Brief regering : Dilemma's in de NOW
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 243
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2021
Inleiding
Alweer een jaar geleden, op 17 maart 2020, kondigde het kabinet aan werkgevers met
ten minste 20% omzetverlies ruim te compenseren in hun loonkosten (Kamerstuk 35 420, nr. 2). Met als doel dat werkgevers in de corona-crisis hun personeel kunnen doorbetalen
en banen behouden blijven.
Nog altijd doet deze Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid
(NOW) zijn werk. Voor de NOW 1 zijn er bijna 140.000 toekenningen geweest aan werkgevers,
met ruim 2,6 miljoen werknemers. Voor de NOW 2, zomer 2020, gaat het om ongeveer 64.000
toekenningen aan werkgevers met 1,3 miljoen werknemers. In de derde NOW periode in
het najaar van 2020 waren er ongeveer 78.000 toekenningen, met bijna 1,3 miljoen werknemers.
En voor het vierde aanvraagtijdvak voor de maanden januari, februari en maart 2021
zijn er ongeveer 77.000 aanvragen toegekend, dit gaat om ruim een half miljoen banen.
In de zesde monitoringsbrief, die ik onlangs heb verstuurd1, ben ik onder andere nader ingegaan op het gebruik van de NOW en de risico’s en handhaving
op misbruik en oneigenlijk gebruik.
Het is bij alle tranches gelukt om werkgevers snel NOW-subsidie te verstrekken, omdat
de NOW simpel en generiek is. Zo krijgen werkgevers op basis van beperkte gegevens
en een geschat omzetverlies een voorschot van tachtig procent van het verwachte subsidiebedrag
uitgekeerd. Hierdoor kunnen grote aantallen werkgevers snel een tegemoetkoming in
de loonkosten ontvangen en is de regeling uitvoerbaar voor UWV naast de kernactiviteiten van de uitvoeringsorganisatie, zoals het uitkeren
van ww. Pas achteraf wordt het definitieve subsidiebedrag vastgesteld op basis van
het daadwerkelijke omzetverlies en, in lijn met de doelstelling van de regeling, de
eventuele loonsomdaling. Dit proces is 7 oktober 2020 gestart voor de NOW 1 (maart,
april en mei 2020) en vorige week voor NOW 2 (juni, juli, augustus en september).
De NOW is zo vormgegeven dat deze meebeweegt met de economische gevolgen van de pandemie;
bij een hoger omzetverlies krijgt een ondernemer een hogere tegemoetkoming in de loonkosten.
Ook heeft het kabinet voor het totale pakket aan economische steunmaatregelen steeds
de vinger aan de pols gehouden om te bezien of de steun toereikend is. In januari
heeft dit geleid tot een uitbreiding van het pakket waarin ook het vergoedingspercentage
van de NOW is verhoogd en eerder geplande versoberingen zijn geschrapt voor 2021.
Dat neemt niet weg dat de NOW nog altijd een generieke regeling is en het niet mogelijk
is om maatwerk te bieden aan de specifieke omstandigheden van bedrijven en sectoren.
In het licht van de grote verscheidenheid aan bedrijven die gebruik maken van de NOW
zal de regeling hierdoor voor niet alle bedrijven altijd voldoende passend zijn.
Nu de uitvoering van de NOW vordert is de uitwerking van de grofmazige regeling beter
zichtbaar. Enerzijds blijkt dat de NOW – en de rest van de steunregelingen – doel
treft: de werkloosheid blijft laag. Anderzijds zien we dat het voor werkgevers lastig
is geweest om exact te voorspellen hoeveel omzetverlies er zou zijn. Ook is er soms
sprake van een lagere loonsom in de subsidiemaanden. Door beide zaken daalt de definitieve
subsidie. Voor sommige werkgevers is de daling groter dan waar ze op hadden gerekend.
In het geval van een lagere loonsom die niet veroorzaakt is door acties van de werkgever
zelf, is het voorstelbaar dat sommige werkgevers dit als onrechtvaardig ervaren en
om die reden het kabinet vragen alsnog meer maatwerk toe te passen.
Mijn ministerie en UWV zijn constant op zoek naar wat mogelijk is om de NOW te verfijnen
binnen de beperkingen die er zijn. Zo is het bijvoorbeeld gelukt om een deel van de
seizoensproblematiek en de problemen rond de dertiende maand in de systematiek onder
te brengen. Door UWV wordt er heel hard gewerkt aan de uitvoering van de NOW, die
inmiddels vijf verschillende periodes kent. Er lopen hierdoor veel processen door
elkaar die een strakke planning noodzakelijk maken. Door al deze tijdvakken wordt
het echter steeds lastiger om de regeling aan te passen ten behoeve van een bepaalde
groep, en tegelijkertijd de regeling als geheel voor UWV uitvoerbaar te houden. Elke
potentiële wijziging brengt risico’s met zich mee voor de continuïteit van de NOW.
Een aanpassing kan bijvoorbeeld het uitkeren van de voorschotten of de opening van
het loket vertragen.
UWV kijkt altijd zorgvuldig naar ingediende bezwaren om te bepalen of er ruimte is
om de werkgever binnen de geest van de regeling tegemoet te komen. Daarnaast kan het
voor bedrijven die te maken hebben met de verzwaarde maatregelen ongelegen komen om
nu een terugbetaling te moeten doen. Als een werkgever zijn voorschot (deels) moet
terugbetalen, is UWV daarom op mijn verzoek coulant met de terugbetaaltermijnen.
Vanaf de start van de NOW heb ik uw Kamer steeds meegenomen in de dilemma’s en keuzes
in de NOW, in december heeft u hier voor het eerst een aparte brief over ontvangen2. Met deze brief informeer ik u opnieuw over de diverse dilemma’s waarvoor ik de afgelopen
periode gesteld ben en de afweging die ik daarin heb gemaakt. Om inzichtelijk te maken
waar UWV op dit moment tegelijkertijd mee bezig is met betrekking tot de NOW, heb
ik een bijlage toegevoegd met een schematische weergave van de planning.
Terugbetalingen
Een deel van de werkgevers ontvangt bij de definitieve subsidievaststelling nog geld
en aan ander deel moet het voorschot (gedeeltelijk) terugbetalen. Terugbetalen kan
bijvoorbeeld het gevolg zijn van een minder grote omzetdaling dan de werkgever ten
tijde van diens aanvraag van de NOW 1 had verwacht. Daarnaast kan het ook een gevolg
zijn van een dalende loonsom, bijvoorbeeld vanwege het feit dat tijdelijke contracten
van werknemers in deze periode niet zijn verlengd.
De laatste weken zijn er vragen gerezen over de terugbetalingen en de wijze waarop
de hoogte van de definitieve subsidie wordt bepaald. De Kamerleden Stoffer (SGP) en
Bruins (CU) hebben hier ook Kamervragen over gesteld, die ik reeds heb beantwoord3. In het geval dat de loonsom is gedaald en de werkgever een terugvordering ontvangt,
is de hoogte van het terug te betalen bedrag soms hoger dan de werkgever had verwacht.
UWV heeft door middel van een uitgebreide toelichting op de website met onder ander
een animatiefilmpje en later ook een simulatietool werkgevers geïnformeerd over de
gevolgen die een dalende loonsom kan hebben op de uiteindelijke subsidie. Ook in een
mailing, die aan alle NOW-ontvangers voorafgaand aan de opening van het vaststellingsloket
is verstuurd, zijn werkgevers gewezen op de gevolgen van een daling van de loonsom,
met als doel dat werkgevers achteraf niet voor vervelende verrassingen zouden komen
te staan.
Dat neemt niet weg dat de terugbetaling onredelijk kan voelen. Bijvoorbeeld als er
geen sprake is geweest van ontslag, of in het geval van een incidenteel hogere loonsom
in de referentiemaand door bijvoorbeeld het uitbetalen van overuren of incidenteel
uitgekeerde bijzondere beloningen. De berekening bij een gedaalde loonsom is echter
bewust gekozen. Dat heeft te maken met het doel van de regeling: het behoud van werkgelegenheid.
Als werknemers worden ontslagen of als hun contracten niet worden verlengd, dan dalen
de kosten van de werkgever. Dat betekent dat hij ook minder steun nodig heeft. Daarom
is in de NOW-regeling bepaald dat indien de loonsom daalt dit gevolgen heeft voor
de hoogte van de subsidie.
Hiervoor is gekozen vanuit de gedachte dat de werkgever met bijvoorbeeld 50% omzetverlies
voor 50% zelf de loonkosten kan betalen en voor de overige 50% subsidie nodig heeft.
In normale tijden zou een werkgever bij een sterk verminderde omzet personeel laten
gaan om de loonkosten in lijn te brengen met de omzet. In de bijzondere situatie van
de coronacrisis wil het kabinet de werkgelegenheid echter zo veel mogelijk behouden.
Daarom wordt over het deel van de loonkosten dat niet meer met de omzet kan worden
betaald, 90%, 80% of 85% (afhankelijk van de tijdvakken) vergoed. In de box een voorbeeld
ter illustratie.
Box 1.
Een werkgever heeft 5 werknemers in januari 2020. De loonsom in januari is voor iedere
werknemer 2.000 euro per maand. De totale maandelijkse loonsom is dus 10.000 euro.
Vanaf maart is zijn maandelijkse loonsom echter 6.000 euro. De werkgever heeft NOW
1 aangevraagd voor de periode maart, april en mei 2020. Hij verwacht 50% omzetverlies.
De berekening van de subsidie is als volgt:
3 x de loonsom van januari x 50% omzetverlies x 90% vergoeding = € 13.500
De werkgever ontvangt daarvan een voorschot van 80%:
€ 13.500 x 80% = € 10.800
Bij de vaststelling wordt er gekeken naar de daadwerkelijke loonsom in maart, april
en mei. De loonsom bedroeg 3 x € 6.000 = € 18.000.
De korting wordt daarmee:
(€ 30.000 – € 18.000) x 90% = € 10.800.
Het definitieve subsidiebedrag is € 13.500 – € 10.800 = € 2.700.
De werkgever heeft een voorschot ontvangen van € 10.800, dus hij moet € 8.100 terugbetalen.
Er kan worden verwacht dat de werkgever met zijn omzet nog 50% van de loonkosten zelf
kan financieren, te weten € 15.000. Van de resterende € 3.000 wordt er 90% vergoed,
te weten € 2.700.
NB: Voor de overzichtelijkheid van het voorbeeld wordt de forfaitaire opslag van 30%
buiten beschouwing gelaten en wordt er vanuit gegaan dat het omzetverliespercentage
bij de vaststelling hetzelfde is als vooraf opgegeven bij het voorschot.
Als er bij een daling van de loonsom ook gecorrigeerd wordt voor het omzetverlies,
dan verdwijnt de prikkel voor de werkgever om werknemers in dienst te houden. Bij
het doel van de NOW past een wijze van subsidieverstrekking die het aantrekkelijk
maakt voor werkgevers om werknemers, zowel vaste als flexibele krachten, door te betalen
en dat wordt het beste bereikt als er bij een correctie wegens een dalende loonsom
niet voor het omzetverlies wordt gecompenseerd. In onderstaande box wordt dit aangetoond
in het voorbeeld.
Box 2.
We gaan uit van dezelfde werkgever en situatie zoals in box 1. De loonsom is gedaald
van € 30.000 naar €18.000, en het omzetverlies is 50%.
Als er wordt gecorrigeerd voor het omzetverlies, ontvangt de werkgever €18.000 x 50%
x 90% = €8.100. Dit is dan 45% van de totale loonsom, terwijl er verwacht kan worden
dat de werkgever zelf €15.000 aan loonkosten kan betalen. Met 100% omzet kon immers
30.000 euro aan loonkosten worden betaald. Tezamen met de subsidie die de werkgever
ontvangt komt dat uit op:
15.000+8.100= 23.100 euro om de lonen te betalen. De loonsom bedraagt echter 18.000 euro. Dat betekent ongebruikte loonruimte van
5.100 euro en er is dus sprake van subsidie voor werkgelegenheid die er niet meer
is. Dat maakt het aantrekkelijk voor werkgevers om de loonsom te laten dalen.
NB: Voor de overzichtelijkheid van het voorbeeld wordt de forfaitaire opslag van 30%
buiten beschouwing gelaten en wordt er vanuit gegaan dat het omzetverliespercentage
bij de vaststelling hetzelfde is als vooraf opgegeven bij het voorschot.
Ik ben mij ervan bewust dat de maand januari, waarop de verleende voorschotten zijn
gebaseerd in NOW 1, voor sommige werkgevers een maand is met een relatief hoge loonsom
ten opzichte van de rest van het jaar, doordat er bijvoorbeeld incidenteel uitgekeerde
bijzondere beloningen worden uitgekeerd. In die gevallen loopt de werkgever een groter
risico op vermindering van de subsidie ten opzichte van de berekening in de voorschotfase.
Dat komt omdat de loonsom in de periode maart, april en mei in die gevallen logischerwijs
lager ligt. De aanname van de NOW-regeling dat met de omzet de loonkosten kunnen worden
voldaan is in dat geval niet passend, want de loonkosten lagen eenmalig hoger. Het
is helaas niet mogelijk om voor deze gevallen te onderkennen. Het is in het geautomatiseerde
proces namelijk niet mogelijk om dergelijke incidentele betalingen uit de loonsom
te filteren. Voor de uitbetaling van de 13e maand en vakantiegeld zijn deze uitzonderingen
wel mogelijk aangezien deze door de werkgever apart in de loonaangifte worden verantwoord.
UWV corrigeert hier dus standaard voor. Een andere keuze dan de maand januari was
bij de totstandkoming geen optie. Voor een goede weergave van de loonsom was een recente
maand in de polisadministratie gewenst. De maand februari was echter nog niet definitief
in de loonaangifte, terwijl de maand december ook veel eenmalige uitbetalingen kent.
Indien een werkgever van mening is in principe recht te hebben op de NOW-subsidie
kan bezwaar worden aangetekend. In dat geval kan nader worden bekeken of binnen de
beperkte uitvoeringsmogelijkheden van de NOW-regeling en de bedoeling van de regeling
maatwerk geleverd kan worden. In dat licht heb ik UWV gevraagd om bij de subsidievaststelling
in bezwaar nadrukkelijk in ogenschouw te nemen of incidentele beloningen in de referentiemaand
mogelijk hebben geleid tot een niet representatieve loonsom.
Alles overziend, hou ik vast aan de wijze van berekening, en benadruk ik nogmaals
dat UWV op mijn verzoek zeer coulant omgaat met terugbetalingstermijnen. Een werkgever
kan in het geval van een terugbetaling telefonisch contact opnemen met UWV om een
betalingsregeling van een jaar af te spreken. Als ook deze termijn tot problemen zou
leiden bij de werkgever, kan samen met UWV worden bezien op welke termijn wel terugbetaald
kan worden. Daarnaast is het loket voor het indienen van vaststellingsverzoeken voor
de NOW 1 langer open (tot en met 31 oktober)4. Werkgevers kunnen deze ruimte desgewenst benutten om de definitieve vaststelling
later aan te vragen, waardoor de eventuele terugbetaling vervolgens ook later aanvangt.
Referentiemaand loonsom
Een ander dilemma is de referentiemaand voor de loonsom in de NOW 3. Deze is voor
alle drie de perioden de maand juni 2020. Er zijn werkgevers, en ook specifieke sectoren,
die in juni 2020 een lagere, niet-representatieve loonsom hebben. Gevolg hiervan is dat zij hierdoor minder NOW-subsidie ontvangen
dan bij de keuze voor een andere referentiemaand. Verschillende werkgevers hebben
mij verzocht een andere referentiemaand te kiezen.
Afwijken van de referentiemaand juni is echter geen optie gebleken. Bij elke maand
die gekozen wordt, zullen er werkgevers zijn die gebaat zouden zijn bij een andere
maand. De referentiemaand aanpassen tijdens de looptijd van de regeling is daarom
niet mogelijk, omdat een wijziging benadelend werkt voor andere werkgevers. Het kiezen
van twee verschillende referentiemaanden is vervolgens in de uitvoering niet mogelijk
gezien de risico’s en de vertragingen die dit met zich meebrengt. Voor de werkgevers
met een lagere loonsom in juni 2020 is dit een teleurstellende uitkomst. Te meer omdat
de maand juni voor alle negen maanden van de drie periodes van de NOW 3 de referentiemaand
is. Het derde grote steun- en herstelpakket is in augustus door het kabinet voor negen
maanden aangekondigd. Op deze manier werd er voor een langere periode rust en zekerheid
gecreëerd voor ondernemers. De referentiemaand moet bij de totstandkoming van de NOW
3 echter in het verleden liggen, om misbruik en oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk
te voorkomen. Als de referentiemaand in de toekomst ligt, bestaat het risico dat werkgevers
hun loonkosten verhogen door fictieve dienstverbanden waardoor een hogere subsidie
wordt uitgekeerd dan waar eigenlijk recht op bestaat. Vervolgens wordt idealiter ook
de meest recente maand gekozen, om een zo representatief mogelijk beeld te hebben
van de loonsom. De NOW 3 regeling werd in augustus bekend gemaakt, waardoor juni de
meest recente maand was waarvan de loongegevens beschikbaar waren in de polisadministratie.
Onjuistheden in het automatische proces
Vrijwel het gehele proces van de NOW is geautomatiseerd, waardoor veel werkgevers
snel geholpen kunnen worden. Ik ben UWV dan ook zeer erkentelijk dat zij dit mogelijk
hebben gemaakt. Helaas is afgelopen periode gebleken dat er twee onjuistheden in het
systeem zaten: één met betrekking tot een specifieke groep starters en één met betrekking
tot de seizoensmaatregel in de NOW 1.
Onterechte toekenning voor nieuw gestarte bedrijven
Werkgevers die na 1 februari 2020 zijn gestart, hebben geen recht op NOW. Door een
administratieve fout in het systeem hebben echter 21 werkgevers die zijn gestart na
1 februari 2020, onterecht een voorschot voor de NOW 2 ontvangen. Dit werd veroorzaakt
doordat bij de subsidieverlening per abuis was uitgegaan van een uiterste startdatum
1 april in plaats van 1 februari 2020.
De aanvragers hadden uiteraard kúnnen weten dat er eigenlijk geen recht op subsidie
bestond en vanuit juridisch oogpunt is er daardoor geen belemmering om het onterechte
betaalde voorschot terug te vorderen. Naast de regeling, staat zowel op de site van
UWV als op rijksoverheid.nl duidelijk aangegeven wanneer een werkgever recht heeft
op de NOW. Mijns inziens is de betaling echter het gevolg van een fout waarin de werkgever
geen blaam treft. Daarom heb ik besloten dat het recht op subsidie bij de vaststelling
wel op nihil wordt gesteld, maar dat het reeds ontvangen voorschot niet wordt teruggevorderd.
De belangrijkste beweegredenen hiervoor is dat de werkgever een formele toekenningsbeschikking
heeft ontvangen en hij op basis van het voorschot zeer waarschijnlijk besluiten heeft
genomen in het kader van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld geen ontslag personeel)
die anders waren uitgepakt als hij het voorschot niet had ontvangen.
Seizoensmaatregel
In de NOW 1 is rekening gehouden met seizoensbedrijven, en is de seizoensmaatregel
ingevoerd. Op het moment dat de loonsom in maart, april en mei hoger is dan drie keer
de loonsom van januari, wordt de subsidie bij de vaststelling gebaseerd op de loonsom
van maart, april en mei (dit bedrag kan nooit meer bedragen dan drie keer de loonsom
van maart). Bij de bepaling van de hoogte van de loonsom wordt er in de regeling altijd
gebruik gemaakt van peildata.
UWV gebruikt de Rekenapplicatie NOW (RAN) om de hoogte van de definitieve subsidie
te berekenen. UWV heeft mij op de hoogte gebracht van twee fouten in de RAN. Bij werkgevers
die in aanmerking komen voor de seizoensmaatregel, wordt er een foutieve peildatum
gebruikt (19 juli in plaats van 15 mei). Ook wordt de subsidie bij deze werkgevers
altijd gebaseerd op driemaal de loonsom van maart, ongeacht of de totale loonsom van
maart, april en mei hoger of lager is dan driemaal de loonsom maart.
UWV heeft een analyse uitgevoerd op basis van de loonsommen van alle 140.000 NOW 1
ontvangers. Uit deze analyse (waarbij is uitgegaan van hetzelfde omzetdalingspercentage
zoals opgegeven bij het indienen van de voorschotaanvraag) blijkt dat de berekening
van de RAN in 2.992 gevallen leidt tot een andere uitkomst dan zou moeten volgens
de correcte berekening conform de regeling. Dit kan voor de werkgever, ten opzichte
van de correcte berekening, zowel positief als negatief uitvallen.
In overleg met UWV is besloten dat de RAN aanpassen om deze fouten te corrigeren geen
haalbare optie is. Dit zou betekenen dat de RAN minimaal twee maanden moet worden
stilgelegd, en daarmee dus ook alle vaststellingsbeschikkingen. Ook zou dit gevolgen
hebben voor de komende openstellingen van NOW-loketten. Ik acht dit onwenselijk, gezien
het relatief kleine aantal werkgevers dat hier bij betrokken is en de extra druk die
dit op UWV zou leggen. Ook is het niet haalbaar om alle gevallen handmatig te berekenen.
De druk bij UWV is hoog en het is niet reëel om in korte tijd een dermate complexe
berekening handmatig te laten uitvoeren, met alle foutgevoeligheden van dien.
Na overleg met UWV is gekomen tot de volgende oplossing: in de gevallen waarbij de
RAN-berekening hoger uitvalt dan 5% of meer dan 5.000 euro ten opzichte van de correcte
berekening wordt handmatig, met de juiste peildatum, de subsidievaststelling berekend.
Dit betreft 145 werkgevers. Daarnaast zullen dan 1.599 werkgevers door de RAN-berekening
meer ontvangen dan waar zij recht op hebben op grond van de regeling. Bij 1.248 gevallen
leidt de huidige berekening van de RAN tot een lagere subsidievaststelling. Dat komt
omdat de RAN uitgaat van een latere peildatum. Bij deze werkgevers is sprake van een
naar beneden bijgestelde loonaangifte van maart, tussen peildatum 15 mei en 19 juli.
Op grond van artikel 7, leden 4, 8 en 9 van de NOW 1 bestaat de mogelijkheid om af
te wijken van de peildatum 15 mei, als blijkt dat de loonaangifte na 15 mei naar beneden
is bijgesteld. Ik heb besloten dit artikel toe te passen, waardoor deze middels de
RAN zullen worden vastgesteld.
Deze casus is een voorbeeld waarin een specifieke aanpassing van de generieke NOW-regeling
(de seizoensmaatregel in de NOW 1) zorgt voor extra complexiteit en daardoor grotere
risico’s in de uitvoering, die in dit geval helaas daadwerkelijk tot fouten in het
proces heeft geleid. Om deze reden heb ik al eerder in deze brief benoemd dat ik met
het oog op een goede uitvoering van de NOW in zijn geheel zeer terughoudend moet zijn
bij verzoeken om eventuele aanpassingen van de regeling.
Beslistermijn op bezwaren
De afgelopen periode zijn veel bezwaarschriften ingediend bij UWV over de terugbetalingen
en de verwachting is dat deze trend zich voort zal zetten bij de vaststellingen van
NOW 2 en NOW 3, en de verleningen van de vierde en vijfde aanvraagperiode. UWV heeft
aangegeven dat door de toestroom er een reële kans bestaat dat een deel van de bezwaarschriften
mogelijk niet tijdig5 kan worden afgehandeld. De afdeling bezwaar en beroep van UWV heeft door de toegenomen
hoeveelheid zaken te kampen met hoge werkdruk. UWV doet er uiteraard alles aan om
meer mensen aan te trekken om de werkdruk te verlichten, maar ook het werven en opleiden
van mensen kost tijd. UWV kan verder het overschrijden van beslistermijnen deels voorkomen
door individuele afspraken over beslistermijnen te maken met werkgevers. Het risico
op termijnoverschrijding en daarmee gepaard gaande dwangsommen wordt met deze twee
maatregelen verkleind, maar niet weggenomen. UWV heeft mij daarom gevraagd de beslistermijn
in bezwaar te verlengen. De bezwaartermijn is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
Het is alleen mogelijk om hiervan af te wijken bij wet. Ik ben van mening dat er onvoldoende
rechtvaardiging bestaat om een dergelijke afwijking wettelijk te regelen. Een wetswijziging
zou pas effect kunnen hebben als de bezwaarafhandeling al in belangrijke mate achter
de rug is. Bovendien is het verlengen van de termijn uiteraard geen oplossing voor
het feit dat werkgevers in zo’n geval langer moeten wachten op een beslissing op bezwaar.
Gegeven de omstandigheden heb ik er begrip voor dat de beslistermijn niet altijd gehaald
wordt, en accepteer ik eventuele dwangsommen die hieruit kunnen voortkomen.
Reikwijdte bonusverbod bij aanvraag op werkmaatschappijniveau
Ten slotte ga ik nog kort in op het bonus- en dividendverbod. Bij de introductie van
de mogelijkheid om op werkmaatschappijniveau een NOW-aanvraag te doen zijn meerdere
aanvullende voorwaarden gesteld. Een daarvan is het bonus- en dividendverbod. De gehele
groep waarvan de werkmaatschappij onderdeel uitmaakt mag geen dividend uitkeren. Dit
geldt ook voor de internationale bedrijfsonderdelen van de groep en groepsonderdelen
die zelf geen NOW hebben aangevraagd. Het bonusverbod ziet enkel op de Raad van Bestuur,
directie van het concern/groep en de aanvragende rechtspersoon of vennootschap zelf,
en dus niet op andere bedrijfsonderdelen die zelf geen NOW-aanvraag hebben ingediend.
Sinds het najaar van 2020 is onder andere op rijksoverheid.nl het bonusverbod per
abuis te strikt uitgelegd. In deze uitleg werd het bonusverbod bij een aanvraag op
werkmaatschappijniveau namelijk net zo strikt uitgelegd als het dividendverbod dat
bij deze aanvragen geldt, namelijk dat dit zou gelden voor het gehele (internationale)
concern. Dat is dus niet juist. Inmiddels is de informatie op rijksoverheid.nl aangepast.
Tot slot
Met deze brief hoop ik uw Kamer opnieuw inzicht te hebben gegeven in de dilemma’s
die spelen in de NOW. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van nieuwe vraagstukken
die opkomen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Bijlage 1
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid