Brief regering : Reactie op verzoek commissie over controles op gevaarlijke CRM-stoffen (Formaldehyde) bij bedrijven
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 410 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2021
De vaste commissie van SZW heeft gevraagd te reageren1 op een ontvangen brief. De briefschrijver geeft aan ernstig ziek te zijn geworden
van werk waarbij sprake was van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het is aangrijpend
te lezen over de gezondheidseffecten waar deze persoon mee kampt. Helaas onderstreept
het hoe belangrijk het is dat bedrijven en bedrijfstakken de aandacht voor blootstelling
aan gevaarlijke stoffen op orde hebben. Er is telefonisch contact geweest met de briefschrijver
en afgesproken is dat vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, deze
persoon gelijk met deze brief separaat een antwoord ontvangt. In deze brief geef ik
de hoofdlijnen van mijn antwoord weer.
De briefschrijver schrijft misstanden en gebreken te hebben ervaren betreffende de
arbeidsomstandigheden. Er is altijd een mogelijkheid om als werknemer, leden van een
ondernemingsraad, vakbonden of derde belanghebbende een klacht in te dienen bij de
Inspectie SZW. Deze persoon wil deze problemen stoffen breed voor het voetlicht brengen,
vraagt te voorkomen dat dit ook anderen overkomt en doet daarvoor een aantal beleidsmatige
suggesties. Daarom ga ik in deze brief niet in op deze specifieke casus of dit betreffende
bedrijf en wel op het arbeidsomstandighedenbeleid in den brede. De briefschrijver
heeft eerder telefonisch contact gehad met publieksvoorlichting bij SZW en het loket
Informatie rijksoverheid, maar is niet bij de goede persoon terecht gekomen. Er is
inmiddels telefonisch contact geweest met medewerkers van SZW en met de Inspectie
SZW.
Ondanks de gezondheidstoestand, zet de burger zich in om anderen dit leed te besparen.
Dat bewonder ik zeer. Juist die persoonlijke betrokkenheid maakt anderen de risico’s
en het belang van preventie, indringend duidelijk.
Beleid gevaarlijke stoffen
Verantwoordelijkheidsverdeling
Werken met gevaarlijke stoffen mag nooit ten koste gaan van de veiligheid of de gezondheid.
Hiervoor is de werkgever primair verantwoordelijk. In wet- en regelgeving zijn strenge
eisen opgenomen over de verantwoordelijkheid van de werkgever als het gaat om het
beschermen van de werknemer tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
Verbetering nodig
De briefschrijver staat niet alleen als het gaat om de zorgen over gezonde arbeidsomstandigheden
bij het werken met gevaarlijke stoffen. Het is bekend dat nog te veel werkenden nadelig
gezondheidseffect ondervinden2. Dit wordt bevestigd in meerdere onderzoeken. Zo blijkt dat de arbobeleidscyclus
hapert3 en het te kortschieten van een werkgever in zijn zorgplicht soms veel onnodig leed
veroorzaakt4. Ook is er het advies van de commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten
(de commissie VSAB) om meer te investeren in betere preventie om beroepsziekten als
gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen te voorkomen en het voor werkenden met
een beroepsziekte mogelijk te maken maatschappelijke erkenning te krijgen5. Dit betekent dat deze persoonlijke casus helaas geen incident is, maar vermoedelijk
breder voorkomt. Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd.6 De briefschrijver doet concrete suggesties voor verandering. Ik onderschrijf dat
er zowel aan de kant van preventie als aan het toezicht door de inspectie als aan
de schadeafhandeling verbeteringen nodig zijn. Daar werken we ook aan.
Arbo beter op orde
Het bevorderen van veilig werken met gevaarlijke stoffen is een speerpunt binnen het
arbeidsomstandighedenbeleid. Ook voor de toezichthouder, de Inspectie SZW, heeft het
prioriteit. De aanpak bestaat uit stimuleren van bewustwording, preventie en kennisdeling,
handhaving alsmede beleid dat moeten leiden tot vergemakkelijking van de schade-erkenning.
Als werkgevers hun werknemers onvoldoende beschermen, kunnen ze boetes en zo nodig
het stilleggen van het bedrijf, of strafrechtelijke vervolging tegemoet zien.
Het toezicht door de Inspectie SZW op gevaarlijke stoffen is de afgelopen jaren geïntensiveerd
via het toezichtprogramma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen. Omdat het hebben van
een goede en actuele Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) cruciaal is bij het
bepalen van de noodzakelijke bescherming van de werknemers, zet ik in op een betere
naleving van de RI&E-verplichting. Ook is de boete verhoogd bij het niet voldoen aan
de verplichtingen van een RI&E7.
Hieronder vindt u de gestelde vragen uit de burgerbrief en mijn reactie daarop.
1. Heeft de overheid niet teveel verantwoording gelegd bij bedrijven die werken met
chemische stoffen en CMR (carcinogene, mutagene en reproductietoxische) geïndexeerde-stoffen?
De werkgever is ervoor verantwoordelijk dat medewerkers gezond en veilig werken in
het bedrijf en geen nadelige gezondheidseffecten ondervinden. De werkgever weet namelijk
het beste wat de aard van de arbeid is in de concrete situatie en kan het beste beoordelen
wat de daarmee gepaard gaande risico’s zijn. Het klopt dat het hier gaat om een grote
verantwoordelijkheid met zwaarwegende belangen (de gezondheid van de werknemers).
De wetgever stelt dan ook strenge eisen aan de werkgever. Er gelden extra eisen daar
waar het gaat om carcinogene, mutagene en reproductietoxische (CMR) stoffen. Deze
zijn gebaseerd op Europese regelgeving. Zo is het verplicht om als werkgever de werknemer
die mogelijk blootgesteld kan worden aan gevaarlijke stoffen een gezondheidskundig
onderzoek aan te bieden voor, periodiek tijdens en na blootstelling. Tevens is voor
mogelijke blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene stoffen een blootststellingsregistratie
op naam verplicht die bovendien meer dan 40 jaar bewaard moet worden8. Door de REACH-verordening worden eisen gesteld aan het produceren en op de markt
brengen van veel chemische stoffen. Daarnaast worden zeer riskante stoffen via REACH
aangepakt bijvoorbeeld door beperkende voorwaarden9.
De overheid faciliteert en ondersteunt werkgevers bij het invullen van hun verantwoordelijkheid.
Dit doen we bijvoorbeeld via het programma Preventie Beroepsziekten en het meerjarenprogramma
RI&E. Ook zijn de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van de partijen op
een rij gezet in een werkwijzer arbobeleidscyclus10 en een wegwijzer gevaarlijke stoffen11.
Tenslotte houdt de overheid toezicht op de naleving. Zo controleert de Inspectie SZW
actief en reactief of werkgevers zich houden aan hun verplichtingen.
2. De overheid heeft besloten afgelopen jaren om de Inspectie SZW alleen te sturen
naar calamiteiten en ongevallen, staat de ministerie open om te kijken naar mogelijkheden
om bedrijven op eigen initiatief en structureel te bezoeken, waar gewerkt wordt met
CMR stoffen (zoals Formaldehyde)?
5. Is de Ministerie SZW bereid om meer te investeren in vroegtijdige inspecties en
in het werven van meer inspecteurs, zodat er beter en eerder een situatie kan worden
aangepakt?
Het klopt dat Inspectie SZW heeft gekampt met een verstoorde balans tussen reactief
toezicht (het reageren op calamiteiten en ongevallen) en actief geprogrammeerd toezicht
op het terrein van arbeidsomstandigheden. Naar aanleiding van de motie van het lid
Pieter Heerma c.s.12 is daarom in 2016 gestart met het opstellen van een Inspectie Control Framework om
de slagkracht van het toezicht te vergroten en de balans tussen reactief en actief
toezicht te herstellen. Dit heeft ertoe geleid dat er extra geld is toegekend aan
Inspectie SZW. Waaronder specifiek voor het herstel van de balans tussen reactief
en actief en het toezicht op veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen.
Vanaf 2017 zijn de actieve en risico-gestuurde toezichtinspanningen op het gebied
van gevaarlijke stoffen gebundeld en geïntensiveerd in het toezichtprogramma «Bedrijven
met Gevaarlijke Stoffen». Speerpunt daarbinnen is nadrukkelijk de blootstelling aan
CMR stoffen. Ten aanzien van CMR stoffen is gekozen voor een meersporen-aanpak via
o.a. voorlichting en ondersteuning. Zie hiervoor bijvoorbeeld de stoffenapp13, het 4-stappen-model14, de generieke benadering via het toezicht op de RI&E en het toepassen van het 4-stappen-model
en inspectieprojecten gericht op een specifieke stof (bijvoorbeeld Chroom-VI, asbest)
of branche. Er wordt dus vaker door het gespecialiseerde team op eigen initiatief
(«actief») en risico gestuurd geïnspecteerd bij bedrijven waar gewerkt wordt met gevaarlijke
stoffen en CMR stoffen in het bijzonder. In het meerjarenprogramma 2019–2022, jaarplannen
en in de jaarverslagen van Inspectie SZW wordt hierover gerapporteerd.
3. De risicoanalyses en (chemische) rapporten worden opgemaakt door een extern bedrijf,
staat de ministerie open om te kijken of deze een meldingsplicht kunnen krijgen bij
constatering van grote nalatigheid of gevaarlijke situaties bij bedrijven?
Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn werkgevers verantwoordelijk voor de beheersing
van de gezondheids- en veiligheidsrisico’s van het werk. Risico-inventarisatie, rapporten
aangaande de blootstellingsbeoordelingen en toetsing aan (bedrijfs)grenswaarden maken
verplicht onderdeel uit van de RI&E.
De werkgever dient zijn RI&E, uitzonderingen daargelaten, te laten toetsen door deskundigen
(gecertificeerde arbeidshygiënist, hogere veiligheidskundige of arbeids- en organisatiedeskundige
en/of de bedrijfsarts), al dan niet via inschakeling van een gecertificeerde arbodienst.
Dit proces van risico-inventarisatie en beheersing in bedrijven met gevaarlijke stoffen
loopt nog niet goed, ik zie de suggestie van de briefschrijver in dat licht. Ik zet
me in om hier verbetering in aan te brengen. Zo werk ik aan een betere ondersteuning
op gevaarlijke stoffen als onderdeel van het meerjarenprogramma RI&E. Ook wil ik bereiken
dat de arbeidshygiënist vaker wordt ingeschakeld voor toetsing op de RI&E in bedrijven
waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Bezien wordt of dit voldoende is, of dat
er nog andere verbeteringen nodig zijn. Ten aanzien van concrete suggestie voor een
eventuele meldingsplicht geef ik mee dat ik het belangrijk vind dat toetsers hun bevindingen
vrij kunnen delen met werkgevers en werknemers. Het is juist de bedoeling dat deze
toetsing leidt tot advisering aan de verantwoordelijke werkgever en aan de ondernemingsraden
en zo als een vliegwiel leidt tot een kwalitatieve verbetering van de beheersing van
de risico’s. De deskundigen dienen een afschrift van hun adviezen aan de ondernemingsraad
te zenden15. Werknemers zijn zo in de gelegenheid om na te gaan of de RI&E volledig en betrouwbaar
is. Over regelingen die de werkgever treft op het gebied van arbeidsomstandigheden
(waaronder de RI&E en de arbodienstverlening) heeft de OR instemmingsrecht16. Werknemers en hun vertegenwoordigers hebben zo mogelijkheden bij te dragen aan het
arbobeleid van het bedrijf.
4. Hoe is het mogelijk dat een bedrijf wat in de periode 1997 tot 2017 kritische rapporten
en verslagen kreeg, 20 jaar lang ongemoeid (oud)medewerkers kunnen blootstellen aan
chemische giftige stoffen zonder beschermingsmiddelen en toezicht?
De werkgever is ervoor verantwoordelijk dat medewerkers gezond en veilig werken in
het bedrijf en geen nadelige gezondheidseffecten ondervinden. Het toezicht dat de
overheid houdt op naleving, ontslaat de werkgever niet van deze verantwoordelijkheid.
De overheid kan immers niet overal en continue toezicht houden. Zoals hiervoor ook
al aangegeven was er wel aanleiding om de slagkracht van het overheidstoezicht te
vergroten. Dit is en wordt gerealiseerd met extra geld dat is toegekend aan Inspectie
SZW. Waaronder specifiek voor het toezicht op veilig en gezond werken met gevaarlijke
stoffen.
De in de vraag genoemde rapporten en verslagen horen voor de werkgever aanleiding
te zijn om zijn arbobeleid op orde te brengen zoals toegelicht bij vraag 1. Deze vraag
gaat waarschijnlijk over rapporten van externe dienstverleners voor een ISO 45001
certificaat (voorheen OHSAS 18001). Deze niet wettelijk opgelegde norm bevat eisen
aan een arbo management systeem van een onderneming. Het bedrijf met een certificaat
voor een arbo management systeem wordt in staat geacht een goed arbobeleid te voeren.
Of het ook een goed arbobeleid is, wordt niet getoetst.
Uit onderzoek blijkt dat de samenwerking tussen partijen waaronder arbodeskundigen
versterking verdient. Hier zet ik mij voor in via de versterking van de arbobeleidscyclus,
versteviging van de positie van de arbeidshygiënist en verbeterde inzet van de – met
mijn ondersteuning ontwikkelde – leidraad periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek
in relatie tot gevaarlijke stoffen17.
Overige vragen uit de brief
In aanvulling op bovenstaande vragen is opgenomen in de brief dat het bedrijf medewerkers
het zwijgen oplegt, de vraag of de overheid de risico’s van formaldehyde niet onderschat
en tenslotte of (oud) werknemers kunnen worden bijgestaan door de overheid bij het
verhalen van hun letselschade.
Op het individuele bedrijf ga ik hier niet in. Er is altijd een mogelijkheid om als
werknemer, leden van een ondernemingsraad, vakbonden of derde belanghebbende een klacht
in te dienen bij de Inspectie SZW18. Daarbij zijn de toezichthouders verplicht tot geheimhouding van de namen van de
personen die de klacht hebben ingediend of aangifte is gedaan van een overtreding
van de wet19.
De risico’s van formaldehyde zijn bij de overheid bekend en er zijn bepalingen voor
deze stof opgenomen in wet- en regelgeving, onder andere door het vaststellen van
classificatie-eisen en een wettelijke grenswaarde voor formaldehyde20.
Als het gaat om het bijstaan bij het verhalen van letselschade is aan de burger meegegeven
dat bekend is dat het verhalen van letselschade zeer moeilijk is. Om die reden is
de commissie vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten in 2019 gevraagd om
advies over een betere organisatie van het proces van schadeafhandeling bij beroepsziekten
door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. In mijn brief van 13 juli 2020 heb ik
uw Kamer geïnformeerd over mijn reactie op het advies van deze commissie. Op dit moment
wordt gewerkt aan de door de commissie voorgestelde financiële tegemoetkoming aan
slachtoffers van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk21. Deze tegemoetkoming is geen schadevergoeding en doet niets af aan de verantwoordelijkheid
van werkgevers voor gezond en veilig werken en de mogelijkheden voor schadeverhaal;
(oud)werknemers kunnen nog steeds een claim indienen richting hun (voormalige) werkgever.
Het bijstaan van deze (oud)werknemers behoort niet tot de taken van de overheid.
Inspanningen vanuit de rijksoverheid
Vanuit de rijksoverheid is er veel inspanning op vergroting van de bewustwording van
de risico’s van gevaarlijke stoffen in de breedte, juist om zo gevallen zoals de burger
beschrijft, te voorkomen. Zie hiervoor de route naar RI&E voor arbeidsomstandigheden22 en de campagne beroepsziekten gericht op gevaarlijke stoffen op nationaal en Europees
niveau23. In de campagne beroepsziekten worden bijvoorbeeld persoonlijke verhalen gebracht
van mensen met gezondheidsschade door hun werk, dit om bewustwording op de werkvloer
te vergroten. Ook is er een stoffencheck app beschikbaar24 waarmee werknemers kunnen zien hoe de risico’s te beheersen. Wanneer vervanging door
minder gevaarlijke stoffen mogelijk is, is dit verplicht. Er zijn classificaties25 waarbij aanvullende beheersregels horen en een beperkt aantal publieke grenswaarden
voor stoffen om de blootstelling via ademhaling26 aan te toetsen. Is er geen publieke grenswaarde, dan dient de werkgever zelf een
grenswaarde af te leiden. Nederland heeft de Europese Commissie meerdere malen opgeroepen
tot meer wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen. Inmiddels zijn er
drie achtereenvolgende Richtlijnen met «batches» grenswaarden gepubliceerd en wordt
er gewerkt aan een vierde batch. Zo geldt vanaf 20 februari een nieuwe grenswaarde
voor trichloorethyleen en 7 huidnotaties voor stoffen. Dit is de Nederlandse implementatie
van de tweede batch Europese grenswaarden. Medio 2021 volgt de nationale implementatie
van batch 3.
Tenslotte
De komende jaren blijft het voorkomen en verminderen van nadelig gezondheidseffect
bij werkenden als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen een speerpunt in
het arbeidsomstandigheden beleid. Het kan niet zijn dat werknemers ziek worden van
hun werk en al helemaal niet als zij als gevolg daarvan de rest van hun leven kampen
met een slechte gezondheid. Het is van groot belang dat werkgevers hierin hun verantwoordelijkheid
nemen, het gebeurt immers op de werkvloer.
In de ontwikkeling van de Arbovisie 2040 wordt meegenomen hoe we nog beter nadelige
gezondheidseffecten van werk in den brede kunnen voorkomen en ook wat daar ieders
rol bij is. De vertaling van die visie naar beleid en praktijk zal naar verwachting
met de reeds genomen maatregelen ook bijdragen aan het beter kunnen voorkomen van
blootstelling aan gevaarlijke stoffen in het werk. En dit zal leiden tot preventie
van aangrijpende situaties als waar de briefschrijver in verkeert.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid