Brief regering : Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep Noodpakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 236
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2021
Inleiding
Hierbij zend ik uw Kamer de zesde editie van de brief «monitoring arbeidsmarkt en
beroep noodpakket». In de vijfde editie van deze brief1 heb ik toegezegd uw Kamer eind februari te informeren over het beroep op de SZW-maatregelen
uit het noodpakket en over het beeld op de arbeidsmarkt. Met deze brief kom ik tegemoet
aan deze toezegging. Op onderdelen van het sociaal pakket is uw Kamer al recentelijk
reeds geïnformeerd.2
In het verleden heb ik u geïnformeerd over het beroep op de NOW, het beroep op de
Tozo en misbruik en oneigenlijk gebruik. Deze brief bevat hiervan een actualisatie.
Daarnaast geeft deze brief een beeld van de situatie op de arbeidsmarkt.
Beroep op de SZW-maatregelen uit het steun en herstelpakket
In deze paragraaf ga ik in op het gebruik van de NOW en de Tozo uit het steun- en
herstelpakket. Ook de vaststelling van de NOW 1 wordt besproken.
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
Het kabinet heeft op 21 januari 20213 een uitbreiding van het steun- en herstelpakket aangekondigd. Voor het tweede tijdvak
(januari-maart) en derde tijdvak (april-juni) binnen de NOW 3 zijn de subsidiepercentages
verhoogd naar 85%4. Het kabinet heeft daarnaast afgezien van de eerder aangekondigde voorgestelde verhoging
van het minimale omzetverlies naar 30%5. Deze blijft 20% in beide tijdvakken. Ook is afgezien van de verlaging van de maximale
subsidie per werknemer. Het maximum blijft gelijk aan tweemaal het maximum SV-dagloon.
Het aanvraagloket voor het eerste tijdvak binnen de NOW 3 is op 27 december gesloten
en voor het tweede tijdvak is het loket op 15 februari opengesteld.
NOW 3, tweede tijdvak
Voor het tweede tijdvak binnen de NOW 3 zijn er tot en met 5 maart in totaal 53.048
aanvragen ingediend. Tot en met 25 februari zijn er 35.619 aanvragen behandeld6. Hiervan zijn er 33.786 goedgekeurd. Daarmee ligt het aantal aanvragen hoger dan
in het eerste tijdvak van de NOW 3 rond deze periode. In totaal vertegenwoordigen
deze bedrijven ongeveer een half miljoen werkenden. Er zijn 1.833 aanvragen afgewezen7. De voornaamste redenen van afwijzing zijn dat de onderneming die de NOW aanvraagt
is gestart na 1 februari of dat de onderneming een loonsom van € 0 had in de maand
juni.
Op dit moment is er voor 0,5 miljard euro aan voorschotten verstrekt voor het tweede
tijdvak van de NOW 3. Het voorschot is gelijk aan 80% van de aangevraagde subsidie
en wordt in een reeks van drie maandelijkse betalingen verstrekt. Het totaalbedrag
aan aangevraagde subsidie bedraagt naar inschatting ongeveer 2 miljard euro voor een
periode van 3 maanden. Het bedrag kan nog wat oplopen als eerdere afwijzingen alsnog
tot een toekenning leiden. Daarnaast geldt dat bij de vaststelling de definitieve
subsidie nog kan wijzigen, bijvoorbeeld als blijkt dat de loonsom bij werkgevers is
afgenomen of als de omzetdaling lager of hoger uitvalt dan verwacht.
Het aantal goedgekeurde aanvragen is het grootst in de sector horeca en catering.
De sector horeca en catering heeft het grootste gemiddelde aangegeven omzetverlies,
namelijk 78%8. De sector horeca en catering vertegenwoordigt het grootste aantal werkenden, namelijk
ongeveer 180 duizend (35%). Hierna volgen de sectoren detailhandel met ongeveer 80
duizend (15%) en overige commerciële dienstverlening met ongeveer 60 duizend (11%).
De meeste toekenningen komen toe aan bedrijven met minder dan 10 werknemers (68%).
Uiteraard is de gemiddelde hoogte van de subsidieaanvraag voor deze groep werkgevers
lager dan voor werkgevers met een hoger aantal werknemers. Bijna de helft (47,3%)
van de eerste voorschotverstrekking van de NOW komt toe aan kleine werkgevers met
maximaal 50 werknemers. Eén vijfde (18,4%) komt toe aan werkgevers met 50 tot 250
werknemers. Het overige deel, ongeveer één derde (34,3%), komt toe aan werkgevers
met 250 of meer werknemers.
Overzicht NOW-regelingen
Hieronder staat de belangrijkste informatie samengevat en aangevuld met actuele informatie
omtrent de NOW 1, NOW 2 en de NOW 3:
Tabel 1: Voorlopige stand van zaken NOW
NOW 1
(maart-mei)
NOW 2
(juni-september)
Aanvragen behandeld
148.335
65.350
Toekenningen
139.538
63.671
Afwijzingen
8.797
1.679
Werknemers
2.654.386
1.335.260
Totaal voorschotten
€ 7.909.442.879
€ 4.288.792.870
Subsidiebedrag
€ 9.886.803.599
€ 5.360.991.088
NOW 3, 1e tijdvak
(oktober-december)
NOW 3, 2e tijdvak
(januari – maart)
NOW 3, 3e tijdvak
(april – juni)
Aanvragen behandeld
81.542
35.619
Aanvraagloket nog niet geopend
Toekenningen
77.747
33.786
Afwijzingen
3.795
1.833
Werknemers
1.283.578
526.974
Totaal voorschotten
€ 2.804.596.087
€ 543.641.452
Subsidiebedrag
€ 3.505.745.109
€ 2.038.655.445
De cijfers met betrekking tot het eerste tijdvak van de NOW3 zijn bijgewerkt ten opzichte
van de vorige editie van deze brief. Het loket voor het eerste tijdvak is na sluiting
heropend, zodat werkgevers die in december te maken kregen met de nieuwe lockdown,
alsnog een aanvraag konden indienen voor de NOW. Van alle aanvragen zijn er ongeveer
23 duizend gedaan na de heropening van het loket voor het eerste tijdvak. De cijfers
rondom de NOW 2 zijn beperkt gewijzigd ten opzichte van de vorige editie van deze
brief. Zo is door de beperkte toename in het aantal verwerkte aanvragen ook het aantal
toekenningen, afwijzingen, aantal betrokken werknemers het totale voorschot en de
totale subsidie beperkt toegenomen.
Als losse bijlage bij deze brief wordt een factsheet van het UWV meegezonden9. Hierin zijn onder andere cijfers opgenomen over de toekenningen naar arbeidsmarktregio,
het gemiddeld opgegeven omzetverlies per sector en de verstrekte voorschotbedragen
per sector.
Vaststelling NOW 1
Inmiddels is op 7 oktober 2020 ook de vaststelling, de eindberekening van de definitieve
subsidie van de NOW 1 gestart. Zoals eerder in de brief genoemd ontvangen bedrijven
van UWV in eerste instantie een voorschot van tachtig procent. Deze is gebaseerd op
een schatting van het omzetverlies door de werkgever. Bij de vaststelling wordt het
definitieve subsidiebedrag berekend op basis van het daadwerkelijke omzetverlies en
de loonsom van maart, april en mei 2020. Het doel van de NOW is immers het behoud
van werkgelegenheid.
De periode voor het indienen van een vaststellingsaanvraag voor NOW 1 is verlengd
tot 31 oktober 202110. Afhankelijk van de soort verklaring sloot het loket aanvankelijk op 23 maart 2021
(voor aanvragen zonder verklaring of met derdenverklaring) of op 29 juni 2021 (voor
aanvragen met een accountantsverklaring). Het loket is nu voor alle bedrijven ruim
een jaar open. De NOW 1, het subsidietijdvak van maart, april en mei 2020, kende het
hoogste aantal aanvragen tot nu toe. In totaal is er aan 139.538 bedrijven een voorschot
verstrekt van tachtig procent, met een totaalbedrag van bijna 10 miljard euro aan
subsidie.
Tot en met 25 februari hebben hiervan 41.919 werkgevers een vaststellingsaanvraag
voor de NOW 1 ingediend. Van ongeveer 100.000 bedrijven is er dus nog geen vaststellingsverzoek
binnen. Gezien de grote variëteit in bedrijven en in de subsidiebedragen is het niet
goed te zeggen of het eerste beeld van de definitieve vaststellingen een representatief
beeld geeft. Zodra er meer vaststellingen hebben plaatsgevonden kan een beter beeld
gegeven worden over de terugbetalingen en de nabetalingen. Ik zal uw Kamer hierover
later weer informeren.
Van de verzoeken tot vaststelling die zijn ingediend zijn er 32.650 verwerkt. Dit
heeft geleid tot 11.991 nabetalingen voor een bedrag van 51,8 miljoen euro. Bij sommige
bedrijven gaat het om grote bedragen, bij andere om kleinere.
Daarnaast moet er in 20.659 gevallen NOW-subsidie worden terugbetaald voor een totaalbedrag
van 290,9 miljoen euro. Dit is in lijn met de verwachting die in december met uw Kamer
is gedeeld.
Bij ongeveer 80% van de terugvorderingen wordt het terugvorderingsbedrag voor het
grootste gedeelte11 bepaald doordat het omzetverlies lager is dan door de werkgever werd ingeschat in
de eerste periode van de pandemie. De werkgever heeft dus een hogere omzet gedraaid
dan verwacht, bijvoorbeeld door een opleving van de economie. Het overgrote deel van
de terugvordering komt doordat een groep werkgevers een gerealiseerd omzetverlies
van lager dan 20% heeft.
Bij ongeveer 20% van de terugvorderingen wordt het terugvorderingsbedrag voor het
grootste gedeelte12 door de loonsomdaling bepaald. De wijze waarop deze terugvordering wordt berekend,
is in lijn met de doelstelling van de NOW, het behoud van banen. Zie ook mijn antwoorden
op de vragen van de leden Bruins en Stoffer13.
Het UWV heeft in totaal 17.37014 terugvorderingen van december 2020 tot en met 25 februari 2021 geregistreerd. Hiervan
zijn in totaal 6.144 betalingen ontvangen. Met 3.839 werkgevers is een terugbetalingsregeling
getroffen. Met UWV is afgesproken coulant te zijn met de betalingstermijnen. Een werkgever
kan in het geval van een terugbetaling telefonisch contact opnemen met UWV om een
betalingsregeling van een jaar af te spreken. Als ook deze termijn tot problemen zou
leiden bij de werkgever, kan samen met UWV worden bezien op welke termijn wel terugbetaald
kan worden. Verder hebben werkgevers tot 23 februari in totaal 1.260 bezwaren ingediend.
Hiervan zijn 562 (44,6%) bezwaren afgehandeld. Het meest voorkomende bezwaar heeft
betrekking op een lagere loonsom bij werkgevers, waarbij wordt aangegeven dat de loonsom
van januari niet representatief is.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over de snelle monitoring die vanuit SZW is opgezet
om een indicatie te geven van het beroep op de Tozo15.
Op basis van de gestratificeerde schatting, waarin cijfers van 135 gemeenten verwerkt
zijn, verwachten we dat tot eind januari in totaal ongeveer 139 duizend aanvragen
voor de Tozo 3 regeling zijn gedaan. Ongeveer 90% van de aanvragen betreft inkomensondersteuning
en 10% een lening voor bedrijfskapitaal. Net zoals bij eerdere metingen is er een
relatief groter beroep op de Tozo 3 in de G4 en grote steden dan in middelgrote en
kleinere gemeenten.
Tabel 2 geeft de schatting van het totaalaantal aanvragen onder Tozo 1, Tozo 2 en
Tozo 3:
Tabel 2: Tozo
Schatting Tozo 1 (maart-mei)
Schatting Tozo 2
(juni-september)
Schatting Tozo 3
(oktober-januari)
Totaal aantal aanvragen
374.000
119.000
139.000
Aandeel inkomensondersteuning1
Ongeveer 90%
Ongeveer 90%
Ongeveer 90%
X Noot
1
Het aandeel inkomensondersteuning in het totaal aantal aanvragen varieert per gemeente
en verschilt enigszins tussen Tozo 1, Tozo 2 en Tozo 3. De basisgegevens voor de snelle
monitoring zijn niet voldoende gedetailleerd en nauwkeurig om deze verschillen zichtbaar
te maken.
Naast de schatting van het aantal aanvragen die wij zelf monitoren, heeft het CBS
zogeheten registratiecijfers gepubliceerd voor de laatste drie maanden van 2020. Het
aantal geregistreerde uitkeringen levensonderhoud (Tozo en Bbz) was in oktober 49.92016 en steeg naar 72.910 in november17 en 87.870 in december18. Deze cijfers geven nog geen volledig beeld van de ontwikkeling in het gebruik van
de Tozo, omdat het voorlopige cijfers betreft. Zo hangt het lagere aantal uitkeringen
levensonderhoud in oktober in belangrijke mate samen met de start van Tozo 3 in die
maand en de vertraging in de administratie.
Ieder kwartaal publiceert het CBS nadere voorlopige cijfers, waarin correcties op
de voorlopige cijfers zijn uitgevoerd en administratief vertraagde informatie van
drie maanden is verwerkt. De laatste publicatie had betrekking op juni 2020. Die maand
bedroeg het nadere voorlopige aantal uitkeringen levensonderhoud 73.470, wat bijna
9 duizend hoger is dan het eerder gemelde aantal. Eind maart publiceert het CBS de
nadere voorlopige tabellen over het derde kwartaal 2020.
Deze (nadere) voorlopige CBS-cijfers kunnen niet zonder meer vergeleken worden met
de geschatte aantallen aanvragen uit de snelle monitoring. De cijfers verschillen
omdat er verwerkingstijd nodig is voordat een aanvraag een daadwerkelijke uitkering
wordt of dat bedrijfskapitaal wordt verstrekt. Ook hebben diverse gemeenten voorschotten
verstrekt aan ondernemers, die nog niet als uitkering voor levensonderhoud op grond
van de Tozo zijn verwerkt. Daarnaast zullen er ook aanvragen zijn die afgewezen of
teruggetrokken worden en dus niet leiden tot een uitkering of lening. Ook geldt dat
een aanvraag op meerdere maanden uitkering betrekking kan hebben en vaak heeft. In
de CBS-cijfers komt deze uitkering iedere maand terug.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
In de derde en vierde editie van de monitoringsbrief19 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O)
omtrent de SZW-noodregelingen. In deze brief breng ik u graag verder op de hoogte
van de ontwikkelingen in de M&O-aanpak.
Ik blijf benadrukken dat de snelheid waarmee de noodregelingen tot stand zijn gekomen
impliceert dat zaken mogelijk over het hoofd zijn gezien en dat de noodregelingen
onvoorziene consequenties kunnen hebben. Bij de NOW hangt dit samen met de noodzaak
van het op zeer korte termijn beschikbaar stellen van voorschotten en het gegeven
dat de definitieve subsidie achteraf wordt vastgesteld. Voor zover mogelijk worden
de risico’s geadresseerd met beheersmaatregelen. Bij de Tozo verschilt de invulling
van de M&O-aanpak per gemeente. De aanpak moet aansluiten bij de lokale praktijk en
de daarbij veronderstelde misbruikrisico’s; daar waar bij de aanvraag meer beheersmaatregelen
zijn ingezet, zal dit bijvoorbeeld na toekenning – bij de controle achteraf – minder
nodig zijn en vice versa.
Het is realistisch te verwachten dat er nog onvolkomenheden in de aanpakken zullen
zijn, waarbij meer restrisico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik moeten worden aanvaard
dan bij reguliere omstandigheden gebruikelijk zou zijn. Het is daarbij belangrijk
om het proportionaliteitsdilemma in acht te nemen: het afdekken van risico’s met beheersmaatregelen
levert administratieve- en controlelasten bij werkgevers en ondernemers én kosten
voor uitvoerders en gemeenten op, dat moet opwegen tegen de mate waarin er daarmee
misbruik wordt voorkomen. Daarnaast is het voor de werkgevers en ondernemers die gebruik
maken van deze regeling een lastige tijd. We willen voorkomen dat deze groep onnodig
hard wordt afgestraft bij kleine vergissingen.20 Daarom wordt terughoudend omgegaan met sanctioneren.
NOW
Op 20 januari jl. is uw Kamer vertrouwelijk geïnformeerd in een technische briefing
over het vaststellingenproces van de NOW en de M&O-risico’s. Ook is vertrouwelijk
inzage gegeven in de geïdentificeerde risico’s en de getroffen beheersmaatregelen.
Hieronder gaan we, mede naar aanleiding van vragen van uw Kamer tijdens de technische
briefing, dieper in op M&O-signalen die tot nu toe binnen zijn gekomen.
Misbruik van de NOW-regeling wordt zoveel mogelijk beperkt door voorwaarden te stellen
in de regeling. Dit betreft bijvoorbeeld een aantal preventieve maatregelen en controles
in het aanvraagproces. SZW, UWV en andere partijen werken nauw samen om hier gezamenlijk
zicht op te houden. Uitgangspunt bij de beheersmaatregelen is dat de werkgever verantwoordelijk
is voor de juistheid van alle informatie die hij aanlevert, een controleerbare administratie
beheert en onverwijld melding doet indien duidelijk is dat hij niet langer aan de
vereisten voor subsidieverlening voldoet.21 Bij elke nieuwe NOW tranche kunnen zich nieuwe risico’s voordoen. Deze worden in
kaart gebracht en, waar mogelijk, worden nieuwe beheersmaatregelen getroffen. Ook
kunnen voor reeds bestaande en onderkende risico’s waar mogelijk nieuwe beheersmaatregelen
worden getroffen als de eerdere getroffen beheersmaatregelen niet afdoende blijken
te zijn. Zo is er geconstateerd dat een aantal werkgevers geen loonaangiftes deed.
Naar aanleiding hiervan zijn hun NOW-betalingen stopgezet. De betalingen werden hervat
wanneer de werkgevers weer aan hun verplichtingen voldeden. Ook ontvangen medewerkers
van UWV op dit moment, om identiteitsfraude tegen te gaan, extra instructies en uitleg
om valsheid in geschrifte beter te herkennen.
De Algemene Rekenkamer (ARK) heeft in het onderzoek naar M&O-beleid van de NOW-regeling
van 23 september 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 140) enkele aandachtspunten geformuleerd. Deze aandachtspunten vormen input voor de verdere
uitwerking en waar nodig aanscherping van dit beleid. De aanbeveling van de ARK om
binnen de NOW 3 al tijdens de voorschotfase controles op de rechtmatigheid van de
subsidieaanvraag uit te voeren en niet enkel na afloop tijdens de vaststellingsfase
is echter niet inpasbaar. We onderschrijven de kans op M&O in de voorschotfase maar
zien geen mogelijkheden om dergelijke controles uit te voeren. De systematiek van
de regeling bestaat uit laagdrempelige voorwaarden voor het voorschot en een zwaardere
toets in de vaststelling. Voor meer controle vooraf is geen capaciteit beschikbaar
zonder dat dit ten koste gaat van andere (meer effectief gebleken) analyses en controles
achteraf. Dergelijke controles gaan tevens ten laste van de uitvoeringssnelheid die
juist bij deze noodmaatregel noodzakelijk is. De aanbeveling van de ARK om te starten
met accountantsreviews wordt wel in de praktijk gebracht. De wijze waarop dergelijke
reviews zullen plaatsvinden wordt op dit moment uitgewerkt.
Signalen
Naast controles en mitigerende maatregelen in het primaire proces waarbij onjuistheden
worden gecorrigeerd, worden risicoanalyses uitgevoerd op ingediende aanvragen en worden
meldingen en signalen nader geanalyseerd. Eerder bent u geïnformeerd over het samenwerkingsverband
tussen UWV, Inspectie SZW, FIOD en Belastingdienst. Inmiddels is Uitvoering van Beleid
(UVB), onderdeel van SZW, ook bij dit samenwerkingsverband aangesloten. Alle partijen
bekijken gezamenlijk welke signalen bruikbaar zijn, welke zich lenen voor een interventie
en hoe de beschikbare capaciteit het beste kan worden ingezet. Tevens wordt gezamenlijk
bekeken hoe de doelmatigheid en rechtmatigheid van de NOW te waarborgen en in zeer
ernstige gevallen de rechtsorde te herstellen met behulp van opsporingsonderzoeken.
Signalen (intern en extern) van misbruik en oneigenlijk gebruik komen via verschillende
wegen binnen bij bovengenoemde partijen. Externe meldingen kunnen binnenkomen via
het Centraal Meldpunt Fraude en via meldmisbruiknow@uwv.nl van UWV, Meld Misdaad Anoniem,
de Financial Intelligence Unit (FIU), en Inspectie SZW. Binnengekomen signalen worden
door de desbetreffende instanties verwerkt en beoordeeld, conform de bestaande werkprocessen.
Niet alle signalen zijn bruikbaar en worden opgevolgd. In een wekelijks afstemmingsoverleg
tussen bovengenoemde partijen worden casussen ingebracht, geanalyseerd, gewogen en
zo nodig uitgezet bij één van de partners. De Belastingdienst neemt ook deel aan het
samenwerkingsverband. De Belastingdienst levert in dit verband gegevens, zoals loon-
en omzetgegevens, die gebruikt kunnen worden in het aanvraagproces van de NOW-regeling.
Deze gegevens kunnen ook ten behoeve van het M&O-beleid worden gebruikt. Daarnaast
zijn er signalen die de Belastingdienst22 van hiervoor genoemde partijen ontvangt. Zoals in de Kamerbrief van 13 oktober 2020
is aangegeven23, worden interne en externe signalen sinds juli 2020 niet verwerkt totdat er een gegevensbeschermingseffectbeoordeling
(GEB) is vastgesteld en de passende beheersmaatregelen zijn geïmplementeerd. Zoals
in de Kamerbrief van 27 januari 202124 is gemeld loopt dit traject nog.
UWV heeft de mogelijkheid om een aanvraag af te wijzen, de voorschotbetaling te weigeren,
te wijzigen, in te trekken of op te schorten indien sprake is van een ernstig vermoeden
van misbruik en oneigenlijk gebruik of als er niet aan de subsidievoorwaarden wordt
voldaan. Na de vaststelling heeft UWV de mogelijkheid onverschuldigde subsidie terug
te vorderen. De Inspectie SZW is als Bijzondere opsporingsdienst (BOD) belast met
de opsporing van strafbare feiten in het SZW-domein. Opsporingsonderzoeken naar fraude
met stimuleringsmaatregelen zoals NOW en Tozo worden uitgevoerd onder gezag van het
Openbaar Ministerie. Verder verricht UVB in samenwerking met UWV en Inspectie SZW
risicogericht onderzoek bij werkgevers. Indien de uitkomsten van een bepaalde controle
daar aanleiding toe geven, worden deze ook besproken bij het bovengenoemde wekelijkse
overleg.
UWV heeft in 2020 ruim 1.400 signalen25 ontvangen van mogelijke overtreding van de NOW regels. Deze signalen betroffen meer
dan 1.100 werkgevers. Van deze signalen is een deel gedeeld met o.a. de Inspectie
SZW en met de Belastingdienst26. NOW-meldingen met mogelijk strafrechtelijke implicaties worden ingebracht bij de
meldingentafel. Dit is een gezamenlijk overleg tussen UWV, ISZW, UVB, en FIOD waarin
meldingen omtrent de stimuleringsregelingen worden beoordeeld, gewogen en zo nodig
uitgezet bij één van de partners. De meeste signalen die UWV in 2020 ontving betroffen
mogelijke manipulatie van de omzet en mogelijke manipulatie van de loonsom (samen
goed voor bijna 80% van alle signalen). Daarnaast ontvangt UWV o.a. meldingen van
identiteitsfraude. In 2020 is de subsidie in 11 gevallen (tijdelijk) stopgezet. De
Inspectie heeft in 2020 van verschillende partijen ruim 650 signalen27 ontvangen van mogelijke strafbare feiten in relatie tot de stimuleringsmaatregelen,
zoals NOW en Tozo. In totaal zijn 24 strafrechtelijke onderzoeken opgestart, waarvan
er inmiddels 8 door de Inspectie zijn afgerond door toezending van het proces-verbaal
aan het Openbaar Ministerie. Het OM neemt vervolgens een besluit over strafrechtelijke
vervolging.
Tozo
Vanaf de start van de Tozo is benadrukt dat het bij de vormgeving van de regeling
zwaar woog dat gemeenten in staat zijn om de verwachte grote aantallen aanvragen voortvarend
af te handelen, om zo ondernemers snel te kunnen helpen. Het is de bevoegdheid en
verantwoordelijkheid van de colleges van gemeenten om de Tozo zorgvuldig uit te voeren
en om ten behoeve daarvan invulling te geven aan de aanpak van misbruik en oneigenlijk
gebruik. Het college legt hierover verantwoording af aan haar gemeenteraad. In het
algemeen geldt dat de M&O-risico’s vergelijkbaar zijn met de risico’s die bekend zijn
uit de reguliere Participatiewet. Aanvullend zijn er enkele risico’s die specifiek
kenmerkend zijn voor de Tozo, zoals risico’s met betrekking tot het urencriterium
of de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.
Over de uitvoering van de Tozo door gemeenten, de controle op rechtmatigheid en de
rol van Stichting Inlichtingenbureau (IB) is uw Kamer bij brief van 27 januari 2021
geïnformeerd28.
Het IB voert op verzoek van gemeenten bestandskoppelingen uit. Inmiddels hebben, met
uitzondering van één gemeente, alle gemeenten 1 of meerdere keren een bestand aangeleverd
wat neerkomt op een totaal van 257.741 unieke dossiers. Een groot deel is over meerdere
maanden aangeleverd en beslaat verschillende Tozo-periodes. Het IB heeft bij iets
minder dan de helft van de aangeleverde dossiers één of meerdere signalen afgegeven
aan de gemeente. De meeste signalen ontstaan ten aanzien van de inkomsten van de Tozo-gerechtigde,
het urencriterium of de inschrijving bij de BasisRegistratie Personen. Een signaal
van het IB is slechts een indicatie van een mogelijke onrechtmatigheid. Het is aan
de gemeente om de onderzoekwaardigheid van signalen te beoordelen en om aan de hand
van nader onderzoek vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van onrechtmatigheid.
Controles door gemeenten
Op dit moment is het nog niet mogelijk om een eenduidig beeld te schetsen van de gevallen
van misbruik en oneigenlijk gebruik die zich daadwerkelijk voordoen bij de Tozo. Uit
het contact met gemeenten wordt duidelijk dat zij werk maken van de controle achteraf.
Zij baseren zich hierbij hoofdzakelijk op IB-signalen en steekproeven. Uit de verrichtte
controles volgt het algemene beeld dat verreweg de meeste onrechtmatigheden betrekking
hebben op (wijzigingen in) het inkomen, gevolgd door situaties met de leefvorm/BRP
en twijfel over bestaande bedrijfsactiviteiten vóór aanvang van de Tozo. Tussen gemeenten
onderling bestaan grote verschillen in het percentage van de gecontroleerde dossiers,
waarbij daadwerkelijk een onrechtmatigheid en een eventuele terugvordering aan de
orde is. Dit beeld is niet vreemd; het past bij het decentrale karakter van de regeling
waarbij iedere gemeente een eigen invulling kan geven aan de uitvoering van de Tozo
en de inzet van beheersmaatregelen. Uit controles kan blijken dat de uitkering lager
moet worden vastgesteld. Het aantal situaties waarbij sprake is van opzet of grove
schuld is tot dusver verwaarloosbaar volgens gemeenten.
Gemeenten kiezen daarom voor een evenwichtige aanpak – met oog op de menselijke maat
– bij het vaststellen van een overtreding van de inlichtingenplicht. Er wordt terughoudend
omgegaan met sanctioneren. Dit neemt niet weg dat ook enkel de vordering als onaangename
verrassing kan komen. Over deze consequenties voor de ondernemers, alsmede de uitvoering
van de Tozo en de voortgang van de M&O-aanpak blijft mijn ministerie voortdurend in
contact met VNG, Divosa en gemeenten.
De eerste voorlopige cijfers over terugvorderingen (gerealiseerde baten) komen in
het eerste kwartaal van 2021 beschikbaar via het «beeld van de uitvoering»29 dat door gemeenten bij het Ministerie van SZW wordt ingediend. Uit de informatie
van gemeenten volgt het algemene beeld dat de controles – in vergelijking tot de Participatiewet
– tot relatief grote aantallen terugvorderingen leiden. Dit valt deels te verklaren
vanuit de vormgeving van de Tozo, waarbij bij de beoordeling van de aanvraag voor
een deel wordt gesteund op verklaringen van de aanvrager en schattingen van de te
verwachte inkomsten (die later anders kunnen uitpakken). Daarnaast is de doelgroep
van de Tozo relatief onbekend met de verplichtingen die verbonden zijn aan een socialezekerheidsuitkering.
Ik zal misbruik en oneigenlijk gebruik op de voet volgen en zullen uw Kamer hierover
en over onze aanpak blijven informeren.
Beeld van de arbeidsmarkt
In deze paragraaf schets ik het beeld van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Daarmee
wordt het beeld uit de vorige monitoringsbrief geactualiseerd. Deze paragraaf baseert
zich voornamelijk op recent uitgekomen publicaties en cijfers van het CBS, CPB en
UWV, die ingaan op de meest recent afgesloten maanden (november, december en januari)
en het meest recent afgesloten kwartaal (vierde kwartaal 2020).
De impact van de coronacrisis op de arbeidsmarkt is de afgelopen maanden over het
algemeen beperkt zichtbaar in de algemene statistieken. In het vierde kwartaal 2020
is het aantal vacatures en het aantal banen licht afgenomen en ook daalde het aantal
gewerkte uren. Tegelijk ontwikkelde de arbeidsmarkt zich op een aantal fronten zelfs
positief. Het aantal werkenden is toegenomen en het aantal werklozen is gedaald. Het
is wel belangrijk om te realiseren dat het beeld op de arbeidsmarkt snel kan verslechteren,
als de coronacrisis zich doorzet in meer faillissementen en ontslagen.
De gevolgen van de coronapandemie zijn vooral geconcentreerd bij bepaalde sectoren
en groepen. De sectoren die het meest getroffen zijn door de coronamaatregelen zien
ook de sterkste daling in de werkgelegenheid, zoals in de horecasector. Tegelijkertijd
zijn er sectoren die profiteren van deze pandemie, zoals in de sector detailhandel
food30
,
31. Daarnaast zijn het aantal werkende jongeren (15–24-jarigen) en het aantal flexwerknemers
de afgelopen maanden en tijdens de gehele coronapandemie sterk gedaald. De daling
in het aantal werkzame jongeren is bijna geheel toe te schrijven aan de daling in
het aantal werkende jongeren die flexwerknemer zijn.
Aantal banen, werkenden en werklozen
Het aantal banen is relatief stabiel gebleven. In het vierde kwartaal van 2020 (oktober
tot en met december) is het aantal banen met 14 duizend licht afgenomen naar 10.714
duizend32. Dit volgt op twee kwartalen met sterke verschillen in het aantal banen. Het tweede
kwartaal kende namelijk een historische daling van 296 duizend banen en het derde
kwartaal een stijging van 164 duizend. Hierdoor werd het banenverlies uit het tweede
kwartaal voor 55% gecompenseerd. In vergelijking met het eerste kwartaal van 2020
zijn er in het vierde kwartaal 2020 ongeveer 142 duizend banen minder.
Het aantal werkenden is in de maanden november, december en januari met 58 duizend
gestegen naar 9.004 duizend. Het aantal werkenden is met name gestegen doordat minder
mensen hun baan verloren. Het aantal werkzame jongeren is in dezelfde periode wel
met 15 duizend afgenomen. In januari 2021 ligt het aantal werkenden 53 duizend lager
dan voor de corona-uitbraak (februari 2020). Dit is uitgesplitst naar leeftijdsgroepen
een daling van 80 duizend werkende jongeren, een stijging van 33 duizend werkende
24–44-jarigen en een daling van 7 duizend 45–75-jarigen.
Het aantal werklozen is in de maanden november, december en januari sterk gedaald
van 406 duizend (oktober) naar 337 duizend werklozen (januari). Dat is een daling
van 69 duizend werklozen. Dit is enerzijds het gevolg van een grote groep mensen die
een baan hebben gevonden. Anderzijds is dit het gevolg van een grote groep mensen
die zich heeft teruggetrokken van de arbeidsmarkt. Het aantal werklozen ligt 64 duizend
hoger dan voor de corona-uitbraak in februari 2020. Sinds september is het werkloosheidspercentage,
die 4,6% was op het dieptepunt in 2020, gedaald naar 3,6% in januari 2021. Daarmee
staat Nederland er in internationaal opzicht goed voor. De gemiddelde werkloosheid
in de EU27 ligt op 7,3%. Voor de OECD is dit 6,8%33.
Krapte op de arbeidsmarkt
De krapte op de arbeidsmarkt is door de coronacrisis afgenomen, maar nam in het vierde
kwartaal weer toe34. De spanning op de arbeidsmarkt wordt gemeten door het aantal vacatures (de vraag
naar arbeid) per 100 werklozen (het aanbod van arbeid). Het aantal vacatures is van
het derde kwartaal op het vierde kwartaal licht afgenomen met 6 duizend naar 210 duizend.
De spanning op de arbeidsmarkt is echter toegenomen naar 55, omdat de werkloosheid
sneller daalde dan het aantal vacatures. Deze toename is dus ook deels het gevolg
doordat een groep mensen zich van de arbeidsmarkt heeft teruggetrokken.
Gewerkte uren
Het aantal gewerkte uren fluctueerde sterk in het afgelopen jaar. Hetzelfde kan worden
gezegd over het aantal uren dat werd thuisgewerkt.
Het aantal gewerkte uren is in het vierde kwartaal afgenomen met 1,2% naar 3.342 miljoen
uren. Daarmee is het met 4,3% afgenomen ten opzichte van het vierde kwartaal 201935. Het aantal gewerkte uren was in het eerste en tweede kwartaal 2020 gedaald met 7,7%
ten opzichte van het vierde kwartaal 2019. Vervolgens was het aantal gewerkte uren
met een groei van 5% in het derde kwartaal 2020 weer sterk opgekrabbeld.
Volgens het CPB36 is het gemiddelde aantal uren dat thuis wordt gewerkt in december met 3,3 uur gestegen
naar 12,1 uur ten opzichte van september 2020. Net na het uitbreken van de coronapandemie
werd in de maand april 14,6 uur thuisgewerkt. Daarna werd elke maand minder thuisgewerkt
en in de laatste meting van september werd 8,8 uur thuisgewerkt.
Analyse naar contractvorm
In het vierde kwartaal nam het aantal flexibele contracten en het aantal zelfstandigen
toe, terwijl het aantal vaste contracten afnam37. Dat is anders vergeleken met het derde kwartaal 2020, waar het aantal werknemers
met een vast contact fors toenam (45 duizend). Het aantal werknemers met een vast
contract is van het derde op het vierde kwartaal licht gedaald naar 5.725 duizend.
Het aantal vaste werknemers is met 95 duizend toegenomen ten opzichte van het vierde
kwartaal 2019. Het aantal werknemers met een flexibel contract is van het derde op
het vierde kwartaal 2020 licht toegenomen naar 1.702 duizend. Dit is 177 duizend minder
dan in het vierde kwartaal 2019. Het aantal zelfstandigen zonder personeel is in het
vierde kwartaal 2020 gestegen naar 1.166 duizend. Dit is 53 duizend meer dan in het
vierde kwartaal 2019.
Sectorale analyse
In het derde op het vierde kwartaal 2020 is het aantal banen het meest toegenomen
in de sector zorg (+ 20 duizend) en bij de uitzendbureaus (+ 13 duizend)38. De sector met de sterkte daling in het aantal banen is de handel, vervoer en horeca
(– 57 duizend). Over heel 2020 is het aantal banen het meest toegenomen in de sectoren
overheid en zorg (+ 68 duizend) en informatie en communicatie (+ 11 duizend). In 2020
zijn de meeste banen verdwenen in de sectoren zakelijke dienstverlening inclusief
de uitzendbureaus (– 115 duizend) en de handel, vervoer en horeca (– 91 duizend)
Uit een onderzoek van het UWV39 blijkt dat de coronapandemie bij 70% van de bedrijven impact had op het werk40. De coronacrisis had de meeste impact op de manier van werken in de sectoren cultuur,
sport, recreatie en overige dienstverlening (97%), de horeca (93%) en het onderwijs
(93%). In de eerste twee genoemde sectoren kwam het werk meermaals deels of volledig
stil te liggen. Bij onderwijsinstellingen had de toename van digitale technologie
en het thuiswerken de grootste impact. Ook in de gezondheids- en welzijnszorg (90%)
was het werk in redelijke of zeer hoge mate beïnvloed door de pandemie. De impact
van de coronapandemie was minst zichtbaar in de landbouw (46%) en de bouwnijverheid
(50%). De meest genoemde aanpassing van het werk bij bedrijven was om 1,5 meter afstand
te kunnen houden.
Uitkeringsgegebruik
Het aantal lopende WW-uitkeringen is over de maanden november, december en januari
licht gestegen naar ongeveer 289 duizend. De stijging ligt in de maanden december
en januari. Dat het aantal WW-uitkeringen aan het begin van het jaar stijgt is een
jaarlijks terugkerend fenomeen door het aflopen van contracten aan het einde van het
jaar en door seizoensinvloeden41. In de voorgaande maanden september en oktober lag het aantal lopende WW-uitkeringen
rond de 278 duizend. Dit is het laagste aantal lopende uitkeringen sinds maart 2020.
Het aantal personen met een bijstandsuitkeringen is in het vierde kwartaal 2020 gestegen
met 4,5 duizend naar ongeveer 429 duizend personen eind december. Dit is een toename
van 14 dzd (3,5%) over het gehele jaar 2020. Deze stijging volgt op de periode 2017–2019,
waarin het aantal bijstandontvangers jaarlijks daalde met in totaal 50 duizend personen.
Een bovengemiddelde relatieve toename trad op onder mannen (5,8%), personen met zowel
een westerse (4,2%) als een niet-westerse (4,1%) migratieachtergrond en personen tussen
27 en 45 jaar (4,3%).
Het aantal personen in de bijstand hangt nauw samen met de situatie op de arbeidsmarkt.
Het aantal bijstandsontvangers nam in het eerste kwartaal 2020 toe met 8.660 personen
en in het tweede kwartaal 2020 met 10.830. Vervolgens daalde het aantal bijstandontvangers
met 3.150 in het derde kwartaal 2020. De instroom in de bijstand was relatief hoog
in het eerste kwartaal (29,2 duizend) en tweede kwartaal (27,4 duizend) en de uitstroom
was in het tweede kwartaal met 16,5 duizend erg laag. In het derde kwartaal nam de
uitstroom uit de bijstand weer fors toe naar 27,6 duizend. Hieruit blijkt dat zowel
de instroom als de uitstroom in de bijstand sterk reageert op de verslechterde arbeidsmarktsituatie
aan het einde van het eerste kwartaal en in het tweede kwartaal en op de aantrekkende
arbeidsmarkt in het derde kwartaal.
Vooruitblik
Eind januari heeft het UWV de arbeidsmarktprognose 202142 gepubliceerd. Het UWV verwacht een toename van 1,8 procent in het aantal gewerkte
uren en een daling van 1 procent in het aantal banen over 2021. De stijging in het
aantal gewerkte uren berust op een verwachte stijging van de economische groei in
2021. De verwachte stijging in het aantal gewerkte uren is 0,4 procentpunt hoger dan
in de CPB-raming uit november. De stijging in het aantal gewerkte uren compenseert
echter onvoldoende de daling in het aantal gewerkte uren in 2020 om baanverlies in
2021 te voorkomen. In 2020 daalde het aantal gewerkte uren 4,3 procent en het aantal
banen met 1,1 procent. Volgens de meest recente CBS-cijfers43 is de gerealiseerde afname in het aantal gewerkte uren en banen over 2020 iets hoger
dan waar het UWV in de arbeidsmarktprognose 2021 nog vanuit ging.
Het UWV verwacht dat banen verdwijnen in het merendeel van de sectoren in de periode
2019–2021. De sectoren waar de meeste banen verdwijnen zijn de uitzendbureaus (– 76
duizend), horeca (– 59 duizend) en de industrie (– 39 duizend).
Daarnaast verwacht het UWV dat het aantal banen het meest toeneemt in de sectoren
zorg en welzijn (+ 65 duizend), openbaar bestuur (22 duizend), informatie en communicatie
(21 duizend).
Het aantal gewerkte uren daalt in de periode 2019–2021 naar verwachting het meest
in de sectoren horeca (– 9,3%), uitzendbureaus (– 9,2%) en de bouwnijverheid (– 6,4%).
Het aantal gewerkte uren stijgt in dezelfde periode naar verwachting het meest in
de sectoren informatie en communicatie (+ 6,8%), openbaar bestuur (+ 4,7%) en bij
de financiële dienstverlening (+ 2,2%). Dit zijn tevens de sectoren met de relatief
grootse toename dan wel afname in het aantal banen, uitgezonderd de financiële dienstverlening
die een beperkte banengroei kent.
Volgens het CPB44 gaan wij na de coronacrisis naar verwachting gemiddeld 8 uur per week thuiswerken.
Voor de coronacrisis was dat nog 4 uur per week. Volgens onderzoek kan thuiswerken
de productiviteit verhogen mits het binnen grenzen blijft. Er blijft een minimale
hoeveelheid face-to-face contact nodig om tot een goede werkrelatie te komen en impliciete
kennis verspreidt minder eenvoudig via digitale kanalen. De toename in het aantal
uren thuiswerken verschilt wel sterk per sector. De sterkste toename wordt verwacht
bij de overheid en bij de financiële en zakelijke dienstverlening. De toename in het
aantal uren thuiswerken is door de aard van de werkzaamheden in de bouw, de horeca
en zorg naar verwachting beperkt.
Tot slot
Het kabinet blijft de situatie op de arbeidsmarkt en het beroep op het noodpakket
op de voet volgen en u hierover via deze brief informeren. De volgende editie van
de monitoringsbrief staat gepland voor eind mei. Dat sluit aan bij het verschijnen
van nieuwe arbeidsmarktinformatie van het CBS en bij de openstelling van het loket
voor de NOW 3 derde tijdvak.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid