Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg op 3 april 2019 over het organiseren van een expertmeeting en de gewijzigde UWV-beleid naar aanleiding van het arrest Vester
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
26 834
Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders
Nr. 606
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2021
Tijdens een Algemeen Overleg op 3 april 2019 heb ik – naar aanleiding van vragen van
het lid Pieter Heerma – toegezegd een expertmeeting te organiseren over de gevolgen
van de herziening van Verordening coördinatie sociale zekerheid 883/2004 voor grensarbeiders1 (hierna: de coördinatieverordening).
Eveneens ten aanzien van grensarbeiders heb ik uw Kamer op 6 juli 20202 geïnformeerd over het voornemen van UWV om het beleid te wijzigen naar aanleiding
van het arrest van het Europese Hof van Justitie «Vester».3
Deze brief bevat een terugkoppeling van de expertmeeting en van het gewijzigde UWV-beleid
naar aanleiding van het arrest Vester4.
1. Expertmeeting over de herziening van de coördinatieverordening
De expertmeeting heeft op 23 november 2020 plaatsgevonden. Deskundigen die actief
zijn bij de GrensInfoPunten, de Stichting Geen Grens, de Vereniging van Europese Grenslandsbewoners,
de Belgische Algemene Christelijke Vakbeweging en de wetenschap namen hieraan deel.
De focus van de expertmeeting lag op de gevolgen van de mogelijke herziening van de
coördinatieverordening voor grensarbeiders aan de Nederlands-Duitse en Nederlands-Belgische
grens. Bedoeling was om signalen op te halen, effecten te inventariseren en na te
gaan of er knelpunten zijn, en zo ja welke. Mocht het in EU-verband tot een akkoord
komen, hetgeen op dit moment onzeker is, dan kunnen grensarbeiders gericht worden
voorgelicht en kan worden nagegaan of er in de uitvoering of de uitwerking van het
akkoord aandachtspunten zijn. Uitgangspunt voor de bespreking vormde het voorlopig
akkoord van 25 maart 20195. Hoewel een blokkerende minderheid van lidstaten, waaronder Nederland, tegen dit
voorlopig akkoord heeft gestemd en het akkoord daarom geen formele status heeft, geeft
het akkoord wel een beeld van de mogelijke contouren van een eventuele toekomstige
herziening. De belangrijkste wijzigingen voor grensarbeiders uit het voorlopig akkoord
zien op de werkloosheidsuitkeringen en zijn opgenomen in onderstaande tabel.
BOX 1
1. Invoering werklandbeginsel - grensarbeiders
Huidige Verordening (woonlandbeginsel):
– Het woonland betaalt de werkloosheidsuitkering aan grensarbeiders die volledig werkloos
zijn.
– Het werkland betaalt de werkloosheidsuitkering aan grensarbeiders die gedeeltelijk
werkloos zijn.
Voorlopig akkoord (werklandbeginsel):
– Bij minder dan zes maanden gewerkt, betaalt het woonland de werkloosheidsuitkering.
– Vanaf zes maanden werken betaalt het werkland de werkloosheidsuitkering. De grensarbeider
heeft vervolgens een keuze:
A. Grensarbeider stelt zich beschikbaar in werkland: uitkering uit werkland volgens voorwaarden
werkland alsof deze persoon in het werkland woont (sollicitatieverplichtingen en duur).
B. Grensarbeider stelt zich beschikbaar in woonland: export 15 maanden voor grensarbeiders6. Sollicitatieverplichtingen woonland van kracht. De exporttermijn bedraagt zes maanden
voor personen die geen grensarbeider zijn.
2. Wijziging verzekeringsplicht van gerechtigden op een werkloosheidsuitkering die
gedeeltelijk werk hervatten in het woonland
Het systeem van verzekeringsplicht wijzigt voor grensarbeiders die een werkloosheidsuitkering
ontvangen en gedeeltelijk het werk hervatten in het woonland.
– Onder de huidige Verordening zijn deze personen verzekerd in hun woonland (meestal
het land dat de werkloosheidsuitkering betaalt7).
– Onder het voorlopig akkoord zijn personen die naast hun werkloosheidsuitkering gedeeltelijk
werk hervatten in hun woonland, verzekerd in de lidstaat die de werkloosheidsuitkering
betaalt (meestal het werkland). De in het woonland gevestigde werkgever moet dus premies
afdragen in het werkland.
Hieronder volgt een toelichting op de belangrijkste punten die besproken zijn tijdens
de expertmeeting, gevolgd door een inhoudelijke reactie en conclusie.
A. Over de voor- en nadelen van de herziening
De experts wezen erop dat de wijziging van het woonlandbeginsel naar het werklandbeginsel
bij werkloosheid zowel voor- als nadelen heeft.
Het werklandbeginsel heeft – aldus de experts- als voordeel dat er sprake is van gelijke
behandeling: grensarbeiders ontvangen bij werkloosheid, net als werknemers die in
één lidstaat wonen en werken, een uitkering uit het werkland. Dit systeem is eerlijker,
omdat de werkloze de uitkering ontvangt uit de lidstaat waar ook de premies zijn afgedragen.
Daarnaast is er sprake van uniformering. Dit is voor de burger en de uitvoering eenvoudiger:
– Het werklandbeginsel geldt onder de huidige Verordening voor alle socialezekerheidsuitkeringen,
behalve voor werkloosheidsuitkeringen. Onder het voorlopig akkoord vervalt de uitzondering
voor werkloosheidsuitkeringen en geldt het werklandbeginsel voor alle uitkeringen.
– Ook wordt de positie van volledig en gedeeltelijk werklozen gelijkgetrokken. Beide
categorieën ontvangen onder het voorlopig akkoord een werkloosheidsuitkering uit het
werkland.
– Private aanvullingen op werkloosheidsuitkeringen (PAWW) die voortvloeien uit afspraken
tussen sociale partners worden vanuit het werkland betaald. Na invoering van het werklandbeginsel
ontvangen grensarbeiders zowel de WW-uitkering als de PAWW uit Nederland (nu: werkloosheidsuitkering
uit het woonland en PAWW uit Nederland).
Volgens de experts zal voor sommige grensarbeiders de herziening voordelig uitpakken
en voor anderen weer nadelig. Dat hangt van hun persoonlijke situatie af. Volgens
hen zijn sommige grensarbeiders, zoals Nederlanders die in België werken, meer gericht
op het woonland (Nederland). Zij hebben meer kennis van de werking van het WW-stelsel
in het woonland en de verplichtingen die daarbij komen kijken. Andere grensarbeiders,
zoals de Nederlanders die in België wonen en in Nederland werken, zijn juist meer
op het werkland gericht.
B. Over de knelpunten en aandachtspunten voor de uitvoering
Hieronder volgt een opsomming van de voornaamste knelpunten en punten van aandacht
die de deelnemers hebben gesignaleerd.
a. Het voorlopig akkoord voorziet in een exporttermijn van 15 maanden voor grensarbeiders
en van zes maanden voor personen die geen grensarbeider zijn. Er is op gewezen dat
dit onderscheid ertoe kan leiden dat mensen zich voordoen als grensarbeider. Hierdoor
kan in de praktijk discussie ontstaan over wanneer iemand beschouwd moet worden als
grensarbeider.
b. Het systeem van het werklandbeginsel houdt in dat de grensarbeider moet kiezen of
hij of zij zich beschikbaar wil stellen in het werkland of in het woonland (zie box 1, onderdeel 1 A en B). De grensarbeider moet zich daardoor verdiepen in twee systemen. Dit is ingewikkeld.
c. De grensarbeider die ervoor kiest om zich in het woonland beschikbaar te stellen heeft
te maken met de maximale exporttermijn van 15 maanden. De maximale uitkeringsduur
in Nederland, België en Duitsland is echter langer dan deze exporttermijn. De grensarbeider
die de uitkering exporteert kan daardoor opgebouwde rechten verliezen. Onbedoeld effect
hiervan kan zijn dat grensarbeiders zich bij hun keuze voor werkland of export naar
woonland dan niet meer laten leiden door de beste werkhervattingskansen, maar door
de vraag of zij hun opgebouwde rechten behouden.
d. De invoering van het werklandbeginsel brengt mee dat gerechtigden op een werkloosheidsuitkering
in een andere lidstaat (namelijk het werkland in plaats van het woonland) sociaal
verzekerd raken. Dit raakt de premie- en verzekeringsplicht voor alle sociale verzekeringen,
inclusief de zorg. Het is van belang om hier mensen goed over voor te lichten.
e. Invoering van het werklandbeginsel kan in voorkomende gevallen leiden tot discoördinatie
tussen de premie- en de belastingheffing.
f. De gewijzigde regels met betrekking tot de premieplicht als iemand naast de werkloosheidsuitkering
in het woonland gaat werken (zie box 1 punt 2) vormen een drempel voor de werkloze grensarbeider om in het woonland (gedeeltelijk)
aan het werk te gaan. De in het woonland gevestigde werkgever moet dan namelijk in
een andere lidstaat premies afdragen. Dit brengt administratieve lasten voor de werkgever
mee.
C. Over de wijze van informatieverstrekking
Alle experts onderschreven het belang van een goede en tijdige informatieverstrekking
aan grensarbeiders bij een eventuele wijziging van de coördinatieverordening. De informatie
moet in toegankelijke, eenvoudig te begrijpen taal zijn verwoord. Daarnaast is het
belangrijk dat er vertalingen van de informatie zijn. De experts riepen op om zo veel
mogelijk te zorgen dat grensarbeiders weten waar ze sociaal verzekerd zijn en welke
handelingen invloed kunnen hebben op hun sociale zekerheidspositie, zoals het part
time gaan werken naast een werkloosheidsuitkering.
De experts deden tevens de oproep om het «land in te gaan» en informatiebijeenkomsten
te organiseren. Wanneer dit weer mogelijk is, is het van belang om de informatieverstrekking
niet enkel digitaal te doen, maar de mensen die het aangaat samen te brengen.
D. Conclusie en reactie op gesignaleerde knelpunten en aandachtspunten
De expertmeeting heeft een goed beeld opgeleverd van knelpunten en aandachtspunten
die van belang zijn bij de uitwerking van een eventueel akkoord. De belangrijkste
conclusie is dat de invoering van het werklandbeginsel voor- en nadelen heeft voor
grensarbeiders. Hoe de herziening voor individuen uitpakt hangt af van hun persoonlijke
situatie. Over het algemeen zijn grensarbeiders die uit Nederland komen meer gericht
op de Nederlandse WW en grensarbeiders met een Belgische achtergrond meer gericht
op het Belgische werkloosheidsstelsel.
Het voorlopig akkoord voorziet in overgangsrecht voor bestaande situaties. Niettemin
kan de wijziging belangrijke gevolgen hebben voor de sociale zekerheidspositie (inclusief
de zorg) van grensarbeiders. Alle aanwezigen benadrukten dan ook het belang van een
adequate en actieve voorlichting aan de doelgroep. Dat belang onderschrijf ik. En
daar ga ik ook actief mee aan de slag in het geval er een akkoord wordt bereikt.
Wat betreft de gesignaleerde knelpunten (paragraaf B) merk ik op dat de inzet van
Nederland er in de onderhandelingen op gericht was om het huidige woonlandsysteem
te behouden (zie box 1, onderdeel 1). Grootste bezwaar tegen de invoering van het werklandbeginsel betreft de verruiming
van de exportmogelijkheden. Ook heb ik mij in de onderhandelingen ingezet voor behoud
van het huidige systeem van verzekeringsplicht (zie box 1, onderdeel 2). Zodat de uitkeringsgerechtigde die naast de werkloosheidsuitkering part time in
het woonland wil gaan werken ook verzekerd raakt in het land waar (part time) wordt
gewerkt. Hiermee worden administratieve lasten voor de nieuwe werkgever in het woonland
voorkomen. Er was voor beide punten helaas onvoldoende draagvlak. Dat neemt niet weg
dat bij de eventuele totstandkoming van een akkoord oog moet zijn voor de genoemde
aandachtspunten. Eerder noemde ik het belang van een uitgebreide en gerichte voorlichting.
Daarnaast zal er sprake zijn van een verschuiving van accenten in de uitvoering en
handhavingsactiviteiten van UWV.
2. Beleidswijziging UWV naar aanleiding van HvJ EU Vester
In mijn brief van 6 juli 20208 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese
Unie in de zaak Vester9 leidt tot een aanpassing van het beleid van UWV. Wanneer iemand onderworpen is aan
de sociale zekerheidswetgeving van een andere lidstaat, daar arbeidsongeschikt raakt
en er in die lidstaat geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of geen recht
op een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat, kan er door een verschil
in wachttijd voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering tussen die lidstaat en Nederland
een ongeoorloofd inkomenshiaat ontstaan.
Volgens de beleidswijziging van UWV sluit in dat geval de wachttijd van de WIA – door
het verkorten van de wachttijd van de WIA – aan bij het einde van de (kortere) wachttijd
voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering van de lidstaat van laatste verzekering.
Het beleid is niet beperkt tot mensen die in Nederland wonen. De beleidswijziging
van UWV is per 1 januari 2021 ingegaan. Met het nieuwe beleid wordt in individuele
situaties aangesloten bij de buitenlandse wachttijd voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering
door het verkorten van de wachttijd van de WIA-uitkering. Dit beleid is van toepassing
op alle nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2021. Hiernaast wordt dit beleid toegepast in alle lopende zaken waarbij de ingangsdatum van de pro rata WIA-uitkering nog niet definitief vaststaat
en waarbij er ter overbrugging op grond van het vroegere beleid geen WW-uitkering
of toeslag (TW) is toegekend, noch een uitkering ter overbrugging uit de bevoegde
lidstaat.
Aangehecht bij deze brief treft u de uitvoeringstoets van UWV met betrekking tot deze
beleidswijziging. Hoewel het hier gaat om een wijziging van het eigen beleid van UWV,
waarvoor een uitvoeringstoets niet nodig is, is gekozen voor de vorm van een uitvoeringstoets
om het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de hoogte te stellen van
de impact van het nieuwe beleid. Ik zal dit nieuwe beleid ook in wetgeving vastleggen.
UWV doet dan opnieuw een uitvoeringstoets. Uw Kamer zal die dan uiteraard ook ontvangen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid