Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het AO MBO en Praktijkonderwijs van 13 januari 2021 over het vijfpuntenplan voor het mbo van het lid Van Meenen
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 488 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2021
Zoals tijdens het AO mbo en praktijkonderwijs van 13 januari jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 486) toegezegd, stuur ik uw Kamer hierbij een reactie op het vijfpuntenplan voor het
mbo van het lid Van Meenen (D66).
Het vijfpuntenplan van D66 start met al behaalde resultaten voor het mbo. Deze behaalde
resultaten onderschrijf ik. Het vijfpuntenplan bestaat vervolgens uit de volgende
punten die vervolgens weer nader zijn uitgewerkt.
1. Mbo als gelijkwaardige onderwijssector;
2. De beste kansen voor studenten en talent centraal;
3. Ruimte, vertrouwen en zeggenschap voor de opleiders;
4. Ruimte en vertrouwen voor het mbo;
5. Toekomstbestendig onderwijs: duurzame samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs.
Hieronder loop ik deze vijf punten en de nadere uitwerking langs en voorzie deze van
een korte reactie.
1) MBO als gelijkwaardige onderwijssector
1a) Gelijke stagevergoeding
Bij de Rijksdienst is de stagevergoeding voor mbo-stagiairs sinds 1 januari 2020 gelijk
gesteld aan de vergoeding voor hbo- en wo-stagiairs. Meerdere gemeenten en provincies
hebben dit voorbeeld gevolgd. In de private sector is het aan werkgevers en werknemers
om hier afspraken over te maken. Uw Kamer heb ik eind vorig jaar geïnformeerd over
het overleg dat ik met sociale partners en onderwijs heb gevoerd over de hoogte van
de stagevergoeding.1 Uit dat overleg bleek dat alle partijen het erover eens zijn dat stagiairs ten minste
een vergoeding van gemaakte onkosten verdienen voor hun stage. Deze onkostenvergoeding
moet in ieder geval de reiskosten dekken, hoewel dit vaak niet nodig zal zijn omdat
veel bol-studenten beschikken over een ov-studentenkaart. Daarnaast dient per werkgever
bezien te worden welke andere kosten de student maakt.
1b) Een eerlijke kans op een kamer
Het is volgens het JOB voor mbo-studenten lastiger om een kamer/studentenwoonruimte
te vinden dan voor studenten in het hoger onderwijs. Er is volgens het JOB een aantal
redenen aan te wijzen hiervoor:
1. Veel mbo’ers zijn minderjarig en starten op hun 16e met studeren. Er zijn (particuliere) organisaties die het pas mogelijk maken om vanaf
17 of 18 jaar te reageren op een woonruimte.
2. De studentencultuur in het hoger onderwijs staat weinig open voor mbo-studenten.
3. Bbl-studenten die op kamers willen wonen voldoen niet aan de eisen met betrekking
tot studiebelastingsuren die sommige corporaties/verhuurders stellen aan het verhuren
van studentenwoningen, omdat zij formeel natuurlijk grotendeels werkend zijn.
4. Voor een groot deel ligt het probleem dus in de studentencultuur en in regels van
particuliere organisaties.
1c) Schrap de schoolkosten voor minderjarige mbo-studenten
Minderjarige studenten hoeven geen les- of cursusgeld te betalen. Daarnaast ontvangen
scholen jaarlijks € 10 miljoen via de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen
voor 16- en 17-jarige studenten uit minimagezinnen om studenten te helpen die te weinig
geld hebben om onderwijsbenodigdheden aan te schaffen. Vanaf 1 augustus 2021 gaat
deze regeling op in een structurele voorziening, het mbo-studentenfonds.
1d) Toegang tot studenten(sport)verenigingen
Het Rijk gaat niet over het beleid dat studenten(sport)verenigingen voeren. Waar het
specifiek studentensportverenigingen betreft, wil ik wel opmerken dat dit vaak verenigingen
zijn die deels worden gefinancierd door hogescholen en universiteiten, waardoor het
in de rede ligt dat hun studenten toegang of korting krijgen. Het zou mooi zijn als
ROC’s, hogescholen en universiteiten op dit punt meer gaan samenwerken.
1e) Dezelfde kortingen en studentenvoordelen
Gelukkig krijgen mbo-studenten over het algemeen dezelfde kortingen bij culturele
instellingen als ho-studenten (namelijk studentenkorting). Ook beschikken mbo-studenten
over het algemeen over een kaart/bewijs van inschrijving bij een mbo-school, wat ook
een studentenpas genoemd kan worden. Ook wordt de komende vier jaar de MBO Card gecontinueerd.
Verder hebben ondernemingen de vrijheid om studentenkorting aan te bieden en te bepalen
voor wie die geldt (mbo, hbo, wo).
2) De beste kansen voor studenten en talent centraal
2a) Geen drempels voor in- of doorstroom
Voor de overgang vmbo-mbo is met de wet Sterk Beroepsonderwijs twee soorten routes
mogelijk gemaakt voor een vergaande samenwerking tussen vmbo en mbo (in afstemming
ook met het regionaal bedrijfsleven) om dat te realiseren.
2b) Afschaffing bindend studieadvies
De inrichting van het bindend studieadvies in het mbo draagt bij aan de opdracht van
scholen om ervoor te zorgen dat een student op de juiste plek komt. Als een student
na ondersteuning toch onvoldoende studievoortgang boekt, dan is de school verplicht
deze student te begeleiden naar een andere opleiding. Scholen moeten dus al alles
in het werk stellen om studiesucces te bereiken, maar daarvoor kan een overstap naar
een andere opleiding nodig zijn. Vanwege de coronacrisis is studievoortgang dit studiejaar
lastiger. Ik heb daarom, mede naar aanleiding van een brandbrief van JOB hierover,
mbo-scholen opgeroepen dit studiejaar geen negatieve BSA’s af te geven.
Het BSA is per studiejaar 2017–2018 ingevoerd. Voor de zomer komt een nieuwe rapportage
van de monitor van de Wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht tot het mbo,
waarin ook de resultaten van een studentenenquête over BSA onderdeel is. De resultaten
daarvan bieden naar verwachting een goede basis om met alle betrokken partijen het
gesprek verder te voeren.
2c) Maatwerk binnen de startkwalificatie
Het klopt dat sommige studenten niet (direct) in staat blijken een starkwalificatie
te halen. Om die reden heeft het huidige kabinet besloten een «mbo-verklaring» in
te voeren waarmee studenten die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten een
bewijs krijgen van de onderdelen uit de opleiding die ze wel hebben behaald.
2d) Vrijstelling voor havo-leerlingen en hbo-studenten die kiezen voor mbo
De wet- en regelgeving biedt de nodige ruimte voor vormen van passende en effectieve
leerroutes waarbij rekening wordt gehouden met datgene wat een student al kent of
beheerst. Onderwijsinstellingen zijn hiervan nog niet altijd op de hoogte. Daarom
is in het najaar van 2020 de brochure Ruimte in de Regels Leven Lang Ontwikkelen gepubliceerd.
2e) Regionaal dekkend aanbod van vmbo-mbo trajecten
Vanuit het programma Sterk beroepsonderwijs is de ambitie dat uiteindelijk iedere
jongere die dat wil in elke regio op elk niveau terecht kan in doorlopende leerroutes
vmbo-mbo passend bij het regionaal onderwijsaanbod. De wet Sterk Beroepsonderwijs
biedt de mogelijkheid om in een doorlopende leerroute, dan wel geïntegreerde leerroute
vmbo-mbo de doorstroom naar niveau 2 op één locatie aan te bieden.
2f) Betere samenwerking tussen middelbare scholen, mbo en hbo
Er zijn veel regionale samenwerkingsverbanden waar vo-scholen en mbo-instellingen
elkaar treffen. Het belang van regionale samenwerking tussen vo en mbo wordt zondermeer
onderkend. Voor deze samenwerking in de techniek sector zijn middelen vrijgemaakt.
Scholen zijn hiermee in schooljaar 2019–2020 gestart in 77 van de 78 regio’s. Dit
schooljaar zijn in 13 van de 35 arbeidsmarkt regio’s v(mb)o scholen een samenwerking
met het mbo gestart. Een samenwerkingsovereenkomst tussen vmbo en mbo ligt ten grondslag
aan deze route.
Voor de samenwerking tussen mbo- en hbo-instellingen is in deze kabinetsperiode ook
geld vrij gemaakt: voor de periode 2018 tot en met 2021 is € 32 mln. beschikbaar gesteld
om de samenwerking van de hogescholen en universiteiten met hun partners in de regio
te ondersteunen.
2g) Einde aan stagediscriminatie
Het is zeer zorgelijk dat er sprake is van ongelijke kansen op een stageplek voor
jongeren met een (niet-westerse) migratieachtergrond. Daar waar duidelijk sprake is
van discriminatie moeten we dan ook hard optreden. Dit soort situaties zijn te allen
tijde onaanvaardbaar.
In het plan van D66 staat het voorstel dat scholen de mogelijkheid krijgen om zorg
te dragen voor stageplaatsen. Op basis van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs zijn
scholen eindverantwoordelijk voor het vinden van een stageplaats voor haar studenten.
Aan het lid van Meenen (D66) heb ik toegezegd te starten met een pilot waarbij wordt
gekeken of het toewijzen van studenten naar een eerste stageplek kan helpen om gelijke
kansen bij stages te bevorderen.
2h) Fysieke toegankelijkheid voor studenten
Het kabinet streeft met het programma Onbeperkt Meedoen merkbaar minder drempels in
het leven van mensen met een beperking na. Het programma bevat de kabinetsbrede ambitie
en doelstelling voor de implementatie van het VN verdrag inzake de rechten van personen
met een handicap. De actielijn Bouwen en Wonen in het programma Onbeperkt meedoen
is erop gericht om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren. Met het Actieplan
Toegankelijkheid voor de bouw heeft de Minister van BZK een beweging in gang gezet
om hier verbetering in te brengen.
3) Ruimte, vertrouwen en zeggenschap voor de opleiders
3a) Een passend carrièrepad van de opleiders
Deze aanbeveling sluit aan bij het advies Ruim baan voor de leraar van de Onderwijsraad
en de Kamerbrief die ik uw Kamer hierover op 2 juli 2019 (Kamerstuk 27 923, nr. 369) stuurde over het aantrekkelijker maken van het werken in het onderwijs. Ik hecht
zeer veel belang aan sterke beroepsgroepen in het onderwijs. Het mede vormgeven van
ontwikkelpaden zie ik als een van de rollen van de beroepsgroep.
3b) Toereikende lerarenbeurs
Voor de versterking van de kwaliteit van het onderwijs is het gewenst dat er voldoende
ontwikkelmogelijkheden voor onderwijsprofessionals zijn. Hiervoor zijn verschillende
mogelijkheden, waaronder de lerarenbeurs en de instructeursbeurs.
3c) Een leergemeenschap waarin docenten van vo-mbo en hbo elkaar ontmoeten
Het belang van doorlopende leerlijnen van voortgezet onderwijs naar middelbaar en
hoger beroepsonderwijs is evident. Dat docenten elkaar in leergemeenschappen over
de grenzen van de sector heen ontmoeten draagt bij aan het goed op elkaar aansluiten
van opleidingen. Bovendien draagt het bij aan de professionalisering van de docenten
in alle onderwijssectoren. De koers is dat instellingen op dit gebied eigen keuzes
maken omdat het personeelsbeleid een taak is van de scholen zelf.
3d) De afspraken rond de salarismix nakomen
De onderliggende afspraken zoals die in 2008 op basis van het convenant leerkracht
met de mbo-instellingen in de Randstad gemaakt zijn, zijn niet overal goed geland
en nageleefd. Met sociale partners wordt daarom het gesprek aangegaan over de toekomstige
invulling van de regeling.
3e) De afspraken rond de tijdsindeling en werkverdeling nakomen
Het is van belang dat docententeams, manager en directeuren en het college van bestuur
van deze afspraken op de hoogte zijn en deze naleeft. Dat dit daadwerkelijk gebeurt
zie ik als een taak van de sociale partners. De ondernemingsraden zijn in de positie
om binnen de instellingen toe te zien op de naleving van de afspraken.
Begeleiding op scholen intensiveren
Een passende begeleiding van docenten is nodig. Deze moet gericht zijn op de persoonlijk
ontwikkelingsfase van docenten en op wat de docenten of instructeurs nodig hebben
om zo optimaal mogelijk het onderwijs te verzorgen. De vorm waarin dit gebeurt is
aan de instellingen. Coaches zie ik als één van de mogelijkheden die instellingen
hebben.
3f) Gekwalificeerde docenten voor alle vakken
Het is van belang dat docenten ingezet moeten worden op vakken waarvoor zij gekwalificeerd
zijn. Binnen het mbo is er voor de instelling veel ruimte om zelf afwegingen te maken
over de inzet van docenten. Hiervoor is bewust gekozen omdat deze werkwijze goed aansluit
bij de grote variatie aan vakken en doelgroepen in het mbo. In het kader van de cao
is afgesproken dat het mede aan de docenten zelf is om te bepalen wie welke lessen
verzorgt.
4) Ruimte en vertrouwen voor het mbo
4a) Samen met scholen regels ruimen
Er zijn verschillende initiatieven waarin «ruimte in regels» nog steeds centraal staat.
Zo is de MBO Brigade gericht op signaleren en inventariseren van waar knelpunten zich
voordoen in de regelgeving. Daarnaast zijn er steeds meer «producten» die over de
ruimte in de regels communiceren, zoals de spiekbriefjes, FAQ’s en servicedocumenten
vanuit onder andere de MBO Raad, NRTO en de verschillende Kennispunten. Ook is recentelijk
de brochure Ruimte in Regels Leven Lang Ontwikkelen gepubliceerd. De servicedocumenten
en bijbehorende handreikingen en Q&A’s in het kader van corona, dragen ook bij aan
helderheid.
4b) Einde aan de urennorm
Het uitgangspunt is dat de kwaliteit van de opleiding voorop staat. Een onderwijsteam
kan daarom besluiten om af te wijken van de urennorm als ze dat wenselijk acht voor
de invulling van het onderwijsprogramma. Hiervoor geldt dat de opleiding aantoonbaar
van voldoende kwaliteit moet zijn, een onderwijsvisie aan de afwijking ten grondslag
moet liggen, de studentenraad moet ermee instemmen en het bestuur moet zich hierover
verantwoorden in het bestuursverslag. Dit is onder andere gepubliceerd in de brochure
Ruimte in Regels in 2018. Deze mogelijkheid tot afwijking blijkt nog niet bij iedereen
voldoende bekend. Het is de vraag of onderwijsteams en besturen voldoende geholpen
zijn als zij beter geïnformeerd worden over hoe zij de bestaande mogelijkheid tot
afwijking kunnen gebruiken. Ik heb naar aanleiding van vragen van het lid Van Meenen
(D66) tijdens het AO van 13 januari aangegeven te willen bekijken of de norm nog wel
nodig is, als afwijken van de norm de nieuwe norm wordt. De MBO Brigade gaat daarom
onderzoeken of verdere verduidelijking of verruiming wenselijk en/of mogelijk is.
4c) Scholen belonen voor het bereiken van het hoogst haalbare niveau voor hun studenten
in plaats van diplomabekostiging
Entreeopleidingen in het mbo worden volledig bekostigd door middel van inputbekostiging.
De diplomabekostiging binnen het mbo wordt alleen toegepast op niveau 2, 3 & 4. Uw
Kamer informeer ik op korte termijn over de toereikendheid van de bekostiging evenals
een verkenning naar de bekostigingsystematiek.
4d) Transparantie in geldstromen
Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen,
hebben medezeggenschapsraden in het MBO vanaf 1 januari 2017 instemmingsrecht op hoofdlijnen
van de begroting. Onderwijsinstellingen dienen transparant om te gaan met de besteding
van hun financiële middelen. Zowel de ondernemingsraad als studentenraad hebben het
recht om hier vragen over te stellen binnen hun huidige wettelijke bevoegdheden. Zoals
toegezegd aan de Eerste Kamer (T02330) wordt het instemmingsrecht op hoofdlijnen van
de begroting in het MBO dit voorjaar geëvalueerd.
Ook geeft D66 aan het wenselijk te vinden dat de ondernemingsraad meer invloed kan
uitoefenen op de besteding van middelen, met als voorbeeld middelen om werkdruk te
verlagen. Dit is reeds mogelijk, doordat de ondernemingsraad volgens artikel 13.3,
onder e, instemmingsrecht heeft op het formatiebeleid (wat ook onder instemmingsrecht
op hoofdlijnen van de begroting valt, zie hiervoor de handreiking), onder f het taakbelastingsbeleid,
onder g het taakverdelingsbeleid en onder i het werkdrukplan. Er is dus reeds het
een en ander mogelijk, en dat is voornamelijk uitgewerkt in de cao.
4e) Einde aan het bureaucratische circus rond examinering
De kwaliteit van de examinering is erg belangrijk voor het mbo gezien de civiele waarde
van het diploma en het vertrouwen van de samenleving in het mbo. Het is dan ook belangrijk
dat de scholen de kwaliteit ervan goed borgen. Hoe de examinering in wordt gericht
is aan de scholen zelf. Helaas zien we soms ook nog voorbeelden waar er, om allerlei
redenen, nog krampachtig om wordt gegaan met de regels. De genoemde situatie waar
er per bladzijde drie handtekeningen moeten worden gezet is er daar één van. Er is
geen enkele bepaling in de wet- en regelgeving die dat nodig maakt. Het is daarom
ook belangrijk het gesprek hierover verder te blijven voeren met alle partijen in
het veld, bijvoorbeeld via de MBO Brigade, om duidelijk te maken welke regels gelden
maar ook om juist te voorkomen dat er onnodig strenge regels worden gehanteerd binnen
scholen die voor extra werk zorgen.
In dit kader verwijs ik ook naar het traject «Anders Verantwoorden», waarbij een lerend
netwerk van mbo-instellingen wordt opgestart over het passend verantwoorden van een
diplomabeslissing in het mbo, naar aanleiding van het rapport over dit onderwerp gepubliceerd
in september 20202.
5) Toekomstbestendig onderwijs: duurzame samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs
5a) De samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven optimaliseren
Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is belangrijk in het mbo. De afstemming
over kwalificatiedossiers en keuzedelen dient zorgvuldig te gebeuren. Om opleidingen
snel aan te kunnen passen aan veranderingen in de maatschappij, zijn maatregelen aangekondigd
in de brief «toekomstperspectief kwalificatiestructuur» van december 2020 (Kamerstuk
31 524, nr. 483).
5b) Makkelijker leerbedrijven erkennen en stagebegeleider worden
Het erkennen van een leerbedrijf door SBB gebeurt volgens de recent uitgebrachte zbo-evaluatie
over SBB in meer dan 90% van de gevallen binnen 10 dagen. Daar heeft SBB zelfs 5 dagen
van gemaakt op het moment dat er een student acuut moet beginnen met een stage. Het
gesprek over snelheid met behoud van kwaliteit wordt actief gevoerd tussen onderwijs
en SBB. Om praktijkbegeleider te worden zijn er verschillende routes. SBB biedt gratis
workshops aan en adviseert beginnende praktijkopleiders op basis van hun ervaring
met begeleiding om hier een of meerdere van te volgen. Voor sommige beroepen zijn
verplichte trainingen vastgesteld door het onderwijs en het bedrijfsleven samen, omdat
beiden hier het belang van inzien.
5c) De aanvraag voor een derde leerweg minder bureaucratisch maken
Verdere flexibilisering van het MBO en zo min mogelijk onnodige bureaucratie is van
toenemend belang. Een aangepaste beleidsregel over diploma-erkenning verschijnt naar
verwachting in het eerste kwartaal van 2021.
5d) Creëer publiek aanbod op mbo-instellingen in het kader van een leven lang leren
(LLL)
Deze aanbeveling van D66 is in lijn met het kabinetsbeleid voor leven lang ontwikkelen.
De maatregelen voor mbo zijn gericht op verdere flexibilsering van het onderwijsaanbod
mbo voor volwassenen. De uitwerking van deze maatregelen is te vinden in de voortgangsrapportages
over leven lang ontwikkelen die op 13 november 2020 (Kamerstuk 30 012, nr. 135) naar de Kamer is gestuurd. Ook in het bestuursakkoord tussen OCW en de MBO Raad
is dit een belangrijk onderwerp.
5e) Zorg ervoor dat mbo’ers beschikking krijgen over leerrecht
Iedereen heeft op dit moment een onbeperkt recht op het volgen van publiek bekostigd
beroepsonderwijs; in het hoger onderwijs is dat recht begrensd tot één bachelor en
één masteropleiding (met uitzonderingen voor zorg en onderwijs). Met het STAP-budget
is het vanaf 2022 mogelijk om scholing in te kopen door volwassenen. Een besluit over
leerrechten in de vorm van «tijd om bij te scholen en desgewenst om te scholen» of
in een andere vorm, is vanwege de grote consequenties, aan een volgend kabinet.
Ik verwijs hiervoor ook naar de laatste brief over een leven lang ontwikkelen van
13 november 2020.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap