Brief regering : Aanvullingen op het economisch steun- en herstelpakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 248 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN FINANCIËN, VAN SOCIALE
               ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
               EN VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2021
Bedrijven en werknemers die door de lockdown geraakt worden, maken een ongekend zware
                  tijd door. Gezien de snelheid van het vaccineren is er ook weer licht aan het einde
                  van de tunnel. Het kabinet blijft zich intussen onverminderd inspannen voor baanbehoud
                  en het ondersteunen van bedrijvigheid. De verlenging van de lockdown tot en met 30 maart
                  2021 noopt er dan ook toe om het steun- en herstelpakket opnieuw tegen het licht te
                  houden. Dat past in de aanpak van het kabinet om steeds, samen met de werkgevers-
                  en werknemersorganisaties, een vinger aan de pols te houden.
               
Het gebruik van het steun- en herstelpakket ademt mee met het omzetverlies. Zware
                  tijden leiden daarmee automatisch tot meer steun voor getroffen ondernemers die hun
                  omzetten zien teruglopen en hun deuren noodgedwongen langer moeten sluiten. Het kabinet
                  heeft op 21 januari jl.1 dit steun- en herstelpakket met in totaal € 7,6 miljard aan extra steun aanzienlijk
                  verruimd. Op 24 februari jl.2 heeft het kabinet vervolgens aangekondigd de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) verder
                  te verruimen, door een deel van de extra ruimte die het recentelijk verruimde Europese
                  steunkader biedt te benutten voor het eerste en voor het tweede kwartaal van 2021.
               
Met deze brief kondigt het kabinet aan onderdelen van het steun- en herstelpakket
                  verder aan te vullen. Het vergoedingspercentage in de TVL wordt in het tweede kwartaal
                  verhoogd naar 100%. Tevens verdubbelt het kabinet de beschikbare middelen voor de
                  Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK), om daarmee gemeenten in staat
                  te stellen om huishoudens tegemoet te komen die door de coronacrisis een sterke terugval
                  in inkomsten hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen.
                  Met deze wijzigingen wordt gehoor gegeven aan de motie van het lid Segers c.s.3.
               
Verhogen subsidiepercentage TVL naar 100% in het tweede kwartaal
Uw Kamer heeft afgelopen woensdag een motie aangenomen die vraagt om het subsidiepercentage
                  te verhogen naar 100% in het tweede kwartaal van 2021. Een dergelijke verhoging werpt
                  een dilemma op. Enerzijds zal een subsidiepercentage van 100% bij een deel van de
                  ondernemers tot overcompensatie leiden, kan dit verdere lastendeling in de keten verhinderen
                  en vermindert het mogelijk de prikkel om bij heropening weer omzet te draaien. Anderzijds
                  ziet het kabinet dat steeds meer ondernemers gezien de lange duur van de crisis door
                  hun reserves heen zijn, en ontstaat een gebrek aan liquide middelen om de vaste lasten
                  te betalen en om nieuwe voorraden in te kunnen kopen. Temeer ook omdat de Voorraadvergoeding
                  voor de Gesloten Detailhandel afloopt aan het einde van het eerste kwartaal, zoals
                  gecommuniceerd in de brief van 21 januari jl.4, acht het kabinet alles overziend het redelijk om deze verhoging van de TVL in het
                  tweede kwartaal door te voeren. Het kabinet zal deze breed aangenomen motie derhalve
                  dan ook uitvoeren. Daarbij is ook de uitvoering van de TVL van belang. Deze wijziging
                  kan nog tijdig worden verwerkt, zonder dat dit leidt tot vertraging van openstelling
                  van de TVL voor het tweede kwartaal. Meer complexe aanpassingen zouden wel leiden
                  tot uitstel, of moeten via een tussentijdse aanpassing gedurende de looptijd worden
                  doorgevoerd, welke ook tot vertraging in de verdere uitvoering van de TVL zouden leiden.
               
Aan het eind van deze maand wordt de regeling voor de TVL Q2 voorgelegd aan de Europese
                  Commissie ter goedkeuring in verband met de staatssteunregels, daarin wordt het subsidiepercentage
                  van 100% opgenomen. De verwachting is nu dat de TVL Q2 in de tweede helft van mei
                  opengesteld zal worden. In lijn met Europees Nederland wordt het subsidiepercentage
                  van de TVL in Caribisch Nederland eveneens naar 100% verhoogd.
               
De verwachte kosten van deze intensivering zijn ongeveer € 450 miljoen. Dit is ingeschat
                  op basis van het voorlopige gebruik van de TVL Q1, in een periode waarin strenge maatregelen
                  van kracht zijn. Dit betekent dat dit bedrag vermoedelijk lager zal uitvallen indien
                  er meer ruimte komt voor versoepeling van de coronamaatregelen. Deze verhoging heeft
                  geen invloed op de resterende ruimte voor eventuele steun in het derde of vierde kwartaal
                  onder de Europese staatssteunkaders. De maximumvergoedingen blijven op het niveau
                  van de recentelijke verhogingen zoals gecommuniceerd in de brief van 24 februari jl.5. De uitbreiding van de TVL naar 100% geldt ook voor de land- en tuinbouwsector. De
                  verwachte kosten hiervoor bedragen ongeveer € 3 miljoen. Dit bedrag past binnen de
                  middelen die reeds voor coronamaatregelen beschikbaar zijn gesteld op de LNV-begroting.
               
Het kabinet hecht er ten slotte aan uw Kamer erop te wijzen dat hoe hoger de subsidiebedragen
                  zijn die worden uitgekeerd, hoe hoger het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik
                  is. Daarom voert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), in lijn met het
                  risicomodel, meer handmatige controles uit bij hogere subsidiebedragen. Op 14 januari
                  jl.6 heeft het kabinet u geïnformeerd over de risicobeheersing van de TVL-subsidie en
                  zal u middels voortgangsrapportages op de hoogte houden.
               
Uitwerking in de praktijk
De TVL-subsidie is naast het subsidiepercentage afhankelijk van het omzetverlies van
                  een bedrijf en het vastelastenpercentage van de sector. Zie hieronder een rekenvoorbeeld
                  voor een doorsnee café-ondernemer en kledingzaak om het effect van deze intensivering
                  te illustreren. De situatie verschilt uiteraard per ondernemer en staat los van de
                  overige kabinetsmaatregelen, zoals het verleende fiscale uitstel en de garantieregelingen.
               
Café-onderneming
• Een doorsnee caféonderneming met een omzet van € 120.000 per kwartaal, een loonsom
                           van € 20.7007 per kwartaal en € 30.0008 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q2 2021 voor
                           dat kwartaal in totaal € 19.400 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 12.000 TVL
                           + € 7.400 NOW). Zonder de intensivering zou dit € 17.950 zijn (€ 10.200 TVL + € 7.750
                           NOW). De ondernemer gaat er dus met de intensivering per saldo € 1.450 op vooruit.
                        
• Bij een omzetverlies van 100% in Q2 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal
                           in totaal € 48.450 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 30.000 TVL + € 18.450 NOW).
                           Zonder de intensivering zou dit € 44.850 zijn (€ 25.500 TVL + € 19.350 NOW). De ondernemer
                           gaat er dus met de intensivering per saldo € 3.600 op vooruit.
                        
Kledingzaak
• Een doorsnee kledingzaak met een omzet van € 200.000 per kwartaal, een loonsom van
                           € 25.0009 per kwartaal en € 30.00010 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q2 2021 voor
                           dat kwartaal in totaal € 22.100 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 12.000 TVL
                           + € 10.100 NOW). Zonder de intensivering zou dit € 20.600 zijn (€ 10.200 TVL + € 10.400
                           NOW). De ondernemer gaat er dus met de intensivering per saldo € 1.500 op vooruit.
                        
• Bij een omzetverlies van 100% in Q2 2021 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal
                           in totaal € 55.300 aan subsidie vanuit de TVL en de NOW (€ 30.000 TVL + € 25.300 NOW).
                           Zonder de intensivering zou dit € 51.450 zijn (€ 25.500 TVL + € 25.950 NOW). De ondernemer
                           gaat er dus met de intensivering per saldo € 3.850 op vooruit.
                        
Het eerder genoemde risico van overcompensatie komt deels voort uit het feit dat er
                  met door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde sectorgemiddeldes
                  wordt gewerkt voor de berekening van de vaste lasten. Bedrijven die onder het gemiddelde
                  zitten krijgen de facto meer dan 100% van hun vaste lasten vergoed in relatie tot
                  het omzetverlies. Het omgekeerde geldt ook. Bedrijven die hogere vaste lasten hebben
                  dan het gemiddelde van de sector zullen ook na deze intensivering hun vaste lasten
                  niet voor 100% vergoed krijgen. Met name voor deze situaties blijft het kabinet dan
                  ook een beroep doen op partijen verderop in de keten om hun bijdrage te leveren waar
                  mogelijk.
               
Zoals in eerdere brieven is aangegeven telt de TVL-subsidie als inkomsten bij het
                  omzetbegrip dat wordt gehanteerd binnen de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor
                  Werkgelegenheid (NOW)11. Voor iedere euro extra steun uit de TVL wordt daarom grofweg ongeveer 20 eurocent
                  minder NOW uitgekeerd, omdat de NOW zich baseert op een omzetbegrip waar steun vanuit
                  de TVL onderdeel van uitmaakt. Dit betekent in de praktijk dat deze verhoging van
                  de TVL ertoe zal leiden dat bedrijven in het tweede kwartaal minder NOW-steun zullen
                  ontvangen. Per saldo betekent dit nog steeds een forse intensivering van de steun
                  aan bedrijven.
               
Naar huidige inschattingen is er een groep van enkele honderden bedrijven die, door
                  de verruiming van de TVL en vanwege bovenstaande interactie met de NOW, toegang tot
                  de NOW kunnen verliezen. Dit zijn bedrijven in sectoren met een hoog vastelastenpercentage
                  (tenminste 34%) en een omzetverlies relatief dicht bij de omzetverliesdrempel van
                  30% in de TVL. De huidige inschatting is dat voor enkele tientallen van deze bedrijven
                  het ook mogelijk is dat zij hierdoor per saldo minder steun ontvangen. Het kabinet
                  heeft RVO.nl, UWV en de Kamer van Koophandel verzocht om in de dienstverlening aan
                  ondernemers extra aandacht aan dit risico te besteden. RVO.nl zal ondernemers voor
                  wie dit het geval zou kunnen zijn hier actief over informeren bij de vaststellingsprocedure.
               
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
In het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 24 februari jl. (Handelingen II
                  2020/21, nr. 58, Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) heeft de Minister-President
                  toegezegd dat uw Kamer nader geïnformeerd zou worden over de implementatie van de
                  TONK. Eerder al had uw Kamer de moties van het lid Van Weyenberg c.s. aangenomen,
                  waarin het kabinet werd gevraagd om de TONK breed onder de aandacht te brengen van
                  ondernemers en om de TONK ruimhartig toe te passen en hiervoor voldoende middelen
                  ter beschikking te stellen12. Tevens vraagt de motie Segers c.s. het budget voor de TONK uit te breiden zodat
                  gemeentes voortvarend aan de slag kunnen. Met deze brief voldoen wij aan de toezegging
                  van de Minister-President en laten wij weten hoe uitvoering is gegeven aan de moties
                  Van Weyenberg c.s. en de motie Segers c.s.
               
Het steun- en herstelpakket bevat verschillende regelingen om de gevolgen van de coronacrisis
                  op te vangen. Toch is er nog een groep die tussen de wal en het schip valt, doordat
                  deze regelingen voor hen niet of onvoldoende soelaas bieden. Met de TONK wordt beoogd
                  om huishoudens tegemoet te komen die door de coronacrisis een sterke terugval in inkomsten
                  hebben en daardoor hun noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen.
               
In de brief over de uitbreiding van het economisch steun- en herstelpakket van 21 januari
                  jl.13 is aangegeven dat er met gemeenten intensief is gesproken over de invulling van de
                  TONK. Er is daarbij een groot en gezamenlijk gevoel van urgentie ervaren om de TONK
                  zo snel als mogelijk toe te kunnen kennen. Omdat de TONK binnen het juridische kader
                  van de bijzondere bijstand wordt uitgevoerd, maken gemeenten eigen keuzes in beleid
                  en besteding van middelen. Gegeven de onzekerheden die gemeenten vooraf hebben ervaren
                  ten aanzien van de omvang van de doelgroep van de TONK, de benodigde vergoeding per
                  aanvrager en de wens om snel te handelen, is dat geen geringe opgave gebleken. Op
                  1 februari jl. is een handreiking aan gemeenten gepubliceerd die ze ondersteunt in
                  dit proces. Aanvullend daarop heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                  (SZW) vorige week een brief aan de betrokken wethouders gestuurd, waarin nader is
                  ingegaan op de doelstelling van de TONK en hen – conform de oproep van uw Kamer –
                  verzocht is om de TONK ruimhartig toe te passen.
               
Inmiddels is gebleken dat het oorspronkelijk beschikbare bedrag van € 130 miljoen
                  door veel gemeenten als ontoereikend wordt beschouwd. De Minister van SZW heeft dit
                  ook met bestuurders van VNG en Divosa besproken. Dat heeft ertoe geleid dat het kabinet
                  het beschikbare bedrag voor de TONK verdubbelt. Er is nu € 260 miljoen beschikbaar
                  voor het eerste halfjaar van 2021. De eerder afgesproken € 65 miljoen voor de eerste
                  tranche blijft beschikbaar volgens de afgesproken verdeelsleutel. In de tweede tranche
                  wordt het resterende budget van € 195 miljoen over gemeenten verdeeld. Voorafgaand
                  aan de toekenning van de tweede tranche wordt gekeken of de verdeelsleutel aanpassing
                  behoeft op basis van wat in de praktijk zichtbaar is over het gebruik van de regeling.
               
Van steeds meer gemeenten wordt inmiddels duidelijk hoe zij de TONK gaan invullen.
                  Gemeenten maken verschillende keuzes bij het bepalen van de doelgroep en de hoogte
                  van de vergoedingen. Dat past bij de decentrale beleidsruimte die gemeenten hebben
                  en de mogelijkheid om de TONK aan te passen aan de lokale omstandigheden. Vanuit de
                  rijksoverheid past hierbij een terughoudende rol. Burgers kunnen bij hun gemeente
                  terecht voor nadere informatie over de uitvoering van de TONK in hun woonplaats. In
                  lijn met de motie Van Weyenberg c.s. en de toezegging van de Minister van SZW op dit
                  punt, heeft met de sociale partners een aantal keren technisch overleg plaatsgevonden
                  over de TONK en de communicatie hierover. De sociale partners kunnen een rol spelen
                  bij het informeren van hun achterban. Op de websites van de rijksoverheid en de Kamer
                  van Koophandel staat alle informatie over de TONK, waarbij voor de concrete aanvraag
                  en mogelijkheden wordt verwezen naar de eigen gemeente.
               
Gemeenten doen er alles aan om de TONK-aanvragen zo snel mogelijk te kunnen behandelen.
                  Bij de ene gemeente vraagt dit meer tijd dan bij de andere gemeente. Daarom starten
                  niet alle gemeenten gelijktijdig. Een aantal gemeenten is per 1 maart jl. gestart
                  met het behandelen van aanvragen. Andere gemeenten zullen de komende weken starten.
                  De TONK loopt van 1 januari tot en met 30 juni 2021. Toekenningen kunnen dus, ongeacht
                  de startdatum in de eigen gemeente, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 gedaan
                  worden.
               
Het vaste uitgangspunt is dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare benadering
                  wordt gekozen als voor Europees Nederland, rekening houdend met de lokale situatie.
                  Aansluitend aan het besluit om in Europees Nederland middelen toe te kennen aan gemeenten
                  voor de TONK, zijn eerder voor Caribisch Nederland extra middelen vrijgemaakt voor
                  aanvullend eilandelijk beleid. Deze extra middelen worden nu verdubbeld, waarmee de
                  eilandelijke middelen voor de eerste helft 2021 in totaal op € 3 miljoen uitkomen.
               
De verruiming van het budget van de TONK zorgt ervoor dat mensen die dat nodig hebben
                  de noodzakelijke ondersteuning kunnen krijgen. Het is de wens van het kabinet en uw
                  Kamer dat de TONK mensen substantieel helpt in het dragen van hun vaste lasten, ter
                  voorkoming van een stapeling van problemen. Het kabinet is gemeenten zeer erkentelijk
                  voor hun inzet om de TONK zo snel mogelijk uit te voeren. Begin april beziet het kabinet
                  samen met gemeenten hoe de TONK in de praktijk uitpakt.
               
Uitstel van betaling belastingschulden
Het tijdelijk versoepelde uitstelbeleid voor belastingen ondersteunt ondernemers die
                  door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen. Op dit moment maken bijna
                  250.000 ondernemers hier gebruik van. De opgebouwde belastingschuld onder dit beleid
                  is bijna € 16 miljard.
               
Vanwege het verloop van de coronacrisis heeft het kabinet de duur van het uitstel
                  van betaling al enkele malen verlengd. Het uitstel van betaling van nieuw opkomende
                  betalingsverplichtingen loopt nu tot uiterlijk 1 juli 2021. Dit betekent dat ondernemers
                  vanaf 1 juli 2021 de betaling van hun nieuw opkomende belastingverplichtingen weer
                  hervatten. De datum waarop ondernemers die aan de voorwaarden voldoen moeten starten
                  met aflossen van hun opgebouwde belastingschuld is 1 oktober 2021. Zij krijgen daarvoor
                  36 maanden de tijd.
               
Het kabinet beziet de komende tijd of verdere versoepelingen van het uitstelbeleid
                  noodzakelijk zijn. Als de economie weer aantrekt, zullen veel bedrijven de nieuwe
                  betalingsverplichtingen weer kunnen voldoen, maar om opgebouwde schulden af te lossen
                  is extra omzet nodig. Het risico bestaat dat hierdoor in de kern gezonde bedrijven
                  alsnog (onnodig) failliet gaan. Het kabinet vindt het van belang dat ondernemers redelijkerwijs
                  hun belastingschulden kunnen aflossen. Anderzijds is het van belang dat schulden niet
                  verder oplopen dan noodzakelijk, met het risico op problematische schuldsituaties.
               
Het kabinet zal de komende periode verschillende beleidsopties wegen, zoals het verlengen
                  van de betalingstermijn, een latere startdatum voor het aflossen van de opgebouwde
                  belastingschuld en een langere periode met verlaagde invorderingsrente. De uitvoerbaarheid
                  van deze opties voor de Belastingdienst is een belangrijke factor in de afwegingen
                  van het kabinet. Het kabinet informeert uw Kamer over de uitkomsten van deze weging
                  in het tweede kwartaal.
               
Zoals aangegeven in de brief van 21 januari jl.14 beoordeelt de Belastingdienst daarnaast saneringsverzoeken van in de kern gezonde
                  bedrijven met een welwillende blik, binnen de bestaande wettelijke kaders. Voorts
                  spant het kabinet zich in om als onderdeel van het time-out arrangement (TOA) samen
                  met andere schuldeisers, intermediairs en schuldhulpverleners richtlijnen voor een
                  soepelere en efficiëntere behandeling van saneringsverzoeken van ondernemers te ontwikkelen.
                  Om tot versoepelingen op saneringsgebied over te gaan is de samenwerking met andere
                  schuldeisers van cruciaal belang. Ondernemers hebben immers vaak te maken met meerdere
                  schuldeisers. Een soepele opstelling van de Belastingdienst helpt ondernemers alleen
                  als andere schuldeisers ook coulance betrachten. Het kabinet informeert uw Kamer in
                  het tweede kwartaal hierover nader.
               
Problematiek van de grotere detailhandelsketens
Zoals aangegeven in de brief over het steunpakket van 24 februari jl.15 wijst het kabinet voor steun aan grotere bedrijven graag naar de mogelijkheden voor
                  maatwerksteun die het Afwegingskader steun individuele bedrijven reeds biedt. Ook
                  is aangegeven dat een team binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
                  proactief zal spreken met een deel van het grootwinkelbedrijf. Op 8 maart jl. heeft
                  het kabinet overlegd met brancheorganisaties en ondernemers uit de detailhandel. In
                  dat overleg is stilgestaan bij de problematiek van de grotere detailhandelsketens
                  en mogelijke oplossingsrichtingen. Op dit moment worden aanvullende gesprekken gevoerd
                  met een aantal individuele winkelketens om meer inzicht te krijgen in de specifieke
                  problematiek van deze bedrijven.
               
Overleg met banken
Het kabinet is in gesprek met de Nederlandse banken, de Nederlandse Vereniging van
                  Banken (NVB), MKB-Nederland en De Nederlandsche Bank (DNB) over de rol van banken
                  met betrekking tot de steun voor bedrijven in de coronapandemie. In deze gesprekken
                  zijn onder meer signalen van ondernemers overgebracht en wordt besproken hoe ondernemers
                  in deze crisis het beste geholpen kunnen worden. Ook de vraag wat straks in de herstelfase
                  van de economie nodig is om ondernemers staande te houden komt hier aan de orde.
               
Steunmaatregelen mobiliteitscluster – maakindustrie
De Nederlandse automotive, luchtvaart en maritieme industrie, prominente sectoren
                  uit de maakindustrie, zijn R&D-intensief en internationaal georiënteerd met een grote
                  klimaatopgave. De omzetten in deze sectoren lopen sterk terug als gevolg van de coronacrisis,
                  waardoor ook de R&D-investeringen onder grote druk staan. R&D is noodzakelijk om te
                  kunnen blijven concurreren en om de klimaatopgaven te realiseren. Om de teruggang
                  in R&D-investeringen te mitigeren is in de brief van 21 januari jl.16 een subsidieregeling aangekondigd voor bedrijven in de automotive, luchtvaart en
                  maritieme sectoren. De regeling is gericht op (maak)bedrijven, waaronder veel mkb.
                  Via publiek-private samenwerking kunnen deze bedrijven kennisinstellingen, zoals TO2-instellingen,
                  betrekken. Het budget voor de regeling is vastgesteld op € 150 miljoen en zal conform
                  de motie van het lid Amhaouch17 uiterlijk 15 mei 2021 zijn uitgewerkt. De subsidie is bedoeld voor R&D-projecten
                  die op korte termijn kunnen starten en een looptijd hebben van maximaal 4 jaar.
               
De budgettaire gevolgen van deze maatregelen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
                  Deze worden in incidentele suppletoire begrotingswetten aan u voorgelegd. Normaliter
                  wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten
                  heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende maatregelen
                  die in het belang van het Rijk zijn, niet kan wachten tot formele autorisatie van
                  beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen
                  starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet
                  2016.
               
Tabel 1. Budgettaire consequenties aanvullende steunmaatregelen
In miljoenen euro, + = verhoging EMU-schuld
2020
2021
2022
2023
Totaal
A. Kamerbrief 8 maart1
                                 
48.521
29.618
749
– 2.751
76.137
waarvan:
                         
                         
                         
                         
                         
Uitgaven (EMU-relevant)
29.230
33.648
5.269
1.452
69.599
Fiscale maatregelen (EMU-relevant)
4.419
– 2.012
480
-603
2.284
Leningen en belastinguitstel (niet EMU-relevant)
14.872
– 2.019
– 5.000
– 3.600
4.253
                         
                         
                         
                         
                         
                         
B. Aanvullende steunmaatregelen 12 maart
613
40
40
733
waarvan:
                         
                         
                         
                         
                         
Uitbreiding TVL naar 100 procent
4502
                         
                         
450
Uitbreiding TVL Caribisch Nederland
1,5
                         
                         
1,5
Verdubbeling budget TONK
130
                         
                         
130
Verdubbeling budget TONK Caribisch Nederland
1
                         
                         
1
Steunmaatregel mobiliteitscluster
30
40
403
150
Totaal (A + B)
48.521
30.230
789
– 2.711
76.869
X Noot
                     
1
Kamerstuk 35 570, nr. 57.
X Noot
                     
2
Dit bedrag is exclusief de verwachte kosten voor de uitbreiding van de TVL voor de
                           land- en tuinbouwsector. Deze kosten bedragen ongeveer € 3 miljoen en passen binnen
                           de middelen die reeds voor coronamaatregelen beschikbaar zijn gesteld op de LNV-begroting.
                           Deze kosten leiden daarmee niet tot een verhoging van de EMU-schuld.
X Noot
                     
3
Deze maatregel loopt nog twee jaar door met € 30 miljoen (2024) en € 10 miljoen (2025).
Tot slot
Het kabinet houdt in de vormgeving van het steun- en herstelpakket voortdurend een
                  vinger aan de pols om te bepalen wat passend is. Elke aanpassing van het steun- en
                  herstelpakket leidt tot meer druk op de betrokken uitvoeringsorganisaties. Ook met
                  recente uitbreidingen van het steun- en herstelpakket wordt reeds een stevig beroep
                  op deze organisaties gedaan. Daar is oog voor. Het kabinet is zeer dankbaar voor de
                  grote inzet die door betrokken organisaties, medeoverheden, uitvoeringsorganisaties
                  zoals RVO.nl, Belastingdienst en het UWV en hun betrokken medewerkers wordt geleverd.
               
Zoals eerder aangekondigd komt het kabinet dit voorjaar met een brief over het economisch
                  herstelbeleid, waarbij aansluiting wordt gezocht met de dan geldende economische en
                  maatschappelijke omstandigheden en vooruitzichten en nader zal worden ingegaan op
                  de solvabiliteitspositie van het mkb.
               
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, Bas van ’t Wout
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
                  M.C.G. Keijzer
De Staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst, J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 W.B. Hoekstra, minister van Financiën
