Brief regering : Fiche: Gezamenlijke Mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3052
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3049)
Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital
Services Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3050)
Fiche: Verordening betreffende trans-Europese energie-infrastructuur (TEN-E) (Kamerstuk
22 112, nr. 3051)
Fiche: Gezamenlijke Mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging
Fiche: Herziening richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn) (Kamerstuk
22 112, nr. 3053)
Fiche: Richtlijn veerkracht kritieke entiteiten (Kamerstuk 22 112, nr. 3054)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Gezamenlijke Mededeling EU-strategie inzake cyberbeveiliging
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Gezamenlijke Mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: De EU-strategie inzake
cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk
b) Datum ontvangst Commissiedocument
december 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM (2020) 18
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52020JC0018
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
2. Essentie voorstel
Op 16 december 2020 hebben de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor
buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid gezamenlijk de EU-strategie inzake cyberbeveiliging
voor het digitale tijdperk (hierna: «de strategie»») gepubliceerd. Tegelijkertijd
presenteerde de Commissie een voorstel tot herziening van de richtlijn inzake de beveiliging
van netwerk- en informatiesystemen (NIB-richtlijn)1 en de richtlijn voor de veerkracht van kritische entiteiten (CER)2, waarover separaat BNC-fiches worden opgesteld en gelijktijdig aan uw Kamer worden
verzonden.
De strategie vormt een reactie op de toegenomen digitale dreiging tegen de EU en haar
economieën, democratische vrijheden en waarden, en bouwt voort op de resultaten van
de EU Cyberstrategie uit 20133 en de mededeling over cyberbeveiliging uit 20174. De strategie richt zich op de volgende drie pijlers.
Ten eerste de pijler veerkracht, technologische soevereiniteit en leiderschap. In
dit kader wordt onder meer een herziene NIB-richtlijn als speerpunt genoemd. Er wordt
voorgesteld om een Europees cyberschild te ontwikkelen, via een EU-netwerk van beveiligingsoperaties
centra (Security Operations Centers/SOC’s)
5. Ook betreft deze pijler de verdere uitvoering op nationaal niveau van maatregelen
uit en het vervolg op de toolbox voor 5G-cyberbeveiliging6 en mogelijk nieuwe wetgeving ter versterking van een veilig internet van dingen (IoT). Middels investeringen via het voorgestelde kenniscentrum voor industrie, technologie
en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en netwerk van nationale coördinatiecentra
(Cybersecurity Competence Centre and Network/CCCN) dient het CCCN een sleutelrol te spelen in de ontwikkeling van de technologische
soevereiniteit van de EU7. Door middel van de ontwikkeling van een EU-dienst voor Domain Name System(DNS)-resolutie8 moet een veilig en open alternatief worden geboden om toegang te krijgen tot het
internet.
Ten tweede de pijler die zich richt op de opbouw van operationele capaciteit om te
voorkomen, af te schrikken en te reageren. Om het Europees kader voor crisisbeheersing
inzake cyberbeveiliging te versterken, pleit de Commissie voor het opzetten van een
gezamenlijke cybereenheid (Joint Cyber Unit/JCU). Ten behoeve van de aanpak van cybercriminaliteit beoogt de Commissie verdere uitvoering
van de agenda voor cybercriminaliteit in het kader van de Veiligheidsuniestrategie9 en het vergroten van digitale capaciteiten van opsporingsdiensten. Tevens noemt de
Commissie het versterken van het instrumentarium voor cyberdiplomatie van de EU (EU cyberdiplomacy toolbox)10. Daarnaast moedigt de Hoge Vertegenwoordiger de totstandbrenging van een werkgroep
cyberinlichtingen binnen het inlichtingen- en situatiecentrum van de EU (EU intelligence and situation centre/EU INTCEN) aan11. Ook doet de Commissie voorstellen ten behoeve van het vergroten van cyberdefensiecapaciteiten
binnen de Unie.
Ten derde de pijler inzake het bevorderen van een mondiale, open cyberspace. Met het oog op het versterken van EU-leiderschap inzake standaarden en normen in
cyberspace, stelt de Commissie voor om een set van doelstellingen in internationale
standaardisatieprocessen12 vast te leggen en deze op internationaal niveau te bevorderen. Daarbij wil de Commissie
zich inzetten voor veiligheid en stabiliteit in het cyberdomein. Tevens wordt ingezet
op het versterken van samenwerking met derde landen, regionale en internationale organisaties
en de multistakeholdergemeenschap. Ook doet de Commissie voorstellen ten behoeve van wereldwijde cybercapaciteitsopbouw.
Tot slot stelt de Commissie voor om het cyberbeveiligingsniveau van EU-instellingen,
-organen en -agentschappen te verhogen door middel van wetgeving. Daarbij wordt het
versterken van het mandaat en financiering van het EU Computer Emergency Response Team (CERT-EU)13 benoemd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het versterken van de digitale weerbaarheid is voor het kabinet een prioriteit. De
uitwerking van de Nederlandse cyberbeveiligingsaanpak is vastgelegd in de Nederlandse
Cyber Security Agenda (NCSA) uit 2018, waarin het weerbaar maken van Nederland tegen
digitale dreigingen op geïntegreerde wijze wordt geadresseerd14. De NCSA omvat zeven ambities die bijdragen aan de volgende doelstelling: Nederland
is in staat om op een veilige wijze de economische en maatschappelijke kansen van
digitalisering te verzilveren en de nationale veiligheid in het digitale domein te
beschermen. Over de voortgang van de NCSA wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd15.
Nederland is als open en internationaal georiënteerde economie gebaat bij een stabiel,
veilig en vrij toegankelijk cyberdomein. Het kabinet zet zich hier samen met zijn
internationale partners voor in, waarbij de kansen die digitalisering onze economie
en samenleving biedt volop worden benut, dreigingen het hoofd worden geboden en fundamentele
rechten en waarden worden beschermd. Ook in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie16 en NL DIGIbeter17 is het versterken van weerbaarheid een prioriteit.
Dreigingsbeelden18 van de afgelopen jaren tonen aan dat de digitale risico’s voor Nederland onverminderd
groot zijn. Gezien het inherente grensoverschrijdende karakter van cyberbeveiliging
en cyberdreiging staan Europese en internationale samenwerking voor het kabinet centraal.
Het kabinet zet zich dan ook via de EU in om de ambities uit de NCSA te realiseren,
onder meer via de NIB Samenwerkingsgroep19, het EU Computer Security Incident Response Teams (CSIRT’s) Netwerk en de Raadswerkgroep Cyber. Ook blijft het kabinet zich in Europees
verband inzetten voor het verhogen van de cybersecurity van ICT-producten en diensten,
inclusief IoT, op basis van de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software20. Nederland blijft zich hard maken voor Europees verplichte cybersecuritycertificering
van op het internet aangesloten apparaten21 en samenwerking ten behoeve van veilige 5G-telecommunicatienetwerken22. De integrale kabinetsaanpak cybercrime richt zich onder andere op preventie, waar
capaciteit en het ontwikkelen van vaardigheden en middelen onderdeel van zijn. Dit
geldt ook voor de versterking van internationale juridische kaders in de rechtshandhaving.23
Het kabinet zet in op versterking van de internationale vrede en veiligheid en het
bestendigen van de internationale rechtsorde in het digitale domein24, zoals onder meer uitgewerkt in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie
(GBVS)25 en de Internationale Cyberstrategie26. Over de voortgang van de versterking van de internationale rechtsorde is uw Kamer
november jl. geïnformeerd.27 Nederland en de EU beschikken over meerdere diplomatieke instrumenten om het normatief
kader in het digitale domein te bestendigen en de kosten van norm overschrijdend gedrag
te verhogen.28
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De noodzaak tot versterking van de inzet op cyberbeveiligingsgebied, zowel door de
lidstaten zelf als op Europees niveau, wordt door het kabinet ondersteund met oog
op de toegenomen digitalisering en het permanente karakter van de digitale dreiging.
Een integrale Europese aanpak is nodig waarbij zowel de risico’s als de kansen van
cyberbeveiliging geadresseerd worden. Het kabinet heeft waardering voor de brede aanpak
die deze strategie voorstaat. Daarbij acht het kabinet het van essentieel belang dat
cyberbeveiliging binnen alle beleidsdomeinen en niveaus van de EU wordt geïntegreerd.
Het kabinet zal in de beoordeling van plannen nadrukkelijk aandacht besteden aan de
verhouding met de verdragsrechtelijke bepaling over de uitsluitende verantwoordelijkheid
van lidstaten op het gebied van bescherming van nationale veiligheid (artikel 4, lid
2, VEU). Ook zal er nadrukkelijk worden gelet op het voorkomen van duplicatie en het
bewaken van samenhang met reeds bestaande organisaties, netwerken en initiatieven.
Het kabinet verwelkomt het feit dat de Commissie het onderwerp van 5G-veiligheid actief
blijft adresseren in gezamenlijkheid met de lidstaten. Ook ziet het kabinet het voorstel
om de cybersecurity van IoT te verhogen door middel van eventuele regelgeving, aanvullend
op bestaande en reeds voorgenomen maatregelen29, met belangstelling tegemoet. Deze koers is in lijn met het Nederlandse beleid en
de raadsconclusies van de Telecomraad van 7 december 2020.30 Het kabinet onderstreept de urgentie van de voorstellen inzake de beschikbaarheid
van elektronisch bewijs en het verbeteren van capaciteit, vaardigheden en middelen
bij de aanpak van cybercriminaliteit en kijkt uit naar het aangekondigde actieplan.
Tevens ondersteunt het kabinet de inzet op de internationale juridische kaders in
de rechtshandhaving, zoals het Verdrag van Boedapest.31 Het kabinet acht het positief dat de Commissie een hoog cyberbeveiligingsniveau van
EU-instellingen wil bereiken. Met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid die
de Commissie hiervoor heeft, kijkt het kabinet met belangstelling naar de concrete
invulling van de voorgestelde wetgeving en de samenhangende budgettaire impact. Verder
zal het kabinet in EU-verband aandacht blijven vragen voor het belang van (het ontwikkelen
van) cybervaardigheden en cyber professionals.
Verder ziet het kabinet graag verduidelijking van de plannen van de Commissie omtrent
een Europees cyberschild en de samenwerking van SOC’s in Europees verband. Het kabinet
heeft hiertoe onder meer vragen over de haalbaarheid, toegevoegde waarde, dwarsverbanden
met en betrokkenheid van CSIRT’s en de rol van de private sector. Ook over het voorstel
van de Commissie voor de uitrol van beveiligde kwantumcommunicatie-infrastructuur (kwantum communication infrastructure/QCI)32 behoeft het kabinet meer verduidelijking inzake de kosten, de technische beveiligingswaarden
en het toepassingsgebied van dit systeem. Het voorstel voor een EU-dienst voor DNS-resolutie
ontvangt het kabinet met belangstelling. Het kabinet wenst daarbij wel verdere uitwerking
van de Commissie te ontvangen met betrekking tot nut, noodzaak en uitvoerbaarheid.
In de praktijk wordt op dit moment door de Nederlandse internetproviders zelf op hun
resolvers DNS resolutie gedaan.33
34
Het kabinet steunt in beginsel de ambitie om het situationeel bewustzijn ten aanzien
van (potentiële) cyberdreigingen te vergroten. In hoeverre het opzetten van een JCU
kan bijdragen aan versterking van de samenwerking tussen verschillende cyberbeveiligingsgemeenschappen
in de EU, behoeft nadere onderbouwing door de Commissie voordat er een goed oordeel
over gegeven kan worden. Het kabinet stelt alvast met instemming vast dat de strategie
vermeldt dat de JCU geen op zichzelf staand orgaan zal zijn. Het kabinet kijkt uit
naar het nadere voorstel, dat wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2021. Hierbij
zal het kabinet scherp zijn op samenhang met bestaande netwerken en initiatieven,
de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten inzake bescherming van nationale
veiligheid, alsmede de aansturing.
Het kabinet verwelkomt de voorstellen voor het gebruik van de cyberdiplomacy toolbox bij cyberaanvallen op de vitale infrastructuur, democratische processen en toeleveringsketens.
Het kijkt daarbij uit naar het voorstel om de houding van de EU tegen cyberafschrikking
verder te definiëren. Het kabinet is voorstander van besluitvorming onder stemming
bij gekwalificeerde meerderheid en verwelkomt daarom het initiatief deze optie onder
het cybersanctieregime te onderzoeken. Ook verwelkomt het kabinet het voorstel om
synergie te zoeken tussen de cyberdiplomacy toolbox en inspanningen gericht op het tegengaan van hybride dreigingen, desinformatie en
buitenlandse inmenging. Daarnaast verwelkomt het kabinet de voorgestelde intensivering
van de inzet op het internationale standaardisatieproces. Tevens onderschrijft het
kabinet het belang om proactief bij te dragen in norm-discussies, middels bestaande
en nieuwe initiatieven zoals het actieprogramma35 waarvan Nederland cosponsor is, en het belang van de ontwikkeling van standpunten
rondom de toepassing van internationaal recht in cyberspace, daar waar het kabinet
proactief tot heeft opgeroepen in internationale discussies. Voorts verwelkomt het
kabinet het voorstel om begeleiding te bieden bij de toepassing van mensenrechten
en fundamentele vrijheden in het cyberdomein.
Tevens onderschrijft het kabinet het belang om versterkt in te zetten op capaciteitsopbouw
en de voorgestelde externe agenda voor de opbouw van cybercapaciteit en een EU-raad
voor de opbouw van cybercapaciteit. Het kabinet benadrukt dat deze voorstellen primair
moeten helpen om de coördinatie binnen de EU te verbeteren; externe coördinatie moet
zich volgens het kabinet voltrekken in bestaande gemeenschappen, zoals het Global Forum on Cyber Expertise (GFCE).
Met betrekking tot de nieuwe wettelijke basis met als doel het mandaat en de financiering
van CERT-EU te versterken, rijst de vraag waartoe de voorgestelde mandaat wijziging
zou dienen. Het kabinet acht het huidige mandaat voldoende voor CERT-EU om haar CERT-taak
voor de EU-instellingen uit te voeren. Voor wat betreft het aanmoedigen van en faciliteren
door de Hoge Vertegenwoordiger van de totstandbrenging van een werkgroep cyberinlichtingen
binnen EU INTCEN acht het kabinet het van belang dat er kritisch wordt gekeken naar
doel en ratio, en waar kan worden aangesloten bij reeds bestaande initiatieven en
structuren, zoals de Hybrid Fusion Cell.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zal een grote meerderheid van de EU-lidstaten de strategie ondersteunen.
In algemene zin onderschrijven alle lidstaten het belang van het waarborgen van cyberbeveiliging
in de EU. De verwachting is dat lidstaten, net als Nederland, behoefte hebben aan
meer uitleg over de manier van implementatie van de strategie en bijbehorende prioritering.
Veel lidstaten, net als Nederland, zullen bijvoorbeeld kritisch zijn op plannen van
de Commissie die (potentiële) raakvlakken met nationale veiligheid kennen, zoals de
JCU en de cyberintelligence werkgroep binnen EU INTCEN. Naar verwachting zal de strategie
op steun kunnen rekenen van het Europees Parlement.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De gezamenlijke
mededeling van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse
zaken en veiligheidsbeleid ziet met name op de bescherming van de Europese Unie tegen
digitale aanvallen. De plannen passen volgens het kabinet op hoofdlijnen binnen de
bevoegdheden van de EU op de terreinen interne markt (Artikel 4, tweede lid, onder
a, VWEU), gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (Artikel 24 VEU; artikel
2, vierde lid, VWEU) en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (Artikel 4, tweede
lid, onder j, VWEU).
Hoewel de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger in de gezamenlijke mededeling vermelden
dat lidstaten verantwoordelijk blijven voor nationale veiligheid, stellen zij dat
vanwege het grensoverschrijdende karakter van de digitale dreigingen ook de EU hierin
een faciliterende rol heeft. Het kabinet zal er bij de in de strategie voorgestelde
plannen nauwgezet op toezien dat de uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten
op het gebied van nationale veiligheid (Artikel 4, tweede lid, VEU) gewaarborgd blijft.
In het bijzonder zal het kabinet met betrekking tot het voornemen tot aanmoedigen
en faciliteren door de Hoge Vertegenwoordiger van de totstandbrenging van een werkgroep
cyberinlichtingen binnen EU INTCEN en de uitwerking van dit voornemen, steeds toetsen
of niet wordt getreden in voornoemde uitsluitende verantwoordelijkheid van de lidstaten.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de subsidiariteit van
de gezamenlijke mededeling. Gezien het inherent grensoverschrijdende karakter van
cyberbeveiliging en cyberdreiging kunnen de gestelde doelstellingen in het algemeen
volgens het kabinet beter worden verwezenlijkt op EU-niveau. Het kabinet steunt gelet
daarop, onder meer optreden op EU-niveau ten behoeve van de versterking van de samenwerking
tussen EU-lidstaten, en de ondersteuning daarvan door EU-instellingen, -organen en
-agentschappen, om de digitale weerbaarheid van de EU te vergroten.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de mededeling
is positief, onder meer omdat het hierin aangekondigde optreden de cyberveiligheid
van de EU op een effectieve en evenredige wijze naar een hoger niveau zal brengen,
waardoor het optreden geschikt is om de digitale weerbaarheid binnen de EU te vergroten.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de voorgestelde intensivering van de EU-inzet op het internationale
standaardisatieproces en de inzet op normen en raamwerken in cyberspace, waaronder
het Verdrag van Boedapest. Een groot gedeelte van het aangekondigde optreden in de
strategie gaat niet verder dan noodzakelijk en biedt in de uitvoering voldoende ruimte
voor lidstaten. Zo laten het voorgestelde CCCN en het vervolg op de toolbox voor 5G-cyberbeveiliging voldoende ruimte voor de verdere uitvoering van maatregelen
op nationaal niveau. Op basis van de mededeling is het vermoeden dat onder meer het
voorstel voor een JCU mogelijk niet proportioneel is, en nadere uitleg en uitwerking
behoeft alvorens dit te kunnen bepalen.
d) Financiële gevolgen
Als onderdeel van het nieuwe technologie- en industriebeleid en de agenda voor herstel
kondigt de Commissie aan de strategie de komende zeven jaar te ondersteunen via investeringen
in de digitale transitie van de EU.36 Daarnaast kondigt de Commissie het voorstel van € 4,5 miljard aan publieke en particuliere
investeringen aan in de periode van 2021–2027, via het CCCN (met name via het programma
Digitaal Europa, Horizon Europa en de herstelfaciliteit). Het is nog niet helemaal
duidelijk hoe de eventuele budgettaire impact van de voorstellen inzake het verhogen
van de weerbaarheid van EU-instellingen wordt opgevangen door de Commissie. Het kabinet
is van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de in de
Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen
bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting van de EU. Eventuele budgettaire
gevolgen voor de nationale begroting zullen worden ingepast op de begroting van de
beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels inzake budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
De mededeling zelf bevat geen nieuwe wettelijke maatregelen waarbij gevolgen te verwachten
zijn op regeldruk en administratieve lasten, voor de overheid, bedrijfsleven of burgers.
Bij het bekend worden van nieuwe ontwerp-regelgeving volgend op deze strategie zal
worden bezien of en in hoeverre dit gevolgen heeft voor de regeldruk, administratieve
lasten en concurrentiekracht en hoe dat moet worden beoordeeld. De uiteindelijke regeldruk
en administratieve lasten van beleidsmaatregelen zijn afhankelijk van de specifieke
invulling daarvan. Het is niet uit te sluiten dat zowel de uitvoering van afzonderlijke
beleidsmaatregelen als de uitvoering van de beleidsmaatregelen in onderling verband
bezien aanleiding geven tot nieuwe regels of verhoging van de uitvoeringslasten. Bij
de uitwerking van eventuele maatregelen zal het kabinet zich inspannen om onwenselijke
gevolgen voor de regeldruk, administratieve lasten en andere uitvoeringslasten te
voorkomen of te mitigeren. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met eventuele
gevolgen voor lokale overheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken