers vanuit hoogrisicogebieden
en worden alle passagiers hierop gecontroleerd door de luchtvaartmaatschappijen. Voor
derdelanders doet de Koninklijke Marechaussee een aanvullende controle hierop als
voorwaarde voor het EU-inreisverbod. Indien een reiziger deze test niet heeft, kan
hem of haar de toegang tot Nederland ontzegd worden. Sinds de ingang van deze maatregel
op 15 december zijn geen gevallen bekend van reizigers die sec de toegang tot Nederland
wordt geweigerd omdat ze niet voldoen aan de NAAT(PCR-)testverplichting. De mensen
die geweigerd zijn, zijn geweigerd omdat ze niet voldeden aan andere voorwaarden van
het EU-inreisverbod. Op grond van het voorgaande heeft de extra controle en de aanvullende
voorwaarde van de NAAT (PCR)-testuitslag geen toegevoegde waarde meer in het kader
van het EU-inreisverbod voor Nederland, aangezien alle passagiers uit hoogrisicogebieden
toch al op grond van de Tijdelijke Wet Maatregelen (TWM) in bezit moeten zijn van
een negatieve testuitslag. Dit wordt gecontroleerd door de luchtvaartmaatschappij
en steekproefsgewijs door de veiligheidsregio.
Het kabinet heeft besloten dat deze aanvullende voorwaarde voor het EU-inreisverbod
voor Nederland per 31 maart wordt opgeheven. Dit laat onverlet dat men wel aan de
testverplichtingen op grond van de TWM voor Nederland moet voldoen om aan boord te
mogen van het vliegtuig of schip en dat hierop ook gecontroleerd wordt.
Toezeggingen aan Eerste Kamer
Tijdens de plenaire vergadering in de Eerste Kamer op 8 januari jl. over het wetsvoorstel
Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een verduidelijking van de
tijdelijke grondslag voor het stellen van regels over de toegang tot en het gebruik
van voorzieningen voor personenvervoer is door de Minister van Justitie en Veiligheid
een vijftal toezeggingen gedaan. Deze zal ik hier behandelen. De eerste toezegging
(T03051) over het uitzonderen van transferpassagiers is in de brief over de coronamaatregelen
van 8 maart jl. afgedaan. Transferpassagiers zijn uitgezonderd op de verplichte sneltestuitslag.
Wel moeten zij een negatieve NAAT(PCR)-testuitslag kunnen tonen. De tweede toezegging
(T03052) over de noodzakelijkheid is behandeld in de brief over Noodzakelijkheidsverklaring
internationaal reizen van 13 januari jl. en ook in het antwoord op Kamervragen over
reisbeperkingen van 17 februari jl. De toezeggingen met nummer T03052,T03053 en T03054
gaan over de hardheidsclausule en de uitzonderingsbepaling, in de Stand van zakenbrief
COVID-19 van 13 januari jl.13 is hier op ingegaan.
Quarantaine
In mijn brieven van 2 februari14, 23 februari15 en 8 maart16 informeerde ik uw Kamer over de invoering van een quarantaineplicht voor inreizigers
uit hoog risicogebieden en mijn intentie om dit wetsvoorstel spoedig aan uw Kamer
te sturen.
Traject wetsvoorstel quarantaineplicht voor reizigers
Over het wetsvoorstel vond een internetconsultatie plaats vanaf maandag 8 maart tot
en met vrijdag 12 maart. De bijna 1100 binnengekomen reacties, en de gevraagde adviezen,
worden momenteel bekeken en waar mogelijk verwerkt in het wetsvoorstel. Daarbij wordt
onder meer uitgewerkt hoe toezicht en handhaving worden vormgegeven. Ook wordt een
digitale vorm van quarantaineverklaringen ontwikkeld waarbij mijn ambitie is die zo
spoedig en liefst bij invoering van de wet operationeel te hebben. De digitale variant
zal stap voor stap worden geïmplementeerd.
Het wetsvoorstel zal naar de Raad van State gestuurd worden voor advies. Na het verwerken
van dat advies wordt het wetsvoorstel medio april naar de Tweede Kamer worden gezonden.
Ik streef naar de inwerkingtreding op 1 mei 2021, maar ben daarbij afhankelijk van
behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer.
Communicatie en sociale ondersteuning
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn plan van aanpak voor de communicatie
en sociale ondersteuning rond quarantaine17. Daarin heb ik het belang van communicatie en sociale ondersteuning toegelicht alsook
de activiteiten die hiertoe worden ontwikkeld. In het kader van de voortgang kan ik
hierover het volgende melden.
• Er is een communicatiecampagne, met inzet en voorbeeldfunctie van topsporters via
de NOCNSF, online om mensen te wijzen op de quarantaineregels en de wijze waarop men
hier invulling aan kan geven.
• Er is een geactualiseerde quarantainegids online waarin de quarantaineregels en het
beschikbare hulpaanbod kan worden opgezocht.
• Er is een quarantainecheck (te vergelijken met de reizigerscheck) in de maak waarmee
personen snel een gepersonaliseerd advies kunnen krijgen als ze de check doorlopen.
In mijn plan van aanpak informeerde ik uw Kamer ook over een pilot met quarantainecoaches,
in samenwerking met het Rode Kruis en de GGD. Quarantainecoaches ondersteunen mensen
die psychische of praktische problemen ervaren tijdens de quarantaine. Dit is een
aanvulling op de begeleiding en hulp die er al was. Deze pilot liep in de regio’s
Drenthe en Kennemerland. De coaches hebben in een aantal situaties schrijnende problematiek
verholpen. Van de daadwerkelijk gecoachte mensen heeft driekwart aangegeven dat de
coach geholpen heeft bij het doorkomen van de quarantaineperiode. De quarantainecoaches
zijn daarom vanaf 22 maart landelijk actief. Ze worden door de GGD tijdens het bron-
en contactonderzoek gericht aangeboden aan mensen die dat nodig hebben.
Wetsvoorstel sluiting locaties bij besmettingen
In het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op donderdag 21 januari
2021 is een door de leden Klaver en Ouwehand ingediende motie aangenomen. In deze
motie wordt de regering verzocht om met spoed een wettelijke grondslag te creëren
om bij het niet-naleven van coronamaatregelen, waardoor een bronbesmetting ontstaat,
te kunnen reageren met een tijdelijke sluiting van het bedrijfspand.18 Het beoogde wetsvoorstel regelt een bevoegdheid voor de burgemeester om bij een uitbraak
van het coronavirus een locatie te kunnen sluiten. Hierbij hoeft er geen causaal verband
te worden aangetoond tussen het niet-naleven van maatregelen en het ontstaan van de
uitbraak. Een sluiting kan noodzakelijk zijn met het oog op het indammen van een uitbraak,
ongeacht hoe het tot een uitbraak heeft kunnen komen. Er is sprake van een uitbraak
als minstens drie personen besmet zijn geraakt die met elkaar in verband kunnen worden
gebracht, de specifieke locatie de meest waarschijnlijke besmettingsbron is, en er
aanwijzingen zijn dat het overdragen van het virus op andere mensen nog gaande is
op die plaats. Deze analyse wordt gedaan door de GGD op basis van het bron- en contactonderzoek.
Het wetsvoorstel is afgelopen maandag formeel naar de Raad van State gestuurd voor
advies. Ik verwacht rond 7 april het wetsvoorstel naar uw Kamer toe te kunnen sturen.
Doorontwikkeling dashboard
Het dashboard wordt regelmatig aangepast. De meest belangrijke punten die de komende
paar weken verbeterd en toegevoegd gaan worden aan het coronadashboard zijn als volgt.
Er wordt gewerkt aan het zo goed en transparant mogelijk weergeven van alle informatie
over vaccinatie. Daartoe wordt de vaccinatiepagina de komende weken uitgebreid met
informatie over de huidige voorraad van de vaccins én de verwachte leveringen.
Verder worden er een aantal verbeteringen doorgevoerd zoals het tonen van 7-daagsgemiddelden
voor positief geteste verpleeghuisbewoners en overleden verpleeghuisbewoners, waardoor
trends beter zichtbaar worden in deze lijngrafieken. Deze 7-daags gemiddelden komen
op landelijk en veiligheidsniveau beschikbaar.
Ook hebben Stichting NICE en RIVM gezamenlijk verbeterslagen doorgevoerd in de registratie
van het aantal nieuwe IC-opnames. Daarnaast worden de gegevens over IC-opnames binnenkort
via RIVM ingelezen. Hierdoor kunnen deze cijfers op meldingsdatum worden getoond (náást
opnamedatum). Dat heeft als voordeel dat het effect van na-rapportages op het dagcijfer
beperkter wordt.
Testen en traceren
Doorontwikkeling teststrategie
De twee doelen van het testbeleid zijn:
1. Testen om het virus op te sporen en te bestrijden;
2. Testen om de samenleving stapsgewijs te openen.
Hieronder vat ik samen wat de stand van zaken is en welke acties worden ondernomen
om deze twee doelen te realiseren.
Spoor 1: Testen gericht op opsporen en bestrijden
1a Testen van risicodoelgroepen
De afgelopen weken is een forse stijging van het aantal afgenomen testen te zien.
De afgelopen week werden ruim 570 duizend testen afgenomen. De week (8 tot 14 maart)
daarvoor waren dat circa 73.000 testen per dag en de week daarvoor circa 59.000 testen
per dag. In week van 8 tot 14 februari werden circa 35.000 testen per dag afgenomen.
De gemiddelde doorlooptijden zijn ondanks deze forse stijging redelijk stabiel gebleven
en schommelen tussen de 34 en 36 uur van de aanvraag tot de testuitslag.
De verklaring voor de stijging in de testafnames kan enerzijds gezocht worden in het
feit dat meer kinderen en hun ouders worden getest dan voorheen. In de week van 8–14 maart
werden circa 13.000 testen per dag afgenomen in de leeftijdscategorie 4–12 jarigen.
Dat is een stijging van maar liefst 65% ten opzichte van week ervoor. In de week van
8–14 februari, de week dat de scholen in het primair onderwijs open gingen, werden
nog circa 2.000 testen per dag afgenomen in deze leeftijdscategorie. In deze week
werd ook het testbeleid aangepast: het advies werd dat kinderen tot 12 jaar die in
nauw contact waren geweest met een besmet persoon, ook in quarantaine moeten en zich
moeten laten testen. Dit, in combinatie met de heropening van het po, leidde tot een
toename van het aantal afgenomen testen. Het testen van kinderen neemt overigens gauw
twee keer zoveel tijd in beslag dan bij een volwassene. Daarnaast is een relatief
forse stijging van 46% te zien in de leeftijdsgroep van 13–17-jarigen te zien ten
opzichte van de week ervoor. In de verschillende leeftijdscategorieën tussen de 18
t/m 69 jaar zien we een stijging tussen de 16–27% ten opzichte van de week ervoor.
Anderzijds kan de stijging in het aantal afgenomen testen verklaard worden door een
stijging van het aantal COVID-19 gerelateerde klachten zoals blijkt uit de infectieradar.19 Daarnaast zien we ook een hogere prevalentie, en hebben we te maken met het hooikoorts
seizoen waardoor meer mensen COVID-19 gerelateerde klachten hebben. Daarnaast zien
we een stijging in de testbereidheid.
Voor het tweede kwartaal heb ik de GGD’en gevraagd om de infrastructuur van circa
175.000 testcapaciteit per dag beschikbaar te houden. Daarnaast heb ik aan hen gevraagd
om flexibel om te gaan met het personeel dat in de teststraten en vaccinatiestraten
wordt ingezet, zodat eventuele tekorten snel opgevangen kunnen worden, rekening houdend
met de kwalificaties waarover medewerkers moeten beschikken. Die aanpak verdient zorg
nu zowel voor testen als voor vaccineren het volume toeneemt. Tevens heb ik met de
GGD’en afgesproken dat het benutten van de testlocaties voor vaccinaties niet ten
koste mag gaan van de testcapaciteit. Hiermee voldoe ik aan de motie Klaver, Asscher
en Marijnissen20 over dat het benutten van testlocaties voor vaccinaties niet ten koste gaat van de
testcapaciteit.
Vanwege de verwachte beschikbaarheid van zelftesten (die naar verwachting in april
geleidelijk beschikbaar komen) heb ik de GGD’en gevraagd om mensen met een positieve
zelftest de mogelijkheid te geven om zich te laten hertesten bij de GGD’en. Dit is
van belang, zodat het BCO tijdig en goed opgestart kan worden. Mensen moeten bij een
positieve uitslag van een zelftest direct in quarantaine en (via de website of door
de GGD te bellen) een afspraak voor een confirmatietest maken. Daarnaast zal de GGD
vragen of zij ook direct hun contacten willen inlichten. Deze contacten moeten ook
in quarantaine en moeten zich ook laten testen. Wanneer de uitslag van de confirmatietest
ook positief is, zal uitgebreider BCO opgestart worden vanuit de GGD’en. Ook bij een
negatieve uitslag van een zelftest is het van belang dat mensen zich wel aan de basisregels
blijven houden (houd 1,5 meter afstand, draag een mondkapje, was vaak je handen en
blijf letten op klachten.) Zelftesten zijn namelijk minder betrouwbaar dan een negatieve
uitslag van een test afgenomen in een teststraat. Voor meer info over zelftesten verwijs
ik u naar de paragraaf (begeleid) zelftesten hieronder.
1b Grootschalig risicogericht gebiedstesten
In de voorgaande Kamerbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van
de pilots grootschalig risicogericht testen en dat deze mogelijk ingezet kunnen worden
als instrument van de GGD’en. Het overkoepelende doel van de pilots grootschalige
risicogericht gebiedstesten is om meer zicht op het virus te krijgen door op grote
schaal proactief te testen. Daarnaast geven de pilots belangrijke inzichten in de
effecten van verschillende aanpakken op de testbereidheid en het naleven van de quarantaine-
en isolatiemaatregelen. De pilot in Lansingerland is in zijn geheel afgerond en in
de pilot in Rotterdam-Charlois vindt op dit moment data-analyse plaats. Het testen
in de pilots in de gemeente Bunschoten en Dronten is respectievelijk op 19 maart en
21 maart afgerond.
Begin maart heb ik de eerste voorlopige resultaten van Lansingerland en Rotterdam-Charlois
ontvangen. In Lansingerland heeft zo’n 65% van de bevolking zich laten testen en in
Rotterdam-Charlois was dat aanzienlijk minder. Daar heeft zo’n 11% van de bevolking
zich laten testen. De voorlopige uitkomsten laten zien dat dat de testdeelname groeit
op het moment dat grootschalig testen wordt aangeboden.21 Onderstaand overzicht laat deze toename zien:
Week 1
784
Week 2
754
Week 3
664
Week 4
1.441
Start pilot grootschalig risicogericht testen
Week 5
1.722
Week 6
754
Sluiting van 10 testlocaties door een code rood weeralarm
Week 7
1.355
Week 8
1.661
Week 9
1.645
Week 10
1.351
Deze groei lijkt het grootst wanneer sprake is van een uitbraak, zoals in Lansingerland
het geval was. Mogelijk zorgt een groter «urgentiegevoel» bij de bevolking ervoor
dat meer mensen naar de testlocaties komen. Tegelijkertijd lijkt het erop dat het
bestrijden van het virus meer aandacht krijgt als gevolg van het grootschalig, risicogericht
testen. Dit blijkt uit het aandeel inwoners zonder klachten of zonder bekende blootstelling
dat zich heeft laten testen. Uiteraard dient voorzichtig om te worden gegaan met het
interpreteren van deze voorlopige uitkomsten. Naast het grootschalig risicogericht
testen wordt ook ingezet op het stimuleren van het naleven van de maatregelen. Het
is belangrijk dat inwoners tot de testuitslag in quarantaine en (zelf)isolatie gaan.
De definitieve uitkomsten van de pilots en de kosten en baten van het grootschalige
risicogericht testen verwacht ik eind april.
Grootschalig risicogericht testen als instrument
De verkenning of en hoe grootschalig risicogericht testen als extra instrument in
de gereedschapskist van de regionale GGD’en kan worden opgenomen, met ondersteuning
van GGD GHOR Nederland, zet ik tegelijkertijd voort. Zo ben ik met het RIVM in gesprek
wanneer grootschalig risicogericht testen als passend instrument kan dienen.
De eerste aanzet voor de kaders van het instrument grootschalig risicogericht testen
is gemaakt in overleg met de relevante actoren. De uiteindelijke invulling van het
instrument zal afhangen van de uitkomsten van de onderzoeken van de pilots en de lessen
die daaruit zijn getrokken. Ik verwacht uw Kamer eind april te kunnen informeren over
de mogelijke vervolgstappen. Hiermee voldoe ik aan de motie van de leden Ellemeet
en Klaver over het trekken van lessen uit lokale populatietesten.22
Grootschalig risicogericht testen en R-waarde
Aan het RIVM heb ik gevraagd te berekenen wat het verwachte effect van grootschalig
gebiedstesten op de R-waarde is. In de rapportage over de verwachte effecten van vaccinatiestrategieën
is ook een analyse opgenomen over het grootschalig gebiedstesten. Het RIVM verwacht
dat grootschalig herhaald testen slechts een beperkte invloed heeft op de R-waarde,
behalve als het om de dag wordt uitgevoerd. Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan
het lid Kröger over het modelleren van de R-waarde.
1c Testen op primair- en voortgezet onderwijs bij uitbraken
Met testen in het primair en voortgezet onderwijs worden introducties van nieuwe besmettingen
en de verdere verspreiding van het virus binnen scholen voorkomen. Daarbij geldt het
huidige testbeleid door de GGD’en, opvolging van het BCO en leraren krijgen voorrang
via de prioriteitsstraten. Voor kinderen en leraren in het primair en voortgezet onderwijs
geldt dat zij bij klachten thuis blijven en zich bij de GGD kunnen laten testen. Als
gevolg van dit testbeleid is het aandeel kinderen dat door de GGD’en getest wordt
sinds de heropening van het primair en voortgezet onderwijs sterk gestegen.
In het funderend onderwijs is met pilots bekeken hoe de inzet van testen kan bijdragen
aan het zo veel mogelijk doorgang laten vinden van het reguliere onderwijsproces.
In het voortgezet onderwijs zijn de afgelopen weken ervaringen opgedaan met risicogericht
testen, waarbij een bredere groep leerlingen wordt getest in geval van een besmetting.
Deze pilots, waarin gewerkt wordt met testafname onder medisch toezicht of door een
professionele uitvoerder, leveren uitvoeringsvragen op die de inzet en schaalbaarheid
van sneltesten belemmeren.
Een deskundigenpanel is gevraagd hierover te adviseren, zie ook de paragraaf over
«(begeleid) zelftesten». Het panel geeft aan dat een tweede setting mogelijk is, waarbij
iemand volledig vrijwillig bij zichzelf een test afneemt en afleest. Al dan niet met
verbale begeleiding van een vrijwilliger. Bij deze setting is geen sprake van zorg.
Met de aanbevelingen uit het advies van het deskundigenpanel wordt gewerkt aan een
verdere uitrol van de aanpak in de huidige pilots. Vanaf half april wordt gestart
met het stap voor stap beschikbaar stellen van zelftesten voor risicogericht testen
van leerlingen en leraren in het hele vo en voor het preventief testen van het onderwijspersoneel
in het primair onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs. Daarnaast wordt
ook voor de kinderopvang verkend hoe periodiek preventief testen van pedagogisch medewerkers
en gastouders mogelijk gemaakt kan worden.
Het beschikbaar stellen van zelftesten en de definitieve leveringen zijn afhankelijk
van een aantal factoren, waaronder de productie (en snelheid daarvan) door de fabrikanten
en het verlenen van een CE-ontheffing (of CE-markering). Dit kan alleen op basis van
een volledige ontheffingsaanvraag door fabrikanten en positieve beoordeling door IGJ
en RIVM. Naar verwachting vanaf april zullen de eerste testen geleidelijk beschikbaar
komen en naar verwachting zijn er vanaf eind april voldoende zelftesten voor het onderwijs
beschikbaar. Voorafgaand aan uitgifte van zelftesten aan onderwijsinstellingen zal
de benodigde distributie, logistiek, instructie en communicatie van de zelftesten
geregeld moeten worden. Daar wordt de komende periode met alle betrokkenen volop aan
gewerkt.
Spoor 2 Testen om de samenleving te openen
Naast het testen om het virus op te sporen en te bestrijden, zet het kabinet ook in
op het meer mogelijk maken van testen om de samenleving stapsgewijs steeds meer te
openen. Het kabinet zet nieuwe stappen die hiervoor perspectief bieden door te testen
voor een veilige toegang tot het sociale leven en veiliger werken en studeren mogelijk
maken. Samen met het Ministerie van Economische zaken en Klimaat en het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt intensief gewerkt aan de opbouw van testcapaciteit
voor toegangstesten (spoor 2a), gericht op een veilige toegang tot het sociale leven,
en het realiseren van meer testmogelijkheden voor het onderwijs en bedrijfsleven (spoor
2b en 2c). Gegeven de epidemiologische situatie is het niet mogelijk om de praktijktest
drinkgelegenheden Utrecht in oorspronkelijk beoogde omvang door te laten gaan. Het
kabinet kijkt met betrokken partijen naar de mogelijkheden voor een kleinschaligere
variant.
2a Testen gericht op veilige toegang tot het sociale leven (spoor 2a)
In het kader van het openen en continueren van de samenleving geven de Ministeries
van VWS, EZK en OCW samen met betrokken sectoren, veiligheidsregio’s en gemeenten
gezamenlijk vorm aan spoor 2a. In dit spoor is het de bedoeling dat burgers een testbewijs
kunnen krijgen, waarmee ze tijdelijk toegang kunnen krijgen tot bijvoorbeeld evenementen
en activiteiten in economie, cultuur en sport. Om dit mogelijk te maken lopen voorbereidingen
voor een wetstraject voor een testbewijs, digitale ondersteuning via een app, en dient
een fijnmazige infrastructuur van testcapaciteit te worden gerealiseerd. Besluitvorming
over de inzet van testbewijzen, het benodigde wetsvoorstel, de daadwerkelijke realisatie
van de testcapaciteit en de prioritering van sectoren/voorzieningen moet nog definitief
plaatsvinden. In deze brief informeer ik u over de laatste stand van zaken m.b.t.
toegangstesten.
Ontwikkeling testbewijs
In de brief van 8 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het
wetsvoorstel «Tijdelijke wet testbewijzen COVID-19» (Kamerstuk 25 295, nr. 1032). Het kabinet is van mening dat de inzet van het testbewijs een aanvullend instrument
kan zijn om de samenleving op verantwoorde wijze, stap voor stap, eerder en ruimer
te kunnen openen. Met een testbewijs kunnen burgers tijdelijk toegang krijgen tot
bijvoorbeeld evenementen en culturele instellingen. Het advies van de Gezondheidsraad
van 14 januari 2021 en het daarin opgenomen afwegingskader zijn vanzelfsprekend belangrijke
uitgangspunten voor het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel is op 8 maart 2021 voor advies voorgelegd aan het College voor de
Rechten van de Mens, de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing
regeldruk. Eveneens op die datum is het wetsvoorstel voor een toezichts- en handhavingstoets
aangeboden aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
en de Inspectie van het Onderwijs. Tegelijk is een internetconsultatie gestart. Op
de internetconsultatie zijn 5840 reacties binnengekomen waarvan 3750 openbaar. Deze
adviezen en reacties zullen, waar nodig, worden verwerkt in het wetsvoorstel. Hierbij
wordt ook het advies van de Denktank Coronacrisis van 8 maart 2021 betrokken. Het
streven is dit wetsvoorstel nog deze maand voor advies voor te leggen aan de Raad
van State en vervolgens medio april aan uw Kamer aan te bieden.
Ik overleg met de betrokken departementen over bij welk type voorzieningen en activiteiten
en onder welke voorwaarden het mogelijk én wenselijk is te starten met de inzet van
testbewijzen zodra de wetswijziging tot stand is gebracht. Ter voorbereiding op deze
start worden vanaf 27 maart 2021 praktijktesten en pilots georganiseerd om te onderzoeken
hoe het toegangstesten straks veilig en grootschalig kan worden ingezet, zodat het
testbewijs als instrument kan worden gebruikt in de bestrijding van de epidemie bij
het heropenen van de samenleving. We onderzoeken, in nauw overleg met de betrokken
sectoren en veiligheidsregio’s, op basis van een onderzoeksplan wat het toegangstesten
betekent voor de burger, de organisator van de activiteit of voorziening, de testinfrastructuur
van Stichting Open Nederland en het gebruik van de apps CoronaCheck en CoronaCheck
Scanner. Deze pilots vinden verspreid over Nederland plaats in de verschillende sectoren
waar het testbewijs straks kan worden ingezet.
De pilots zijn vanzelfsprekend begrensd in omvang; het gaat immers om een onderzoeksfase,
niet in het minst vanwege de epidemiologische situatie op dit moment. In maart zal
het alleen gaan om de interland Nederland-Letland op 27 maart in de Arena met een
beperkt aantal bezoekers. Ook is het gegeven de epidemiologische situatie op dit moment
niet mogelijk om de praktijktest drinkgelegenheden in Utrecht door te laten gaan.
Wel kijkt het kabinet, met betrokken partijen, naar de mogelijkheden van een kleinschaligere
variant.
Onder coördinatie van het Ministerie van EZK en in overleg met andere betrokken departementen,
sectoren, veiligheidsregio’s en gemeenten wordt voor de pilots in april een planning
opgesteld, passend bij de dan geldende epidemiologische situatie.
Door vooruitlopend op het wetsvoorstel «Tijdelijke wet testbewijzen COVID-19» te starten
met onderzoek naar de praktijk van het toegangstesten, weten we tijdig wat wel en niet uitvoerbaar is. De uitkomsten van de pilots
worden meegenomen in de ministeriële regeling die zal worden opgesteld, waarin een
nadere precisering van de voorzieningen en activiteiten wordt gegeven en waarin wordt
opgenomen onder welke voorwaarden een testbewijs daadwerkelijk wordt verplicht. Op
deze manier kan, uiteraard na overleg met beide Kamers over het wetsvoorstel, een
goede start worden gemaakt met het toegangstesten op grote schaal.
Realisatie testcapaciteit
In de brief van 23 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de opbouw van de
testcapaciteit voor toegangstesten in speciale teststraten die in drie fasen plaatsvindt
(Kamerstuk 25 295, nr. 995). Het streefdoel is om van 25.000 testen per dag in de loop van maart naar 400.000
testen per dag in mei op te bouwen. In de tweede week van februari is begonnen met
de voorbereidende fase, waarin onder andere de eerste dertig testlocaties zijn opgezet
voor de testafname en genereren van testbewijzen – op het moment dat dit wettelijk
en praktisch mogelijk is. Vervolgens vindt de pilotfase plaats, die tot eind april
loopt. Hiervoor worden zeventig locaties gebouwd, die naar verwachting begin april
operationeel zijn. Gedurende deze fase wordt de daadwerkelijke uitvoering van het
toegangstesten getoetst. Vanaf mei verwacht ik dat, na aanvaarding van beide Kamers
met het wetsvoorstel testbewijs, gestart kan worden met de implementatie van toegangstesten.
De bouw en operationalisering van deze locaties wordt uitgevoerd door Stichting Open
Nederland, in nauwe samenwerking met Project Amsterdam en de Ministeries van EZK en
OCW. De Stichting Open Nederland, die als doel heeft een bijdrage leveren aan het
heropenen van Nederland gedurende en na afloop van de COVID-19 pandemie, organiseert
in opdracht van het kabinet een landelijk en fijnmazig netwerk van locaties waar burgers
zonder symptomen zich op COVID-19 kunnen laten testen. Gelet op het doel om grootschalig
testen voor de Nederlandse bevolking te faciliteren, vind het kabinet het van belang
om zorg te dragen voor de financiering van deze voorbereidingen. Voor de financiering
vanaf mei vindt vanuit het oogpunt van haalbaarheid en kosteneffectiviteit stapsgewijze
besluitvorming plaats.
CoronaCheck apps
De digitale applicatie voor het testbewijs, CoronaCheck, wordt in de komende periode,
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet testbewijzen COVID-19 (Tw)
beproefd bij de praktijktesten en pilots. Omdat de «Tijdelijke wet testbewijzen COVID-19»
nog niet is aangenomen, is er nog geen wettelijke grondslag voor het verwerken van
(bijzonder) persoonsgegevens aan de zijde van de persoon of organisatie die een testbewijs
controleert. Om die reden worden in de versies van CoronaCheck app en CoronaCheck
Scanner app die in de praktijktesten en pilots gebruikt worden geen persoonsgegevens
opgenomen in het testbewijs. Bij het scannen van het testbewijs krijgt de controleur
geen persoonsgegevens te zien.
Zodra de wettelijke grondslag er is, zullen in het testbewijs summiere persoonsgegevens
worden opgenomen. Hierbij wordt een balans gezocht tussen privacy en bescherming tegen
misbruik. De persoonsgegevens zijn de 1e letter van de voornaam, de 1e letter van
de achternaam, de geboortedag en de geboortemaand. In combinatie met een controle
van het legitimatiebewijs kan zo grote mate van zekerheid worden verkregen dat het
testbewijs hoort bij de persoon die getest is. Tegelijkertijd geven de summiere persoonsgegevens
weinig informatie prijs over de identiteit van de persoon. In geval van bijzondere,
weinig voorkomende, combinaties van initialen zoals bijvoorbeeld QZ of YX worden geboortedag
/ geboortemaand weggelaten om te voorkomen dat aan de hand van deze gegevens alsnog
de identiteit prijs wordt gegeven.
Zodra het testbewijs niet meer geldig is, wordt het testbewijs automatisch verwijderd,
of (als de app niet is opgestart) direct bij het opstarten. Aan de kant van de controleur
wordt het testbewijs in de CoronaCheck Scanner app alleen kort getoond en niet opgeslagen.
De ontwikkeling digitale ondersteuning van het testbewijs is door de overheid ter
hand genomen. Uit de wettelijke plicht om het bewijs van een negatieve test te kunnen
tonen, volgt ook een zorgplicht bij de overheid om de betrouwbaarheid van testbewijzen
te garanderen. Weliswaar kan dit ook aan de markt overgelaten worden, maar de overheid
dient daarbij eisen te stellen aan partijen en de producten dienen ook aan deze eisen
te worden getoetst. De inrichting van zo’n stelsel kost tijd en is arbeidsintensief.
Dit geldt ook voor de ontwikkeling van private apps via aanbesteding. Gelet op de
brede maatschappelijk wens om de samenleving zo snel mogelijk, op verantwoorde wijze,
te heropenen, is snelheid bij de ontwikkeling van de applicaties geboden.
Een testbewijs is geen letterlijk afschrift van een testresultaat, waar veel persoonlijke
gegevens op staan, maar een cryptografische representatie daarvan. Standaardisatie
van dergelijke bewijzen vindt internationaal nog plaats, waardoor nog geen vast programma
van eisen bestaat waarop private partijen kunnen bouwen. Ontwikkeling door de overheid
in nauwe afstemming met de doorlopende internationale gesprekken over standaardisatie
ligt daarom voor de hand. Dat de standaarden nog in ontwikkeling zijn, blijkt uit
de ontwikkelingen rondom de Europese verordening over een Digitaal Groen Certificaat.
Voor burgers is ten slotte van belang dat herkenbare apps ontstaan waarop ze kunnen
vertrouwen en die ze herkennen. Daarom werkt het Ministerie van VWS aan de applicaties
die een wettelijke basis kennen, direct uitgezet kunnen worden als het nodig is en
zo min mogelijk persoonsgegevens verwerken. De applicaties worden transparant en in
open source ontwikkeld en de broncode wordt ter beschikking gesteld aan andere staten.
Door deze openheid kan iedereen die dat wil de ontwikkelingen volgen, meedoen en toetsen.
Doorlopende evaluatie
Voor de CoronaCheck apps wordt, net als bij CoronaMelder, een doorlopende evaluatie
opgestart onder leiding van Prof. dr. Wolfgang Ebbers (Erasmus Universiteit Rotterdam).
Hiermee wordt het succes en de werking van de apps onderzocht. Het evaluatieteam onderzoekt
de mate van adoptie, en het gebruik van de app. Ook worden de effecten van de app
op het gedrag van burgers in kaart gebracht. Deze effecten worden onderverdeeld in
direct beoogde, indirect beoogde en niet-beoogde effecten. Aanvullend wordt de relatie
tussen adoptie, gebruik en alle effecten in beeld gebracht om zicht te krijgen hoe
deze samenhangen met kenmerken van gebruikers. Op basis van deze informatie kan het
proces, de app of de communicatie daaromheen worden aangepast.
Tijdens de fieldlab evenementen in Biddinghuizen op 20 en 21 maart jl. vond de eerste
nulmeting plaatst. Een team gedragskundigen heeft in kaart gebracht in hoeverre bezoekers
het scannen van CoronaCheck kunnen en willen ontwijken. De resultaten hiervan worden
teruggelegd bij zowel het CoronaCheck evaluatieteam als het bouwteam voor de verdere
monitoring en ontwikkeling van de apps. De eerste resultaten omtrent de monitoring
van de CoronaCheck app tijdens het fieldlab in Biddinghuizen zal ik in de volgende
stand van zaken brief aan uw Kamer delen. Evaluatiedata worden publiek beschikbaar
gemaakt via een nog nader te bepalen platform. Ook wordt onderzocht welke variabelen
interessant zijn voor het huidige CoronaDashboard of een alternatieve rapportage.
In Europa worden op dit moment ook discussies gevoerd over een potentieel «bewijs
van herstel» als alternatief voor een negatieve tekstverklaring die in veel lidstaten,
waaronder Nederland, verplicht is voor inreizigers. In het licht van deze Europese
discussie is het OMT gevraagd of een recent bewijs van COVID-19 besmetting te accepteren
als alternatief voor de verplichte negatieve NAAT(PCR)-test voor reizigers uit hoogrisicogebieden.
Het OMT adviseert dat op dit moment een geregistreerde positieve testuitslag of een
positieve serologische test niet bruikbaar is als vervanging van de negatieve NAAT(PCR)-test
voor reizigers uit hoogrisicogebieden. Aanvullend hierop wordt verkend of bewijs van
een eerder doorgemaakt infectie ook als testbewijs kan worden gebruikt bij het heropenen
van de samenleving. Ik heb gevraagd om het totale volume aan beschikbare toegangsbewijzen
hierin mee nemen, aangezien dit potentieel zeer groot zou kunnen zijn. Hier wil ik
opnieuw benadrukken dat ook met de inzet van testbewijzen bewijzen van een eerder
doorgemaakt infectie voor toegang, altijd geldende maatregelen zoals de 1,5 meter
gehandhaafd zullen moeten worden.
2b Testen gericht op veiliger werken
Sinds het begin van de coronacrisis werken veel mensen langdurig thuis. Van belang
is dat we dit blijven doen en blijven volhouden zolang dat op basis van de epidemiologische
situatie nodig is. Er is echter ook een groep werknemers die niet thuis kan werken.
De Minister van SZW heeft hiertoe samen met de sociale partners de «handreiking: Algemene
criteria thuiswerken» opgesteld. De criteria zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.23 Hiermee wordt voldaan aan de toezegging in mijn stand van zakenbrief van 23 februari
jl. om uw Kamer te informeren over veiliger werken. Het preventief testen van mensen
zonder klachten en zonder bekende blootstelling is een manier zijn om vroegtijdig
besmettingen op te sporen en uitbraaksituaties te voorkomen, doordat meer positieve
gevallen worden opgespoord dan wanneer niet asymptomatisch wordt getest.
Om veiliger werken mogelijk te maken wil het kabinet werkgevers ondersteunen om hun
werknemers de mogelijkheid te geven zich preventief te laten testen. Deze week start
een regeling, die werkgevers financieel ondersteunt wanneer zij hun werknemers zonder
klachten de mogelijkheid willen bieden om zich preventief en frequent te laten testen
onder medisch toezicht. Werkgevers kunnen via hun arbodienst of een BIG-geregistreerde
arts een maximale vergoeding krijgen van het Ministerie van VWS voor het afnemen van
preventieve testen bij werknemers (maximaal is 300 miljoen euro beschikbaar). Deze
vergoeding wordt enkel beschikbaar gesteld voor werknemers die door de aard van hun
werkzaamheden geen enkele mogelijkheid hebben om thuis te werken én zich – buiten
eigen schuld om – in werksituaties bevinden waar 1,5 meter afstand moeilijk te handhaven
is. Want: thuiswerken blijft de norm. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat een
werkgever haar werknemers nooit mag verplichten tot het afnemen van een test.
Op termijn is het perspectief voor werknemers zelftesten, waarbij de werknemers thuis
of op het werk onder eigen verantwoordelijkheid een test kan afnemen zonder medisch
toezicht. Deze regeling geldt als overbrugging totdat zelftesten, die op dit moment
nog niet op de markt zijn, beschikbaar zijn. Bij klachten of na bekende blootstelling
blijft het advies om je te laten testen bij een van de GGD-teststraten. De huidige
al lopende capaciteit van de GGD biedt daarvoor voldoende ruimte. De huidige regeling,
gericht op ondersteuning bij het testen van werknemers met klachten, is derhalve per
19 maart jl. gesloten voor nieuwe aanmelders.
2c Testen gericht op veiliger studeren
Met het oog op de ontwikkeling en het mentale en fysieke welbevinden van studenten
en het voorkomen van verdere studievertragingen, is het kunnen volgen van fysiek onderwijs
belangrijk. Het kabinet wil daarom zo snel mogelijk dat studenten in het hoger onderwijs
1 dag per week fysiek onderwijs kunnen volgen. Dit heeft op de korte termijn en op
de middellange termijn positieve effecten voor studenten, onderwijsinstellingen, arbeidsmarkt
en samenleving. Gezien het huidige epidemiologische beeld ziet het kabinet echter
nu geen ruimte voor directe versoepelingen op brede schaal. Wel ziet het kabinet dat
de inzet van sneltesten, die naar verwachting in april geleidelijk beschikbaar komen,
ook als zelftest, kan helpen om op een verantwoorde manier vanaf eind april meer fysiek
onderwijs te bieden. Dit kan op zijn vroegst met ingang van 26 april aanstaande en
dan alleen onder de voorwaarde dat studenten en docenten preventief kunnen worden
getest. Voorwaarde is dat de epidemiologische omstandigheden dit toelaten. Met alle
betrokkenen werkt het kabinet naar dit moment toe, zodat het preventief (zelf)testen
voor het gehele hoger onderwijs goed voorbereid is en ingevoerd kan worden.
Op dit moment lopen in acht regio’s pilots bij hoger onderwijsinstellingen rondom
testen, waaronder in drie regio’s met begeleide zelfafname en zelftesten. Het kabinet
wil de komende periode inzetten op het uitbouwen van deze pilots, waardoor op korte
termijn de inzet van met name begeleide zelfafname en zelftesten zoveel mogelijk verder
worden opgeschaald. Hierbij kan opgeschaald worden naar het testen van meer studenten
binnen de huidige pilots. Opleidingen die deelnemen aan deze pilots, waarbij alle
studenten zich kunnen laten testen, kunnen 1 dag per week fysiek onderwijs aanbieden.
Dit kan naast de bestaande uitzonderingscategorieën (tentamens, examens, praktijkonderwijs
en begeleiding van kwetsbare studenten).
Vanaf 19 april kunnen instellingen, binnen de pilotregio’s, overgaan tot meer zelftesten.
Hiervoor worden zelftesten aan de hogescholen en universiteiten die onderdeel zijn
van de pilots ter beschikking gesteld. Opleidingen die deelnemen aan deze pilots,
waarbij alle studenten zich kunnen laten testen, kunnen 1 dag per week fysiek onderwijs
aanbieden. Vanaf 26 april kunnen, indien de epidemiologische situatie dit toelaat,
onderwijsinstellingen 1 dag fysiek onderwijs per student aanbieden, op voorwaarde
dat de onderwijsinstellingen preventief testen (met name door middel van zelftesten)
aan alle studenten kan aanbieden en de daarvoor benodigde distributie, logistiek,
instructie en communicatie geïmplementeerd hebben.
Het kabinet zal bekijken hoe instellingen in de opschaling van sneltesten en zelftesten
het beste gefaciliteerd kunnen worden, zodat testen gedistribueerd en afgenomen kunnen
worden. Zelftesten worden ook beschikbaar gesteld voor het mbo, hiervan wordt het
tijdpad nog nader bezien. Vergroting van de mogelijkheid voor aanbieden van fysiek
onderwijs voor 1 dag per week geldt in aanvulling op de bestaande uitzonderingen op
thuisonderwijs, ten aanzien van tentamens, examens, praktijkonderwijs en begeleiding
van kwetsbare studenten.
(Begeleid) zelftesten
Deskundigenpanel Zelf testen onder begeleiding
In de vorige stand van zakenbrief heb ik u geïnformeerd over pilots waarbij sneltesten
op school en in bedrijven worden ingezet. Deze pilots leveren uitvoeringsvragen op
die de inzet en schaalbaarheid van sneltesten belemmeren. Om hierin een doorbraak
te realiseren heeft het kabinet een panel van deskundigen, onder leiding van de voorzitter
van de LCT, gevraagd om het kabinet te adviseren. Met dit deskundigenpanel voldoe
ik aan de motie Van den Berg24 die mij heeft verzocht te faciliteren dat deskundigen binnen drie weken een handreiking
opstellen voor herhaald preventief testen in de vorm van (begeleide) zelfafname. Het
afgeronde advies25 is bij deze brief gevoegd. De deskundigen, bestaande uit o.a. wetenschappers, juristen
en mensen uit het onderwijsveld en bedrijfsleven, zien een toenemend draagvlak voor
het sneller, meer en laagdrempeliger testen bij een besmetting in het onderwijs (spoor
1c) en voor veilig werken en studeren (spoor 2b en 2c).
Op dit moment wordt in de pilots gewerkt met testafname onder medisch toezicht of
door een professionele uitvoerder. Het panel concludeert dat deze wijze van testafname
moeilijk werkbaar en schaalbaar is te maken. Daarnaast geeft het panel aan dat een
tweede setting mogelijk is, waarbij iemand volledig vrijwillig bij zichzelf een test
afneemt en afleest. Al dan niet met verbale begeleiding van een vrijwilliger. Bij
deze setting is geen sprake van zorg. De Wkkgz, de Wgbo, de Wet BIG en de Wpg zijn
in dat geval niet onverkort van toepassing. Bij dit scenario zijn de in de pilots
ervaren problemen opgelost en ontstaat een werkbaar en schaalbaar model voor (begeleid)
zelftesten in het onderwijs en bedrijfsleven.
Bij de inzet van zelftesten is het van belang dat mensen goed weten waar je een zelftest
voor kan gebruiken. Samenvattend is een zelftest niet bedoeld voor mensen met klachten
of mensen met een verhoogd risico. Zij krijgen het advies om zich bij een teststraat
door een professional te laten testen. Een zelftest kan ook niet gebruikt worden om
ergens toegang toe te krijgen. Dit is te fraudegevoelig. Hier wordt een aparte testinfrastructuur
voor ingericht. Zelftesten kan wel bijdragen aan meer veiligheid, zeker als mensen
het frequent doen en genoeg mensen het doen. Specifiek in het onderwijs en in bedrijfsprocessen
waar thuiswerken niet mogelijk is en afstand houden moeilijk is, zoals bijvoorbeeld
de brandweer of politie, kunnen zelftesten een belangrijke bijdrage leveren aan het
verminderen van de kans op introducties en de verspreiding van het virus. Om het gebruik
in deze omgevingen te stimuleren zal ik ook vanuit Dienst Testen centrale voorraad
inkopen en die aan het onderwijs beschikbaar stellen. Dienst Testen treft hiertoe
de noodzakelijke voorbereidingen.
Het eerder genoemde deskundigenpanel merkt terecht op dat aan het grootschalig inzetten
van zelftesten ook nadelen zitten. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld risicovoller gaan
gedragen, zoals zich minder goed aan de maatregelen houden. Daarnaast zijn mensen
zelf verantwoordelijk voor het handelen bij een positieve testuitslag, waaronder het
informeren van contacten, het doorgeven van de uitslag en om zich te laten hertesten
bij een GGD-teststraat. Goede voorlichting en diverse kanalen van communicatie over
hoe je moeten handelen bij een positieve of negatieve testuitslag is daarom van belang.
Ik zet daarom in op verschillende manieren van communicatie. Aan een ontheffing wordt
de voorwaarde verbonden dat in de bijsluiter van de zelftesten informatie moet staan
over wat te doen bij een positieve of negatieve uitslag. De tekst is in afstemming
met de GGD en RIVM tot stand gekomen. Via de website van de rijksoverheid en de website
van RIVM worden mensen over het zelftesten geïnformeerd. Deze week zal informatie
op verschillende websites te vinden zijn. Parallel voer ik gesprekken met apothekers,
drogisten en supermarkten over het laten aansluiten van hun communicatie op die van
de rijksoverheid. Zo borgen we dat op verschillende plekken dezelfde communicatieboodschappen
naar voren komen.
Ontheffingen zelftesten
Randvoorwaardelijk voor het creëren van deze setting is dat er zelftesten zijn die
mensen zelf kunnen gebruiken. Per 4 maart jl. is het voor fabrikanten en leveranciers
van antigeentesten mogelijk om een ontheffingsaanvraag in te dienen, waarmee de antigeentest
tijdelijk op de Nederlandse markt als zelftest gebruikt kan worden. Sindsdien zijn
door verschillende partijen aanvragen ingediend die op dit moment beoordeeld worden.
Ik verwacht dat de eerste ontheffingen deze week verleend kunnen worden en verwacht
dat de eerste zelftesten vanaf half april geleidelijk beschikbaar komen op een laagdrempelige
wijze in bijvoorbeeld apotheken, drogisterijen en supermarkten. Mensen kunnen dan
zelf een test kopen om te testen of zij met het coronavirus besmet zijn. Het beschikbaar
krijgen van zelftesten is wel afhankelijk van de daadwerkelijke productie en leveringen
door fabrikanten, het verkrijgen van een CE-ontheffing en vervolgens de organisatie
van de distributie en logistiek en beschikbaar stellen van de juiste instructie en
communicatie voor gebruik van de zelftest.
Inkoop zelftesten
Om zo snel mogelijk voor het onderwijs over voldoende zelftesten te beschikken, heb
ik Dienst Testen de opdracht gegeven om bij die partijen, waar zij reeds een raamovereenkomst
mee heeft voor de aankoop van antigeentesten voor professionele afname, een order
te plaatsen voor zelftesten. Dit doe ik vooruitlopend op het verkrijgen van een CE-ontheffing
door de leveranciers. Omdat hierbij, gelet op de tijd, niet de aanbestedingsregels
kunnen worden gevolgd, leidt dit tot een onrechtmatigheid op de VWS-begroting. Om
deze onrechtmatigheid zoveel mogelijk te beperken, wordt tegelijkertijd een aanbesteding
voorbereid, zodat ook bij andere partijen die een CE-ontheffing hebben zelftesten
ingekocht kan worden.
Uw Kamer heeft door middel van de aangenomen motie van de leden Klaver en Jetten26 verzocht om snelle zelftesten gratis beschikbaar te maken. Zoals ik reeds in het
debat met uw Kamer heb aangegeven, gaf ik de appreciatie «Oordeel Kamer» omdat uw
Kamer instemde dat mijn interpretatie van de motie overeenkomt met de interpretatie
van de indieners. Ik ben het eens met de indieners dat de overheid een grote rol heeft
in het gratis beschikbaar stellen van (zelf)testen bij toegang tot het sociale leven,
op het werk, in het onderwijs en natuurlijk bij klachten. Mensen met klachten en mensen
met een verhoogd risico kunnen zich altijd gratis laten lesten in de GGD-teststraat,
ook is er een regeling voor werkgevers om preventief en frequent testen te stimuleren,
in gevallen waarin thuiswerken en 1,5 meter afstand houden niet altijd mogelijk is.
Daarbij wordt in spoor 2 gewerkt aan de opbouw van testcapaciteit voor toegangstesten.
Het streefdoel rondom de opbouw van testcapaciteit gaat van 25.000 testen per dag
per 1 maart naar 400.000 testen per dag per 1 mei. Tot slot biedt de overheid kosteloos
zelftesten aan in het onderwijs in het kader van veilig onderwijs. Wel verwacht ik
dat anderen (burgers, bedrijven en (overheids-)instellingen) zelf gaan betalen voor
een zelftest, zij kunnen deze ook straks zelf aanschaffen bij fabrikanten die zelftesten
met een CE-markering of ontheffing daarvan hebben. Hiermee voldoe ik aan de motie
van de leden Klaver en Jetten27.
Toezicht op testen
Op 10 maart jl. heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een aantal factsheets
gepubliceerd over haar toezicht op de zogeheten «testketen». De IGJ heeft in haar
toezicht gekeken naar de GGD’en, de binnen het nationale testbeleid ingezette laboratoria
en de commerciële aanbieders van testen. De verschillende rapporten kunt u vinden
op de site van de IGJ28.
De inspectie geeft de partijen in de testketen complimenten voor het uithoudingsvermogen
van de betrokken partijen, die al een jaar onder hoge druk staan. De IGJ is ook positief
over de bereidheid en aandacht voor leren en verbeteren in de sector. Daarnaast is
de inspectie te spreken over de wendbaarheid van de organisaties in de testketen,
zij moeten zich aanpassen aan een voortdurend veranderende testvraag.
De IGJ geeft in haar publicaties een aantal verbeterpunten. Zo geeft de IGJ aan dat
ogenschijnlijk kleine aanpassingen in het testbeleid grote gevolgen kunnen hebben
voor de uitvoering. Daarom is voorspelbaarheid en consistentie in het testbeleid van
belang. Ook is het belangrijk dat ICT-problemen worden opgelost en nieuwe oplossingen
worden gebouwd en dat duidelijk wordt vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is
in de testketen. Hierbij is het van belang dat partijen de samenwerking met elkaar
blijven zoeken. Naar de toekomst toe moet volgens de inspectie gekeken worden naar
de bestuurlijke inrichting (samenwerking tussen landelijke en regionale overheden)
om een pandemie optimaal te kunnen bestrijden. Naast deze meer organisatorische verbeterpunten
vraagt de IGJ ook aandacht voor verbeteringen op het terrein van infectiepreventie.
Komende periode zal de IGJ in haar toezicht de focus leggen op innovatieve nieuwe
soorten testen en daarnaast haar toezicht op nieuwe PCR-laboratoria en risicovolle
meldingen aanscherpen.
Ik vind het toezicht dat de IGJ houdt op de testketen van groot belang, ook in de
crisisbestrijding draagt dit bij aan aandacht voor kwaliteit en veiligheid. Uiteraard
constateer ik met genoegen dat de IGJ overwegend positief is over de hele testketen
en alle spelers daarin. Ik wil me aansluiten bij de complimenten en waardering voor
de mensen die in dit veld werkzaam zijn. Ik roep alle betrokken partijen op de aanbevelingen
van de IGJ ter harte te nemen. Met veel van de aanbevelingen zijn de partijen, al
dan niet samen met het Ministerie van VWS, al hard aan de slag. Denk aan de controle
op kwaliteit in de hele testketen, intensievere samenwerking, verbetering van het
ICT-landschap rondom het testen en de regie op de testketen. Hoewel voorspelbaarheid
in het testbeleid niet altijd mogelijk is, proberen we onder andere door de wekelijke
overleggen in de LCT wel iedereen mee te nemen in de toekomstige veranderingen. De
aanbeveling om in de toekomst te kijken naar de bestuurlijke inrichting en de samenwerking
tussen landelijke en regionale overheden om een pandemie optimaal te bestrijden komt
niet alleen van de IGJ. Deze belangrijke aanbeveling voor de lange termijn is iets
waar het volgende kabinet zich op zal beraden. Ik zal er zorg voor dragen dat hen
dit wordt meegegeven.
Herijking inkoopstrategie
Het is belangrijk om met de testcapaciteit en testsamenstelling steeds zo veel als
mogelijk aan te sluiten bij de ontwikkelingen in het testbeleid, waarbij als randvoorwaarde
wordt gesteld dat er altijd afdoende capaciteit dient te zijn om te kunnen voorzien
in de testbehoefte. Daarbij gaan de ontwikkelingen op het gebied van testmethoden
snel, waardoor testen sneller, gebruiksvriendelijker, goedkoper en op een diversiteit
van locaties – waarbij de nabije aanwezigheid van een laboratorium geen vereiste is –
kunnen worden ingezet.
De inkoop van testen en testcapaciteit moet daar op inspelen. Ik heb Dienst Testen
daarom de opdracht gegeven om hun inkoopstrategie te herijken. Zij pakken deze opdracht
op, waarbij naast de testbehoefte ook wordt gekeken op welke manier verschillende
testmethoden die qua gevoeligheid enerzijds en qua snelheid anderzijds dicht bij elkaar
liggen ook in bepaalde mate uitwisselbaar zijn of als terugvaloptie kunnen dienen.
Op deze manier worden risico’s zoveel als mogelijk ondervangen.
Dienst Testen zal op korte termijn met de bestaande partijen de benodigde testcapaciteit
waarborgen en op de lange termijn een aanbesteding organiseren om een duurzaam testlandschap
te organiseren. Tegelijkertijd voert Dienst Testen ook een marktoriëntatie uit om
zicht te krijgen op de innovatieve testen die een mogelijke plaats moeten krijgen.
Governance Test- en Traceerketen
Per 1 april 2021 loopt de opdracht van de heer Van der Zande als voorzitter van de
Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit af. Veel dank gaat uit naar hem uit
voor de grootse prestaties die hij heeft bewerkstelligd vanaf oktober 2020. Onder
zijn voorzitterschap zijn grote stappen gezet in de ontwikkeling en uitvoering van
het testbeleid tot stand gebracht. Voorts ben ik verheugd dat de heer Van Lint bereid
is het voorzitterschap van de LCT per 1 april 2021 voort te zetten. De heer Van Lint
heeft ruime ervaring in beleid en uitvoering bij verschillende departementen. Hem
staat een belangrijke taak te wachten om de governance van de testketen stevig te
blijven borgen, te zorgen voor een duidelijke regie op de samenwerking en op een gecoördineerde,
tijdige en adequate uitvoering van het nationale testbeleid, teneinde te testen om
het virus op te sporen en te bestrijden alsmede te testen om de samenleving te openen.
Ik breng op korte termijn ook wijzigingen aan in de leiding van Dienst Testen, onder
andere vanwege het vertrek het hoofd van dienst. Veel dank gaat uiteraard ook uit
naar het werk dat alle mensen van Dienst Testen afgelopen tijd hebben verzet.
Landelijk Expertteam Ademtest
Op 23 februari jl. is een expertteam onder voorzitterschap van professor Patrick Bossuyt
gestart om te adviseren over de zorgvuldige doorstart van de ademtest. Het expertteam
heeft zich gebogen over de rapportages uit Amsterdam en Venray, een aantal verbeteringen
in het kwaliteitssysteem gesuggereerd en een advies geformuleerd voor aard en omvang
van een verificatie bij de doorstart. Voor de hernieuwde uitrol van de ademtest in
de teststraten adviseert het expertteam om een robuuste verificatie op locatie uit
te voeren, zodat de gewenste hoge betrouwbaarheid bij een negatieve uitslag kan worden
bevestigd. Die robuuste verificatie dient als basis voor de verdere uitrol van de
ademtest. Uitgangspunt is om aan het GGD-uitrolplan, waarbij in alle regio’s sneltesten
komen, vast te houden. Het streven is om de herstart van de ademtest in Amsterdam
en Venray te laten plaatsvinden rond 26 maart. Daarbij loopt nu al een aantal pilots
in het bedrijfsleven, waarbij de ademtesten naar tevredenheid worden ingezet. Tevens
worden pilots opgestart in het hoger en wetenschappelijk onderwijs, waarbij ademtesten
worden ingezet.
Sequencing
Om mutaties en varianten nog beter te monitoren op landelijk niveau is een gedegen
en landelijk dekkend netwerk van laboratoria nodig, dat afhankelijk van het verloop
van de epidemie opschaalbaar moet zijn. In opvolging van het advies van de stuurgroep
LCT van 27 januari jl. heeft het RIVM de opdracht gekregen om een landelijk netwerk
voor sequentieanalyse in te richten. Dit netwerk zal door middel van sequening ook
de regionale GGD-en ondersteunen bij het uitvoeren van BCO. Volgens berekeningen van
het RIVM zal de minimale sequence capaciteit landelijk (voor kiemsurveillance en in
het kader van uitbraken en bijzondere diagnostiek) ongeveer 2.250 sequenties per week
moeten bedragen (streefdatum eind april 2021). Hiermee voldoe ik aan de motie van
de leden Ellemeet en Klaver29 om middelen beschikbaar te stellen zodat meer positieve testuitslagen verspreid over
het land in aanmerking komen voor sequencing om het zicht op het verloop van het virus
te verbeteren.
Innovatie en validatieprogramma minder invasieve afnamemethoden
In de laatste Stand van zaken brieven heb ik uw Kamer op de hoogte gebracht over de
ontwikkelingen rondom afnamemethoden die minder invasief zijn dan de methode die nu
nog veel in de teststraten gebruikt wordt, namelijk een diepe monsterafname via de
nasopharynx (via de neus) en de oropharynx (via de keel). Dit is ook voor kinderen
op dit moment de standaardtestafname. Het merendeel van de kinderen verdraagt deze
afname goed. GGD’en nemen extra tijd en geven extra aandacht bij de afname. Om dat
te ondersteunen hebben alle GGD’en ook één of meer speciale locaties om kinderen te
testen. Voor deze groep zijn ook de zogenaamde sabbelwatten gevalideerd, maar de toepassingsmogelijkheden
daarvan in de GGD-teststraten zijn beperkt en worden daarom in uitzonderingsgevallen
ingezet.
Het RIVM heeft data geanalyseerd van minder diepe neusbemonstering van de zogenaamde
middelste neusschelp (midtubinaat). Het gaat om data uit internationale literatuur
en ervaringen uit het buitenland en van de GGD’en West-Brabant en Amsterdam. Het RIVM
adviseert op basis hiervan positief over de inzet bij kinderen tot en met 12 jaar.
De ondiepere afname is weliswaar wat minder gevoelig dan bemonstering via de nasopharynx,
met name bij mensen die weinig virus bij zich dragen, maar kan bijdragen aan een nog
grotere testbereidheid onder kinderen. De GGD’en en GGD GHOR Nederland treffen nu
de voorbereidingen om deze meer kindvriendelijke afnamemethode in de teststraat in
te zetten, zoals het trainen van de bemonsteraars. Vanaf begin april kunnen kinderen
in de teststraat op deze wijze getest worden.
Validatiestudies naar het gebruik van gorgelen en mondspoelen worden momenteel afgerond.
Deze afnamemethode is minder invasief. Bij positieve uitkomsten zal ik het OMT vragen
in welke situaties deze methoden ingezet kunnen worden bij zowel kinderen als volwassenen.
Na validatie zal nog enige tijd verstrijken voordat de nieuwe testmethodes geïmplementeerd
en uitgerold zijn.
Bron- en contact onderzoek
De BCO-capaciteit van de GGD’en en GGD GHOR Nederland is volledig opgeschaald, waardoor
er nu ongeveer 7.900 fte klaar staat om bron- en contactonderzoek uit te voeren. De
GGD’en kunnen bij ongeveer 4.400 besmettingen per dag elke besmetting opvolgen met
volledig BCO inclusief monitorgesprekken op dag 5 en dag 10 of ongeveer 6.400 volledig
BCO zonder monitorgesprekken. Op dit moment voeren 15 GGD’en volledig BCO uit of volledig
BCO zonder monitorgesprekken op dag 5 en dag 10, 5 GGD’en doen risicogestuurd BCO
waarbij hoog risico indexen worden opgevolgd met volledig BCO en 5 GGD doet risicogestuurd
BCO waarbij intensieve indexgesprekken plaatsvinden. Ook wordt er, zoals ik u in mijn
vorige brief meldde, voortdurend gewerkt aan het efficiënter uitvoeren van het BCO,
onder andere door digitale ondersteuning.
Gezien de snelle ontwikkelingen en mogelijk aanzienlijke impact op bron- en contactonderzoek,
zullen we continu monitoren wat de consequenties voor het bron- en contactonderzoek
zijn voor testen op spoor 2a, 2b en 2c en zelftesten.
Feiten en Cijfers over Testen en Traceren
Tabel 1. Feiten en cijfers Testen en Traceren week 9–10
Indicator
Week 9
Week 10
Week 11
Omvang
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)1, 2
412.713 totaal per week
58.959 gemiddeld per dag
511.539 totaal per week
73.077 gemiddeld per dag
571.844 totaal per week
81.692 gemiddeld per dag
Tot
aal aantal afgenomen COVID-19 testen alleen bij de GGD testlocaties1
361.340 testen per week
51.620 gemiddeld per dag
460.810 testen per week
65.830 gemiddeld per dag
517.993 testen per week
73.999 gemiddeld per dag
Percentage sneltesten van het totaal aantal afgenomen testen bij de GGD1
15,4%
14,3%
14,6%
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten3
31.959 meldingen bij het RIVM
28.847 positieven uit de GGD-testlocaties
8,0% positieven in GGD-testlocaties
39.527 meldingen bij het RIVM
35.274 positieven uit de GGD-testlocaties
7,6% positieven in GGD-testlocaties
46.005 meldingen bij het RIVM
41.442 positieven uit de GGD-testlocaties
8,0% positieven in GGD-testlocaties
Aantal en percentage opgestarte en afgeronde BCO3
92,5% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 29.251 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
93,2% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 35.863 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
88,9% van de contactinventarisaties i.k.v.h. BCO is uitgevoerd, 39.927 in totaal.
Dit loopt op gedurende de weken die volgen i.v.m. duur van het BCO.
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen4
36% (meting 15-21 februari)
36% (meting 15-21 februari)
36% (meting 15-21 februari)
Effectiviteit
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname1
14,4 uur
16,7 uur
17,9 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag1
18,3 uur
18,7 uur
20,3 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag1
32,7 uur
35,4 uur
38,2 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties)1
21,2 uur
24,1 uur
25,7 uur
X Noot
1
Bron: CoronIT en Dienst Testen lab-uitvraag (23/03/2021).
X Noot
2
Het gaat hier om het totaal aantal COVID-19 testen afgenomen door GGD teststraten
en zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen).
X Noot
3
Bron: Epidemiologische situatie Nederland, RIVM (23/03/2021).
X Noot
4
Bron: Trendonderzoek RIVM via https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/trendonderzoek/naleving-van-en-dra….
Digitale ondersteuning digitale testketen
Onlangs informeerde ik uw Kamer over een aantal actuele onderwerpen in het kader van
de digitale ondersteuning van de bestrijding van de pandemie30. Hierbij wil ik u opnieuw infomeren over de stand van zaken.
Op donderdag 18 maart heeft GGD GHOR Nederland mede namens 25 GGD’en een brief gestuurd
naar de ongeveer duizend gedupeerden van de datadiefstal die naar voren zijn gekomen
uit het politieonderzoek, waarin zij hun excuses aanbieden aan de gedupeerden, meer
toelichting geven op hetgeen er is gebeurd en welke maatregelen er zijn genomen. Ook
is aan de geadresseerden uitgelegd alert te zijn op signalen van oplichting of identiteitsfraude,
en deze direct bij de politie te melden. Gedupeerden en andere burgers kunnen zich
met vragen wenden tot de website van GGD GHOR Nederland.
HPZone
Voor de vervanging van HPZone en HPZone Lite heb ik aan GGD GHOR Nederland naar aanleiding
van hun eerdere verzoek toegezegd als opdrachtgever op te treden om deze vervanging
landelijk te coördineren. Ik ga dat deze week per brief bevestigen aan de GGD’en,
GGD GHOR Nederland en het RIVM. In deze brief zal ik voorstellen om de vervanging
van HPZone Lite en HPZone in twee fases te laten verlopen, waarbij HPZone Lite versneld
vervangen zal worden door een nieuwe voorziening, ten behoeve van de COVID-19-bestrijding.
In fase 1 is de transitie naar een nieuwe voorziening als vervanging van HPZone Lite
urgent vanwege het brede gebruik van deze voorziening in de COVID-19 pandemie. Tevens
ben ik met de partijen in gesprek hoe de vervanging door de nieuwe voorziening en
de implementatie met in achtneming van ieders verantwoordelijkheid gerealiseerd wordt
en daarna in tijdelijke beheer kan worden genomen.
In fase 2 zal HPZone worden vervangen door een nieuwe voorziening. Ik zal derhalve
in mijn volgende stand van zakenbrief ingaan op de gekozen alternatieve voorziening
voor HPZone Lite en de stand van zaken inzake de aanpak en inrichting van het tijdelijke
beheer. Hiermee voldoe ik aan de toezegging om uw Kamer te informeren over wanneer
HPZone Lite versneld vervangen wordt.
Externe controle
In opvolging van de toezegging die ik heb gedaan in mijn brief aan uw Kamer van 2 februari
202131 kan ik melden dat de eerder toegezegde externe audit na 6 weken is gestart. Ik zal
uw Kamer informeren over de resultaten wanneer deze audit is afgerond.
Ook heb ik toegezegd dat bij de audit ook het cultuuraspect meegenomen zou worden.
Met een aparte audit die het klachtensysteem bij de GGD’en onder de loep neemt en
kijkt of mensen met hun klachten en bij incidenten terecht kunnen binnen de organisatie,
heb ik voldaan aan deze toezegging. Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan uw Kamer
om in de audits ook het cultuuraspect te betrekken.
Tijdens het Kamerdebat over de datadiefstal bij GGD’en (Handelingen II 2020/21, nr. 52,
privacylek in de systemen van de GGD) heb ik toegezegd dat alle veiligheidsmaatregelen
die extra worden ingebouwd aan de testkant, ook zullen worden meegenomen aan de vaccinatiekant.
GGD GHOR Nederland heeft mij dat nogmaals bevestigd en zal dit in de toekomst blijven
doen. Daarmee heb ik voldaan aan de toezegging aan uw Kamer om alles dat we nu extra
inbouwen aan de testkant, ook meenemen aan de vaccinatiekant.
Op 6 maart 2021 is er een rapport over de reflectiedag van Bureau Gateway intern opgeleverd.
Dit rapport is bedoeld om te controleren of de maatregelen op de korte termijn passend
zijn voor de geïdentificeerde risico’s en welk effect de huidige aanpak heeft op de
lange termijn oplossingen en op de samenwerking in de digitale test- en traceerketen.
De hoofdconclusie is dat de korte-termijninterventies van het verbeterplan lijken
te worden gerealiseerd, maar dat de resultaten daarvan op zichzelf nog onvoldoende
basis vormen voor de middellange en lange termijn. Uit het rapport blijkt dat er verschillende
beelden bestaan bij de ketenpartijen met betrekking tot de opdrachtformulering, de
governance en het mandaat van de Regiegroep. De Regiegroep leidt hieruit af dat het
kan noodzakelijk zijn dat de samenstelling en het doel van de Regiegroep zal worden
heroverwogen en dat daarbij een gemeenschappelijke visie zal worden opgesteld.
Het verbeterplan DOTT fase 2 zal vragen om een nieuwe start. De uitkomst van deze
heroverwegingen, de uitkomsten van de technische en cultuur audits en de komende Gateway
Review zullen als basis dienen voor het verbeterplan DOTT fase 2. Daarmee zal er getracht
worden een stevig fundament te realiseren voor de digitale ondersteuning van deze
ketens richting de toekomst.
Overige onderwerpen
In mijn stand van zakenbrief van 23 februari 202132 ben ik ingegaan op de motie van het lid Azarkan. In deze motie wordt verzocht om
te bewerkstelligen dat aan mensen vooraf toestemming wordt gevraagd of hun lichaamsmaterialen
na een coronatest gebruikt mogen worden voor onderzoek en gedeeld mogen worden met
derden33. In deze brief ben ik ingegaan op het huidige wettelijke kader dat stelt dat bij
het bewaren en gebruik van (indirect) herleidbaar lichaamsmateriaal toestemming het
uitgangspunt is. Een uitzondering daarop is gemaakt voor gegevensverwerking in het
kader van wetenschappelijk onderzoek. Niet-herleidbaar lichaamsmateriaal mag momenteel
zonder toestemming worden gebruik voor medisch-statistisch onderzoek of ander medisch
wetenschappelijk onderzoek, mits de patiënt van wie het lichaamsmateriaal afkomstig
is geen bezwaar heeft gemaakt. Momenteel is de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl)
in voorbereiding dat verdere invulling zal geven aan deze motie. Deze wet maakt geen
onderscheid meer tussen herleidbaar en niet-herleidbaar lichaamsmateriaal en neemt
voor al het lichaamsmateriaal dat gebruikt wordt in het kader van wetenschappelijk
onderzoek toestemming als uitgangspunt, met een gelijkluidende uitzondering als nu
voor (indirect) herleidbaar lichaamsmateriaal.
De gesprekken over de wijze van uitvoering tussen de GGD’en, de Dienst Testen en de
wetenschap lopen. In deze gesprekken wordt gezocht naar een uitvoering die tegemoet
komt aan de wens van de indiener van motie en tegelijkertijd het best uitvoerbaar
is. Dit is een zorgvuldige afweging die moet worden gemaakt rekening houdend met de
bestrijding van de pandemie. Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan uw Kamer om u
nader te informeren over de motie van het lid Azarkan34.
Daarnaast heb ik tijdens het debat van 3 februari 2021 toegezegd dat ik met GGD GHOR
Nederland zou kijken of het nodig is voor een medewerker van een callcenter om testgegevens
in te zien bij het maken van een vaccinatieafspraak en vice versa. GGD GHOR Nederland
geeft aan dat medewerkers die vaccinatieafspraken maken geen toegang hebben tot testformulieren
(vastlegging van de klachten) en uitslagen van de testen. Medewerkers die testafspraken
maken hebben geen toegang tot vaccinatieformulieren (intake, gezondheidsverklaring,
vaccinatieregistratie, bijwerkingen). Zij kunnen uitsluitend zien of iemand een test-
en vaccinatieafspraak heeft, niet de daarbij behorende gegevens. Het inzien van de
testafspraken is nodig om te kunnen bepalen of iemand een vaccinatieafspraak kan maken.
Wanneer iemand positief getest is, is het procedure om vier weken te wachten met de
vaccinatie. Wanneer iemand die positief getest is reeds gevaccineerd is, is dat belangrijke
informatie voor het onderzoek naar besmetting van en verspreiding door gevaccineerden.
Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan uw Kamer.
CoronaMelder
Ondersteuning oudere iPhone telefoons
In navolging van mijn brief van 2 februari 202135 kan ik met u delen dat de ondersteuning voor CoronaMelder op oudere iPhone telefoons
nu ook in Nederland gerealiseerd is. Met deze ondersteuning is CoronaMelder vanaf
24 februari ook geschikt voor de iPhone 5S uit 2013 en de iPhone 6 uit 2014.
Doorlopende evaluatie CoronaMelder
Op de peildatum 22 maart 2021 hebben 4.674.930 mensen CoronaMelder gedownload. Dit
is ongeveer 26,8% van de Nederlandse bevolking. Inmiddels hebben tot en met 21 maart
ook 130.298 mensen, samen met de GGD, een melding gedaan van besmetting waarmee zij
andere mensen hebben gewaarschuwd dat zij mogelijk ook besmet zijn. Hiermee is met
CoronaMelder een groep van 10.741 besmette mensen gevonden. Door deze groep te waarschuwen
zijn mogelijke ketens van besmettingen voorkomen. 77% van de mensen die een coronatest
hebben aangevraagd na een notificatie van CoronaMelder, waren nog niet benaderd vanuit
het reguliere bron- en contactonderzoek.36 Het beeld dat CoronaMelder mensen sneller vindt aanvullend op het reguliere bron-
en contactonderzoek, wordt hiermee opnieuw bevestigd. Additioneel onderzoek wijst
verder uit dat van de mensen die aangeven een melding van CoronaMelder te hebben ontvangen
58% voor of na de melding ook later niet benaderd is door de GGD vanuit het reguliere BCO.37 Dit onderzoek laat zien dat deze mensen zonder CoronaMelder niet in beeld gekomen
zouden zijn en CoronaMelder aanvullend op het reguliere BCO meer mensen die risico
gelopen hebben waarschuwt.
Anderen via de app waarschuwen na een positieve testuitslag gebeurt samen met de BCO-medewerker
van de GGD. In mijn kamerbrief van 23 februari gaf ik aan dat dit in sommige gevallen
niet altijd gebeurt.38 Inmiddels blijkt uit onderzoek onder BCO medewerkers dat er maatregelen zijn getroffen
om dit proces te verbeteren.39
Naast de bevestiging van eerdere bevindingen40 zien de onderzoekers een overeenkomst met de landelijke trend41, waarbij een deel van de mensen de adviezen niet volledig opvolgt en een deel zich
dus ook niet (direct) laat testen na een melding42. Verder wordt geconstateerd dat de personen die een melding hebben ontvangen in de
periode vanaf 21 januari t/m 3 februari 2021 significant vaker jongeren dan ouderen
zijn. Een mogelijke verklaring van het evaluatieteam hiervoor is dat jongeren sociaal
mobieler zijn dan ouderen. Het is in dit kader een goede ontwikkeling dat steeds meer
jongeren CoronaMelder gebruiken.43
In mijn brief van 12 januari44 benoem ik als opvallend resultaat dat twee derde van de mensen die CoronaMelder op
dit moment gedownload heeft zich verplicht voelt de app te gebruiken. De onderzoekers
gaven destijds aan dat dit mogelijk komt doordat het gebruiken van de app appelleert
aan een maatschappelijke verplichting. Omdat elke vorm van drang of dwang onwenselijk
is heb ik het evaluatieteam gevraagd dit nader te duiden. Verdiepend onderzoek heeft
bevestigd dat het overgrote gedeelte van de mensen die aangaven het in meer of mindere
mate eens te zijn met de stelling dat ze zich verplicht voelen CoronaMelder te gebruiken
(8 op de 10 mensen) inderdaad het gebruik van CoronaMelder als maatschappelijke verplichting
ziet. Een beduidend lager percentage geeft aan het in meer of mindere mate eens te
zijn dat de werkgever/opdrachtgever (7.3%), de school/opleiding (8.4%) of de overheid
(10.7%) de respondent verplicht om CoronaMelder te gebruiken.45
Achttiende advies Begeleidingscommissie DOBC
Op 19 maart jl. heeft de Begeleidingscommissie haar achttiende advies uitgebracht
dat zich richt op het versterken van de rol van CoronaMelder om een effectieve overgang
en voorbereiding op een «open samenleving» door versoepeling van maatregelen, mogelijk
te maken (zie bijlage)46. De commissie adviseert vanuit een aantal perspectieven het volgende: het effectiever
inrichten van het BCO-proces gericht op snellere en eerdere contactopsporing door
digitalisering, de optimalisatie van o.a. de functionaliteiten in de app om de effectiviteit
te optimaliseren, de communicatie rondom CoronaMelder uit te breiden en tenslotte
aansturing op de coördinatie in informatievoorziening om toe te zien op daadwerkelijke
toegankelijkheid voor iedereen. De commissie benadrukt met haar advies dat er ruimte
is om het gebruik en daarmee de adoptie en de adherentie van CoronaMelder verder te
verhogen. Ook merkt de commissie op dat de introductie van de GGD Contact app en CoronaCheck
apps invloed zou kunnen hebben op de adoptie van CoronaMelder. Ik zal hier in een
volgende brief op terugkomen.
CoronaMelder wordt doorlopend geëvalueerd. Nieuwe inzichten komen hierdoor snel in
beeld en dit leidt ertoe dat de app continue in ontwikkeling is. Het advies sluit
aan op inzichten die o.a. door onderzoek al zijn verkregen met als resultaat dat een
groot deel van de aanbevelingen inmiddels in uitvoering zijn. Hieronder licht ik er
een aantal toe:
• Effectiever inrichten BCO werkproces: In mijn brief van 23 februari heb ik u geschreven
dat door GGD GHOR NL de BCO-coördinatoren extra zijn gewezen op CoronaMelder en hun
rol bij het activeren van de waarschuwingsmeldingen in de app. De werkinstructie en
communicatie richting de BCO-medewerkers is hiertoe aangepast. Daarnaast volgt uit
onderzoek uit de laatst verkregen onderzoeksresultaten dat er maatregelen zijn getroffen
om het proces te verbeteren.47 Volgens BCO-medewerkers is er nu o.a. een aanpassing gedaan in het computersysteem
voor contacten die gaan over CoronaMelder. Uit de vorige vragenlijst bleek dat deze
optie gemist werd door de medewerkers.
• Optimalisatie CoronaMelder: Zoals al eerder gedeeld48, wordt momenteel onderzocht hoe CoronaMelder aan kan sluiten op de tweede versie
van het framework van Apple en Google, waar de commissie aan refereert. Verder worden
de eerste stappen gezet met de integratie van coronatest.nl en CoronaMelder waarmee
burgers zelf hun GGD sleutel kunnen uploaden na een positieve test. Dit zal voor een
versnelling zorgen in het verspreiden van risicoblootstellingen.
• Coördinatie informatievoorziening: Er worden continue acties ondernomen om de informatie
rondom CoronaMelder voor een groot publiek toegankelijk en begrijpelijk te maken.
Voor zowel de teksten op de websites als ook in de app geldt dat deze door gespecialiseerde
tekstschrijvers op B1-niveau worden geschreven, ook als dit complexe onderwerpen betreft.
Er is daarnaast veel aandacht besteed aan het toegankelijk maken van de belangrijkste
informatie over CoronaMelder in de vorm van animaties die antwoord geven op vragen
als: hoe werkt de app en hoe is mijn privacy gewaarborgd? Deze informatie wordt ook
aangeboden op Steffie.nl, een website waar voor o.a. ouderen en laaggeletterden informatie
op een makkelijke manier wordt uitgelegd. Verder kunnen mensen met vragen telefonisch
en per email terecht bij de helpdesk, wordt in veel bibliotheken ondersteuning geboden
en is ook de Digi-hulplijn voor ouderen en minder digitaal vaardigen bereikbaar.
Communicatie CoronaMelder
Voor de massa-mediale campagne inzet inzake CoronaMelder is een reguliere Campagne
Effectmeting uitgevoerd49. De meting laat zien dat gedurende de campagne het aantal downloads aanzienlijk is
toegenomen. De campagne heeft echter niet geleid tot het motiveren van mensen die
en negatieve houding hadden ten aanzien van het gebruik van de app. Ik deel daarnaast
het standpunt van de commissie dat met name in deze fase waarin nog niet iedereen
maximaal beschermd is en het coronavirus zich nog kan verspreiden het belangrijk is
om de communicatie over CoronaMelder op te voeren. Zodra de samenleving stap voor
stap verder opengaat, komen we vaker in de buurt van anderen en is het essentieel
om besmettingen snel op te merken. CoronaMelder doet zijn werk op het moment dat mensen
elkaar ontmoeten en is een effectief bewezen instrument in de opsporing van besmette
mensen en dat doet zonder negatieve effecten. Hoe meer mensen de app gebruiken des
te beter de opsporing. De aanbevelingen van de begeleidingscommissie en die uit de
campagne effectmeting neem ik daarom mee bij het verder uitwerken van de communicatieaanpak
welke zich onder meer focust op het wegnemen van veelgehoorde misvattingen en het
benadrukken van toegevoegde waarde van de app.
Vaccinatie
Op 19 maart is de twee miljoenste prik gezet in Nederland. Dit is 26 dagen nadat op
21 februari de mijlpaal van een miljoen prikken werd bereikt. We gaan deze versnelling
doorzetten. Begin april zetten we naar verwachting de drie-miljoenste prik en binnen
twee weken daarna, halverwege april, de vier-miljoenste prik. Daarmee zetten we de
versnelling voort en dat is een goede ontwikkeling. Van de totale groep 80-plussers
heeft nu 78% de eerste prik ontvangen. De groep mobiele thuiswonende 75–79 jarigen
wordt op dit moment uitgenodigd voor vaccinatie. Inmiddels heeft 15% van deze groep
een eerste prik gekregen (zie figuur A). Tevens worden mensen uit de oudste leeftijdscategorieën
nu uitgenodigd voor de tweede prik, waarmee zij volledig gevaccineerd zijn (zie figuur
B). Voor de meest kwetsbare groepen (de mensen boven de 60 jaar en de zeven hoogrisicogroepen)
geldt dat zij, als zij bereid zijn zich te laten vaccineren, medio mei minimaal één
prik hebben ontvangen.
Er zijn tot en met 21 maart 2021 naar schatting ongeveer 1.492.000 eerste prikken
gezet en ongeveer 605.000 tweede prikken.
Figuur 1. Percentage personen met eerste prik per leeftijdscategorie per week
Figuur 2. Percentage personen met tweede prik per leeftijdscategorie per week
Vanuit verschillende groepen krijgen we de vraag wanneer zij in aanmerking komen voor
een vaccinatie. Via een nieuwe online tool, te vinden op www.coronavaccinatie.nl, kunnen bezoekers zien vanaf wanneer de groep waartoe zij behoren wordt uitgenodigd
voor vaccinatie. Deze informatie wordt in de komende tijd steeds verfijnder. Dit wordt
later in deze brief, onder communicatie, verder toegelicht.
Verwachtingen komende maanden
Op basis van de t/m 21 maart geactualiseerde leveringsverwachtingen en gerealiseerde
vaccinaties, is de verwachting dat eind week 26, 17,3 miljoen prikken gezet zullen.
Dan zijn 7,8 miljoen mensen volledig gevaccineerd. Het aantal mensen dat dan een eerste
vaccinatie heeft gehad (en nog wel een tweede vaccinatie moet ontvangen) is dan naar
verwachting ongeveer 4 miljoen. Dat betekent dat naar verwachting dan bijna 12 miljoen
mensen volledig of gedeeltelijk zullen zijn gevaccineerd. Op basis van de huidige
vaccinatiestrategie is gerekend met de groep 18-plussers, die bestaat uit zo’n 14,07 miljoen
mensen (CBS StatLine, gegevens sept. 2020). Met een vaccinatiebereidheid van 85% zou
dit betekenen dat halverwege het jaar alle 11,9 miljoen 18-plussers, die bereid zijn
zich te laten vaccineren, gedeeltelijk of volledig gevaccineerd zijn.
Als er geen problemen optreden met de leveringen van vaccins, zou begin juli tweederde
van de mensen die in aanmerking komen voor vaccinatie volledig zijn beschermd. Een
derde van deze groep heeft dan in ieder geval één prik gehad.
Figuur 3. Aantal prikken gezet en mensen gevaccineerd.
Hoe zich deze cijfers ontwikkelen per maand is hieronder weergegeven in de tabel.
Daarbij blijven we steeds afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende vaccins
en de leveringen.
Tabel 2. Aantal prikken gezet en mensen gevaccineerd
In miljoenen mensen / prikken
1 jan
1 feb
1 mrt
1 apr
1 mei
1 juni
1 juli
Aantal prikken gezet (B/P, M, AZ, J)
0
0,38
1,38
2,81
5,19
10,36
16,63
Aantal mensen volledig gevaccineerd (B/P, M, AZ, J)
0
0,04
0,26
0,81
1,26
2,96
7,34
Aantal mensen nog geen tweede prik gehad (B/P, M, AZ)
0
0,29
0,85
1,19
2,74
5,08
4,10
Aantal vaccinatiebereide 18+ nog zonder prik
11,96
11,63
10,85
9,97
7,96
3,92
0,52
Aankoop vaccins en leveringen
Leveringen
Onderstaand vindt u als gebruikelijk de laatste stand van zaken aangaande de leveringen
en aankoop van COVID-19 vaccins.
Tabel 3. Indicatieve leveringscijfers komende weken
Weeknummer
BT/Pfizer
Moderna
AstraZeneca
Janssen
Totalen
53 (2020
164.7751
164.775
1 (04/01)
123.8251
123.825
2
154.0501
13.200
167.250
3
92.430
92.430
4
191.880
19.200
211.080
5 (01/02)
159.120
72.000
231.120
6
159.120
38.400
86.400
283.920
7
193.050
146.400
339.450
8
200.070
72.000
134.900
406.970
9 (01/03)
208.260
196.800
405.060
10
218.790
74.400
293.190
11
218.790
96.000
40.800
355.590
12
326.430
40.800
367.230
13 (29/03)
326.430
145.200
388.548
860.178
14
487.890
100.170
588.060
15
487.890
105.000
94.156
84.750
687.046
16
487.890
156.372
644.262
17 (26/04)
489.060
150.000
446.567
84.750
1.085.627
18
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
19
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
20
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
X Noot
1
T/m week 2 is BionTech/Pfizer geleverd als 5 doses per flacon, daarna als 6 doses
per flacon.
In de tabel zijn de sterk verminderde leveringen van AstraZeneca doorgevoerd. Ook
zijn de eerste versnelde leveringen van BionTech/Pfizer (169.280) opgenomen. De deze
week door de Commissie genoemde versnelde levering van 10 miljoen doses BionTech/Pfizer
nog niet.
Tabel 4. Indicatief leveringsoverzicht per kwartaal (in miljoenen doses)
Dec 2020
1Q 2021
2Q 2021
3Q 2021
4Q 2021
1Q 2022
Totaal
BionTech/Pfizer
0,165
2,4
7,8
6,8
2,65
19,8
Moderna
0
0,4
1,4
5
7,4
–
14,2
AstraZeneca
0
1,2
4,3
6,2
–
–
11,7
CureVac
0
0
0
4
4
2,7
10,7
Janssen
0
0
3
6
2,3
–
11,3
Sanofi
0
0
0
0
5,85
5,85
11,7
Totaal
0,165
4
16,5
28
22,2
8,55
79,4
Rapportage Special Envoy
– Opdracht
Op 18 februari heb ik uw Kamer geïnformeerd50 dat ik de heer Hans Schikan heb gevraagd als special envoy vaccins. Ik heb hem verzocht in een kort tijdsbestek een nader beeld te schetsen van:
• Eventueel in Nederland voorhanden zijnde (productie)capaciteit, die benut zou kunnen
worden voor de opschaling van de productie van COVID-19 vaccins;
• De termijn waarbinnen deze capaciteit ingezet kan worden en wat daar voor nodig is;
• Andere manieren waarop de Nederlandse overheid of het Nederlandse bedrijfsleven een
bijdrage kan leveren aan het opschalen van de productiecapaciteit voor COVID-19 vaccins.
Ik heb de special envoy vaccins gevraagd de nationale inventarisatie nadrukkelijk te koppelen aan deze Europese
inspanningen.
– Samenvatting rapportage
Op 15 maart jl. heeft de special envoy zijn rapportage opgeleverd. De rapportage is als bijlage bij deze brief toegevoegd51. De beknopte samenvatting van de adviezen van de special envoy vaccins is dat er zeker mogelijkheden zijn waar de Nederlandse overheid of het Nederlandse
bedrijfsleven een bijdrage aan kan leveren. Echter, op korte termijn zal dit geen
effect hebben tot extra beschikbaarheid van vaccins.
In Nederland is productiecapaciteit aanwezig die benut kan worden voor de opschaling
van de productie van COVID-19 vaccins. Het gaat zowel om capaciteit voor het maken
van vaccins als voor het afvullen daarvan in flacons. Een deel van de productiecapaciteit
in Nederland wordt ook al benut. De verkenning van de special envoy laat echter zien dat het inzetten van eventueel beschikbare capaciteit niet kan bijdragen
aan een onmiddellijke toename van vaccins in de komende weken. Dit ligt niet aan een
gebrek aan bereidwilligheid van partijen. De operationele en logistieke uitdagingen
bij het op deze schaal produceren van vaccins zijn enorm groot. Het opschalen van
de productie of het openen van nieuwe productielijnen vraagt tijd; eerder maanden
dan weken. De special envoy constateert bij bedrijven een enorm commitment. De bereidheid tot samenwerking tussen
bedrijven onderling, tussen bedrijven en overheid en tussen bedrijven en universiteiten
is groot.
Voor de middellange en lange termijn zijn evenwel mogelijkheden waarop actie ondernomen
kan worden, zoals het gecoördineerd anticiperen op signalen over dreigende tekorten
in de productieketen.
De rapportage van de special envoy richt zich primair op de productieketen van vaccins. Evenwel worden ook risico’s
gesignaleerd voor knelpunten elders in de productieketen van geneesmiddelen die gebruik
maken van dezelfde componenten en materialen als vaccins. Het risico is aanwezig dat
hier als gevolg van de COVID-productiedynamiek tekorten aan materialen en grondstoffen
gaan ontstaan. Een gecoördineerde aanpak vanuit het Nederlandse bedrijfsleven zou
mogelijk een helpende hand kunnen bieden.
In de rapportage wordt uitgebreider ingegaan op mogelijkheden om de vaccinproductie
te ondersteunen. Deze komen samen in een vijftiental aanbevelingen. De special envoy heeft deze aanbevelingen gegroepeerd in 5 thema’s, te weten: verbinden, supply chain,
wet- en regelgeving, communicatie en toekomst.
Het rapport van de special envoy schetst, zoals gevraagd, een algemeen beeld met aanbevelingen voor betrokken partijen
(overheid, bedrijven, brancheverenigingen), ook in Nederland, om de opschaling van
het productieproces te ondersteunen. In onderstaande tabel zijn de aanbevelingen uit
de rapportage van de special envoy opgenomen.
VERBINDEN
1.
Verbinden internationale vaccinfabrikanten met Nederlands aanbod
EZK, VNO-NCW
2.
Match-making events tussen bedrijven op Europese schaal uitbreiden
EZK, Brancheverenigingen, EC
SUPPLY CHAIN
3.
(In)directe tekorten in supply chain gedetailleerd in kaart brengen
EC, EZK, VWS, Bedrijfsleven
4.
Nederlands bedrijfsleven inschakelen bij oplossing verwachte tekorten
EZK, VNO-NCW
5.
Meer tech transfer personeel opleiden
Biotech Training Facility, OCW
6.
Advance Purchase Agreements aangaan voor vaccins vanaf 2022
EC
7.
Optie van Advance Purchase Agreements voor COVID-19-geneesmiddelen
VWS, EC
8.
Mogelijke vaccin-reallocatie bespreekbaar maken
EC
WET- EN REGELGEVING
9.
Afschaffing/aanpassing van exportlicenties voor vaccins
EC
10.
Mogelijke verdere optimalisatie beoordelingstrajecten nieuwe vaccins
EMA
11.
Centrale registratie van irregulier aangeboden (nep)vaccins
VWS, EC
COMMUNICATIE
12.
Beter begrip creëren rond vaccinproductie
VIG, Individuele bedrijven
13.
Publiekscampagne vaccinatie met hulp van creatieve sector
VWS, RIVM, Topsector Creatief
TOEKOMST
14.
Rondetafelgesprek over geleerde lessen pandemie
VWS, EZK, VIG, HollandBIO, VNO-NCW
15.
Bijeenkomst over Pandemic Preparedness Facility in Nederland
Topsector LSH
– Duiding
Het rapport geeft mijn inziens inzicht in de complexiteit, de onderlinge afhankelijkheden
en het internationale karakter van het vaccinproductieproces. Het rapport geeft aan
dat de mogelijkheden om in Nederland op korte termijn de productiecapaciteit te verhogen,
en zo het gat tussen verwachting en levering te overbruggen, beperkt zijn. Aan de
overweging dat de komende maanden het grootste probleem in heel Europa is dat er veel
minder vaccins dan prikcapaciteit beschikbaar is, die aan de motie van het lid Pieter
Heerma (CDA) met het verzoek om een speciale gezant aan te stellen52 ten grondslag lag, is niet op korte termijn tegemoet te komen door vanuit de Nederlandse
overheid de productie van vaccins op te schalen. De farmaceutische industrie is zelf
continu bezig om, daar waar mogelijk, de productiecapaciteit van vaccins uit te breiden.
Met farmaceuten waar al een contract mee is afgesloten spreek ik, waar mogelijk, ook
extra leveringen af of spreek ik af dat leveringen in tijd naar voren gehaald worden,
om de beschikbaarheid van vaccins in Nederland te vergroten.
Naast farmaceuten die meer kunnen leveren dan voorzien, zien we aan de andere kant
dat minder geleverd wordt dan afgesproken. Dergelijke tegenvallers zijn heel vervelend,
maar ook niet geheel onverwacht bij de opstart van complexe wereldwijde productie
van vaccins tegen een virus dat pas sinds eind 2019 onder mensen voorkomt. Met name
de biologische productieprocessen zijn ingewikkeld te voorspellen. En omdat de farmaceutische
industrie nog geen voorraden heeft kunnen opbouwen, kan dat leiden tot schommelingen
in de leveringen. Het rapport van de special envoy gaat niet in op specifieke productieprocessen van individuele farmaceuten.
Verder wil ik met nadruk benoemen dat de primaire verantwoordelijkheid voor de levering
van vaccins, op basis van de inkoopcontracten, ligt bij de farmaceuten. Zij zijn contractueel
gehouden al het mogelijke te doen om tijdig te voldoen aan de afgesproken hoeveelheden.
Verder vind ik het belangrijk te benoemen dat uit de rapportage blijkt dat de waarde
van de Advanced Purchase Agreements (de inkoopcontracten op EU-niveau) voor COVID-19 vaccins groot is. Deze inkoopcontracten
hebben het mogelijk gemaakt een versnelling aan te brengen in de productie. Ik beschouw
dit als een ondersteuning van de weg die we zijn ingeslagen om in te zetten op het
Europees inkopen van de COVID-19 vaccins.
Alhoewel de mogelijkheden beperkt zijn om de productiecapaciteit van vaccins te vergroten
in de komende weken, wijst de special envoy wel op mogelijkheden voor de (middel)lange
termijn. Het is belangrijk om daar nu al actie op te nemen.
– Aanbevelingen en vervolgstappen
De special envoy vaccins geeft vijftien aanbevelingen (zie tabel hierboven) die met name effect zullen hebben
op de (middel)lange termijn, zoals bovenstaand weergegeven. Samen met de Minister
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) zal ik deze aanbevelingen oppakken. De rapportage
gaat ook in op de partijen die een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij de uitvoering
van de aanbevelingen. Naast overheidspartijen (Ministeries van EZK, van VWS en de
Europese Commissie) is dat ook het ook bedrijfsleven (VNO- NCW en brancheverenigingen).
Ik beperk me op dit moment tot een reactie op de eerste vier aanbevelingen uit de
rapportage omdat deze direct raken aan de problematiek van de productiecapaciteit
en ondergenoemde risico’s op tekorten in de productieketen.
Het gaat hier om de volgende aanbevelingen:
• Verbinden internationale vaccinfabrikanten met Nederlandse aanbod;
• Match-making events tussen bedrijven op Europese schaal uitbreiden;
• (In)directe tekorten in supply chain gedetailleerd in kaart brengen;
• Nederlandse bedrijfsleven inschakelen bij oplossing verwachte tekorten.
Dit zijn aanbevelingen die bijdragen aan het optimaal benutten van productiecapaciteit
die in Nederland aanwezig is en mogelijk ook voor COVID-19-vaccins die nu nog niet
op de markt zijn. Ook het verder in kaart brengen van mogelijke tekorten aan grondstoffen
en materialen in de productieketen acht ik noodzakelijk.
De rapportage gaat ook in op de partijen die een belangrijke rol zouden kunnen spelen
bij de uitvoering van de aanbevelingen. Naast overheidspartijen (Ministeries van EZK,
van VWS en de Europese Commissie), is dat ook het bedrijfsleven (VNO- NCW en brancheverenigingen).
Op donderdag 25 maart spreek ik – samen met de special envoy en medewerkers van het Ministerie van EZK – met VNO-NCW vertegenwoordigers van het
(grote) bedrijfsleven over de conclusies en aanbevelingen in het rapport. Het bedrijfsleven
heeft tijdens deze crisis laten zien dat zij op verschillende manieren heeft bijgedragen
aan mooie oplossingen. In het gesprek van 25 maart a.s. staat centraal welke bijdrage
zij kunnen leveren om de productie op middellange termijn zo optimaal mogelijk te
krijgen en mogelijke tekorten op materialen te voorkomen. De vaccinproductieketen
en de productie van benodigde materialen en grondstoffen zijn privaat georganiseerd.
Dat betekent dat de oplossingen dan ook in eerste instantie uit de markt komen. Ik
wil graag met de verschillende partijen bespreken hoe (internationale) vaccinfabrikanten,
waar nodig, verder ondersteund kunnen worden, met hulp van het Nederlands bedrijfsleven.
De aanbevelingen van de special envoy vormen hierbij het uitgangspunt. Daarbij gaat het onder andere over:
• Hoe en wanneer match-making events tussen bedrijven die betrekking hebben op de supply
chain op Europese schaal uitgebreid kunnen worden;
• Hoe de (in)directe tekorten in de supply chain gedetailleerd in kaart brengen. En
hoe bedrijven, met name de grote contract productiebedrijven, zich al op mogelijke
tekorten voorbereiden of hebben voorbereid; en,
• Hoe het Nederlandse bedrijfsleven kan bijdragen aan oplossingen voor mogelijke tekorten
aan grondstoffen en materialen.
Ik ben ervan overtuigd dat ook rondom deze problematiek veel oplossingen uit de markt
kunnen komen. Het kabinet is zeker bereid dit waar nodig te ondersteunen. De special envoy beveelt aan hier een specifieke taskforce voor op te zetten. Ik zal dit samen met
de collega’s van het Ministerie van EZK en VNO-NCW bespreken en informeer uw Kamer
in de volgende stand van zakenbrief over de uitkomsten van dit overleg. Daarbij zal
ik ook ingaan op de overige aanbevelingen van de special envoy en de voorgenomen vervolgstappen.
– Risico op tekorten in productieketen
De special envoy geeft aan dat er signalen zijn dat er voor de middellange termijn risico’s zijn op
tekorten. In de productieketen kunnen tekorten aan grondstoffen en materialen (bijvoorbeeld
plastic zakken die gebruikt worden om biologisch geproduceerde vaccins in op te kweken)
ontstaan. Dit kan ook effect hebben voor de productie van andere geneesmiddelen. Ik
vind dit een verontrustend signaal. Daarom pak ik aanbevelingen die hierop betrekking
hebben, zoals bovenstaand aangegeven, gelijk op.
In dit kader wil ik nog het volgende benadrukken. De special envoy spreekt over signalen aan mogelijke tekorten aan materialen en grondstoffen in de
productieketen. Vergunninghouders voor geneesmiddelen die leveringsproblemen verwachten
van hun geneesmiddelen, zijn wettelijk verplicht om hier onverwijld, maar in elk geval
twee maanden voordat het in de handel brengen van een geneesmiddel wordt onderbroken,
melding van te maken bij het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten (hierna:
het Meldpunt). Ik verwacht dan ook dat zij dit bij concrete, dreigende geneesmiddelentekorten
tijdig zullen doen. Het Meldpunt heeft op dit moment geen meldingen (of signalen)
ontvangen op basis waarvan zij concrete tekorten aan geneesmiddelen verwachten, als
gevolg van de bovengenoemde signalen. Ook wisselt het Meldpunt informatie uit met
soortgelijke actoren in andere lidstaten. Op dit moment zijn nog geen signalen gedeeld
over tekorten als gevolg van de bovengenoemde signalen. Het Meldpunt houdt de situatie
desalniettemin nauwlettend in de gaten.
Voorraden
Naar aanleiding van het coronadebat op 10 maart jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 60,
debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) heeft het lid Jetten (D66) een
motie53 aangehouden, waarin de regering verzocht de huidige voorraad coronavaccins sneller
weg te prikken. Aanleiding hiervoor was een lijst van het Europees Centrum voor ziektepreventie
en -bestrijding (ECDC), waarin Nederland het minder goed zou doen vergeleken met enkele
andere Europese landen.
Het is niet bekend welke definitie andere landen hanteren voor het aanleveren van
de door ECDC gepresenteerde getallen. Hierdoor geeft de stand van zaken zoals weergegeven
in de voorraadstanden een vertekend beeld en is het moeilijk dit met elkaar te vergelijken.
Ook ECDC geeft aan dat het vergelijken van landen in deze statistieken beperkingen
kent, omdat elk land de toegeleverde informatie baseert op basis van eigen bronnen,
met daarin eigen meet- en rekenmethoden en gehanteerde aannames. Ik wil vooropstellen,
zoals eerder ook aangegeven, dat mijn insteek is dat vaccins zo kort mogelijk na beschikbaar
komen ook daadwerkelijk worden ingezet. Wel vind ik het belangrijk dat een kleine
veiligheidsvoorraad wordt aangehouden, die ervoor zorgt dat een tegenvallende levering
– waar helaas al vaker sprake van is geweest – niet direct tot een tekort aan vaccins
leidt. Zodat gemaakte afspraken – bijvoorbeeld voor tweede prikken – niet in het geding
komen.
Vanwege de stabiele leveringen van BioNTech/Pfizer kan de veiligheidsvoorraad van
dat vaccin bijvoorbeeld wel naar drie in plaats van vijf prikdagen, zie ook de toelichting
bij.
In de ECDC-lijst wordt de toelevering van vaccins aan een land afgezet tegen het aantal
gezette prikken. Het verschil daartussen is enerzijds de voorraad die bij de centrale
opslag ligt, en anderzijds de doses die vanuit de opslag naar de priklocaties zijn
uitgereden maar daar nog niet zijn toegediend.
De totale voorraad vaccin bij de opslag omvat alle doses die op een bepaald moment
daar aanwezig zijn. Die totale voorraad bij de opslag bestaat uit:
• Beschikbare voorraad. De beschikbare voorraad is direct beschikbaar om uit gereden
te worden rijden richting priklocaties. De beschikbare voorraad bestaat uit vrije
voorraad en veiligheidsvoorraad. De veiligheidsvoorraad is bedoeld, zoals hierboven
al even benoemd, om tegenvallende leveringen aan Nederland op te kunnen vangen. Een
tegenvallende levering leidt hierdoor niet direct tot een zodanig tekort aan vaccin
dat gemaakte afspraken in het geding komen.
• Niet-beschikbare voorraad. Niet-beschikbare voorraad bestaat voornamelijk uit voorraad
in kwaliteitscontrole (maar kan ook geblokkeerde voorraad omvatten, zoals afgelopen
week ontstond voor AstraZeneca i.v.m. de tijdelijke prikpauze). Niet-beschikbare voorraad
kan niet uitgereden worden richting de priklocaties.
Elk vaccin kent zijn eigen leveringsschema en betrouwbaarheid van leveringen. Naast
verschillen op het gebied van levering door de farmaceuten, zijn er ook verschillen
in toepassing tussen de vaccins (doelgroep, priklocaties, continue proces versus tijdelijke
inzet etc.). De vaccins zijn daarom niet uitwisselbaar. Bovendien moet een tweede
prik van hetzelfde type vaccin zijn als de eerste prik. Daarom wordt voor ieder type
vaccin een eigen voorraadbeleid gevoerd. Voor het beoordelen van de voorraadstand
is het daarom van belang deze per vaccintype te bezien.
Figuur 4. Schematische weergave doses vaccin in de beschikbare voorraad (vrije voorraad
+ veiligheidsvoorraad) en de niet beschikbare voorraad (vaccins in kwaliteitscontrole).
BioNTech/Pfizer levert op wekelijkse basis aan Nederland. Voor dit vaccin geldt dat
de vaccins na beschikbaar komen zo veel als mogelijk binnen een week uitgeleverd worden
aan de priklocaties, tot het niveau van de veiligheidsvoorraad wordt bereikt. BioNTech/Pfizer
levert inmiddels over het algemeen regelmatig. Daardoor kunnen uitleveringen naar
priklocaties goed gepland en georganiseerd worden. Tot 18 maart jl. was het beleid
een veiligheidsvoorraad van minimaal vijf prikdagen. Afgelopen week is echter, vanwege
de bewezen stabiele leveringen van dit vaccin tot een aangepast beleid van drie prikdagen
veiligheidsvoorraad besloten. De operationele en tactische planning wordt hier momenteel
op aangepast, zodat dit aangepaste beleid direct in kan gaan. In de brief van 2 februari
jl.54 heb ik aangegeven meer risico te kunnen nemen in het voorraadbeheer zodra leveringen
van een vaccin stabiel blijken te zijn. Met de aanpassing op het voorraadbeleid van
BioNTech/Pfizer zien we hier de eerste uitwerking van.
Figuur 5. Uitlevering en voorraad BioNTech/Pfizer januari t/m maart 2021.
Moderna levert in principe iedere twee weken en de vaccins worden na het beschikbaar
komen zoveel mogelijk binnen een periode van twee weken naar de priklocaties uitgereden.
Met Moderna is ervoor gekozen om specifieke doelgroepen snel te bedienen en – mede
vanwege de kleine omvang van de leveringen – nauwelijks veiligheidsvoorraad aan te
houden. Met dit vaccin nemen we dus bewust wat meer risico met betrekking tot de beschikbaarheid
bij tegenvallende leveringen. Consequentie is wel dat, mocht een levering tegenvallen,
al snel gemaakte afspraken verzet moeten worden.
De combinatie van leveringen om de week aan de ene kant, en de prikinterval van vier
weken aan de andere kant, maakt dat het Moderna-vaccin soms ogenschijnlijk langer
dan nodig op voorraad ligt. Een voorbeeld daarvan deed zich voor in week 9 en 10.
Oorzaak hiervan is bijvoorbeeld dat de daaropvolgende levering te laat is voor geplande
tweede vaccinaties bij de uitvoerders.
Figuur 6. Uitlevering en voorraad Moderna januari t/m maart 2021.
De leveringen van het AstraZeneca-vaccin zijn bijzonder onregelmatig in planning en
omvang. Dat is ook terug te zien in het voorraadbeheer. De afgelopen periode is daarom
meer vaccin op voorraad gehouden, om zo ook tegenvallende leveringen op te kunnen
vangen. Door tegenvallende leveringen, op het laatste moment gemeld, lukt het echter
nauwelijks om aan een minimum van vijf dagen veiligheidsvoorraad te voldoen, doordat
vaccins uitgereden moet worden om regio’s die vaccinaties hebben gepland alsnog te
kunnen beleveren. In zo’n geval, bijvoorbeeld in de week van 28 februari, daalt de
voorraad weer tot een zeer laag niveau, met de genoemde risico’s voor de continuïteit
van het vaccinatieproces. Omdat per regio vaccinaties starten, hebben we geplande
regio’s al enkele keren in de tijd vooruit moeten schuiven.
Zoals ik in mijn brieven van 14 en 18 maart jl. (Kamerstuk 25 295, nrs. 1060 en 1062) aan uw Kamer heb gemeld is het vaccineren met het AstraZeneca-vaccin korte tijd
gepauzeerd. Vaccins waren in die periode geblokkeerd en werden niet langer tot de
vrije voorraad gerekend. Bestaande voorraad kon door de prikpauze niet worden weg
geprikt. Bovendien gold dat enkele dagen vóór de prikpauze een relatief grote levering
AstraZeneca-vaccins was binnengekomen (216.480 doses, rekenend met 11 doses per flacon).
Hoewel er een start was gemaakt om die nieuwe voorraad weg te prikken stagneerde dat
door de prikpauze. Vlak voor de prikpauze is er ook een (kleinere) levering binnengekomen
(95.040 doses) en de dag na de prikpauze nóg een levering (44.880 doses). Daarmee
is door een samenloop van omstandigheden van de prikpauze en drie opeenvolgende leveringen
daar omheen de voorraad AstraZeneca-vaccins flink opgelopen. Nu het prikken gelukkig
weer is hervat zal de opgebouwde voorraad AstraZeneca-vaccins zo snel als mogelijk
worden weg geprikt. Overigens heeft AstraZeneca laten weten volgende week een zeer
grote levering te doen (427.403). Ook die zal zo snel als mogelijk worden weg geprikt.
Figuur 7. Uitlevering en voorraad AstraZeneca-vaccins februari en maart 2021.
Adviezen Gezondheidsraad
Advies Janssen-vaccin
Op 17 maart jl. heeft de Gezondheidsraad het advies «COVID-19-vaccinatie: Janssen-vaccin»
gepubliceerd. Het advies is bij deze brief gevoegd55. Het vaccin is op 11 maart jl. van een positief advies voorzien door het EMA en geregistreerd
door de Europese Commissie. Uit het advies blijkt dat het vaccin van Janssen goed
beschermt tegen COVID-19. Het is werkzaam bij alle leeftijdsgroepen en de medische
risicogroepen. Het vaccin bestaat uit één dosis (in tegenstelling tot de andere COVID-19
vaccins). Het beschermt vanaf 28 dagen na vaccinatie voor 66% tegen ziekte en 85%
tegen ernstige ziekte. De Gezondheidsraad geeft ook aan dat het vaccin voldoende veilig
is; eventuele bijwerkingen zoals vermoeidheid, hoofdpijn en spierpijn verdwijnen binnen
twee dagen na vaccinatie. Hoe lang het vaccin bescherming biedt is nog niet bekend.
Dat wordt nog verder onderzocht. Ook lopen er nog onderzoeken naar het effect van
een tweede vaccinatie met het Janssen-vaccin.
De Gezondheidsraad adviseert om het Janssen-vaccin allereerst in te zetten bij ouderen
vanaf 60 jaar en te vaccineren van oud naar jong. Op deze manier kan volgens de Gezondheidsraad
zo veel mogelijk ernstige ziekte en sterfte, veroorzaakt door COVID-19, worden voorkomen.
Uitwerking adviezen Gezondheidsraad
Het is goed nieuws dat ook het vaccin van Janssen effectief beschermt tegen ernstige
ziekte als gevolg van COVID-19. Ook ben ik blij dat het mogelijk is het Janssen-vaccin
voor alle groepen in te zetten. De eerste levering van het Janssen-vaccin komt vanaf
half april binnen en daarmee zetten we weer een belangrijke stap in het beschermen
van de kwetsbare mensen binnen onze samenleving, en uiteindelijk naar het beschermen
van de samenleving als geheel.
Met dit advies, en het advies dat ik op 8 maart jl. heb ontvangen over de inzet van
het AstraZeneca-vaccin boven de 65 jaar, hebben we meer mogelijkheden om de vaccinatiestrategie
verder te verbeteren. Daartoe neem ik de volgende stappen. Allereerst zullen we het
AstraZeneca-vaccin ook inzetten bij mensen boven de 65 jaar. Dat betekent onder andere
dat ook 65-plussers met bijvoorbeeld morbide obesitas of het syndroom van Down in
aanmerking komen voor een AstraZeneca-vaccin bij de huisarts. Dit is met name relevant
voor de groep 65 tot en met 74-jarigen. Voor de groep 75-plussers geldt dat zij reeds
een uitnodiging ontvangen voor vaccinatie met het vaccin van BioNTech/Pfizer.
De Gezondheidsraad gaf in het advies van 8 maart jl. ook aan dat één dosis voldoende
bescherming biedt bij mensen die in de afgelopen zes maanden aantoonbaar een SARS-CoV-2
infectie hebben doorgemaakt. Uitzondering hierop zijn patiënten van wie het immuunsysteem
ernstig gecompromitteerd is. De Gezondheidsraad heeft in het advies van 4 februari
jl. aangegeven welke groepen dit zijn. Voor mensen die langer dan zes maanden geleden
positief zijn getest adviseert de Gezondheidsraad op dit moment een regulier vaccinatieschema
van twee doses. De consequenties van dit advies heb ik met het RIVM nader bekeken.
Hierbij kom ik tot de lijn dat mensen op korte termijn bij het inplannen van de afspraak
(digitaal of telefonisch) kunnen aangeven dat zij minder dan zes maanden geleden een
– met een coronatest bevestigde – COVID-19 infectie hebben doorgemaakt en dat voor
hen een vaccinatie volstaat. Mensen zijn niet verplicht om een positieve testuitslag
te overleggen. Afspraken die al gepland waren voor de tweede prik blijven in principe
staan. Indien de genodigde vanwege een recentelijk doorgemaakte COVID-19 infectie
geen tweede afspraak meer wenst, dient de afspraak tijdig te worden afgezegd om spillage
van het vaccin te voorkomen.
Wanneer iemand denkt in de afgelopen zes maanden COVID-19 te hebben doorgemaakt, maar
niet getest is, dan is voorlopig het advies om toch tweemaal te vaccineren. Met het
RIVM ga ik na óf en op welke wijze een serologische test ingezet zou kunnen worden
voor deze groep mensen.
Wanneer haalbaar, zal deze werkwijze zo spoedig mogelijk in de praktijk worden doorgevoerd.
Hiervoor zijn onder andere aanpassingen nodig in de belscripts bij de GGD’en, de instructies
bij de huisartsen en de IT-systemen waarin wordt geregistreerd dat mensen volledig
zijn gevaccineerd.
Advies aanvulling hoog-risicopatiëntgroepen COVID-19-vaccinatie en toedieningsvormen
COVID-19-vaccins.
Ik heb de Gezondheidsraad ook gevraagd te adviseren over de groep patiënten voor wie
een COVID-19 vaccinatie noodzakelijk wordt geacht om een geplande operatie of behandeling
te kunnen ondergaan, maar die volgens de vaccinatiestrategie nog niet in aanmerking
komen binnen een bepaald leeftijdscohort of medische hoog-risicogroep. Gezien de beperkte
beschikbaarheid van COVID-19-vaccins, heb ik de Gezondheidsraad daarnaast gevraagd
naar de stand van de wetenschap ten aanzien van verschillende toedieningsvormen van
vaccins. De COVID-19-vaccins die nu in gebruik zijn in Nederland worden in de spieren
geïnjecteerd. Ik heb de raad gevraagd te inventariseren wat bekend is over mogelijke
andere toedieningsroutes voor vaccins waarbij een lagere dosis vaccin zou kunnen volstaan
om een immuunrespons op te wekken.
De Gezondheidsraad heeft mij op 22 maart jl. het advies doen toekomen (zie de bijlage)56. Daarin adviseert de raad om patiënten die op een wachtlijst staan voor een orgaantransplantatie
toe te voegen aan de groep hoog-risicopatiënten die in het Gezondheidsraadadvies van
4 februari jl. zijn geïdentificeerd. De reden hiertoe is dat bij deze patiënten na
transplantatie sprake zal zijn van een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem. Dit
leidt tot een verhoogd risico op een ernstig beloop van COVID-19 en een verminderde
werkzaamheid van de vaccinatie. De Gezondheidsraad adviseert deze patiëntengroepen
gelijktijdig met ouderen rond de 70 jaar te vaccineren, bij voorkeur met een mRNA-vaccin.
Wat betreft de toedieningsvormen van de COVID-19-vaccins die nu in gebruik zijn in
Nederland, vermeldt de raad aan dat het momenteel niet bekend is of de vaccins werkzaam
en veilig zijn bij andere toedieningsvormen en bij een lagere dosering. De Gezondheidsraad
geeft aan dat onderzoek moet uitwijzen of een lagere dosis vaccin toegediend via de
huid (intradermaal) of in de slijmvliezen (intramucosaal) werkzaam, veilig en in de
praktijk toepasbaar is. Ik vind het belangrijk om bij deze adviezen goed te wegen
welke implicaties dit heeft voor de uitvoering van de vaccinatiestrategie.
Verdere stappen in de vaccinatiestrategie
Bij de verdere stappen staan altijd de doelstellingen van de vaccinatiestrategie voorop:
zo snel mogelijk de meest kwetsbaren en de mensen die hen verzorgen kunnen beschermen.
De ziektelast neemt sterk toe naarmate de leeftijd van mensen hoger. Op basis van
de adviezen van de Gezondheidsraad zijn we dan ook beginnen met de hoogste leeftijdsgroepen.
– Van de groep mensen van 90 jaar en ouder heeft nu 67% de eerste prik ontvangen, bij
de groep mensen tussen de 85 en 89 jaar is dat 78% en bij de groep tussen 80 en 84
jaar is dat 80% ontvangen.
– Op dit moment worden de mensen uit de leeftijdsgroep 75 tot en met 79-jarigen uitgenodigd
en gevaccineerd. Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven heeft ca. 15% uit deze
groep inmiddels een eerste vaccinatie ontvangen. Hierna volgen, waarschijnlijk in
de tweede helft van april, de uitnodigingen voor de 70–74-jarigen en vervolgens eind
april de 65–69 jarigen. Voor deze leeftijdscategorieën zullen we nu ook de vaccins
van Janssen en AstraZeneca inzetten, zodat we er alles aan doen om deze kwetsbare
(leeftijds)groepen zo snel als mogelijk te vaccineren.
– Uw Kamer heeft mij tijdens het plenaire debat van 10 maart jl. gevraagd of en op welke
manier partners samen gevaccineerd kunnen worden. De GGD’en maken het voor paren geboren
in en beiden vóór 1946 (75 jaar) mogelijk om gezamenlijk gevaccineerd te worden. Om
praktische redenen kan niet gegarandeerd worden dat dit altijd lukt.
– Eind maart worden de eerste uitnodigingen verstuurd voor de vaccinatie van de niet-mobiele
thuiswonenden en de niet-mobiele mensen met een neurologische aandoening waarbij zich
ademhalingsproblemen voordoen. Het gaat hierbij om mensen in alle leeftijdsgroepen
voor wie het onmogelijk is om naar een GGD of naar de huisarts te gaan. Naar schatting
betreft dit zo’n 70.000 mensen in Nederland. Huisartsen werken in dit traject mogelijk
samen met de openbare apotheken. Dan ontvangen de apotheken de vaccins van het RIVM
en bereiden het vaccin voor, zodat de huisarts na ontvangst uitsluitend het vaccin
bij de mensen thuis hoeft toe te dienen.
Verder heb ik in mijn eerdere brieven aan uw Kamer aandacht besteed aan de vaccinatie
voor verschillende medische risicogroepen. De Gezondheidsraad heeft zeven hoogrisicogroepen
benoemd in het advies van 4 februari jl., die vanwege hun medische achtergrond een
sterk verhoogd risico hebben op een ernstig beloof van COVID-19.
– Een deel van deze groep wordt door de huisarts uitgenodigd. Dit gaat om de mensen
met morbide obesitas (BMI > 40) en mensen met het syndroom van Down. Vanaf 15 februari
is hier regionaal al een start gemaakt met vaccineren. Vanwege de pauze van AstraZeneca
is vaccinatie tijdelijk gestopt, en wordt nu weer doorgestart. Na het advies van de
Gezondheidsraad van 8 maart jl. waarin is aangegeven dat het AstraZeneca-vaccin ook
veilig en effectief is bij mensen boven de 65 jaar, is besloten dat de huisartsen
hierbij ook de mensen uit deze twee hoogrisicogroepen boven de 65 jaar zullen uitnodigen.
– Het RIVM heeft mij laten weten dat nu ook de andere vijf groepen patiënten die extra
risico lopen vanaf vorige week een uitnodiging ontvangen voor een coronavaccinatie.
De vaccinaties starten vanaf 24 maart. Het gaat om vier groepen patiënten met een
gecompromitteerd immuunsysteem57. Deze patiënten ontvangen de uitnodiging via het ziekenhuis waar zij onder behandeling
zijn. Ziekenhuizen gaan deze groepen met het vaccin van Moderna vaccineren. Daarnaast
wordt gestart met mensen met een neurologische aandoening waardoor de ademhaling is
aangetast. De mensen uit deze groep die niet mobiel genoeg zijn om naar het ziekenhuis
te komen worden meegenomen in de groep niet-mobiele thuiswonende ouderen (zie hierboven).
Het gaat hier bijvoorbeeld om mensen met de ziektes van Duchenne of ALS. Na Pasen
wordt gestart met hun vaccinatie.
Ook heb ik u eerder bericht over het advies van de Gezondheidsraad (van 4 februari
jl.) om andere mensen met een medische indicatie ongeacht de leeftijd gelijktijdig
met de 50–59-jarigen te vaccineren, omdat zij ongeveer eenzelfde risico hebben op
een ernstig beloop en sterfte van COVID-19. Het gaat om de risicogroepen die grotendeels
overeenkomen met mensen die worden uitgenodigd voor de jaarlijkse griepvaccinatie.58 Zij zullen daarom waarschijnlijk vanaf mei door de huisarts worden uitgenodigd.
Tot slot heb ik de Gezondheidsraad op 2 maart jl. gevraagd welke mogelijkheden er
zijn om jongeren onder de 18 jaar die behoren tot een medische risicogroep te vaccineren,
met welk vaccin dat zou kunnen, en of het raadzaam is hun omgeving te vaccineren indien
zij zelf geen vaccin kunnen ontvangen. Ik verwacht hierover in de loop van april het
advies te ontvangen.
Uitvoering en registratie
Vaccinatie medewerkers acute zorg
Zoals ik aan het begin van deze brief heb aangegeven neemt de druk op de acute ziekenhuiszorg
weer toe. De stroom COVID-19-patiënten die opgenomen moet worden op een klinisch verpleegbed
of op de intensive care, loopt de afgelopen weken gestaag op. Het aantal opnames zal
volgens de laatste prognoses de komende weken verder fors toenemen. Het borgen van
de continuïteit van de acute (COVID-)zorg onder deze moeilijke omstandigheden blijft
een belangrijk voortdurend aandachtspunt voor het kabinet.
Vanuit het belang van de continuïteit van de acute zorg heb ik reeds begin januari
besloten59 om in actie te komen voor het vitale zorgproces rond de directe COVID-zorg in de
ziekenhuizen en de ambulancediensten. Zoals de Gezondheidsraad in het advies van 19 november
202060 uiteen heeft gezet kan vaccineren van bepaalde groepen zorgmedewerkers bijdragen
aan het in stand houden van de zorg. Ik heb in mijn eerdere brieven ook aangegeven
dat de veranderende epidemiologische situatie een rol kan spelen bij het maken van
specifieke keuzes binnen de vaccinatiestrategie. In dat kader is daarom gekozen voor
de vaccinatie van de zorgmedewerkers die essentieel zijn voor het bemensen van de
COVID-bedden (klinisch en IC), de spoedeisende hulp en de ambulances voor de COVID-zorg.
Met een snelle vaccinatie-aanpak via het Landelijk Netwerk Acute zorg (de LNAZ) zijn
in januari in korte tijd circa 40.000 zorgmedewerkers gevaccineerd.
Inmiddels zijn op de genoemde COVID-afdelingen in de ziekenhuizen medewerkers bijgekomen
(extra opgeleid, terug van ziekte/verlof, roulatie) en worden er daarnaast extra medewerkers
ingezet als de COVID-zorg moet worden opgeschaald. Daarnaast zien we ook actuele risico’s
voor de continuïteit van aanpalende acute zorgafdelingen door onder andere overlap
in COVID- en non-COVID ziekteverschijnselen bij de betreffende patiëntengroepen.
Deze groep acute zorgmedewerkers was ten tijde van de vaccinatieronde in januari nog
niet meegenomen, maar is inmiddels ook van groot belang in het borgen van de continuïteit
van de acute (COVID-)zorg. Daarom volgt op korte termijn voor deze groep van in totaal
circa 39.500 medewerkers, een aanvullende vaccinatieronde met het vaccin van AstraZeneca.
Net zoals bij de ronde in januari zal de uitvoering in handen zijn van het LNAZ. Het
LNAZ zal dit op dezelfde wijze en volgens hetzelfde draaiboek als in januari uitvoeren.
Herverdeling vindt plaats binnen de groepen mensen die met AstraZeneca gevaccineerd
worden. Dit heeft slechts effect van enkele dagen op de planning van de vaccinaties.
Centrale registratie
In eerdere brieven aan uw Kamer heb ik het belang van nauwkeurige en tijdige centrale
registratie van de vaccinatie toegelicht. Het centraal register is een noodzakelijk
onderdeel van de vaccinatiestrategie, en belangrijk in het kader van de bestrijding
van de pandemie, veiligheidsbewaking en monitoring van bijwerkingen, het snel handelen
bij eventuele calamiteiten. Het register biedt inzicht in de vaccinatiegraad in de
verschillende doelgroepen. Hierbij heb ik aangegeven dat het hiervoor van belang is
dat het RIVM beschikt over voldoende gegevens om hun taak uit te kunnen voeren.
Betrouwbare informatie over de vaccinatiegraad en de effectiviteit zijn van groot
belang om het vaccinatieprogramma te sturen en om de bijdrage van het vaccinatieprogramma
aan het bestrijden van de pandemie goed te kunnen inschatten. Het delen van vaccinatiegegevens
met het centrale register (CIMS) gebeurt op basis van toestemming. De gegevens van
de gevaccineerde worden alleen met toestemming van de gevaccineerde aan het RIVM doorgeleverd.
Voor de betrouwbaarheid van gegevens en statistieken is het van groot belang dat zoveel
mogelijk mensen toestemming geven.
Tot voor kort gaf meer dan 98% van de mensen die werden gevaccineerd bij de GGD’en
toestemming aan hun zorgverlener hun vaccinatiegegevens te delen met het RIVM. Dit
percentage is echter gedaald en ligt nu rond de 94%. De vraag omtrent toestemming
is niet verplicht gesteld, en wordt bij 4% van de gevaccineerden niet beantwoord.
Hieraan wordt extra aandacht besteedt in het callcenter. Ik ben in gesprek met het
RIVM om te beoordelen in hoeverre het werk van het RIVM hierdoor onder druk komt te
staan.
In een eerdere fase heeft het RIVM aangegeven dat data van tenminste 95% van degenen
die opkomen voor vaccinatie in de centrale database moeten komen om betrouwbare uitspraken
te kunnen doen over de vaccinatiegraad en de effectiviteit van vaccins, ten behoeve
van bijvoorbeeld het bijsturen van de vaccinatiestrategie. Er worden met de uitvoerende
partijen afspraken gemaakt over het doorsturen van (enkel) procesinformatie over alle
uitgevoerde vaccinaties, dus ook van de mensen die geen toestemming hebben verleend.
Zo kunnen we naast de gepersonaliseerde vaccinatiegegevens van de mensen die toestemming
hebben verleend, ook beschikken over een minimale set van landelijke vaccinatiegegevens.
Deze informatie bevat geen persoonsgegevens en is derhalve niet herleidbaar naar de
persoon, maar biedt het RIVM wel de mogelijkheid de landelijke vaccinatiegraad te
kunnen vaststellen. Dit biedt echter geen mogelijkheden deze per regio of doelgroep
vast te stellen. Ik zal de mogelijkheden verkennen om het percentage toestemming voor
centrale registratie weer boven de 95% te doen stijgen, zodat het RIVM over voldoende
betrouwbare informatie beschikt voor de uitvoering van hun taak in de monitoring van
het vaccinatieprogramma en de bestrijding van de pandemie.
In eerdere brieven heb ik benoemd dat CIMS de basis moet vormen voor de rapportage
over het aantal gezette prikken en de daarmee samenhangende informatie zoals aantal
volledig gevaccineerden en de vaccinatiegraad. Momenteel wordt voor onder andere het
dashboard deels gewerkt met een berekend aantal prikken dat het RIVM maakt op basis
van de uitgereden vaccins. Op dit moment is dat de beste benadering van het aantal
gezette prikken die gemaakt kan worden. Het is natuurlijk beter als we het daadwerkelijk
gezette prikken kunnen rapporteren. Zoals reeds toegelicht is de volledigheid van
de data in CIMS in veel opzichten erg belangrijk voor het vaccinatieprogramma.
Vanwege de vele verschillende uitvoerders en locaties waarop vaccinaties worden toegediend,
is er ook een groot aantal bronsystemen die data aan CIMS moeten leveren. Het gaat
in totaal om 29 systemen die data aan CIMS moeten leveren en waar dus koppelingen
gerealiseerd moeten worden. Bij een groot aantal van de bronsystemen is dit inmiddels
gerealiseerd en zij leveren de vaccinatiedata aan CIMS. Bij sommige systemen is dit
echter nog niet het geval en daarom zien we dat het aantal registraties dat nu in
CIMS staat lager is dan het berekend aantal prikken. Er liggen verschillende technische,
praktische en juridische redenen aan ten grondslag, waardoor het aantal doorgekomen
registraties nu nog achterblijft. In samenwerking met alle uitvoeringspartners wordt
gekeken naar hoe dit in de komende weken kan worden aangepakt. Het streven is om begin
april op het dashboard over te gaan naar de data die via CIMS kan worden ontsloten.
De verwachting is dat het aantal registraties in CIMS op dat moment lager is dan het
berekend aantal gezette prikken, in verband met de vertraging die optreedt doordat
registraties later worden verwerkt als een prik is gezet.
Cliëntportaal
Het cliëntportaal van CIMS, waarin burgers hun vaccinatiegegevens kunnen inzien, zal
naar verwachting begin april live gaan. Eerder sprak ik over eind maart, door enkele
benodigde technische aanpassingen wordt dit circa twee weken later.
Monitoring bijwerkingen Lareb
Bijwerkingencentrum Lareb geeft aan dat er tot en met 14 maart 10.887 meldingen met
57.391 bijwerkingen zijn ontvangen en bekeken. De meldingen gaan over een geschat
aantal van ongeveer 1,5 miljoen gegeven vaccins. De meeste bijwerkingen die worden
gemeld zijn bekend en kortdurend. Het gaat hierbij in de meeste gevallen om spierpijn,
hoofdpijn, vermoeidheid, je niet lekker voelen en reacties op de prikplek. Lareb geeft
aan dat deze tijdelijke klachten zijn toe te schrijven aan de reactie van het afweersysteem
op de vaccinatie. Uit de meldingen blijkt dat klachten zoals koorts en rillingen bij
het AstraZeneca vaccin iets vaker als hevig worden ervaren. In de bijsluiter van het
Pfizer/BioNTech vaccin staat dat koorts iets vaker optreedt bij de tweede vaccinatie
dan bij de eerste vaccinatie.
Bij 41 meldingen waren er klachten die passen bij een heftige allergische reactie
en anafylaxie. De eerste symptomen van heftige allergische reacties begonnen meestal
in de eerste 15 tot 30 minuten na vaccinatie. Hiervoor is ook de observatietijd van
minimaal 15 minuten belangrijk, zodat meteen kan worden ingegrepen. Op indicatie wordt
zelfs 30 minuten geobserveerd. Anafylaxie kan snel levensbedreigend worden zodat snel
ingrijpen noodzakelijk is. Bij sommigen duurde het tot enkele uren voordat de klachten
het hevigst werden. Alle patiënten zijn snel en adequaat behandeld en hersteld.
Daarnaast krijgt Lareb ook meldingen van overlijdens na vaccinatie. Tot 14 maart zijn
er 138 meldingen binnengekomen. Daarbij benadrukt Lareb dat overlijden na vaccinatie
niet betekent dat de bijwerkingen van het vaccin de oorzaak zijn van het overlijden.
Lareb heeft in de meldingen geen patronen gevonden van klachten die wijzen op ernstige
bijwerkingen waaraan gevaccineerden kunnen zijn overleden. Lareb geeft aan dat onderliggende
gezondheidsproblemen de meest voor de hand liggende verklaring van het overlijden
zijn bij het merendeel van de meldingen. Eens in de twee weken geeft Lareb een update
van de gemelde bijwerkingen. Als er in de tussentijd nieuwe inzichten zijn, zal Lareb
daarover berichten.
Tijdelijke stop AstraZeneca
Op 14 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn besluit om uit voorzorg tijdelijk
geen vaccinaties met AstraZeneca te geven. Aanleiding hiervoor was de berichtgeving
uit onder andere Noorwegen en Denemarken waar enkele meldingen van een zeldzame, maar
ernstige combinatie van trombose en een ernstig verlaagd aantal bloedplaatjes, na
vaccinatie werden gerapporteerd. In de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn
tot en met 17 maart 25 meldingen van ernstige stolselvorming in combinatie met een
sterk verlaagd aantal bloedplaatjes (trombocytopenie) na vaccinatie met AstraZeneca
(ruim 20 miljoen doses) binnengekomen. De meeste meldingen betroffen vrouwen onder
de 55 jaar. Het EMA stelt dat er een mogelijke link is met het vaccin, maar dat de
kans dat mensen hierdoor getroffen worden «extreem klein» is. Er wordt op dit moment
aanvullend onderzoek gedaan naar het mogelijke oorzakelijk verband. Het EMA stelt
dat de voordelen van het vaccin, namelijk de bescherming dat het vaccin biedt tegen
het coronavirus, groter zijn dan de mogelijke risico’s. Er zijn daarnaast geen aanwijzingen
gevonden dat er een verhoogd risico is op normale trombose, zoals diep veneuze trombose
(trombose in de benen) en longembolie, na vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin. Deze
zouden mogelijk zelfs minder voorkomen.
Bijwerkingencentrum Lareb is extra alert op dit soort meldingen. Lareb heeft tot nu
toe tientallen meldingen ontvangen van stollingsproblemen zoals gewone trombose en
longembolie na vaccinatie met AstraZeneca, zoals ook verwacht op basis van de gewone
incidentie. De Nederlandse meldingen geven tot nu toe geen aanleiding om te denken
dat trombose een bijwerking is. Er wordt uiteraard ook goed gekeken of de combinatie
van trombose en een sterk verlaagd aantal bloedplaatjes optreedt. Lareb heeft tot
nu toe twee meldingen ontvangen waarbij zowel trombose als een verlaagd aantal bloedplaatjes
genoemd werd, maar hierbij was geen sprake van dit ernstige beeld. Het ging om patiënten
boven de 50 jaar. Deze gevallen zijn qua beeld niet vergelijkbaar met de meldingen
zoals gezien in andere landen. In deze meldingen is de aard van de trombose anders
en de verlaging van de bloedplaatjes kort en minder sterk. Ook is er één melding van
een sterke verlaging van het aantal bloedplaatjes na vaccinatie met het AstraZeneca
vaccin, dat is geduid als ITP (immuun trombocytopenie). Dit is een ander beeld en
hierbij was geen sprake van trombose. ITP is een zeldzame bekende bijwerking van vaccins
in het algemeen, maar kan ook diverse andere oorzaken hebben.
De bijsluiter van het AstraZeneca-vaccin wordt naar aanleiding van de berichtgeving
wel aangepast. Er wordt een waarschuwing toegevoegd voor zorgverleners en patiënten.
Vaccinatiebewijzen
In mijn voortgangsbrief van 8 maart jl. ben ik uitgebreid ingegaan op het voorgestelde
beleid ten aanzien van vaccinatiebewijzen. Het daarin neergelegde kabinetsstandpunt
en de daarin verwoorde dilemma’s op ethisch, medisch en maatschappelijk vlak is in
het daaropvolgende debat met uw Kamer op 10 maart jl. besproken. Uw Kamer heeft mij
ten behoeve van de uitwerking drie aangenomen moties61, 62, 63
meegegeven die zien op een voortvarende (motie van het lid Jetten, D66, die de regering
verzoekt om nog voor de zomer een vaccinatiepaspoort mogelijk te maken) maar zeer
zorgvuldige (moties van het lid Segers, CU) besluitvorming hieromtrent. Inmiddels
heeft de Europese Commissie op 17 maart jl. een voorstel voor een verordening van
het Europees parlement en de Raad gepubliceerd betreffende een Digitaal Groen Certificaat.
Een appreciatie van de verordening wordt separaat aan uw Kamer voorgelegd. Dit komt
tegemoet aan de hiervoor al genoemde motie van het lid Segers c.s.64 die de regering verzoekt geen onomkeerbare stappen te nemen op het gebied van een
Europees vaccinatiepaspoort voordat de Kamer zich hierover heeft uitgesproken.
Ik ga met de aanwijzingen van uw Kamer verder aan de slag met de praktische uitwerking
en meld de voortgang daarvan in volgende Kamerbrieven.
Innovatieve behandelingen
Op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten kunnen nieuwe, specifiek
voor COVID-19 ontwikkelde antilichaambehandelingen mogelijk als behandeling worden
ingezet bij personen die zijn blootgesteld aan het Coronavirus, milde klachten hebben
en een verhoogd risico hebben op een ernstig ziekteverloop. Op deze wijze kunnen antilichaamtherapieën
een bijdrage leveren aan de bescherming van individuele kwetsbare personen.
Ik heb u eerder in de stand van zakenbrief van 17 november jl.65 geïnformeerd over een potentieel geneesmiddel voor COVID-19 dat in opdracht van VWS
door de Sanquin Bloedbank is gemaakt; een antilichaambehandeling vervaardigd uit bloedplasma
van herstelde COVID-patiënten. Sinds april vorig jaar heeft Sanquin hiervoor 30.000
kilo plasma ingezameld. Ik ben de Nederlandse plasma donoren, die onbaatzuchtig hebben
bijgedragen aan de ontwikkeling van dit middel, zeer erkentelijk. Ik heb in mijn brief
van 17 november jl.66 aangegeven dat de inzet van het nieuwe geneesmiddel wordt gebaseerd op het oordeel
van medisch specialisten. Omdat het gaat om een nieuw middel, waarvan de werking en
veiligheid nog onvoldoende is aangetoond, is er nauw aanvullend overleg geweest tussen
verschillende medisch specialisten, het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
en Sanquin. De inzetbaarheid van dit middel, buiten studieverband, werd belemmerd
omdat de producent Sanquin Plasma Products (SPP) geen vergunning heeft om dit specifieke
middel in Nederland op de markt te brengen. Om de inzet op korte termijn toch mogelijk
te maken, heb ik aan SPP een ontheffing verleend om dit middel de komende 6 maanden
in Nederland op de markt te brengen. Hierover verscheen op 2 maart jl. een mededeling
in de Staatscourant67 De inzet van het middel buiten studieverband vindt plaats onder verantwoordelijkheid
van de behandelend arts.
Aankoop antilichaambehandelingen
Zoals in mijn brief van 23 februari jl.68 koop ik uit voorzorg ook een hoeveelheid COVID-19 antilichaambehandelingen in via
een gezamenlijke inkoopprocedure van de Europese Commissie. Er zijn op dit moment
nog drie andere fabrikanten die een zelfde type antilichaambehandeling aanbieden.
Met deze fabrikanten ben ik in gesprek over een eventuele (extra) aankoop van deze
middelen via een nationale overeenkomst.
Op 26 februari jl. is een opinie van het Europees Medicijn Agentschap (EMA) gepubliceerd,
waarin een (voorlopig) positief oordeel wordt gegeven over de antilichaambehandeling
van fabrikant Roche69 en op 5 maart jl. is een positief oordeel gegeven over twee vergelijkbare COVID-19
antilichaambehandelingen van fabrikant Eli Lilly.70 Voor de antilichaambehandelingen van fabrikanten Celltrion en GSK wordt op een later
moment een dergelijke voorlopige EMA opinie verwacht. De formele beoordeling en registratie
van de COVID-19 antilichaambehandelingen in Europa zal evenwel nog enige tijd op zich
laten wachten. Dit betekent dat de antilichaamproducten voorlopig alleen als niet-geregistreerd
medicijn beschikbaar kunnen worden gemaakt en ingezet. Hiertoe sta ik het RIVM toe
deze behandelingen te distribueren via een ministeriële ontheffing.
Met de relevante beroepsgroepen (medisch specialisten en huisartsen) is overleg over
de behandelmogelijkheden en beschikbaarheid van de COVID-19 antilichaambehandelingen,
zodat de producten op korte termijn ook daadwerkelijk – op individuele basis – kunnen
worden ingezet voor de door hen geïdentificeerde hoog-risico patiëntengroepen. Medici
zijn uiteraard leidend in deze keuze en stellen een behandeladvies voor deze producten
op.
Onderzoek
Binnen het vervolg COVID-19 deelprogramma Behandeling van ZonMw dat in januari door
mij is goedgekeurd, wordt urgent benodigd onderzoek naar kennishiaten op het gebied
van behandeling van COVID-19 door ZonMw mogelijk gemaakt. Op 3 maart jl. is een oproep
gepubliceerd voor onderzoek naar zes kennishiaten op het gebied van COVID-19 behandeling
zoals beschreven in de multidisciplinaire Kennisagenda opgesteld onder coördinatie
van de Federatie Medisch Specialisten (FMS)71. Om de door de FMS geformuleerde vragen op korte termijn te beantwoorden, wordt onderzoek
uitgezet waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande lopende samenwerkingsverbanden
en lopend onderzoek en cohorten. De vragen richten zich onder andere op het in kaart
brengen van schade op het hart en mogelijke behandeling, het beloop en het testen
van behandeling van anosmie (verlies van reuk) en de inzet van CT-onderzoek voor passende
behandeling van COVID-19 patiënten. Daarnaast richten twee kennishiaten zich op passende
behandeling van oudere patiënten. De voorbereiding voor onderzoek naar kennishiaten
in de eerstelijnszorg lopen en de subsidieoproep vanuit ZonMw hiervoor volgt eind
maart.
Zorgen dat de zorg het aan kan
Zorg voor patiënten in de keten
Al meer dan een jaar zetten onze zorgprofessionals zich dag in, dag uit, in om samen
het grote aantal COVID-patiënten op te vangen en daarnaast zorg aan non-COVID-patiënten
te blijven verlenen. In de gehele zorgketen werkt men continu samen aan goede, veilige
en toegankelijke zorg.
Actueel beeld COVID-ziekenhuiszorg
In de ziekenhuizen – op de IC en in de kliniek – zien we al wekenlang nagenoeg hetzelfde
beeld: een lichte maar gestage stijging van zowel de gemiddelde instroom van patiënten
als van de bezetting van de bedden. Het Landelijk Centrum Patiëntenspreiding (LCPS)
verwacht op basis van de beschikbare data dat de instroom van COVID-patiënten op de
IC en in de kliniek verder zal toenemen.
Op dit moment (stand 22 maart 2021) zijn volgens het LCPS in totaal 2.193 patiënten
met COVID-19 in de Nederlandse ziekenhuizen opgenomen, waarvan 638 COVID-patiënten
op de IC en 1.555 COVID-patiënten in de kliniek.
Actueel beeld COVID-zorg in eerstelijnsverblijf
De GGD GHOR houdt middels de Monitor Zorgcontinuïteit niet-ziekenhuiszorg elke week
bij hoe het staat met de eerstelijnsverblijfbedden die beschikbaar zijn voor COVID-patiënten
die niet naar het ziekenhuis hoeven, of die het ziekenhuis juist mogen verlaten, maar
voor wie het niet mogelijk is om (direct) thuis te worden verzorgd.
Op dit moment zijn er 1.122 eerstelijnsverblijf bedden, waarvan er 497 bedden bezet
zijn (cijfers 19 maart 2021). Ten opzichte van vorige week is dit een stijging in
het aantal beschikbare bedden (+35) en een daling in het aantal bezette bedden (-39).
Twee van de 25 veiligheidsregio’s zijn in dit moment niet in staat om verder op te
schalen. De komende week wordt er een lichte stijging verwacht in het aantal bezette
bedden (501). In de prognoses voor de bedbezetting over een maand lijkt, met enige
onzekerheid, sprake van een daling, gevolgd door een lichte toename van het aantal
benodigde bedden. In deze prognoses wordt het effect van vaccinatie nu meegenomen
waardoor het ernstigste scenario, nu met 20% lager lijkt uit te komen dan voorheen
gedacht.
Stand van zaken reguliere zorg
Uit de laatste rapportage van de NZa72 blijkt dat ziekenhuizen steeds meer ruimte vinden om reguliere zorg te kunnen leveren.
Ook constateert de NZa dat het aantal verwijzingen inmiddels weer bijna op het niveau
is zoals men zou verwachten zonder corona-uitbraak. Dat is positief. Tegelijkertijd
zijn nog steeds delen van de niet-kritieke planbare zorg afgeschaald en behandelingen
uitgesteld om capacitaire ruimte te creëren voor het opvangen van de voortdurende
instroom van COVID-patiënten. Bovendien zijn er volgens de NZa sinds maart vorig jaar
naar schatting ruim 1,4 miljoen minder verwijzingen vanuit huisartsen naar de medisch
specialistische zorg geweest.
Het is van belang dat de uitgestelde zorg straks zo snel, passend en verantwoord mogelijk
wordt ingehaald. Om de toegankelijkheid van zorg na de COVID-crisis te waarborgen,
werk ik samen met de NZa en veldpartijen aan een plan van aanpak. Het plan zal naar
verwachting medio april gereed zijn. Dit is uiteraard onder voorbehoud van de actuele
ontwikkelingen van de pandemie in de komende weken.
Uitgestelde behandelingen kunnen zorgen voor gezondheidsschade. Dat bleek eerder ook
al uit de RIVM-rapportage73 «Impact van de eerste COVID-19 golf op de reguliere zorg en gezondheid» die op 15 december
2020 aan uw Kamer is verzonden.
De motie van het lid Wilders74 verzoekt in dit verband om te onderzoeken hoeveel patiënten vanwege uitgestelde zorg
door de coronacrisis ernstige complicaties kregen en/of zijn overleden. In de appreciatie
van deze motie gaf de Minister voor MZS aan dat zij zou nagaan of dergelijke informatie
bij de ziekenhuizen beschikbaar is, maar dat zij de ziekenhuizen op dit moment niet
wil belasten met allemaal extra administratie.
In de motie is gerefereerd aan een bericht over complicaties na uitstel van een behandeling
door de corona-crisis bij patiënten in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ).
Uit de registratie van het ETZ blijkt weliswaar dat er complicaties zijn opgetreden
na uitgestelde zorg, maar er is niet vastgesteld (anders dan de motie suggereert)
dat de complicaties zijn opgetreden vanwege de uitgestelde zorg. Dergelijke medisch-inhoudelijke conclusies zijn in het algemeen
lastig te trekken. Het is dan ook ingewikkeld om een totaalbeeld te krijgen van alle
complicaties na uitgestelde zorg en daarbij per patiënt een oorzakelijk verband te
kunnen vaststellen tussen complicatie en het uitstel. Deze informatie wordt namelijk
niet standaard door behandelaren geregistreerd en we willen – voor zover dit al medisch-inhoudelijk
mogelijk zou zijn – de medisch specialisten niet extra belasten met de taak om medische
dossiers hier alsnog op te analyseren.
Om toch een beeld te krijgen van in hoeverre de uitgestelde zorg heeft geleid tot
(ernstige) complicaties, hebben we de IGJ gevraagd naar mogelijke (nieuwe) inzichten
en hebben we branchepartijen NFU, NVZ en ZKN gevraagd bij hun leden te inventariseren
welke informatie beschikbaar is. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over
de uitkomsten van deze uitvragen.
Toezegging om de ziekenhuiskoepels te attenderen op het voorbeeld van de «Handreiking
bezoek en sociaal contact (corona in verpleeghuizen)»
Om de ziekenhuizen te ondersteunen bij het veilig kunnen ontvangen van bezoek en sociaal
contact is de «Handreiking bezoek en sociaal contact (corona in verpleeghuizen)» zoals
opgesteld door ActiZ, Alzheimer Nederland, LOC, NIP, Verenso, V&VN en Zorgthuisnl
met de ziekenhuiskoepels gedeeld. Dit heeft de Minister voor MSZ eerder toegezegd
in beantwoording op Kamervragen van de leden Dik-Faber en Van der Staaij.75, 76
Beleidskader fase 3 – Voorbereid zijn op ernstige scenario’s
Naast deze stand van zakenbrief heeft uw Kamer het verdiepend beleidskader «Continuïteit
en kwaliteit van zorg in fase 3 van de COVID-19 pandemie» ontvangen van de Minister
voor Medische Zorg en Sport (MZS).77 Daarmee voldoen we aan eerdere toezeggingen van de Minister voor MZS en van mij over
het maken van een plan om ons voor te bereiden op fase 3.
Het beleidskader fase 3 richt zich op een situatie waarbij de druk op de gehele zorg
door het oplopende aantal COVID-19 patiënten zo groot is, dat de zorg niet meer op
gebruikelijke wijze kan worden verleend en er ingrijpende, onconventionele keuzes
moeten worden gemaakt. Ik hoop dat deze ernstige, ontwrichtende situaties nooit bewaarheid
worden, het vasthouden aan de maatregelen is daarbij van essentieel belang. Om toch
zo goed mogelijk op voorbereid te zijn op fase 3, is het beleidskader opgesteld.
Het beleidskader heeft als doel dat alle patiënten altijd de nodige basiszorg en -ondersteuning
blijven ontvangen en er geen willekeur ontstaat. In het beleidskader zijn vier maatregelen
en acties beschreven die nodig zijn voor het waarborgen van de continuïteit van zorg
in fase 3:
1. De sectorale, regionale en landelijke borging van de continuïteit van zorg
2. Het verbreden van de informatiepositie over de gehele zorgketen
3. Financieel comfort voor zorgaanbieders
4. Communicatie
Het afkondigen van fase 3 is een besluit van de Minister voor MZS. Fase 3 kan alleen
landelijke afgekondigd worden en gebeurt pas alle opties in fase 2 benut zijn. Het
LNAZ informeert de Minister voor MZS en de IGJ als er een situatie dreigt te ontstaan
waarbij fase 3 op korte termijn moet worden afgekondigd. Dit doet het LNAZ op basis
van informatie uit de hele zorgketen. De IGJ en de NZa voeren dan een snelle verificatie
uit op basis van de meest recente informatie. Op basis van het advies van het LNAZ
en de informatie van de IGJ (kwaliteit) en de NZa (toegankelijkheid), wordt fase 3
vastgesteld door de Minister voor MZS. De Minister voor MZS zal de Tweede Kamer hiervan
dan op de hoogte stellen.
Actualisatie in beleids- en toetsingskader voor militaire steun in de zorg
Defensie levert al langere tijd een bijdrage in de ondersteuning van de medische zorg
voor COVID-patiënten. Vanuit Defensie is hiervoor een aantal BIG-geregistreerde medewerkers
beschikbaar. Deze medewerkers kunnen als last resort worden ingezet in de gezondheidszorg,
als er knelpunten zijn die voortvloeien uit de COVID-19 pandemie. Daarnaast is er
ook Defensiepersoneel met andere kwalificaties beschikbaar (ondersteuning, planning,
logistiek, hygiëne-deskundigen). Veiligheidsregio’s kunnen een beroep doen op militaire
ondersteuning in zorginstelling via een zogeheten MSOB-aanvraag, nadat ze eerst van
de overige beschikbare mogelijkheden gebruik hebben gemaakt. Deze procedure lichtte
ik u toe in eerdere Kamerbrieven.
De verwachting is dat de behoefte voor militaire bijstand zich in de komende periode
anders zal manifesteren nu de effecten van vaccinatie van zowel bewoners als personeel
in met name de langdurige zorg steeds zichtbaarder worden. Daarom is in samenspraak
met Defensie, de GGD GHOR en VWS het beleids- en toetsingskader voor MSOB-aanvragen
geactualiseerd. Op grond daarvan zal de Defensie-inzet beschikbaar voor ondersteuning
van zorginstellingen en/of zorgcentra vanaf nu conform de volgende prioritering afgewogen
worden:
1)
a) Het beperken van instroom van patiënten in het ziekenhuis door grootschalige zorg/opvang
vóór het ziekenhuis;
b) Het versterken van de uitstroom van patiënten uit het ziekenhuis door clustering van
zorg/opvang na het ziekenhuis;
2) Het verlenen van langdurige zorg.
3) Het bieden van substantiële capaciteit voor de zorg/opvang van ziekenhuispatiënten
uit andere regio’s (vormgegeven rond de specifieke positie die het UMC Utrecht hierin
vervult).
Mensen met een kwetsbare gezondheid
Kwetsbare personen in instellingen en thuis
Verpleeghuiszorg
Cijfers
De huidige situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19 sterfte
in verpleeghuizen is op dit moment als volgt:
Bewoners
• Uit de cijfers van het RIVM (peildatum 22 maart 2021) blijkt dat in de afgelopen twee
weken (week 11 en 10 78) ca. 446 bewoners positief getest zijn op COVID-19. Het aantal nieuwe besmettingen
en de sterfte is nadat de bewoners zijn gevaccineerd snel afgenomen. Uit figuur 8
komt dit naar voren. Dit patroon blijkt ook uit de cijfers van Verenso.
• Het RIVM schat dat sinds het uitbreken van de crisis bij ca. 40.460 bewoners van verpleeghuizen
een COVID-19-besmetting is bevestigd. Van dit aantal zijn ruim 8.380 mensen als overleden
gemeld. Een groot deel van de mensen die besmet zijn, herstelt gelukkig, mede door
de goede verzorging die zij ontvangen.
• In week 11 zijn 20 bewoners overleden bij wie COVID-19 is vastgesteld. In de twee
weken daarvoor was dit aantal hoger, namelijk 48 (week 10) en 91 (week 9).
In onderstaande figuur is de ontwikkeling van het aantal nieuwe besmettingen en sterfte
vanaf 1 juli 2020 weergegeven.
Figuur 8. Cijfers COVID-19-verpleeghuiszorg
Locaties
• Wekelijks raken nog nieuwe locaties besmet. Het gaat in totaal om 75 locaties in de
afgelopen twee weken. Dat waren er 35 in week 11 en 40 in week 10.
• Op een aantal locaties waar sprake was van een besmetting, zijn in de afgelopen 28
dagen geen nieuwe besmettingen vastgesteld. Het gaat in totaal om 166 locaties in
de afgelopen twee weken (87 in week 11 en 79 in week 10).
• De laatste weken is het aantal locaties waar de besmetting ten einde is hoger dan
het aantal nieuwe locaties met een besmetting, zodat per saldo het aantal locaties
met één of meer besmettingen afneemt. Het RIVM schat dat op 20 maart 2021 bij 252
verpleeghuislocaties sprake is van een vastgestelde COVID-19-besmetting. Dat is ca.
11% van het aantal locaties. Het gaat om het aantal verpleeghuislocaties waar in de
afgelopen 28 dagen sprake is van ten minste één vastgestelde COVID-19 besmetting op
basis van een positieve test.
• Het hoogst aantal besmette verpleeghuislocaties was op 8 januari jl. Toen waren er
besmettingen op 858 locaties.
Het bovenstaande beeld is zichtbaar in de onderstaande grafiek. De lijn in de figuur
geeft op de linker y-as het totaal aantal verpleeghuislocaties met één of meer vastgestelde
besmettingen in de tijd weer. De staven boven de horizontale as geven op de rechter
y-as het aantal nieuwe besmette locaties per week weer. De staven onder de horizontale
as geven op de y-as het aantal nieuwe besmettingsvrije locaties weer.
Figuur 9. Verpleeghuislocaties met één of meer besmettingen
Cijfers thuiswonende ouderen
De stand van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-overlijdens van thuiswonende
70-plussers is op dit moment als volgt:
• Het aantal nieuwe meldingen van COVID-19-besmettingen bij ouderen die ouder zijn dan
70 jaar en thuis wonen is de afgelopen weken iets toegenomen. In week 11 waren er
iets meer meldingen dan in week 10. Uit de cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen
twee weken (week 11 en 10) het aantal nieuwe besmettingen ca. 4.840 bedraagt. Dit
is ca. 500 meer dan de 4.360 in de voorgaande twee weken (week 9 en 8).
• Het RIVM schat dat vanaf 1 juli 2020 bij ruim 82.310 personen van boven de 70 jaar
en die thuis wonen een COVID-19-besmetting is bevestigd, van wie ongeveer 3.340 mensen
als overleden zijn gemeld.
• Onder de groep thuiswonende 70-plussers bevinden zich ook personen met medische problematiek
die snel aan de beurt komen voor een vaccin. Hoeveel van deze 70-plussers in een kwetsbare
gezondheid verkeren of een vorm van zorg of ondersteuning thuis ontvangen, is niet
precies bekend.
In het onderstaande figuur is deze ontwikkeling weergegeven vanaf 1 juli 2021.
Figuur 10. Cijfers COVID-19 ouderen thuis (70 plus)
Geleverde zorg aan Wet langdurige zorg (Wlz)-cliënten – aantal opgenomen cliënten
Na de eerste golf is het aantal opgenomen cliënten in instellingen voor ouderenzorg
met circa 5.000 gedaald. Dat is een afname van 4% ten opzichte van de 127.000 opgenomen
personen voor de eerste golf. In de zomermaanden is het aantal geleidelijk weer toegenomen
door herbezetting. Tijdens de tweede golf is de leegstand weer toegenomen door hogere
sterfte in de verpleeghuizen als gevolg van COVID-19. De laatste weken is de sterfte
in de verpleeghuizen flink afgenomen, vermoedelijk mede als gevolg van het vaccineren.
De laatste weken is daardoor het aantal opgenomen personen vrij stabiel.
Deze ontwikkeling is te volgen dankzij de weekcijfers over het aantal Wlz-cliënten
naar leveringsvorm, die het CBS op mijn verzoek publiceert 79. Na week 9 is er sprake van circa. 3.700 plaatsen leegstand.
Figuur 11. Opgenomen personen in de VV
Mensen met een beperking in gehandicaptenzorginstellingen en thuis
Bewoners
De situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19 sterfte in
instellingen voor gehandicaptenzorg is op dit moment als volgt:
• Uit cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 11 en 10) 220
bewoners besmet zijn geraakt. Dat is minder dan in de 2 weken daarvoor.
Het RIVM schat dat sinds 1 juli 2020 bij 6.660 bewoners van instellingen sprake is
van een bevestigde COVID-19-besmetting, van wie 110 mensen zijn overleden.
Bij de instellingen voor gehandicaptenzorg zien we dus dat het aantal nieuwe meldingen
van COVID-19-besmettingen (linker y-as) de afgelopen periode is gedaald. De sterfte
onder de bewoners is gelukkig laag (rechter y-as). In onderstaande figuur is de ontwikkeling
vanaf 1 juli 2020 weergegeven.
Figuur 12. Cijfers COVID-19 gehandicaptenzorg
Locaties
Het RIVM schat dat op 20 maart bij 91 locaties voor gehandicaptenzorg sprake was van
een vastgestelde COVID-19 besmetting. Dat is ongeveer 3,5% van het totaal aantal locaties.
Het aantal besmette locaties schat het RIVM in op basis van het aantal locaties waar
in de afgelopen 28 dagen sprake is geweest van ten minste één vastgestelde COVID-19
besmetting op basis van een positieve test. Het beeld is zichtbaar in onderstaande
grafiek.
De lijn in de figuur geeft op de linker y-as het totaal aantal locaties met een of
meer vastgestelde besmettingen in de tijd weer. De staven boven de horizontale as
geven (op de rechter y-as) het aantal nieuwe besmette locaties per week weer. De staven
onder de horizontale as geven (op de rechter y-as) het aantal nieuwe besmettingsvrije
locaties weer.
In week 11 waren 13 nieuwe locaties besmet geraakt. Op ca. 21 locaties was de besmetting
ten einde. Dit aantal was hoger dan aan het aantal nieuw besmette locaties. Per saldo
is het aantal locaties met één of meer besmettingen in week 11 verder afgenomen. Vanaf
januari is een flinke afname te zien van het aantal locaties met besmettingen.
Figuur 13. Locaties gehandicaptenzorg met één of meer besmettingen
Derde monitor COVID-19 strategie voor mensen met een beperking of chronische ziekte
Bij deze brief treft u de derde, en laatste, rapportage aan van de monitor COVID-19-strategie
voor mensen met een beperking80. Deze strategie is op 3 juni aan de Kamer gepresenteerd.81 De eerste en tweede rapportage van deze monitor zijn eerder met uw Kamer gedeeld82, 83. Deze rapportage beslaat grofweg de periode januari t/m maart 2021. Gezien de wijzigingen
in de maatregelen in de afgelopen periode, geeft de monitor mogelijk niet op alle
onderdelen een actueel beeld.
Belangrijke bevindingen uit deze monitor zijn:
• de aanhoudende druk op mensen met een beperking, zoals bij degenen bij wie het wegvallen
van – de weinige – sociale contacten een extra grote impact heeft op hun mentale welbevinden;
• perspectief door de toenemende vaccinaties in o.a. de gehandicaptenzorg; en
• de effecten van het wegvallen en aanpassen van dagbesteding die naar voren komen uit
focusgroepen met zowel begeleiders van, als deelnemers aan dagbesteding.
VWS heeft verschillende acties ondernomen op deze thema’s. Het bestrijden van eenzaamheid
is een blijvend punt van aandacht, zoals ook eerder met uw Kamer gedeeld84, ook onder jongeren, met een (licht verstandelijke) beperking. Naast de inzichten
uit deze monitor, monitoren we wekelijks de signalen vanuit landelijke luisterlijnen
over bijv. psychische klachten onder jongeren. Daarnaast is er in het steunpakket
«mentaal welzijn en leefstijl» specifiek aandacht voor jongeren en mensen met een
licht verstandelijk beperking.85 Het doel van dit steunpakket is op lokaal niveau financiële steun te geven aan projecten
die zich inzetten voor de groepen die eenzaamheid en stress ervaren door de coronacrisis.
Ten aanzien van dagbesteding is met veldpartijen onderzocht hoe de waardevolle lessen
uit de coronacrisis, zoals meer maatwerk en het cliëntgericht vormgeven van dagbesteding,
navolging moeten krijgen in de toekomst.
Aandacht voor mensen met een medisch risico, en hun naasten in de vaccinatiestrategie
Op dinsdag 2 maart jl. heb ik bestuurlijk overlegd met cliënten- en patiëntenorganisaties
over de vaccinatiestrategie COVID-19, de implicaties en het perspectief van deze strategie
voor mensen met een beperking of (chronische) aandoening. De cliëntenorganisaties
vroegen bijzondere aandacht voor groepen met een hoog medisch risico jonger dan 60
die nog geen expliciete plek hebben in de vaccinatiestrategie, voor mensen die door
een contra-indicatie of leeftijd (18-min) niet gevaccineerd (kunnen) worden en voor
hun mantelzorgers.
Ik heb benoemd dat, onder voorbehoud van leveringen, alle mensen boven de 18 jaar
met een medische indicatie voor de zomer een vaccinatie kunnen krijgen. Daarnaast
gaat VWS samen met de Patiëntenfederatie Nederland na of, en zo ja welke, patiëntgroepen
met een (hoog) medisch risico moeten worden toegevoegd aan het vaccinatieschema. Voor
de patiëntgroepen met een medische indicatie waarvoor dit geldt wordt zo nodig aanvullend
advies gevraagd bij de Gezondheidsraad.
Bovendien is er aandacht voor de groepen die (nog) niet gevaccineerd zijn en die al
geruime tijd in zelfisolatie zitten. Zoals gezinnen waarvan een van de gezinsleden
een chronische aandoening heeft, waardoor de kinderen niet naar school, of de ouders
niet naar het werk gaan i.v.m. het besmettingsrisico. Cliëntenorganisaties werken,
in samenspraak met VWS, uit hoe deze groepen toch deel kunnen nemen aan het gewone
leven en welke ondersteuning daar eventueel nodig is.
Uitzondering mondkapjesplicht
In eerdere kamerbrieven heb ik u geïnformeerd over de uitzonderingen op de mondkapjesplicht
voor mensen die vanwege ziekte of beperking geen mondkapje kunnen dragen. VWS is de
afgelopen maanden, samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat, in gesprek gebleven met alle betrokken partijen
om een vinger aan de pols te houden bij de uitvoering van de mondkapjesplicht en de
uitzonderingen daarop.
Uit deze gesprekken komt allereerst naar voren dat de uitzonderingsregeling voor mensen
met een ziekte of beperking in de praktijk nog lang niet overal bekend is. Mensen
om wie het gaat stuiten daarom nog steeds op onbegrip, dit geeft een drempel om deel
te nemen aan de maatschappij. Daarom heb ik in een animatievideo laten ontwikkelen
die ingezet wordt in de (publieks)voorlichting. Met deze animatievideo geef ik uitvoering
aan de motie van het lid Sazias.86
U vindt de informatie over deze animatie onder de communicatieparagraaf elders in
deze brief.
Ten tweede blijkt uit de gesprekken met cliëntenorganisaties en vertegenwoordigers
van handhavende partijen (Politie, Openbaar Ministerie en OV-bedrijven) dat het kaartje
met verklaring, een van de manieren waarmee mensen kunnen aangeven onder de uitzondering
te vallen, ook nadelen heeft. Het kaartje is laagdrempelig voor de cliënt, want het
is gratis te downloaden. Tegelijkertijd zorgt het kaartje voor problemen, omdat het
ook misbruikt wordt door mensen die weigeren een mondkapje te dragen zonder dat met
ander bewijsmateriaal te kunnen of willen bewijzen. Het is met name deze groep die
met enige regelmaat zorgt voor geweldsincidenten in het openbaar vervoer. Naar aanleiding
van deze signalen onderzoek ik of er een oplossing gevonden kan worden in een persoonsgebonden
Eigen Verklaring die in lijn is met de reeds bestaande Eigen Verklaring Avondklok.
Hiermee zal ik tevens invulling kunnen geven aan de motie van het lid Sazias87 en de motie van het lid Hijink88 omdat deze Eigen Verklaring zorgt voor meer eenduidigheid en er goed mee aangetoond
kan worden dat er reden is voor het niet dragen van een mondkapje.
Ten derde is gebleken dat de ziekenhuizen waar de wettelijke mondkapjesplicht niet
van toepassing is, op basis van eigen richtlijnen in de meeste gevallen mondkapjes
verplicht stelt. Echter, niet alle ziekenhuizen hebben een uitzonderingsregeling voor
mensen die vanwege ziekte of beperking geen mondkapje kunnen dragen. In de kamerbrief
van 13 januari jl.89 heb ik u geïnformeerd dat ik daarover in gesprek ben gegaan met de koepels van ziekenhuizen
en hen heb opgeroepen juist voor deze doelgroep in een oplossing te voorzien. Als
vervolg hierop is in overleg met deze koepels eind februari een factsheet opgesteld
die specifiek ingaat op de situatie rondom mondkapjes in ziekenhuizen. De factsheet
bevat informatie over de uitzondering en geeft voorbeelden hoe deze uitzondering kan
worden toegepast binnen de specifieke context van de ziekenhuiszorg. We zien dat verschillende
ziekenhuizen de uitzondering inmiddels expliciet opnemen in de informatie op hun websites.
Ik blijf de werking van de uitzondering op de mondkapjesplicht nauwlettend volgen.
Hulp- en luisterlijnen en platforms
Het aantal contactverzoeken is in de afgelopen weken ten opzichte van week 6 iets
toegenomen. Bij MIND Korrelatie is een toename geconstateerd van ongeveer 15%. Ook
de Mantelzorglijn voerde ongeveer 15% meer gesprekken. Volgens de hulplijnen zijn
dit reguliere fluctuaties. Het aantal gesprekken bij de Luisterlijn bleef nagenoeg
gelijk.
De vijf meest voorkomende redenen om contact op te nemen blijven constant:
1. Daginvulling (betreft alle gesprekken waarbij mensen de dagelijkse zaken willen bespreken
die ze anders met een partner of naaste zouden bespreken, om even een stem te horen
of hun verhaal te doen. Deze gesprekken gaan bijvoorbeeld over het weer of het doornemen
van de dag);
2. Informatie over corona (o.a. de avondklok, vaccinatie en quarantaine);
3. Psychische klachten (o.a. eenzaamheid, angst, stress en depressie);
4. Praktische hulpvraag (vervoer naar een testlocatie/vaccinatielocatie, hulp bij boodschappen
etc.);
5. Relaties en familie (zorgen over vrienden, bekenden of familie).
Een aantal hulplijnen (o.a. de Luisterlijn en de Mantelzorglijn) meldt dat de gesprekken
in de afgelopen twee weken minder over corona gaan. Het sociale en mentale welzijn
is in toenemende mate het gespreksonderwerp. Bij De Kindertelefoon komen ook de gespreksonderwerpen
zelfdoding en eenzaamheid voor. De Kindertelefoon houdt de komende periode goed in
de gaten of er sprake is van een stijging op deze twee gespreksonderwerpen. De huidige
crisis en de maatregelen drukken zwaar op het welzijn van mensen. Met name de mensen
die naar de hulplijn van MIND bellen, melden nu hoofdzakelijk klachten van stress,
depressie en angst, mede vanwege het missen van structuur in hun dag. Dit zijn vooral
bellers in de leeftijdsgroep van 21 tot 30 jaar. Het steunpakket voor het sociaal
en mentaal welzijn en leefstijl, dat onlangs door het kabinet is aangekondigd, wordt
ingezet om extra landelijke en lokale inzet mogelijk te maken voor o.a. kwetsbare
groepen. Er is in het steunpakket ook specifieke aandacht voor jongeren.
De inzet en de bereidheid van professionals en vrijwilligers om mensen tijdens deze
zware periode een helpende hand te bieden is bijzonder groot. Ik heb daar ontzettend
veel waardering en respect voor. Het maatschappelijk steunpakket kan ook vrijwilligersorganisaties
versterking bieden. Ik ben daar over in gesprek met het NOV (Platform Vrijwillige
inzet). Ook de professionals en de vrijwilligers die een luisterend oor bieden bij
de hulp-en luisterlijnen en platforms hebben het zwaar en voelen een toenemende (werk)druk.
De Luisterlijn geeft aan dat het werk van de ongeveer 1.500 vrijwilligers in coronatijd
anders dan normaal is: complex en heftig. Enerzijds zijn vrijwilligers dankbaar dat
ze zich kunnen inzetten voor de medemens en is er enorme bereidwilligheid, anderzijds
kampen vrijwilligers zelf ook met de effecten van de coronacrisis. Het is goed te
horen dat aandacht wordt besteed aan een goed opleidingstraject, zodat vrijwilligers,
ook in deze moeilijke tijd, op een stevige basis kunnen terugvallen. De Luisterlijn
heeft bijvoorbeeld een achterwacht beschikbaar die 24 uur per dag bereikbaar is (ook
buiten coronatijd). Hier kunnen medewerkers terecht voor het verwerken van emoties
na een heftig gesprek of om te reflecteren op het gesprek. Ik blijf de situatie bij
deze hulplijnen monitoren. Zowel als het gaat om de signalen die zij ontvangen als
die van de organisaties zelf.
Dak- en thuisloze mensen
Op 12 maart is een nieuwe versie van de richtlijn over de opvang van dak- en thuisloze
mensen gepubliceerd.90 Deze richtlijn bevat een plan voor de afbouw van de noodopvang in het kader van de
lockdown en is erop gericht om met iedereen die nu in de noodopvang verblijft in gesprek
te gaan over een passend alternatief vanaf het moment dat de lockdown stopt. De belangrijkste
wijzigingen zijn:
• Vanaf 1 april laten gemeenten geen nieuwe niet-rechthebbende (conform WMO2015) dakloze
mensen meer toe.
• Gemeenten krijgen tot 1 mei de tijd om de opvang voor niet-rechthebbende dakloze mensen
af te bouwen. Binnen de afbouw wordt onderscheid gemaakt tussen EU-migranten, niet-rechtmatig
verblijvende vreemdelingen en ingezetenen van Nederland omdat voor elk van hen een
andere route is bepaald.
Via het tweewekelijkse crisisoverleg met o.a. Valente, Como en de VNG monitoren we
signalen en sturen we bij waar nodig.
Jeugd
Acute crisisplekken
Op 21 januari heeft Uw Kamer de motie van het lid Klaver91 aangenomen met betrekking tot de jeugd en volwassenen-ggz. Tijdens het debat in de
Kamer van 10 maart jl. heb ik u toegezegd om u – in afstemming met de Staatssecretaris
van VWS – verder te informeren. Daarnaast heeft uw Kamer mijn collega Blokhuis gevraagd
om een reactie te geven op het rapport «Publieksrapportage uitvraag acute jeugd-ggz»
van de Nederlandse GGZ.92
Uw Kamer is met de brief van 15 maart geïnformeerd over de stappen die we moeten zetten
om het beeld aan te scherpen, een analyse te maken en voorstel om hierop te gaan handelen.
Op dit moment zijn wij in afwachting van verdiepende informatie die de NZa zal verstrekken,
daarbij gaat het om de inkoop van de acute ggz voor volwassenen. Daarnaast betrekken
we de recente toezichtsinformatie van de IGJ.93. Om signalen over toename in de jeugd-ggz beter te kunnen duiden heeft de Staatssecretaris
van VWS de Nederlandse GGZ en de VNG begin februari gevraagd een uitvraag te doen
onder hun achterban naar de capaciteit en knelpunten. Hieruit blijkt dat over het
algemeen de vraag naar specialistische jeugd-ggz toeneemt, wel zijn daarin grote regionale
verschillen zichtbaar. Dit beeld blijkt ook uit het onderzoek naar jeugd-ggz van de
IGJ onder 20 instellingen in 6 regio’s.94 Het is het zeer zorgelijk als deze toename ertoe leidt dat kinderen geen passende
hulp krijgen. Gemeenten zijn vanuit hun jeugdhulpplicht verantwoordelijk om voldoende
zorg in te kopen en te prioriteren waar zorg het meest nodig is. Het is essentieel
dat gemeenten zicht hebben op de zorgvragen en het beschikbare aanbod, en samen met
aanbieders tot oplossingen komen wanneer er knelpunten ontstaan.
Wij zijn met de VNG, Nederlandse GGZ en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
in gesprek over hoe aanbieders en gemeenten gezamenlijk tot oplossingen kunnen komen,
en wat er eventueel aanvullend nodig is. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan
informeren. Voor twee regio’s waar de IGJ specifiek zorgen over uit, is het Ondersteuningsteam
Zorg voor de Jeugd gevraagd om de regio te ondersteunen in het komen tot regionale
oplossingen.
Andere onderwerpen
Arbeidsmarkt
Bonusregeling
In mijn brief van 8 december 202095 heb ik u een eerste analyse van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19
(hierna: bonusregeling) gestuurd die was gebaseerd – zoals destijds vermeld – op extrapolatie
van de tot en met 30 november 2020 beoordeelde subsidieverzoeken. Onderstaand treft
u de eindanalyse van de bonusregeling 2020.
Cijfers zorg en welzijn sector breed
De analyse van de eindcijfers voor de bonusregeling 2020 is opgemaakt in februari
202196. Op dat moment was 99,8% van de aanvragen afgehandeld.
Er zijn in totaal 10.012 aanvragen door zorgaanbieders ingediend. Dit aantal is lager
dan de eerder aan u gemelde 12.221 aanvragen, alle dubbelingen zijn hier uitgefilterd.
Deze kwamen voort uit herzieningsverzoeken van incomplete aanvragen. Aan 8.600 zorgaanbieders
is de subsidie toegekend. 1.164 Aanvragen zijn afgewezen wegens het niet voldoen aan
de subsidievoorwaarden en 224 aanvragen zijn door zorgaanbieders zelf ingetrokken.
24 Aanvragen zijn nog in behandeling. Dit betreft incomplete en niet tijdig ingediende
aanvragen, waarvan wordt bezien of deze via een hardheidsclausule gehonoreerd kunnen
worden. De afhandeling van deze aanvragen vergt meer tijd.
Een overzicht van alle zorginstellingen die de zorgbonus hebben aangevraagd tot en
met 10 november 2020, inclusief een overzicht van de status van de verzoeken en het
bedrag dat per zorginstelling is aangevraagd dan wel uitgekeerd is raadpleegbaar op
de website van de rijksoverheid97.
Tabel 5. Totaal aantal werkzame werknemers bij aanvragers conform opgave aanvrager
en aantallen werknemers en derden waarvoor een bonus is aangevraagd en toegekend.
AZW branches
totaal aantal werknemers conform opgave aanvragers toegekende bonus (x 1.000)
aantal werknemers waarvoor is toegekend (x 1.000)
aantal derden waarvoor is toegekend (x 1.000)
Verpleging, verzorging en thuiszorg
486,7
444,2
44,8
Ziekenhuizen en overige med. spec. zorg
212,9
194,6
10,7
Gehandicaptenzorg
172,4
156,7
8,1
Geestelijke gezondheidszorg
85,4
76,9
7,3
Universitair medische centra
84,6
60,6
3,9
Huisartsen en gezondheidscentra
36,4
28,7
3,3
Sociaal werk
28,6
24,2
0,8
Overige zorg en welzijn1
34,4
23,2
2,3
Jeugdzorg
25,7
20,3
1,8
Apotheken
22,5
18,3
0,2
SBI-code niet uit lijst regeling2
21,1
16,8
0,7
Totaal
1.210,7
1.064,4
83,8
X Noot
1
Preventieve gezondheidszorg (geen arbo begeleiding), medische laboratoria, trombosediensten
en overige behandeling, ambulancediensten en centrale posten.
X Noot
2
Aan zorgaanbieders die op 1 september in het handelsregister stonden ingeschreven
onder een SBI-code die niet in de regeling is opgenomen, kon een subsidie worden verstrekt
indien de aanduiding aansloot bij de hoofd- of nevenactiviteiten die zijn opgenomen
in de regeling. Voor deze aanvragen is niet geregistreerd onder welke SBI-code deze
hoofd- of nevenactiviteiten vallen.
Op basis van CBS cijfers weten we dat er in de periode maart-september 2020 1,37 miljoen
werknemers werkzaam waren in zorg en welzijn. Daarvan verdienen circa 1,3 miljoen
werknemers minder dan 2x modaal, een subsidievoorwaarde. Samen met het aantal derden
van circa 0,1 miljoen gaat het om circa 1,4 miljoen zorgprofessionals. Aan 1,144 miljoen
van hen is een bonus uitgekeerd. Dit betreft ruim 1,06 miljoen werknemers en bijna
84.000 derden (zzp’ers, uitzendkrachten en ingehuurde schoonmakers). Dit betekent
dat aan het merendeel van de zorgprofessionals een bonus is toegekend.
Er is voor meer zorgprofessionals subsidie aangevraagd dan de vooraf ingeschatte groep
van 2/3e van alle zorgprofessionals in de sector zorg en welzijn, die naar verwachting een
uitzonderlijke prestatie zou hebben geleverd in de strijd tegen COVID-19. Er werd
vanuit gegaan dat de druk op personeel tijdens de eerste golf niet zorgbreed was en
niet in alle instellingen optrad (i.v.m afgeschaalde zorg en andere wijze van werken).
Cijfers naar deelsector
Zorgaanbieders hebben gemiddeld genomen voor 88% van hun personeelsbestand subsidie
aangevraagd voor het toekennen van een bonus. Niet alle zorgaanbieders hebben een
subsidieaanvraag ingediend. Afgezet tegen de gehele sector zorg en welzijn is gemiddeld
voor ca. 82% van de zorgprofessionals die minder dan 2x modaal verdienen (een subsidievoorwaarde)
subsidie verleend om een bonus toe te kennen.
Het hoge aanvraagpercentage wordt veroorzaakt door een aantal deelsectoren dat voor
relatief veel zorgprofessionals subsidie aanvroeg. Dit betreft de branches ziekenhuizen,
VVT, gehandicaptenzorg (allen 91%) en de GGZ (90%). In de tabel hieronder treft u
een verdeling van het aanvraagpercentage per deelsector aan. Hierin wordt het aantal
werknemers waarvoor subsidie voor een bonus is aangevraagd afgezet tegen het totaal
aantal werknemers conform opgave van de aanvragers.
Figuur 14. Aanvraagpercentage toegekende bonussen
Verantwoording
De als voorschot ontvangen subsidie dient achteraf door de zorgaanbieder te worden
verantwoord.
De meeste zorgaanbieders vallen onder de lichtste vorm van verantwoording. Het betreft
5.740 zorgaanbieders die subsidie verleend hebben gekregen voor een bedrag lager dan
€ 25.000. Van de 8600 toegekende subsidies vallen er 1.025 onder de zwaarste vorm
van verantwoording. In totaal is aan deze groep voor een bedrag van ca. € 1,9 miljard
euro subsidie verleend: dat betreft ca. 93% van het totaal verleende subsidiebedrag.
Van de toegekende subsidies zijn er ca. 440 verleend voor een bedrag van € 1.000.000
en meer.
Tabel 6. Aantal toegekende aanvragen en toegekende bedrag per verantwoordingscategorie
Aantal toegekende aanvragen per verantwoordingscategorie
Toegekende bedrag per verantwoordingscategorie, in miljoenen
Minder dan € 25.000
5.740
60
€ 25.000 tot € 125.000
1.835
87
€ 125.000 of meer
1.025
1.916
Totaal
8.600
2.062
Subsidies die zijn verleend voor een bedrag van € 125.000 en hoger dienen verantwoord
te worden aan de hand van een door VWS opgesteld protocol. Gelet op de aard en de
omvang van de bonusregeling werken wij aan een protocol waarbij een beperkte administratieve
druk voor zorgaanbieders en voldoende informatie voor een rechtmatigheidsoordeel met
elkaar in balans is. Het protocol dat aan beide eisen tegemoet komt, is in grote lijnen
gereed. Ik verwacht u hierover in de loop van april nader te kunnen informeren. Vooruitlopend
op de afronding en publicatie van het protocol heb ik de criteria inzake de verantwoording
gepubliceerd op de website van de rijksoverheid en de uitvoerder van de regeling DUS-I.98
Uitvoering moties Wilders/Heerma inzake Nationale Reserve Zorg
Ik heb u per brief d.d. 9 maart 2021 geïnformeerd over de uitvoering van de motie
van de leden Wilders en Pieter Heerma over een nationale reserve aan zorgmedewerkers99. De uitvoering van deze motie geschiedt langs twee sporen. Daarnaast is in het debat
op 10 maart jl. een aanvullende motie aangenomen van de leden Wilders en Pieter Heerma.
Die motie roept de regering op om een nationale wervingscampagne te starten om het
aantal zorgreservisten zo spoedig mogelijk op te schalen. Hieronder informeer ik u
over de uitvoering van beide moties.
Spoor 1: optimale inzet van de huidige reserve bij Extra Handen voor de Zorg
Door Extra Handen voor de Zorg (EHvdZ) is in kaart gebracht wie inzetbaar is de komende
golf. Tot dusver zijn dat 6876 mensen. Dit betreft:
• 2.564 mensen met medische achtergrond.
• 1.252 medisch/verpleegkundige/verzorgende studenten (mbo, hbo en wo).
• 2.523 mensen zonder zorgachtergrond voor reguliere coronabanen.
• 528 mensen zonder zorgachtergrond die duurzaam in willen stromen.
Ook is in kaart gebracht hoeveel uren zij per week beschikbaar zijn. Mensen zonder
zorgachtergrond zijn het meeste aantal uren beschikbaar, 60% van hen 20 uur of meer
per week. Bij mensen met een medische achtergrond is dat 35% en bij medisch studenten
is dat 25%.
Voor een optimale inzet van deze reserve is Extra Handen voor de Zorg aangesloten
op de bestaande crisisstructuren. Zo wordt bijvoorbeeld bij inzet van Defensie in
de zorg ook contact gelegd met Extra Handen voor de Zorg, om zo nodig bij te springen.
Het landelijke crisisnummer 088 - 0182 899 is beschikbaar voor zorgorganisaties die
direct personeel nodig hebben.
Ook zijn door Extra Handen voor de Zorg 1.400 vrijwilligers die willen helpen met
vaccineren, actief onder de aandacht gebracht van de GGD-regio’s. Daarnaast is GGD-GHOR
actief benaderd over de mogelijkheden om extra personeel in te zetten.
Extra Handen voor de Zorg werkt vraaggericht. Dat wil zeggen dat de aanvragen van
zorgorganisaties leidend zijn bij het aanbieden van mensen vanuit de reserve. Zorgorganisaties
beschrijven welk type personeel zij voor welk aantal uren nodig hebben, waarna Extra
Handen voor de Zorg meerdere mensen per aanvraag aanbiedt. In voorbereiding op de
derde golf zijn er bijna 2300 voorgesteld aan zorgorganisaties. Deze mensen wachten
nog op uitsluitsel van de zorgorganisaties. Extra Handen voor de Zorg neemt waar dat
zorgorganisaties afwachten hoe de derde golf zich ontwikkelt én dat ze kijken naar
oplossingen die niet alleen tijdelijk, maar vooral ook structureel tot meer personeel
leiden.
Daarom start EHvdZ twee campagnes:
1) De campagne «van crisis naar duurzaam», gericht op specifieke doelgroepen die zich
eerder hebben aangemeld bij EHvdZ met de ambitie om duurzaam in te stromen in de zorg.
Dit kunnen zowel herintreders als zij-instromers zijn. Doel van deze campagne is deze
mensen zoveel mogelijk naar een baan in de zorg te leiden.
2) De campagne «ik doe-ik kan» met daarin een oproep aan werkgevers om taakgericht te
denken in plaats van functiegericht. Daarmee beoogt EHvdZ werkgevers te informeren
over de mogelijkheden van de mensen die via EHvdZ beschikbaar zijn.
VWS stelt Extra Handen voor de Zorg in staat om deze activiteiten te ondernemen.
De IGJ levert ook een bijdrage aan het verlagen van de drempel bij zorgorganisaties
voor personeel zonder zorgachtergrond door hier actief over te communiceren. De IGJ
geeft aan dat door de hoge pandemische druk zorgorganisaties vrij moeten zijn om,
in deze unieke situatie, de zorg op een afwijkende manier te organiseren (zie het bericht van de IGJ).
VWS ondersteunt zorgorganisaties ook financieel bij het aannemen en opleiden van tijdelijke
en nieuwe medewerkers. Met de subsidieregeling coronabanen in de zorg (COZO) is € 80 miljoen
euro beschikbaar voor tijdelijke ondersteunende functies ter verlichting van de werkdruk
en scholing. Tot en met 31 maart 2021 kan subsidie worden aangevraagd. Per 22 maart
zijn 139 aanvragen gedaan voor in totaal 1084 coronabanen.
Spoor 2: verkenning naar een duurzame nationale zorgreserve
Het tweede spoor is gericht op de fase na de derde golf. Aanvullend op de brief inzake
zorgreservisten100 kan ik hier het volgende melden.
Naar aanleiding van de motie van de leden Wilders en Pieter Heerma101 over het starten van een nationale campagne om meer zorgreservisten te werven, heb
ik met het initiatief Extra Zorg Samen verkend hoe dit het beste vorm te geven. Dit
gebeurt op twee manieren.
Er zal op de website www.ontdekdezorg.nl een verwijzing komen naar het initiatief van Extra Zorg Samen. Ontdek de zorg is
gericht op potentiële zij-instromers en herintreders met als doel deze mensen te informeren
over de mogelijkheden voor werken in de zorg. Met deze verwijzing worden mensen met
een zorgachtergrond die niet full-time terug willen naar de zorg, maar wel graag willen
bijdragen in tijden van crisis, naar het juiste loket verwezen.
Extra Zorg Samen intensiveert de wervingscampagne van zorgreservisten voor de langere
termijn. Zij onderzoeken hiertoe – naast de al ingezette acties op social media –
ook de mogelijkheden op radio en tv. In de regio’s waar de proeftuinen lopen wordt
ook via regionale kranten geworven. Ik faciliteer dit met een extra budget van € 0,5 mln.
Noodvoorraad PBM’s voor cruciale sectoren
Het kabinet heeft op 18 augustus 2020 besloten tot de aanleg van een noodvoorraad
beschermingsmiddelen voor 45 dagen voor medewerkers in vitale sectoren en cruciale
beroepen (buiten de zorg). In de najaarsnota 2020 (Kamerstuk 35 650 VI, nr. 2 paragraaf 11) is hiervan de financiële uitwerking opgenomen. Het doel van deze noodvoorraad
is om de veiligheid en gezondheid van mensen te garanderen in de uitoefening van hun
taken in vitale sectoren en cruciale beroepen. De noodvoorraad bevat verschillende
soorten mondmaskers, handschoenen, desinfecterende handgel en doekjes, schorten, spatbrillen
en faceshields.
Vitale sectoren en essentiële beroepen buiten de zorg kunnen een beroep doen op deze
noodvoorraad wanneer er structurele problemen op de markt zijn bij de levering van
beschermingsmiddelen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat deze vitale sectoren en essentiële
beroepen zelf zorgdragen voor een voorraad beschermingsmiddelen voor hun personeel
voor de eerste 30 dagen. De betrokken ministeries is gevraagd (koepels van) vitale
sectoren en essentiële beroepen te informeren over deze noodvoorraad en de uitgangspunten
die bij uitgifte van beschermingsmiddelen worden gehanteerd.
De zorg voor de aanleg en het in stand houden van deze noodvoorraad en uitgifte van
beschermingsmiddelen is belegd bij het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV).
De aanleg van de noodvoorraad is bijna afgerond. Tot nu toe is nog geen beroep gedaan
op de noodvoorraad. Zodra een partij uit de voorraad afneemt wordt, zodra de leveringsketen
is hersteld, de voorraad vanuit de markt weer aangevuld.
Communicatie
Campagne Alleen Samen: intensivering communicatie basisregels
Het kabinet maakt zich zorgen over afnemende naleving van de basismaatregelen. Daarbij
valt onder andere op dat «drukte vermijden», «handen wassen» en «bij klachten thuisblijven
en laten testen» minder goed worden nageleefd. Naleving van de basismaatregelen is
van het allergrootste belang om verspreiding van het virus te beperken. Om te stimuleren
dat mensen zich beter aan de basisregels houden, intensiveren we de communicatie.
Dit doen we onder de vlag van de campagne: «alleen samen houden we corona onder controle».
Animaties en online banners
We ontwikkelen enkele animaties van 20 seconden over de verspreiding en bestrijding
van het virus en het belang van het naleven van de basisregels. De animaties verspreiden
we via sociale media en als online video. De scripts voor de animaties zijn in samenwerking
met gedragsexperts tot stand gekomen. De animaties zijn getest, zowel bij het algemene
publiek als bij kwetsbare groepen. De animaties zetten we in bij online kanalen van
specifieke doelgroepen. Ook worden ze actief gedeeld via Steffie (onder andere voor
laaggeletterden) en organisaties voor moeilijk bereikbare doelgroepen. Naast de animaties
maken we online banners, die we context gerelateerd plaatsen. Vanaf 23 maart rollen
we deze middelen gefaseerd uit.
Radiospots testen en thuisquarantaine
Sinds 13 maart is een radiospot over het belang van testen te horen. Vanaf de week
van 23 maart breiden we de radioinzet uit met een radiospot over thuisquarantaine.
TV Spots Testen en thuisquarantaine
Binnenkort starten we met twee nieuwe TV spots: een spot die aan de hand van een herkenbare
dialoog het belang van direct testen bij (milde) klachten benadrukt en een spot over
thuisquarantaine. Beide spots zijn naar verwachting vanaf 27 maart op televisie te
zien. Online video en online radio (Spotify) volgen gelijktijdig.
Versterking jongerencommunicatie
Samen kunnen we niet Stuk
Onder andere in de brief van 2 februari jl.102 informeerden we uw Kamer over de wijze waarop we communiceren met jongeren en jongvolwassenen.
In eerste instantie focuste zich dat vooral op hoe jongeren in deze tijd het beste
kunnen omgaan met de maatregelen. Inmiddels is er daarnaast meer aandacht voor het
welzijn van jongeren in de communicatie-aanpak. In samenwerking met YouTube-kanaal
StukTV, stichting Young Impact en de Maatschappelijke Alliantie lanceerden we de campagne:
Samen kunnen we niet Stuk. Hierin inspireren jongeren elkaar, roepen zij elkaar op
om iets voor een ander te doen om daarmee samen deze tijd op een zo goed mogelijke
manier door te komen. De campagne is op 25 februari 2021 afgetrapt met een grote show
op het YouTube-kanaal van StukTV. StukTV is met ruim 2,5 miljoen abonnees op YouTube
een van de grootste jongerenplatforms. Tijdens de show is een aantal jongeren met
een bijzonder initiatief op ludieke wijze in het zonnetje gezet. Inmiddels is de show
door 685.000 kijkers gezien en zegt meer dan 40% van hen van plan te zijn om iets
voor een ander te doen.
Verschillende influencers brachten #SamenNietStuk onder de aandacht op hun sociale
media kanalen en riepen jongeren op om iets voor een ander te doen, hoe klein of groot
het gebaar ook is. Via jongerenmedia, zoals FunX, Cosmopolitan, Glamour, SLAM! en
VICE, is de campagne voortgezet en inspireren jongeren met positieve verhalen hun
leeftijdsgenoten en roepen zij hen op om zelf in actie te komen. Op het platform Youngimpact.nl/samennietstuk
worden jongeren geïnspireerd door bestaande initiatieven in hun regio. Met de hashtag
#SamenNietStuk bundelen we de acties en maken we deze zichtbaar op sociale media.
Uit de campagne effectmonitor van 10 maart blijkt dat een kwart van de Nederlandse
jongeren deze hashtag kent.
Daarnaast loopt de jongerencampagne CoronaConflict sinds 8 februari. Hierover informeerden
we uw Kamer op 2 februari103 en 23 februari104. In vervolg daarop kunnen we melden dat de reacties op de campagne positief zijn
en dat er veel input opgehaald wordt bij jongeren. Na een maand zijn er 26.511 bezoekers
naar de website gekomen. De ontwikkelde video’s worden goed bekeken en dragen sterk
bij aan de boodschap overdracht van de campagne.
De campagne in samenwerking met BV Jong om jongeren met een lagere sociaal economische
status te bereiken, is inmiddels afgerond. Zeker 55 jongerenwerk-organisaties hebben
de hashtag #nogffvolhouden inclusief de filmpjes gedeeld. De website www.bvjong/nogffvolhouden trok flink wat bezoekers en via de eigen netwerken van de jongeren koepelorganisatie
BV Jong zijn er meerdere lokale media vertoningen en discussies geweest. Dit droeg
bij aan een positief sentiment onder jongeren om nog «even vol te houden» en zich
aan de maatregelen te houden.
Testen en quarantaine
Naast de inzet op radio en TV met de Alleen Samen campagne, zetten we ook online middelen
in om het belang van testen en quarantaine onder de aandacht te brengen.
Begin april lanceren we een website die quarantaine- en testadvies op maat geeft.
Bezoekers beantwoorden hiervoor via een checklist een aantal vragen. Dit is bedoeld
als aanvulling op de bestaande content op rijksoverheid.nl over testen en quarantaine.
We werken aan het intensiveren van de communicatie over preventief testen voor het
verder openen van de samenleving: voor veiliger deelname aan het sociale leven, voor
veiliger werken en voor veiliger studeren. Daarbij zijn ook de uitvoeringspartners
uit het bedrijfsleven betrokken.
Om jongeren te bereiken en te wijzen op het belang van thuisquarantaine om verspreiding
van het virus te voorkomen, loopt er sinds 5 maart een campagne met TeamNL/NOC*NSF.
Daarin laten bekende sporters als Celeste Plak, Soufiane Touzani en Rico Verhoeven
zien hoe zij omgaan met quarantaine en de coronamaatregelen en gaan zij met jongeren
in gesprek hierover. Doel is jongeren te inspireren en positief te motiveren. Dit
alles wordt geladen onder hashtag #samennietstuk. Opvallend zijn de hoeveelheid positieve
reacties van de jongeren op de social posts met minidocumentaires van de ambassadeurs
zelf waarin zij laten zien hoe zij de thuisquarantaine zouden doorbrengen. Ook was
het aantal deelnemers tijdens de livestream van 16 maart, waar jongeren hun vragen
konden stellen aan de ambassadeurs, boven verwachting.
Vaccinatie
Toegankelijke communicatie over vaccinatie
Tijdens het plenaire debat van 10 maart jl. heb ik aangegeven dat nog die week een
online tool zou worden gelanceerd op www.coronavaccinatie.nl. Door enkele vragen te beantwoorden in de tool – onder andere over leeftijd, woonsituatie
en medische aandoening – kunnen bezoekers zien wanneer de geplande start van vaccinatie
is voor de groep waartoe zij behoren. De tool voorziet ook in informatie over de vaccinatieplanning
aan de verschillende groepen zorgmedewerkers.
De eerste versie van deze tool is 12 maart jl. in gebruik genomen. Deze is nog grofmazig
van opzet, maar wordt steeds preciezer gemaakt. Deze week wordt een update gepubliceerd
waarin duidelijker per leeftijdscohort te zien is wanneer we verwachten dat deze mensen
kunnen starten met vaccinatie. Nieuwe updates volgen. Op 12 maart jl. zijn twee factsheets
gepubliceerd op www.coronavaccinatie.nl: een algemeen overzicht met informatie voor de verschillende te vaccineren groepen
en een overzicht voor mensen die behoren tot medische risicogroepen105. Deze infographics worden breed gedeeld, via de website, maar ook via koepel- en
belangenorganisaties in de zorg.
Hiermee voldoe ik ook aan de motie van het lid Wilders106 over duidelijkheid over de vaccinatieplanning voor mensen die een verhoogd risico
lopen op een ernstig verloop van corona
AstraZeneca
Het is van belang om de vaccinatiecampagne maximaal te versnellen en daarvoor zijn
alle veilige vaccins nodig. AstraZeneca is een goed en veilig vaccin. Om het vertrouwen
in dit vaccin te verstevigen moeten mensen goed worden geïnformeerd. Daarom intensiveren
we de communicatie. Allereerst wordt de bijsluiter van het AstraZeneca-vaccin en het
document «Vaccin in het kort» aangepast op basis van de laatste inzichten, met duidelijke
uitleg over de veiligheid, effectiviteit en mogelijke bijwerkingen van AstraZeneca.
Naast aanvullende informatie op de website coronavaccinatie.nl, waaronder een artikel
over AstraZeneca met ervaringen en overwegingen van zorgmedewerkers, plaatsen we diverse
berichten op social media en verspreiden we een filmpje met 5 vragen aan Ton de Boer
van het CBG. Voor de verspreiding van de online informatie maken we niet alleen gebruik
van de algemene kanalen gericht op het algemeen publiek, maar ook kanalen voor specifieke
doelgroepen zoals zorgmedewerkers of ouderen. Hiervoor werken we samen met verschillende
koepelorganisaties. Ook worden verschillende media benaderd voor optredens van (medische)
experts en is er een nieuwe online talkshow voor zorgmedewerkers en algemeen publiek
in de maak. Dit alles mede op basis van advies van de RIVM gedragsunit.
Desinformatie
Veel mensen halen informatie over coronavaccinatie van internet, social media en andere
mediabronnen. Niet alles wat daar te vinden is, is waar. Enerzijds zien we dat er
desinformatie is (misleidende informatie die doelbewust verspreid wordt) en anderzijds
is er ook misinformatie (informatie die niet goed begrepen wordt, maar zich wel verspreidt).
Om de informatiepositie van Nederlanders over coronavaccinatie te verstevigen en hen
bewust te maken van de veelheid aan onjuiste informatie die hierover in omloop is,
is er een «plan van aanpak desinformatie» opgesteld rondom het thema coronavaccinatie.
Dit plan wordt nu uitgevoerd en legt de focus op 3 zaken:
1. Meten en analyseren: We monitoren het vaccinatiesentiment in de media en we inventariseren
de belangrijkste onderwerpen met des- en misinformatie die rondgaan op de (sociale)
media. We werken met verschillende partijen samen, zoals de Denktank Desinformatie,
de Vaccinatie Alliantie, het TechTegenCorona, Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie,
het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het RIVM, de GGD en diverse stakeholders.
2. Bewustwording creëren: We creëren bewustwording door mensen meer te leren over desinformatie.
Dit doen we door mensen te informeren over technieken die bij manipulatie van informatie
worden ingezet. Mensen bouwen zo kennis en daarmee weerstand op tegen online desinformatie,
dragen minder vaak (on)bewust bij aan de verdere verspreiding van desinformatie en
kunnen ook de directe omgeving attenderen op desinformatie.
3. Verdiepende informatie aanbieden: We bieden mensen op de website verdiepende informatie
aan op specifieke thema’s; rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-vaccinatie/feiten-over-coronavaccinatie.
Deze pagina verrijken we met verhalen/interviews van ervaringsdeskundigen in tekst,
filmpjes en animaties en we geven inzage in diverse publicaties en rapporten. We kunnen
webcare, social media en de kanalen van stakeholders hiernaar laten verwijzen.
Animatievideo Uitzondering Mondkapjesplicht
Sinds de invoering van de mondkapjesplicht ontvangen we signalen dat mensen die vallen
onder de wettelijke uitzonderingsregel omdat zij vanwege ziekte of beperking geen
mondkapje kunnen dragen, onheus bejegend worden. Vaak ligt onwetendheid hieraan ten
grondslag. Hoewel het in algemene zin goed is als mensen elkaar aanspreken op gedrag,
vormt deze onheuse bejegening voor mensen met een beperking een drempel om te participeren
aan het dagelijks leven, zoals het doen van boodschappen. Daarom breiden we de bestaande
informatie en communicatie-inzet uit. Samen met cliëntorganisaties en brancheverenigingen
ontwikkelden we een animatievideo over de uitzondering op de mondkapjesplicht. De
video spelen we af op plekken waar de mondkapjesplicht geldt. Bijvoorbeeld bij stations
van het openbaar vervoer, winkels en scholen. De betrokkenheid van externe partijen
is daarbij cruciaal. De animatievideo in lijn met de algemene communicatie over de
mondkapjesplicht om mogelijke verwarring bij het algemeen publiek te voorkomen. Op
dit moment wordt de animatie verspreid onder meer bij koepel- en brancheorganisaties
die (winkel)binnenruimtes beheren, handhavers, gemeenten, scholen en patiënten en
cliëntenorganisaties.
Caribisch deel van het Koninkrijk
De laatste gegevens van 17 maart 2021 van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten
het volgende besmettingsbeeld zien:
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten
(cumulatief)
424
(1.045)
0
(20)
0
(6)
1149
(5.997)
437
(8.771)
18
(2.101)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen
(op de IC)
11
(4)
0
0
23
(10)
36
(11)
1
(0)
Aantal patiënten overleden
8
0
0
24
82
27
Na een aantal weken met relatief lage incidentiecijfers, is nu sprake van een forse
stijging van het aantal besmettingen op de benedenwindse eilanden. Met name op Bonaire
en Curaçao is er sprake van een stevig oplopende incidentie en een toenemende positivity rate. Op Curaçao ligt deze momenteel rond de 21%en op Bonaire rond de 40%. Op Aruba zijn
de cijfers aanhoudend hoog, en ook daar stijgt het aantal besmettingen nu ook. Net
als in Nederland is waarschijnlijk de Britse variant op de benedenwindse eilanden
verantwoordelijk voor de huidige incidentiestijgingen. Naast de Britse variant zijn
ook de Zuid-Afrikaanse, Mexicaanse, Californische, en Braziliaanse varianten vastgesteld
op de verschillende eilanden. Op Aruba blijven de huidige maatregelen van kracht.
Op Curaçao geldt vanaf 24 maart een lockdown voor ten minste twee weken. Sinds 18 maart
geldt op Bonaire risiconiveau 6: een volledige lockdown, waarbij thuiswerken zoveel
mogelijk het uitgangspunt is, onder andere de scholen en restaurants zijn gesloten
en een avondklok van kracht is tussen 21:00 en 04:00. De niet-acute operaties en ingrepen
op Curaçao en Bonaire zijn afgeschaald of tijdelijk stopgezet. Poliklinische zorg
wordt zoveel mogelijk gecontinueerd. Er wordt extra personeel via het internationale
uitzendbureau AMI ingezet op Aruba en Curaçao en vanuit Nederland wordt extra acute
zorg personeel geleverd aan Bonaire. De reismaatregelen van Aruba, Bonaire en Curaçao
richting de andere delen van Europees en Caribisch Nederland zijn aangescherpt en
de eilanden worden op advies van het RIVM aangemerkt als hoogrisicogebied. Reizigers
vanuit Aruba, Bonaire en Curaçao moeten zich daarom voor vertrek laten testen en bij
aankomst in (thuis)quarantaine.
De bovenwindse eilanden geven een ander beeld. Het aantal nieuwe COVID-19-gevallen
op Sint Maarten blijft stabiel laag en vanaf 19 maart zijn er versoepelingen doorgevoerd.
Op Saba en Sint Eustatius zijn geen positieve gevallen te melden.
Vaccinatie
De vaccinatiecampagnes op de eilanden zijn succesvol van start gegaan in februari.
Saba en Sint Eustatius zijn momenteel bezig met de tweede vaccinatieronde met het
Moderna-vaccin. Op Saba is inmiddels ongeveer 89% van de volwassen bevolking en 94%
van de zorgmedewerkers gevaccineerd. Op Sint Eustatius is 32% van de bevolking gevaccineerd;
de verwachting is dat dit nog substantieel zal toenemen.
Op de CAS-landen en Bonaire wordt momenteel het Pfizer-vaccin ingezet om mensen ouder
dan 60 jaar, zorgmedewerkers en medische risicogroepen onder de 60 jaar te vaccineren.
Na vier weken vaccineren is ondanks het positieve beeld duidelijk geworden dat er
meer maatwerk nodig is om de risicogroepen sneller te bereiken. De autoriteiten op
de eilanden geven aan dat voor het bereiken van ouderen en kwetsbaren een gezinsbenadering
effectiever is. Daarom zal voor de Caribische eilanden de doelgroepenbenadering flexibeler
gehanteerd worden.
Met het oog op de verslechterde epidemiologische situatie, de verspreiding van verschillende
varianten van het virus en advisering door het RIVM heb ik – na afstemming met de
Staatssecretaris – besloten dat de eilanden kunnen starten met het vaccineren van
18–60-jarigen zonder medische indicatie. Hierbij geldt nog steeds dat ouderen en andere
risicogroepen voorrang hebben. Gezien de sterk oplopende cijfers zal Bonaire versneld
voorzien worden van vaccins voor de gehele volwassen bevolking.
Ventilatie
Ondanks het voortduren van de pandemie en de uitgebreide internationale wetenschappelijke
aandacht voor het SARS-CoV-2 virus is nog steeds onduidelijk of aerogene verspreiding
een relevante rol speelt bij de verspreiding van het virus. Diverse wetenschappelijke
instituten doen hier nog onderzoek naar.
Op rijksoverheid.nl wordt benadrukt dat in gebouwen voldoende luchtverversing (ventilatie)
nodig is. Dit verkleint verspreiding van ziekteverwekkers die luchtweginfecties veroorzaken,
zoals het coronavirus. Beheerders van gebouwen moeten daarom op de hoogte zijn van
de bestaande eisen (in het Bouwbesluit) en de geldende landelijke richtlijnen.
Uit voorzorg benadrukt het RIVM daarnaast het belang van goede ventilatie voor een
gezond binnenklimaat. Hiervoor is een instructievideo gemaakt die duidelijk maakt
hoe je het best in huis de lucht kunt verversen, luchten door gedurende 10 tot 15
minuten ramen en deuren tegenover elkaar open te zetten. Ook wordt aandacht besteed
aan luchtvochtigheid en het gebruik van filters en luchtreinigers.
Daarmee beschouw ik de motie van het lid Wilders107 die het kabinet oproept nadrukkelijk te adviseren in binnenruimtes continu te ventileren
als afgedaan.
In het kader van de Fieldlabs Evenementenindustrie wordt ook een aantal onderzoeken
uitgevoerd naar druppelverspreiding, luchtkwaliteit en ventilatie. Wanneer deze onderzoeksresultaten
beschikbaar komen zullen ze worden gedeeld met RIVM. Het RIVM houdt doorlopend nieuwe
wetenschappelijke onderzoeken en inzichten in de gaten en richtlijnen worden regelmatig
aangepast als daar aanleiding toe is.
Informeel overleg van EU gezondheidsministers
Op 1 maart jl. heeft een informele videovergadering van EU gezondheidsministers plaatsgevonden.
De vergadering stond in het teken van het uitwisselen van ervaringen over de aanwezigheid
van verschillende mutanten van het coronavirus, het gebruik van verschillende type
tests en de uitrol van vaccinaties. De Commissie heeft aangegeven dat de beschikbaarheid
van vaccins en perspectief bieden aan de bevolking voor de zomer, prioriteit hebben.
Het Europees Centrum voor Ziektepreventie en Bestrijding (ECDC) heeft benadrukt dat
lidstaten terughoudend moeten zijn ten aanzien van versoepelingen gezien de aanwezige
mutaties. Tijdens het overleg heeft Nederland het belang van veilige en effectieve
vaccins en snelle leveringen benadrukt. Voorts heeft Nederland aandacht besteed aan
Fieldlab evenementen waaruit lessen kunnen worden geleerd die het heropenen van de
samenleving kunnen ondersteunen.
Sport
Geïntensiveerde sport- en beweegactiviteiten gedurende de Coronacrisis.
Op 12 februari jl. is uw kamer geïnformeerd over het steunpakket sociaal en mentaal
welzijn en leefstijl108. In overleg met de sportsector is ingegaan op de wijze waarop deze middelen besteed
kunnen worden aan het intensiveren van bestaande activiteiten gericht op groepen die
om diverse redenen minder sporten en bewegen. Hiermee beschouw ik de motie van het
lid Kerstens109, die het kabinet daartoe oproept, als afgedaan.
Uit dit totale steunpakket wordt specifiek voor sport 14,5 miljoen euro vrijgemaakt.
Voor het grootste gedeelte (10 miljoen euro) gaan deze gelden naar de lokale sportakkoorden
als extra uitvoeringsbudget. Het is aan gemeenten, lokale partners en de lokale sport
zelf om de keuze te maken waar het budget vervolgens naartoe gaat. Als coalities hebben
zij het beste in beeld welke problematiek er in een specifieke wijk of doelgroep speelt.
Daarnaast wordt (met 4,5 miljoen euro) specifiek ruimte gecreëerd voor het (financieel)
toegankelijk maken van sport en bewegen voor kwetsbare groepen in corona tijd. Er
wordt een impuls gegeven aan de financiële toegankelijk via NOC*NSF, het Jeugdfonds
Sport & Cultuur en het Volwassenenfonds Sport & Cultuur. Daarnaast wordt gekeken naar
hoe ingezet kan worden op de intensivering van bestaande of corona-gerelateerde sport-
en beweegactiviteiten specifiek voor de kwetsbare groepen in onze samenleving. Vanaf
Q2 2021 wordt daarom ook een impuls gegeven aan de partners van de Alliantie «Sport
en bewegen voor Iedereen» die verschillende kwetsbare groepen in de samenleving vertegenwoordigen,
zoals stichting Life Goals en het Nationaal ouderenfonds.
Catshuisstukken
In mijn de brief van 8 december jl110. heeft het kabinet aangegeven de presentaties die voorliggen in de informele overleggen
over de coronacrisis in het Catshuis openbaar te maken. De stukken worden op de website111 van rijksoverheid gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen112 in de weg staan. Hier zijn vanaf heden ook de stukken die besproken zijn in het Catshuis
dd. 21 maart 2021 raadpleegbaar.
ZonMw en coronavertraging
De motie van de leden Renkema en Ellemeet113 constateert dat veel belangrijk medisch onderzoek vertraging heeft opgelopen door
de coronacrisis. Deze vertragingen kunnen tot extra kosten leiden en daardoor kunnen
onderzoeken mogelijk niet afgemaakt worden. De motie verzoekt de regering de financiële
problemen die voortvloeien uit de coronacrisis bij medisch onderzoek goed te monitoren.
Veel medisch-wetenschappelijk onderzoek verloopt via de programma’s bij ZonMw. Het
controleren op vertraging is onderdeel van de reguliere gang van zaken in de relatie
tussen VWS en ZonMw. ZonMw rapporteert over de voortgang binnen haar programma's via
het jaarverslag en de jaarrekening, de voortgangsrapportage halverwege het jaar, en
reguliere overleggen met de opdrachtgevende directies binnen VWS. Indien substantiële
afwijking van afgesproken (programma-)resultaten dreigt (zowel inhoudelijk als financieel)
neemt ZonMw tijdig contact op met de betreffende opdrachtgever.
Inmiddels is duidelijk dat sommige projecten vertraging oplopen door de coronapandemie.
ZonMw en VWS hebben afspraken gemaakt hoe hier mee om te gaan. ZonMw heeft hiervoor
interne «spelregels» bepaald, waarmee in afzonderlijke programma’s bekeken kan worden
wat een haalbare aanpak is. Oplossingen worden op maat gemaakt en bestaan onder meer
uit budget neutrale verlenging en het bijstellen van de doelen die in een subsidieproject
moeten worden behaald. ZonMw heeft een interne commissie ingesteld die alle verzoeken
om financiële oplossingen voor coronavertraging beoordeelt. Dergelijke verzoeken voor
extra budget worden primair binnen het bestaande programma bekeken. In voorkomende
gevallen vindt hierover overleg met VWS plaats. Daarnaast wordt ook bekeken of een
deel van de VWS-programmareserve bij ZonMw kan worden aangewend. Deze Programmareserve
bedraagt eind 2020 ca EUR 2M. VWS heeft ZonMw gevraagd hiervoor een voorstel te doen.
Hiermee is deze motie afgedaan.
Openbaarmaking RIVM-modellen
Uw Kamer heeft middels de aangenomen motie van de leden Kuzu en van Haga114 het kabinet verzocht alle RIVM-modellen openbaar te maken. Ik geef als volgt uitvoering
aan deze motie.
Het RIVM publiceert de modellen die voor het onderzoek naar het nieuwe coronavirus
worden gebruikt in internationale wetenschappelijke «peer reviewed» tijdschriften
en stelt de broncode van deze rekenmodellen beschikbaar op de website115 van het RIVM. Daarnaast probeert RIVM de complexe rekenmodellen op een zo publieksvriendelijk
mogelijke uit te leggen in woord en beeld.116 Daarvoor organiseert RIVM ook online sessies, zoals de live Q&A-sessie op dinsdag
30 maart aanstaande bijvoorbeeld, onder leiding van wetenschapsjournalist Diederik
Jekel.117
De rekenmodellen worden op basis van nieuwe inzichten, nieuwe vraagstellingen en nieuwe
gegevens regelmatig geactualiseerd en verbeterd. Ook deze verbeteringen worden (peer-reviewed)
gepubliceerd, maar – net als in de landen om ons heen – gebeurt dat met enige vertraging.
Deze uitkomsten worden wel al in een vroeg stadium gedeeld met het OMT, het kabinet
en de Kamer, omdat het belangrijk is dat het beleid op alle beschikbare kennis wordt
gebaseerd.
De onderliggende data waarmee de modellen worden gevoed, kunnen niet online gepubliceerd
worden. De reden hiervoor is dat publicatie van deze data in strijd is met de Algemene
Verordening Gegevensverklaring (AVG). De data die wel gedeeld kan worden zijn beschikbaar
via de opendatabestanden118 van het RIVM. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.
Slot
We zullen de komende twee maanden nog te maken hebben met stevige maatregelen om te
zorgen dat we het virus onder de duim houden en om te voorkomen dat de derde golf
te hoog wordt. Veel hangt af van hoe goed het ons lukt om de basismaatregelen te blijven
naleven, laat je testen bij klachten en blijf thuis, was vaak je handen. We hebben
allemaal behoefte aan meer vrijheid en minder maatregelen. En dat perspectief is er
door de vaccinatiegraad die de komende weken gestaag oploopt.
Eind mei zijn er zoveel mensen gevaccineerd, dat we allemaal meer ruimte krijgen.
Het eind van deze crisis is dus in zicht, maar we zullen de komende weken nog even
moeten volhouden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport