Brief regering : Onderzoek naar verplichte screening op criminele antecedenten en intenties ten behoeve van eigenaren die panden willen verhuren
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
32 847
Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 301
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2021
Op 27 november 2018 vroegen de Kamerleden Van Oosten en Kuiken via een gewijzigde
motie1 de regering om een onderzoek te starten naar verplichte screening op criminele antecedenten
en intenties (vergelijkbaar als bij Bibob) ten behoeve van eigenaren die panden willen
verhuren, zodat voorkomen kan worden dat zij met criminelen in zee gaan. De Minister
voor Rechtsbescherming deed de toezegging om te bekijken of particuliere eigenaren
en woningcorporaties gewaarschuwd kunnen worden voor criminele intenties van potentiele
gebruikers en te kijken naar verplichte screening op antecedenten en intenties bij
eigenaren die panden willen verhuren. Op 11 september 2019 diende Kamerlid Krol een
motie in2, die de regering verzocht te onderzoeken of een verhuurregister in het leven geroepen
kan worden waarin de particuliere verhuur van bedrijfspanden wordt geregistreerd.
Ter uitvoering van beide aangenomen moties en de toezegging zijn twee onderzoeken
uitgevoerd genaamd «Panden met een luchtje» door Bureau Beke (maart 2020) en «Criminele
gebouwen» door het WODC (11 februari 2021). Deze onderzoeken treft uw Kamer in de
bijlagen aan3. Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doen wij de
moties en toezegging af, allereerst met een samenvatting van de twee onderzoeken en
onze reactie daarop, inclusief de acties die naar aanleiding hiervan in gang zijn
gezet.
Onderzoek «Panden met een luchtje» van Bureau Beke
Het onderzoek is een inventarisatie van aanpakken om verhuur van panden voor criminele
doeleinden tegen te gaan. Dit onderzoek sluit goed aan bij de behoefte aan handelingsperspectief
van partijen uit het werkveld, zoals gemeenten, politie en het OM.
De onderzoekers onderscheiden verschillende verschijningsvormen van verhuur voor criminele
doeleinden, waaronder het gebruik van huurpanden als dekmantel voor criminele activiteiten.
Gehuurde panden worden voornamelijk misbruikt als productie- of opslaglocatie voor
verdovende middelen, voor illegale prostitutie, voor opslag van gestolen of gevaarlijke
goederen en voor misstanden rondom voertuigen, zoals het omkatten van auto’s.
Het onderzoek laat verder zien dat een aanzienlijke set aan maatregelen bestaat om
de verhuur van panden voor criminele doeleinden tegen te gaan op het gebied van awareness
en voorlichting, screening van de potentiele huurder, vergunningplichtig maken van
sectoren, controle, toezicht en handhaving en inzetten van wet- en regelgeving. Ook
brengt het onderzoek in beeld welke aanvullende instrumenten in de toekomst nodig
zijn. Deze aanbevelingen zien op publiek-private samenwerking en informatiedeling,
het invoeren van een zwarte lijst, aanvullende screeningsmogelijkheden, goed verhuurderschap,
het vergroten van controlemogelijkheden, een gerichte aanpak in risicogebieden, vergunningplicht
en bewustwording en meldingsbereidheid.
In het onderzoek «Blackbox? Een onderzoek naar opslagboxen in relatie tot criminaliteit: fenomeen en aanpak» 4, ook uitgevoerd door Bureau Beke, worden met betrekking tot bovengenoemd instrumentarium
grotendeels dezelfde aanbevelingen gedaan.
Onderzoek «Criminele gebouwen» van het WODC
Het onderzoek heeft de aard en omvang van crimineel gebruik van woon- en bedrijfsruimten
in Nederland in kaart gebracht. De onderzoekers schatten dat 40.000 woningen en 10.000
bedrijfspanden in 2019 permanent dan wel incidenteel zijn benut ter facilitering van
de productie, handel en opslag van drugs, witwassen en illegale diensten. Onder de
laatste vorm van ondermijnende criminaliteit valt onder andere illegale prostitutie,
mensenhandel en illegale kansspelen. Bij ongeveer 60% van de woningen en 50% van de
bedrijfspanden is wietteelt de ondermijnende criminaliteitsvorm. Uit het onderzoek
blijkt verder dat afgelegen gebieden in trek zijn voor criminele activiteiten, afhankelijk
van de mate van toegankelijkheid die hiervoor vereist is (zoals bij illegaal gokken,
illegale prostitutie en drugshandel).
Er zijn zowel preventieve als repressieve indicatoren die wijzen op de intentie om
woon- en bedrijfsruimten te verwerven voor ondermijnende criminaliteit, zoals het
gedrag van de huurder in spe, het doen van contante betalingen, afwijkende in- en
uitlooptijden en het afplakken van ramen.
Ook is onderzocht welke instrumenten in België, Italië, Tsjechië en Zweden worden
ingezet bij het bestrijden van crimineel gebruik van woon- en bedrijfsruimten zoals
het conservatoir beslag leggen op crimineel vermogen, screening van bedrijven, gemeentelijke
vergunningen, het registreren van huurcontracten in het Kadaster en het persoonlijk
aansprakelijk stellen van bestuurders/directeuren.
De onderzoeken «Panden met een luchtje» en «Criminele gebouwen» bevestigen dat vastgoed
in veel gevallen een belangrijke faciliterende rol speelt bij ondermijnende criminaliteit
en geven nieuwe inzichten in de aard en omvang hiervan. De versterking van de aanpak
tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is een belangrijke missie van dit
kabinet. Ondanks het vele goede werk en de intensiveringen van de afgelopen periode,
vergt het duurzaam reduceren van de ernst en omvang van crimineel gebruik van vastgoed
de komende jaren nog verdere inspanningen.
Naar aanleiding van de aanbevelingen uit de genoemde onderzoeken zijn vier publiek-private
werkgroepen geformeerd waar de aanbevelingen uit de onderzoeken op dit moment worden
verkend en de thema’s «voorlichting en awareness», «vergunningsplicht», «goed verhuurderschap»
en «aanvullende screeningsmogelijkheden» worden beetgepakt. Onder andere gemeenten,
politie, OM, CCV, RIEC, brancheverenigingen, overkoepelende organisaties van (particuliere)
verhuurders en opslagboxen, makelaars, institutionele beleggers in vastgoed en notariaat
nemen hieraan deel. Ook de verkenning van de wettelijke maatregelen die worden toegepast
in andere landen, zoals omschreven in het WODC-onderzoek, maken onderdeel uit van
de werkzaamheden van de werkgroepen. Nadere informatie over de resultaten en uitkomsten
van de werkzaamheden ontvangt uw Kamer later dit jaar via de voortgangsbrief «aanpak
georganiseerde ondermijnende criminaliteit».
Met de «aanpak goed verhuurderschap»5 geeft de Minister van BZK vorm aan de aanpak van malafide verhuurders alsook discriminatie
op de woningmarkt, in gezamenlijkheid met private en overheidspartijen. Over de voortgang
van die aanpak informeert de Minister van BZK uw Kamer separaat.
In het kader van de toepassing van artikel 13b Opiumwet door burgemeesters organiseert
het CCV in opdracht van JenV dit jaar bijeenkomsten over de aanpak van drugscriminaliteit
in en vanuit woningen en bedrijfspanden. De bijeenkomsten hebben als doel om kennis
te delen en onderling versterken van de maatregelen van verhuurders en gemeenten.
Ook bekijken de ministeries van JenV en BZK de komende periode met gemeenten of kennis
ten aanzien van controles in huurpanden vergroot en beter gedeeld kan worden.
De aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit is onze gezamenlijke prioriteit.
De afgelopen kabinetsperiode is een stevige impuls gegeven aan de aanpak van georganiseerde
ondermijnende criminaliteit door middel van zowel incidentele én structurele middelen
in combinatie met ondermijningswetgeving. Het breed offensief bevat een combinatie
van repressieve en preventieve maatregelen met focus op: oprollen, afpakken en voorkomen.
Publiek-private samenwerking levert een belangrijke bijdrage in de strijd tegen ondermijnende
criminaliteit, in het bijzonder bij het voorkomen van crimineel gebruik van vastgoed.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming