Brief regering : Opschalen anders werken en eindrapportage van de commissie Werken in de Zorg (CWidZ)
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 432
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2021
Met deze brief stuur ik u de eindrapportage van de Commissie Werken in de Zorg1 zoals toegezegd in mijn brief van 9 november 20202 Deze eindrapportage vormt de afsluiting van de opdracht aan de Commissie Werken in
                  de Zorg om na te gaan welke lessen er te leren zijn voor de arbeidsmarktaanpak in
                  zorg en welzijn uit het afgelopen jaar. De Commissie rapporteerde daarover in vier
                  deelrapportages: Behoud en betrokkenheid van zorgprofessionals, Onderwijsvernieuwing
                  en leven lang ontwikkelen, Sociale en technologische innovatie en «Anders besturen»
                  vanuit een gezamenlijke maatschappelijke opgave3. Deze deelrapportages heb ik uw Kamer eerder toegezonden, respectievelijk met de
                  genoemde brief van 9 november en mijn brief van 17 december 20204; ik voeg ze voor de volledigheid nogmaals bij. We zijn de Commissie erkentelijk voor
                  haar inzichten.
               
De Commissie constateert dat de afgelopen periode in grote gezamenlijkheid op de diverse
                  niveaus – de eigen organisatie, regio, regio-overstijgend – goed is samengewerkt om
                  de arbeidsmarktvraagstukken in de zorg aan te pakken. De urgentie is groot en blijft
                  groot, zoals de Commissie terecht aangeeft. De Coronacrisis onderstreept mijns inziens
                  dat samenwerking in tijden van schaarste aan (personele) capaciteit noodzakelijk is
                  en heeft een impuls gegeven aan samenwerkingsverbanden en nieuwe initiatieven. Zo
                  vond in ROAZ- en RONAZ- verband afstemming en coördinatie plaats over onder meer de
                  spreiding van patiënten, de verdeling van beschermingsmiddelen en het bevorderen van
                  zorgcontinuïteit, hebben zorginstellingen in de regio onderling veel ervaringen uitgewisseld
                  en personeel over en weer uitgeleend (zonder dat BTW hoefde te worden voldaan), en
                  is er fors ingezet op het benutten van digitale mogelijkheden (zoals meer digitale
                  consulten en de Stimuleringsregeling E-health Thuis).
               
Samenwerking in de regio was noodzakelijk, maar niet altijd voldoende. Dan bleek een
                  vorm van centrale regie nodig, bijvoorbeeld op het punt van de landelijke spreiding
                  van COVID 19-patiënten, de opbouw van voldoende testcapaciteit met voorrang voor zorgpersoneel,
                  de inkoop en verdeling van beschermingsmiddelen en de inzet van Defensiepersoneel
                  daar waar de personele nood te hoog werd. Ook heeft VWS programma’s ondersteund om
                  (voormalig) zorgpersoneel te werven en op te leiden, psychische ondersteuning te bieden
                  aan in de crisis overbelast personeel, en hebben veel zorgprofessionals een bonus
                  ontvangen als blijk van financiële waardering voor hun bijzondere presentaties.
               
Op financieel vlak zijn ook onorthodoxe maatregelen getroffen: er is vergoed wat nodig
                  was om de spreiding van het virus te bedwingen en er zijn financiële afspraken gemaakt
                  om de continuïteit van zorg te borgen, zowel tijdens als na de crisis, waarbij de
                  administratieve laten voor organisaties zo beperkt worden gehouden. Waar de Commissie
                  suggereert dat stelselpartijen een pas op de plaats hebben gemaakt, vind ik dat we
                  samen hebben gedaan wat nodig was en dat nog steeds doen. Zo werken we momenteel aan
                  een aanvullend tijdelijk beleidskader «kwaliteit en continuïteit van zorg in fase
                  3 van de COVID-19 pandemie». Dit aanvullend beleidskader is van belang om goed voorbereid
                  te zijn op scenario’s die – vanwege nieuwe virusmutanten – leiden tot grote aantallen
                  COVID-patiënten en waarin er ernstige, ontwrichtende gevolgen zijn voor de gehele
                  breedte van de Nederlandse zorg. Daarin benutten we juist ook de kracht van veldpartijen.
               
De Coronacrisis heeft dus een vergrootglas gezet op wat al gaande was: een groeiend
                  tekort aan zorgpersoneel en het belang deze problematiek regionaal waar het kan, en
                  bovenregionaal waar het moet, aan te pakken. Dat sloot en sluit aan bij de insteek
                  van de beweging die in gang is gezet met de Juiste Zorg op de Juiste Plek: werk vanuit
                  de maatschappelijke opgave in de regio samen en ondersteun dit proces ook landelijk.
                  In veel regio’s zijn regiobeelden gemaakt om de opgave in beeld te brengen en worden
                  afspraken op basis daarvan gemaakt tussen de belangrijkste stakeholders. De toenemende
                  schaarste aan personeel vereist dat we de vraag naar zorg beter weten te voorkomen,
                  de zorg beter en meer in samenhang weten te organiseren en digitale mogelijkheden
                  beter weten te benutten. Dat vereist lokaal en regionaal commitment en samen aan de
                  slag gaan en het vraagt ook inzet op nationaal niveau, bijvoorbeeld door ondersteuning
                  te bieden aan de beweging in de regio of door wet- en regelgeving aan te passen. Met
                  de discussienota Zorg voor de toekomst en de Dialoognota Ouder Worden 2020–2040 is
                  onlangs de aftrap gedaan voor een maatschappelijk brede dialoog over de toekomst van
                  de Nederlandse gezondheidszorg, juist ook in het licht van het arbeidsmarktvraagstuk.
                  Doorgaan op dezelfde voet betekent vastlopen.
               
Een volgend kabinet zal verder aan de slag gaan met dit vraagstuk en het passende
                  vervolg van het actieprogramma Werken in de Zorg. Maar minstens zo belangrijk is het
                  – en de Commissie wijst hierop – om de energie die in de afgelopen periode is ontstaan
                  vast te houden en het momentum niet te verliezen. Bij een aantal aanbevelingen die
                  de Commissie op dit vlak doet zie ik een goede aansluiting met lopende trajecten waarover
                  ik uw Kamer op de hoogte houd via de voortgangsrapportages van het Programma Werken
                  in de Zorg en via de stand van zaken brieven COVID-19. Zo faciliteren we het veld
                  met het aantrekken van medewerkers uit andere sectoren dan de zorgsector, zoals ook
                  wordt aanbevolen door de Commissie. Met de Nationale Zorgklas worden mensen uit bijvoorbeeld
                  de horeca, cultuur en reisbranche in korte tijd omgeschoold voor ondersteunende functies
                  in de zorg. We ondersteunen organisaties financieel met de nieuwe subsidieregeling
                  Coronabanen in de Zorg en met de subsidieregeling SectorplanPlus voor de kosten van
                  training en scholing.
               
In deze brief kom ik tevens tegemoet aan de toezegging die is gedaan tijdens het algemeen
                  overleg over de arbeidsmarkt in de zorg op 12 november 2020 (Kamerstuk 29 282, nr. 421) om een brief te sturen over het opschalen van goede ideeën en initiatieven op het
                  gebied van «anders werken» in de zorg. Over de acties die zijn ingezet om succesvolle
                  initiatieven op het gebied van digitale zorg op te schalen heb ik uw Kamer eerder
                  geïnformeerd met mijn brief van 1 december 20205.
               
De afgelopen jaren heeft VWS met name ingezet op het samen leren en het leggen van
                  de verbinding binnen en tussen de regio’s als belangrijke eerste stap om te komen
                  tot opschaling. Zo vervult het Actie Leer Netwerk een spilfunctie als het gaat om
                  het inspireren en stimuleren van andere organisaties om aan de slag te gaan met vernieuwende
                  initiatieven op het gebied van anders werken. Dit gebeurt onder andere via het netwerk
                  van Koplopers, de voorbeelden via «Falend Vooruit» en de uitgebreide toolbox «Actieleren».
                  Ook RegioPlus, het samenwerkingsverband van de veertien werkgeversorganisaties, brengt
                  goede ideeën voor succesvolle innovaties onder de aandacht bij de organisaties en
                  biedt inzicht waarom iets werkt of wat het een organisatie oplevert. Het Regioteam
                  van VWS met 8 regioadviseurs, is een belangrijke schakel gebleken tussen hetgeen in
                  de regio ontstaat en het landelijke beleid en tussen de regio’s onderling.
               
Ter illustratie een concreet voorbeeld: Het Onboarding project
Met het programma Samen Regionaal Sterk, deels gesubsidieerd door VWS, kan RegioPlus
                     innovatie- en experimenteergelden beschikbaar stellen. Hiermee kunnen regionale werkgeversorganisaties
                     gezamenlijk aan de slag op specifieke thema’s. Een voorbeeld hieruit is het Onboarding
                     project waarbij een module is ontwikkeld om nieuwe medewerkers beter te laten landen
                     binnen de organisatie. Deze module is ontwikkeld door zes verschillende regionale
                     werkgeversorganisaties voor alle werkgevers in de regio, waardoor men grootschalig
                     van deze module gebruik kan maken. Om werkgevers te laten werken met de ontwikkelde
                     module heeft het Regioteam van VWS een programmatische aanpak onboarding ontwikkeld
                     die zorgorganisaties stap voor stap meeneemt om te komen tot een goede inzet.
                  
Daarnaast ondersteunt VWS ook krachtige en bewezen effectieve programma’s die helpen
                  om het werk op grotere schaal anders in te richten. Stichting Het Potentieel Pakken,
                  opgericht om degenen die meer uren willen werken hierin te stimuleren en te faciliteren,
                  is daarvan een voorbeeld. Vanaf 2019 is deze stichting met succes gestart in vier
                  proeftuinen. Met ondersteuning van VWS is de ambitie uitgesproken om de komende drie
                  jaar op te schalen naar vijftig proeftuinen en de aanpak verder uit te rollen, aan
                  te scherpen en schaalbaar te maken, zodat deze vanaf 2021 in de gehele sector zorg
                  en welzijn gebruikt kan worden.
               
Al met al hebben we de afgelopen jaren tal van goede initiatieven ondersteund en zien
                  ontstaan gericht op «anders werken» en «modern werkgeverschap». Gezien de groeiende
                  schaarste aan zorgpersoneel is het van groot belang dat het daar niet bij blijft en
                  dat stevig wordt ingezet op het opschalen van bewezen initiatieven, in het belang
                  van zorgprofessionals èn degenen aan wie ze zorg verlenen. Het belang hiervan wordt
                  de komende kabinetsperiode alleen maar groter. Dat is ook een heldere boodschap die
                  de Commissie Werken in de Zorg afgeeft. Bij het vervolg zullen we ook het SER-advies
                  betrekken dat ik voor 1 april verwacht.
               
De Minister voor Medische Zorg,
                  T. van Ark
Indieners
- 
              
                  Indiener
 T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
