Brief regering : Vijfde voortgangsrapportage Thuis in het Verpleeghuis
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 546 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2021
Met deze brief bied ik u de vijfde voortgangsrapportage Thuis in het Verpleeghuis
met infographic aan1. In juni 2020 heb ik u de vierde voortgangsrapportage Thuis in het Verpleeghuis aangeboden2. Hoewel corona toen al volop toegeslagen had in de verpleeghuizen, had deze rapportage
vooral betrekking op de situatie net voorafgaand aan corona. Inmiddels is duidelijk
dat corona een veel grotere impact heeft op de verpleeghuissector dan toen voor mogelijk
gehouden en ook nu nog is deze impact heel groot. Uiteraard is dit ook van invloed
op het programma Thuis in het Verpleeghuis. Zo is de ondersteuning vanuit Waardigheid
en trots op locatie nu veel meer gericht op het helpen van organisaties bij het omgaan
met corona. Dit geldt ook voor de regionale tafels die in het kader van Waardigheid
en trots in de regio zijn opgezet en voor de bestaande kennisinfrastructuur. Deze
onderdelen van het programma Thuis in het Verpleeghuis hebben in deze corona-periode
hun meerwaarde duidelijk bewezen. Daarnaast is het kwaliteitsbudget geïntegreerd met
de meerkostenregeling voor corona, opdat de instellingen daar zo flexibel mogelijk
mee kunnen omgaan.
Voor de verpleeghuiszorg is de afgelopen periode zeer moeilijk en intensief geweest.
En ook nu hebben bewoners en medewerkers nog volop te maken met de impact van de pandemie
en de gevolgen daarvan. Medewerkers, vrijwilligers en alle overige betrokkenen verdienen
onze waardering voor de wijze waarop ze het afgelopen jaar hiermee omgegaan zijn.
Ondanks deze moeilijke periode heeft de sector kans gezien om ook met het programma
Thuis in het Verpleeghuis verdere voortgang te boeken. Uit de bijgevoegde voortgangsrapportage
blijkt onder andere het volgende:
• Bewoners en naasten waarderen de verpleeghuiszorg steeds beter. Op basis van de gegevens
op Zorgkaart Nederland blijkt dat de gemiddelde cliënttevredenheidsscore in 2020 is
gestegen naar een 8,4, vergeleken met een 8,3 in 2019, een 8,0 in 2018 en een 7,9
in 2017. Daaruit blijkt dat er, ondanks de moeilijke omstandigheden waar bewoners
en medewerkers mee te maken hadden, een grote waardering is voor de zorg die de verpleeghuizen
en hun professionals geleverd hebben in deze periode.
• In de eerste drie kwartalen van 2020 is de werkgelegenheid in de verpleeghuiszorg
verder gestegen, met 8.000 werknemers. Daarmee komt de totale groei sinds 2017 uit
op 42.000 werknemers. Dat betekent dat er per verpleeghuislocatie gemiddeld 18 werknemers
extra ingezet worden. Deze personele groei wordt deels ingezet voor extra volume (+8.000
werknemers) maar voor het grootste deel voor extra kwaliteit (+34.000 werknemers).
De sector ligt hiermee op schema van het beoogde groeipad.
• Helaas blijft de uitstroom van personeel onveranderd hoog. Gemiddeld gaat per kwartaal
bijna 5% van de werknemers bij een verpleeghuis weg, ook in 2020. Daarnaast is het
ziekteverzuim verder gestegen naar 7,7% op jaarbasis, mede door corona. Positief is
dat het aantal gerealiseerde stageplaatsen en leerwerkplaatsen met 15% aanzienlijk
is gestegen.
• Verpleeghuizen maken meer en meer gebruik van de tools en kennisproducten die vanuit
Waardigheid en trots zijn ontwikkeld. Zo is het aantal bezoeken aan de website in
2020 met 44% gestegen, het aantal volgers op sociale media met 29% en het aantal abonnees
op de nieuwsbrief met 28%. Ook is de CoronaWegwijzer inmiddels ruim 45 duizend keer
gedownload.
Als gevolg van corona kan de voortgangsrapportage niet op alle onderdelen een actueel
inzicht geven. Zo is zowel het werknemers- als het werkgeversonderzoek van het CBS
in het voorjaar van 2020 niet doorgegaan, waardoor op dit moment geen update gegeven
kan worden van de ervaringen van werknemers met het werken in de verpleeghuiszorg
en de inzet van E-health. Ook zijn er door corona na maart 2020 maar een beperkt aantal
scans in het kader van Waardigheid en trots op locatie (Wol) uitgevoerd3. De IGJ heeft haar toezicht meer op afstand ingevuld en in die periode maar beperkt
reguliere inspectiebezoeken op locatie afgelegd. In de aanbiedingsbrief bij de vierde
voortgangsrapportage van Thuis in het Verpleeghuis is aangegeven dat juist de Wol-scans
en de IGJ-inspectiebezoeken de twee openbare bronnen zijn die op een systematische
wijze kijken naar de zorgkwaliteit in de verpleeghuiszorg én daar op geaggregeerd
niveau inzicht in geven. Doordat deze twee bronnen maar zeer beperkt ingezet zijn
sinds maart 2020, geeft deze vijfde voortgangsrapportage op dat punt geen ander beeld
dan de vierde.
In deze brief ga ik verder nader in op de opbrengsten van het programma in zijn algemeenheid
en specifiek op de besteding van de ingezette extra middelen van € 2,1 miljard, in
relatie tot de gerealiseerde personeelsgroei. Dit jaar loopt het programma Thuis in
het Verpleeghuis af. Ik ga daarom ook in op de ingezette beleidsinstrumenten en op
welke wijze deze instrumenten geborgd kunnen worden. Tot slot ga ik in deze brief
in op rapporten van Trimbos en SCP, alsmede op een tweetal moties.
Waar we nu staan: de beweging naar kwalitatief goede zorg
Het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en het daaruit voortvloeiende programma Thuis
in het Verpleeghuis hebben een beweging in de verpleeghuiszorg op gang gebracht waarmee
de aandacht en bewustwording voor de kwaliteit van zorg sterk is gegroeid. De focus
op kwaliteit heeft een forse impuls gegeven aan het verbeteren van deze kwaliteit.
Deze versterkte focus zien we bij alle partijen terug. Zorgkantoren kopen niet meer
alleen in op kwantiteit, kwaliteit neemt een steeds prominentere plaats in bij de
inkoop. Cliëntenvertegenwoordigers worden meer en meer betrokken bij de kwaliteitsplannen
van de verpleeghuizen. Ook toezichthoudende instanties zoals de NZa en de IGJ sturen
hier meer op. Zorgprofessionals en zorgaanbieders werken op verschillende manieren
toe naar het leveren van persoonsgerichte zorg. Daarbij werken ze steeds meer in regionaal
verband samen en maken ze veelvuldig gebruik van de producten die door kennisinstituten
worden ontwikkeld en verspreid.
De extra investering van € 2,1 miljard voor de kwaliteitsverbetering in de verpleeghuiszorg
is met name bedoeld voor het aantrekken van zorgpersoneel. Deze middelen zijn geleidelijk
beschikbaar gesteld in de periode 2017–2021, vanaf 2019 in de vorm van een kwaliteitsbudget.
Uit gegevens van het pensioenfonds PFZW blijkt dat het aantal werknemers in de verpleeghuiszorg
in de periode 2017–2019 in totaal is gestegen met 34.000 (20.000 fte). De stijging
heeft zich voortgezet in 2020. In de eerste drie kwartalen van 2020 is het aantal
werknemers in de verpleeghuiszorg met 8.000 werknemers (5.000 fte) verder toegenomen,
waardoor vanaf 2017 in totaal 42.000 extra werknemers (25.000 fte) worden ingezet.
De personele groei wordt vanaf 2017 deels ingezet voor de zorg aan de groter wordende
groep cliënten (+8.000 werknemers, +4.000 fte) en deels voor extra kwaliteit per cliënt
(+34.000 werknemers, +21.000 fte). Onderstaande figuur laat zien dat de gerealiseerde
groei voor extra kwaliteit ook in 2020 op schema ligt van het tempo waarin de middelen
voor extra kwaliteit beschikbaar worden gesteld. Ook de plannen voor de rest van 2020
sporen daarmee, zoals in de figuur is te zien.
Bronnen: Datacenter PFZW; CBS; Zorgverzekeraars Nederland; Zorginstituut, bewerkingen
VWS.
Er is een brede beweging voor betere kwaliteit van zorg in de verpleeghuizen op gang
gekomen. Er is meer personeel bijgekomen, bij bewoners en naasten is grotere tevredenheid
over de geboden zorg en de zorg is meer op maat. Het betekent echter niet dat alles
gerealiseerd is wat we beoogd hebben. Vanwege corona zijn in de afgelopen periode
slechts beperkt nieuwe Wol-scans uitgevoerd en inspectiebezoeken afgelegd. Daardoor
kunnen we in deze vijfde voortgangsrapportage ten opzichte van de vorige voortgangsrapportage
beperkt nieuw inzicht bieden hoe de sector er daadwerkelijk voor staat wat betreft
de invoering van het kwaliteitskader.
De vorige voortgangsrapportage en dus ook deze rapportage laat zien dat zowel de Wol-scans
als de inspectiebezoeken aangeven dat thema’s en indicatoren die betrekking hebben
op het directe contact tussen zorgprofessional en cliënt relatief goed scoren. Zo
voldoet bij de IGJ 70–80% van de instellingen (grotendeels) aan de indicatoren gericht
op het bieden van persoonsgerichte zorg. Bij de Wol-scans zijn de thema’s persoonsgerichte
zorg, wonen & welzijn en veiligheid het minst vaak een aandachtspunt. Beide bronnen
laten ook zien dat het thema personeel minder op orde is. Daarbij gaat het onder andere
om het methodisch werken, de beschikbaarheid van voldoende deskundig personeel, het
ziekteverzuim en het verloop van personeel. Ook het thema leren en verbeteren is volgens
beide bronnen nog een aandachtspunt, met name het systematisch werken aan verbetering
van kwaliteit en veiligheid. Positief is dat beide bronnen aangeven dat er bij de
meeste organisaties wel een goede cultuur van leren en verbeteren is.
Vervolg van het programma Thuis in het Verpleeghuis
Dit jaar is het laatste jaar van het programma Thuis in het Verpleeghuis. Hoewel er
een omvangrijke beweging voor betere kwaliteit op gang is gekomen, zal eind 2021 niet
op alle plaatsen de zorg volledig verleend worden conform het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.
Overigens is het kwaliteitskader vooral een richtinggevend kader, waarin het continu
leren en verbeteren centraal staat. Dit betekent dat zorgaanbieders eigenlijk nooit
klaar zijn. Er is altijd wat te verbeteren.
De komende periode wordt benut om te onderzoeken op welke wijze de beweging die op
gang gebracht is verder versterkt kan worden. Welke onderdelen van het huidige programma
kunnen in enige vorm voortgezet worden en wat zijn mogelijke nieuwe invalshoeken en
instrumenten? Daarbij beseffen we dat de focus niet alleen op kwaliteit ligt. De toenemende
wachtlijstproblematiek en de groeiende vraag naar verpleeghuiszorg heeft het capaciteitsvraagstuk
nadrukkelijk op de agenda gezet. De kwaliteit van verpleeghuiszorg zullen we dan ook
bekijken in de driehoek Kwaliteit-Toegankelijkheid-Betaalbaarheid, waarbij we de verpleeghuiszorg
plaatsen in de bredere aanpak van de gehele ouderenzorg. Recentelijk heb ik u ingelicht
over het consultatietraject van de contourennota4. Daarnaast is onlangs de veldraadpleging over de Dialoognota Ouder Worden 2020–2040
gestart5. Zonder vooruit te lopen op de uitkomsten van deze trajecten, wil ik hier kort ingaan
op een aantal relevante aspecten met betrekking tot de verschillende onderdelen van
het programma Thuis in het Verpleeghuis. Dit is mede gebaseerd op een inventarisatie
van Kessels & Smit op basis van gesprekken met relevante veldpartijen6.
Kwaliteitsbudget
Het kwaliteitsbudget is ingezet om meer personeel voor de directe zorg beschikbaar
te krijgen, waardoor er meer tijd en aandacht is voor de cliënt. Gegeven dat de sector
op schema ligt wat betreft het aantrekken van personeel, heeft het kwaliteitsbudget
duidelijk bijgedragen aan die doelstelling. De sterke focus ervan op het personeel
kan als keerzijde hebben dat het zorgaanbieders onvoldoende stimuleert om doelmatig
kwalitatief goede zorg te verlenen. Mede om die reden wordt het kwaliteitsbudget per
2022 overgeheveld naar de integrale tarieven. Over de toekomstige invoering van de
door de NZa te ontwikkelen Integrale Vergelijking heb ik u onlangs geïnformeerd7.
Modernisering zorgkantoren
De afgelopen jaren zijn de zorgkantoren zich veel meer gaan richten op een open dialoog
met de zorgaanbieders over zowel de kwantiteit als de kwaliteit van zorg. Ook zijn
ze meer regie gaan voeren in de regio. Beide ontwikkelingen worden veelal positief
gewaardeerd en dienen daarom voortgezet te worden. Daarbij is het belangrijk dat de
zorgkantoren een goede balans vinden tussen het capaciteitsvraagstuk en het kwaliteitsvraagstuk.
Waardigheid en trots in de regio
Met Waardigheid en trots in de regio (Wir), gekoppeld aan de transitiemiddelen, is
een forse impuls gegeven aan de samenwerking tussen zorgaanbieders en ook met het
zorgkantoor. Daarbij gaat het primair om de aanpak van instellingsoverstijgende knelpunten.
Daarmee zijn flinke stappen gezet en er zijn daaruit mooie initiatieven voortgekomen,
zoals ook blijkt uit de bijgevoegde voortgangsrapportage8. Gegeven de uitdagingen waar de sector voor staat, lijkt het zinvol dit na 2021 voort
te zetten, inclusief de middelen voor regionale projecten. De scope zou daarbij wel
breder kunnen worden: niet alleen kwaliteitskader maar ook capaciteit; niet alleen
strikt verpleeghuiszorg maar ook domeinoverstijgend. De positionering van het ondersteuningsteam
Wir staat daarbij open voor discussie.
Waardigheid en trots op locatie
Met Waardigheid en trots op locatie (en haar voorlopers) zijn en worden inmiddels
meer dan 600 locaties bereikt met in totaal meer dan 40.000 bewoners. Daarmee is het
een relevante ondersteuningsstructuur voor zorgaanbieders gericht op een betere kwaliteit
van zorg. Er zullen altijd zorgaanbieders zijn waarvoor tijdelijke ondersteuning een
uitkomst biedt om de problemen waarmee ze geconfronteerd worden het hoofd te bieden.
In het belang van de cliënten is ondersteuning in die gevallen dan ook geboden. Daarbij
dienen wel goede afspraken gemaakt te worden over de aard en omvang van de ondersteuning
en de positionering ervan.
Goed werkgeverschap
In goed werkgeverschap komen het kwaliteits- en het capaciteitsvraagstuk bij uitstek
bijeen. Goed werkgeverschap leidt tot ruimte bij zorgprofessionals en stelt hen in
staat om de zorg te verlenen die de cliënt nodig heeft. Tegelijkertijd beperkt goed
werkgeverschap het ziekteverzuim en de uitstroom van personeel en is daarmee zeer
belangrijk voor de toekomstige personele capaciteit. Langs verschillende wegen is
hier vanuit Thuis in het Verpleeghuis aandacht voor geweest (onder andere Wir en Wol),
maar ook via het actieprogramma Werken in de Zorg. In de verpleeghuiszorg heeft dat
vooralsnog niet geleid tot een lager ziekteverzuim en lagere uitstroom van personeel.
Op dit moment staat de personele capaciteit al behoorlijk onder druk, dit zal de komende
jaren niet anders zijn. Na 2025 neemt die druk nog fors toe, gegeven de ontwikkelingen
op de arbeidsmarkt9. De komende jaren dient het werkgeverschap in de verpleeghuiszorg dan ook gemoderniseerd
te worden, zorginstellingen dienen hiertoe een visie te ontwikkelen. Nagegaan zal
moeten worden op welke wijze dat het beste ondersteund en gestimuleerd kan worden
en welke partijen daarbij welke rol hebben. Daarover zal ik het gesprek aangaan met
(vertegenwoordigers van) aanbieders, zorgkantoren en zorgverleners. Op deze wijze
wil ik dan ook uitvoering geven aan de motie van de leden Ellemeet en Kerstens10.
Technologie en innovatie
Evenals goed werkgeverschap komen ook bij technologie en innovatie het kwaliteits-
en capaciteitsvraagstuk bij elkaar. Inzet van technologie kan zowel de kwaliteit van
zorg bevorderen als tijdbesparend zijn voor zorgprofessionals. Via Thuis in het Verpleeghuis
(Wol, Wir, Challenge Verpleeghuiszorg) maar ook allerlei andere programma’s wordt
het gebruik van technologie vanuit de overheid bevorderd. Inzet van technologie vraagt
allereerst om een goede visie van zorg, waarin technologie ondersteunend kan zijn.
Evenals bij goed werkgeverschap zal hierbij nagegaan moeten worden op welke wijze
dat het beste ondersteund en gestimuleerd kan worden en welke partijen daarbij welke
rol hebben.
Kennisinfrastructuur
Langs verschillende wegen wordt kennis ontwikkeld en verspreid. In het veld bestaat
een grote behoefte aan deze kennis, getuige onder andere het veelvuldig gebruik maken
van de website van Waardigheid en Trots om kennis te nemen van tools en ontwikkelde
kennisproducten. Er zijn vele partijen betrokken in de kennisinfrastructuur. Er bestaat
ook een sterke overtuiging dat de kennisstructuur belangrijk bijdraagt aan kwalitatief
goede zorg. Verdere verbetering kan onder andere liggen in een betere aansluiting
tussen de ontwikkelde kennis en de doelgroepen waarvoor deze bestemd is.
Transparantie kwaliteit van zorg
De twee openbare bronnen die op een systematische wijze kijken naar de zorgkwaliteit
in de verpleeghuiszorg én daar op geaggregeerd niveau inzicht in geven zijn de IGJ-inspectiebezoeken
en de Wol-scans. De IGJ heeft het overgrote deel van de sector in beeld gebracht en
constateert dat aanbieders overwegend op de goede weg zijn. De IGJ gaat haar toezicht
nu concentreren op de grootste risico’s voor kwaliteit en veiligheid van zorg en op
die aanbieders die nog niet in beeld zijn. De IGJ bezoekt derhalve niet meer alle
aanbieders van verpleeghuiszorg, maar gaat verder met haar risicogestuurde toezicht.
Wol stopt in beginsel na afloop van het programma Thuis in het Verpleeghuis, waarbij
geldt dat bestaande trajecten worden afgerond. Daarmee is er geen openbare bron meer
die op een systematische wijze op geaggregeerd niveau een volledig beeld geeft van
de kwaliteit van de verpleeghuiszorg.
Voor zowel de (potentiele) cliënten, de zorgkantoren als de maatschappij/politiek
is dat een gemis. Wel zijn er indicatoren die door alle zorginstellingen aan het Zorginstituut
aangeleverd moeten worden. Echter deze indicatoren vertellen niet alles, het gaat
met name ook om het verhaal achter die indicatoren om goed inzicht te krijgen in de
kwaliteit. Het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg stelt dat iedere instelling jaarlijks
een kwaliteitsverslag aan het Zorginstituut dient aan te leveren waarin de acht thema’s
van het kwaliteitskader besproken dienen te worden. Dit verslag is echter vormvrij
en door de instelling zelf opgesteld, waardoor het op dit moment onvoldoende geschikt
is voor een systematisch inzicht. Als dit verslag bijvoorbeeld meer systematisch vorm
gegeven wordt en er ook de blik van externen aan gekoppeld wordt, zou dit kunnen veranderen.
Het is daarbij echter wel belangrijk om de juiste balans te vinden tussen het uitgangspunt
van het kwaliteitskader («leren en ontwikkelen») en voldoende transparantie. Zoals
ik in mijn brief van 25 januari heb aangekondigd, heb ik de stuurgroep Kwaliteitskader
Verpleeghuiszorg gevraagd het voortouw te nemen bij het transparanter maken van de
kwaliteit11.
Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuiszorg
KiK-V (Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuiszorg) richt zich op het beschikbaar krijgen
van bruikbare en vergelijkbare informatie over de kwaliteit van zorg, zodat de registratie-
en rapportagedruk bij zorgaanbieders vermindert. Alle betrokken partijen zijn enthousiast
over dit traject. Onlangs is daarom door partijen een convenant afgesloten waarin
afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop in de toekomst met verzoeken om en aanleveren
van gegevens wordt omgegaan. Het is de bedoeling deze werkwijze uit te breiden naar
andere processen in de verpleeghuiszorg en naar andere sectoren binnen de langdurige
zorg.
Met bovenstaande noties wil ik de komende periode het gesprek met alle relevante veldpartijen
aangaan. Doel daarbij is dat de beweging, die met het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg
en het programma Thuis in Verpleeghuis in gang is gezet, uit te bouwen. Het is namelijk
belangrijk die beweging voort te zetten, de kwaliteit van zorg verder te verbeteren
en te borgen, mede in het licht van het capaciteitsvraagstuk waar de sector nu al
mee te maken heeft en de komende jaren nog meer gaat krijgen.
Monitor Woonvormen Dementie van Trimbos
Als bijlage bij deze brief bied ik u hierbij de rapportage «Trends in de verpleeghuiszorg
voor mensen met dementie» van het Trimbos aan, inclusief de deelrapportage over Technologie
en Innovatie en twee infographics12. Het betreft de vijfde meting van de Monitor Woonvormen Dementie. Deze vijfde meting
is afgenomen bij 58 locaties voor verpleeghuiszorg. In het onderzoek worden allerlei
relevante aspecten met betrekking tot de kwaliteit van leven van de bewoners en de
verleende zorg aan hen via vragenlijsten, interviews en observaties in kaart gebracht.
Het onderzoek heeft een tweeledig doel. Ten eerste kunnen de deelnemende locaties
met elkaar vergeleken worden. Dat geeft deze locaties waardevolle informatie over
mogelijkheden om de zorg te verbeteren. Ten tweede kunnen de resultaten vergeleken
worden met de uitkomsten van de vorige vier metingen (van 2008–2017), waarin vergelijkbare
meetinstrumenten ingezet zijn.
De bijgevoegde rapportages hebben betrekking op dit tweede doel. Daarbij past wel
een kanttekening, die ook door de onderzoekers zelf gemaakt wordt. Het betreft immers
geen representatieve steekproef. Dat geldt ook voor de eerdere metingen. In deze vijfde
meting hebben relatief veel locaties deelgenomen die zorg bieden in een kleinschalige
setting en daarbij meer dan gemiddeld lager opgeleid personeel inzetten. Wel is het
mogelijk een beeld van de ontwikkelingen te presenteren. Een andere relevante opmerking
is dat de metingen uitgevoerd zijn in 2019 en begin 2020, dus voordat de coronapandemie
zijn intrede deed.
De monitor laat zien dat op vijf van de negen gemeten aspecten van de kwaliteit van
leven een positieve trend waar te nemen is, de ander vier blijven redelijk constant.
De verschillen zijn echter niet al te groot, waarbij de onderzoekers opmerken dat
ze ook niet eenvoudig zichtbaar te maken zijn. Eenzelfde positieve ontwikkeling wordt
geconstateerd bij de persoonsgerichte zorg, maar ook nu beperkt in omvang. De bewoners
worden – vergeleken met 2008 – meer betrokken bij activiteiten, maar juist wat minder
dan in de vierde meting uit 2017. Dit wordt wel gecompenseerd door de duur van de
activiteiten, die is in de vijfde meting gemiddeld per activiteit langer. Verder is
er een duidelijke afname van het gebruik van psychofarmaca en van vrijheidsbeperkende
maatregelen.
De deelrapportage over Technologie en Innovatie laat zien dat de inzet van technologie
niet meer weg te denken is uit de verpleeghuiszorg. Ook de zorgverleners zijn die
mening toegedaan. De ervaringen met corona zullen dit gevoelen alleen maar verder
versterken. Technologie wordt vooral ingezet om de kwaliteit van leven (veiligheid,
autonomie) voor de bewoners te verbeteren. Ondersteuning voor het zorgpersoneel wordt
vooral nog gezien als bijvangst, maar is veelal geen doel op zich. Bij iets meer dan
de helft van de onderzochte 58 locaties ligt er nog geen visie op de inzet van technologie
voor de zorg, al zijn die locaties veelal wel bezig met het ontwikkelen van een dergelijke
visie. De resultaten laten verder zien dat zorgverleners nog (te) weinig meegenomen
worden in de implementatie van een techniek en ook dat ze niet altijd voldoende geschoold
worden in het gebruik ervan.
SCP-rapport Het leven in het verpleeghuis
Onlangs heeft het SCP haar vierjaarlijks rapport «Het leven in een verpleeghuis» gepubliceerd13. Dit rapport geeft een beeld van de verpleeghuiszorg vanuit het perspectief van de
bewoners. Daarbij wordt de situatie in 2019 vergeleken met die in 2015.
Uit het rapport blijkt dat de zorg in het verpleeghuis, naar de mening van de bewoners
is verbeterd. Ze gaan vaker naar buiten toe, zijn meer tevreden met de geboden activiteiten,
ook ervaren ze dat ze meer inspraak hebben. De bewoners vinden dat het personeel meer
tijd voor hun heeft, maar ervaren de zorgverlening nog steeds wat te gehaast. De kwaliteit
van zorg wordt als beter ervaren, maar er blijven ook zaken die beter kunnen en moeten.
De bewoners in 2019 vinden dat hun kwaliteit van leven vrij hoog is, maar die is niet
verbeterd ten opzichte van de ervaren kwaliteit van leven van de bewoners in 2015.
Het SCP constateert dat dit ook te maken heeft met het feit dat de bewoners in 2019
meer gezondheidsklachten hebben dan de bewoners in 2015, zowel fysiek als mentaal.
Dat de kwaliteit van leven daarbij hetzelfde is gebleven, kan dan ook als positief
beschouwd worden, aldus het SCP. Het SCP noemt met name de aanpak van eenzaamheid
als een mogelijkheid om de kwaliteit van leven verder te verbeteren.
Het SCP heeft het onderzoek onder de bewoners van verpleeghuizen in de loop van 2019
uitgevoerd. Dat is in het tweede jaar van het programma Thuis in het Verpleeghuis
en nog voor corona. Met de extra middelen voor personeel is in 2018 een echt begin
gemaakt en in 2019 is begonnen met het kwaliteitsbudget. Het feit dat in 2019 de bewoners
de kwaliteit van zorg als beter ervaren, is in lijn met hetgeen met het programma
Thuis in het Verpleeghuis beoogd werd. Er zijn duidelijke stappen gezet, maar we zijn
er nog niet. Om die reden is het goed dat de investeringen in de verpleeghuiszorg
ook na 2019 zijn voortgezet.
Motie samenwerkingsafspraken medisch-generalistische zorg
In reactie op de motie van het lid Peters14 over het maken van samenwerkings-afspraken met beroepsgroepen, brancheverenigingen
en stelselpartijen gericht op 24-uursbeschikbaarheid en toegankelijkheid van medisch-generalistische
zorg voor patiënten in de ouderenzorg, meldt de Minister van MZS als volgt. Het gesprek
met afzonderlijke partijen in de ouderenzorg over de wens van uw Kamer te komen tot
samenwerkingsafspraken voor patiënten in de ouderenzorg is opgestart. De afzonderlijke
partijen hebben aangegeven voor 15 maart via de internetconsultatie te reageren op
de beleidsreactie op het NZa-rapport over medisch-generalistische zorg van 13 januari
jl. (Bijlage bij Kamerstukken 34 104 en 29 248, nr. 316), waarin de aanbeveling wordt gedaan de samenwerking te versterken. Uw Kamer zal
dit voorjaar verder geïnformeerd worden over de voortgang op de uitvoering van de
motie en de prioriteiten die zijn opgenomen in de brief van 13 januari. De uitkomsten
van de internetconsultatie gericht op samenwerkingsafspraken zullen daarin worden
meegenomen.
Motie eenjarige inkoopcontracten zorgkantoren
Tijdens het nota-overleg d.d. 26 november 2020 (Kamerstuk 31 765, nr. 539) is een motie van het Kamerlid Van den Berge15 aangenomen met de strekking om aan zorgkantoren te vragen waarom zij in de praktijk
vaak eenjarige contracten afsluiten en aan de regering het verzoek om knelpunten weg
te nemen. Navraag bij de zorgkantoren leert dat op basis van het landelijke Wlz-zorginkoopkader
2021–2023 het voor de meeste zorgkantoren standaard is om 3-jarige overeenkomsten
af te sluiten, de looptijd van het zorginkoopkader. In sommige gevallen worden overeenkomsten
langer dan 3 jaar afgesloten zoals bij Wlz-uitvoerder Menzis. Een langere looptijd
dan 5 jaar is daarbij overigens niet mogelijk omdat in de Wet langdurige zorg is bepaald
dat de looptijd van een overeenkomst maximaal vijf jaar is. Met nieuwe zorgaanbieders
worden in het algemeen eenjarige overeenkomsten afgesloten.
Schematisch:
• Bestaande zorgaanbieders, die voor het hele voorafgaande jaar een overeenkomst hebben
gehad, komen in aanmerking voor een overeenkomst voor drie jaar (2021–2023).
• Bestaande zorgaanbieders die een overeenkomst hadden voor een deel van het voorafgaande
jaar komen in aanmerking voor een overeenkomst van een jaar, met een mogelijke verlenging
van twee jaar (2022–2023).
• Nieuwe zorgaanbieders komen in aanmerking voor een eenjarige overeenkomst voor 2021
met de mogelijkheid tot verlenging met twee jaar (2022–2023).
De definitieve contracteerruimte en de NZa-beleidsregels worden per jaar vastgesteld
en zijn dus niet bekend voor de duur van de meerjarige overeenkomsten. Daarom behouden
zorgkantoren zich het recht voor om de tariefpercentages voor het betreffende jaar
voor zorgprestaties aan te passen zodra de contracteerruimte en de NZa-beleidsregels
bekend zijn.
In mijn brief van 24 december jl. (Kamerstukken 31 765 en 34 104, nr. 541) waarbij ik Uw Kamer de 2e Voortgangsrapportage project wachtlijsten en capaciteit verpleeghuizen aanbood, heb
ik aangegeven dat bepaalde randvoorwaarden nadere uitwerking vragen en ook ingrijpen
op het huidige stelsel, zoals een langjarig financieel kader en een hoofdlijnenakkoord.
Daarmee zou de meerjarige financiële zekerheid een stuk dichterbij komen. Deze onderdelen
zijn echter voorbehouden aan een volgend kabinet.
Tot slot
Zowel de rapportage van Trimbos als die van het SCP als de bijgevoegde voortgangsrapportage
van het programma Thuis in het Verpleeghuis sterken mij in de overtuiging dat verdere
ontwikkeling van de sector noodzakelijk blijft. Ook de komende jaren zal gewerkt moeten
blijven worden aan de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. Met veldpartijen ga ik de
komende periode het overleg voeren over de ondersteuning die daarbij geboden kan worden.
Uiteraard worden daar ook de andere uitdagingen waarvoor de sector staat, zoals het
capaciteitsvraagstuk, bij betrokken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport