Brief regering : Afronding van het wetgevingsoverleg over de incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen
35 704 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2021 (Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen)
Nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2021
In het wetgevingsoverleg van 10 februari jl. (Kamerstuk 24 704, nr. 16) heeft uw Kamer om aanvullende informatie verzocht om tot een afronding te komen
van het wetgevingsoverleg over de incidentele suppletoire begroting inzake Herstel
Toeslagen (hierna: de ISB). Met het oog op een spoedige afronding heeft uw Kamer mij
ook verzocht om openstaande vragen uit de eerste termijn van dit wetgevingsoverleg
alvast schriftelijk te beantwoorden voorafgaand aan het vervolg. Met deze brief voldoe
ik aan beide verzoeken.
Deze brief bevat achtereenvolgens: een toelichting op het proces van totstandkoming
van het gewijzigde amendement Lodders en Van Weyenberg1 (hierna: het amendement) van de zijde van het kabinet; een appreciatie van de bijdrage
van dit amendement aan het herstel voor gedupeerde ouders; een appreciatie van tijdens
het wetgevingsoverleg ingediende moties; en de beantwoording van openstaande vragen
uit de eerste termijn.
Parallel aan deze brief ontvangt u van de Minister voor Rechtsbescherming een separate
brief waarin het Ministerie van Justitie en Veiligheid de juridische houdbaarheid
van het amendement apprecieert, en u informeert over de vanuit dit departement geleverde
technische bijstand (Kamerstuk 35 704, nr. 13).
Daarnaast ontvangt u als bijlage2 de quickscan op het amendement Lodders en Van Weyenberg waarin een eerste beoordeling
is opgenomen van de uitvoeringsaspecten door de Belastingdienst/Toeslagen.
Toelichting proces amendement Lodders en Van Weyenberg
Op 1 februari j.l. heeft het lid Lodders in het notaoverleg FSV/discriminatie (Kamerstuk
31 066, nr. 784) aangekondigd na te denken over een amendement om rust te brengen in het proces voor
gedupeerde ouders met schuldenproblematiek in de hersteloperatie. In de daaropvolgende
week is technische bijstand geleverd bij het opstellen van het amendement door medewerkers
van het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vanuit het Ministerie van Financiën
is een document opgesteld voor de indieners van het amendement, een e-mail voor de
Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane en een nota ter informatie voor
de bewindspersonen van het Ministerie van Financiën. Deze documenten ontvangt u –
bij wijze van uitzondering – als bijlage3 bij deze brief. Daarbij wil ik aantekenen dat de indieners van het amendement naar
aanleiding van het wetgevingsoverleg van gisteren hebben ingestemd met het delen van
deze documenten. Voor de goede orde merk ik op dat in deze stukken wordt gesproken
over concepten van het amendement. De uiteindelijke tekst van het ingediende amendement
is gedurende het proces door de indieners op onderdelen gewijzigd.
Appreciatie amendement binnen hersteloperatie
Het doel van de hersteloperatie is om alle gedupeerde ouders een nieuwe start te geven.
Het amendement kan hierbij helpen. Momenteel is nog niet voor iedere gedupeerde ouder
duidelijk wat de precieze schuldpositie is, met name als het gaat om schulden bij
privaatrechtelijke schuldeisers. Het amendement biedt een tijdelijke pauze (een afkoelingsperiode)
om voor de ouders die schulden hebben, deze goed te inventariseren en vervolgens naar
betalingsoplossingen te zoeken.
Dit is in het belang van zowel de gedupeerde ouders, alsmede in het belang van hun
schuldeisers. Zo wordt voorkomen dat «wie het eerst komt, het eerst maalt». Zonder
een afkoelingsperiode zou dit kunnen betekenen dat sommige private schuldeisers zich
onmiddellijk proberen te verhalen op de toegezegde uitkering van € 30.000, terwijl
anderen blijven zitten met hun onbetaalde vorderingen.
Dit amendement stelt mij in staat om voor 1 mei grotere groepen ouders uit te betalen.
Met het amendement kan die uitbetaling ook plaatsvinden bij ouders die tijdens het
telefoongesprek aangeven wel uitbetaald te willen worden ondanks het feit dat zij
schulden hebben. Ouders met schulden kunnen de compensatie ontvangen terwijl er wordt
gewerkt aan een oplossing voor hun schulden en niet pas nadat de oplossing is uitgevoerd
en de schone lei verkregen.
Overigens geldt voor een schuldeiser wiens vordering niet wordt betaald, dat hij uiteindelijk
een rechterlijke beslissing nodig heeft om over te kunnen gaan tot inning van de vordering.
De schuldeiser dient daarvoor een gerechtsdeurwaarder in te schakelen. Als de beslissing
van de rechter er is, beziet de deurwaarder wat de mogelijkheden zijn om de vordering
te innen door vrijwillige betaling of door executoriaal beslag op het vermogen van
de schuldenaar en vervolgens uitwinning daarvan. Een gerechtsdeurwaarder zal met dit
amendement straks tijdelijk niet kunnen meewerken aan een executoriaal beslag, als
de schuldenaar een gedupeerde ouder is waarvoor afkoelingsperiode geldt.
Het amendement wordt in de praktijk nader geëffectueerd door gegevensdeling met onder
andere de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. Het amendement
zorgt voor een wettelijke grondslag voor gegevensverwerking, zodat de gerechtsdeurwaarder
kan zien voor wie de afkoelingsperiode geldt. Ik ben reeds met hen in gesprek om dit,
zodra het amendement is aangenomen door uw Kamer en de Eerste Kamer, te realiseren.
Op basis van dit amendement kunnen ook gegevens worden gedeeld met andere schuldeisers
met opeisbare vorderingen om waar mogelijk collectieve afspraken te maken. Voor de
hele aanpak geldt dat deze uitvoerbaar moet zijn voor alle partijen. Dat vraagt o.a.
dat gemeenten en schuldeisers tijdig bij de uitwerking worden betrokken.
Appreciatie ingediende moties
Tijdens het wetgevingsoverleg zijn zeven moties ingediend. Hieronder ontvangt u voor
elk van deze moties – waar van toepassing – de appreciatie van de zijde van het kabinet.
– Motie van het lid Leijten (SP) die verzoekt de regering ouders de vrije keuze te geven
om een eigen advocaat te zoeken en de kosten te laten vergoeden door de Belastingdienst
(Kamerstuk 35 704, nr. 5).
Ook ik vind het van belang dat ouders desgewenst goede juridische bijstand kunnen
krijgen en dat zij hier een vrije keuze in hebben. Op verzoek van uw Kamer heb ik
daarom met de Raad voor de Rechtsbijstand gekeken naar mogelijkheden binnen de sociale
advocatuur. Dit heeft geleid tot de aangekondigde subsidieregeling van de Raad voor
de Rechtsbijstand voor juridische bijstand waarmee ouders kosteloos toegang krijgen
tot ondersteuning door een gekwalificeerde advocaat. Ook de NOvA, de orde van advocaten
was hierbij betrokken. Voor de subsidieregeling voor juridische bijstand kan elke
advocaat zich aanmelden, die voldoet aan de voorwaarden. Er wordt door de Raad van
de Rechtsbijstand een kwaliteitstoets op deze advocaten gedaan. Zodat we weten dat
ouders goed geholpen worden. De Belastingdienst heeft geen rol in de aanmelding of
kwaliteitstoets op deze advocaten. Ouders kunnen een voorkeur aangeven voor een van
deze advocaten, bijvoorbeeld als ze al bijstand van deze advocaat hebben. Het staat
ouders daarnaast altijd vrij om buiten deze subsidieregeling een andere advocaat in
te huren. Die keuze ligt altijd bij de ouders. De kosten hiervoor kunnen achteraf
worden meegenomen bij de aanvullende vergoeding voor werkelijke schade. De Commissie
Werkelijke Schade (CWS) toetst hierbij de redelijkheid van de kosten. Hiermee bieden
we ouders goede en voldoende mogelijkheden om zich juridisch te laten bijstaan gedurende
het hersteltraject. Ook voorkomen we hiermee dat advocaten of andere schade-specialisten
met te zeer profiteren ten koste van de ouders. Gelet op bovenstaande wil ik deze
motie dan ook ontraden.
– Motie van de leden Leijten (SP) en Kuiken (PvdA) die uitspreekt dat wat in de Ministeriële
Commissie Toeslagen Herstel besproken en besloten wordt niet onder staatsgeheim mag
vallen en alles openbaar wordt (Kamerstuk 35 704, nr. 6).
Deze motie is niet gericht aan het kabinet en zal ik daarom niet appreciëren.
– Motie van het lid Leijten (SP) die uitspreekt dat mensen met de grootste schade voorrang
moeten krijgen bij de Commissie Werkelijke Schade (Kamerstuk 35 704, nr. 7).
Deze motie is niet gericht aan het kabinet en zal ik daarom niet appreciëren.
– Motie van het lid Omtzigt die de regering verzoekt in overleg te treden met de Algemene
Rekenkamer en hun te verzoeken zo snel mogelijk een oordeel te geven over de comptabele
en juridische rechtmatigheid van de € 30.000 regeling (Kamerstuk 35 704, nr. 8).
Ik ben bereid om de Algemene Rekenkamer hiertoe te verzoeken. Artikel 7.23 van de
Comptabiliteitswet geeft expliciet deze mogelijkheid. Wel wil ik u erop wijzen dat,
indien dit verzoek vanuit het kabinet uitgaat, gebruik voorschrijft dat dit pas gebeurt
na raadpleging van de ministerraad. Als het verzoek uitgaat van uw Kamer kan het echter
direct door uw Kamer aan de Rekenkamer worden voorgelegd. Omwille van de gewenste
snelheid adviseer ik u om het verzoek vanuit de Kamer te laten uitgaan. Ik zal de
motie dan ook als zodanig interpreteren. De Algemene Rekenkamer gaat uiteraard over
haar eigen (onderzoeks)agenda. Het staat de Rekenkamer dan ook vrij om een dergelijk
verzoek te weigeren. Ik laat de motie daarom oordeel Kamer.
– Motie van het lid Omtzigt die de regering verzoekt alle juridische adviezen, intern
en extern van J&V en Financiën/Belastingdienst op het amendement Lodders/Van Weyenberg
per ommegaande aan de Kamer te doen toekomen (Kamerstuk 35 704, nr. 9).
Aan dit verzoek is met deze brief en de kamerbrief van de Minister van Rechtsbescherming
die gelijktijdig wordt verzonden voldaan. Ik laat de motie daarom oordeel Kamer.
– Motie van het lid Omtzigt die de regering verzoekt met spoed, voor donderdag 11 februari
17.00 uur een juridisch advies van J&V en Financiën/Belastingdienst over dit amendement
aan de Kamer te doen toekomen (Kamerstuk 35 704, nr. 10).
Aan dit verzoek is met deze brief en de kamerbrief van de Minister van Rechtsbescherming
die gelijktijdig wordt verzonden voldaan. Ik laat de motie daarom oordeel Kamer.
– Motie van het lid Omtzigt die de regering verzoekt ervoor te zorgen dat mensen die
recht hebben op de schadevergoeding van € 30.000 de schuldhulpverlening onmiddellijk
kunnen verlaten (Kamerstuk 35 704, nr. 11).
De wens om de vergoeding van € 30.000 in te zetten om voor de gedupeerde ouders te
komen tot een schone lei en een nieuwe start, ondersteun ik. Ik probeer dit samen
met u, de publieke en private schuldeisers en de ouders te realiseren. Hoe moeilijk
dit ook kan zijn voor de gedupeerde ouders: het direct beëindigen van lopende schuldhulpverleningstrajecten
zoals WSNP en MSNP zou naar mijn oordeel niet aan deze doelstelling bijdragen. Het
amendement Lodders en Van Weyenberg zou hier wel aan bij dragen omdat de gedupeerde
ouders in een minnelijk schuldsaneringstraject ook een jaar de tijd krijgen om met
hun schuldeisers tot een oplossing te komen. Voor de WSNP is de pauzeknop al onlosmakelijk
verbonden aan de regeling zelf. Bij het direct beëindigen van de schuldsanering hebben
ouders geen zekerheid op een schone lei. Bedacht dient te worden dat het hier gaat
om (juridische) procedures waar veel partijen bij zijn betrokken. Het is voor al deze
betrokkenen van belang dat deze op een goede manier worden afgerond. Bovendien geldt
dat deze procedures er juist op gericht zijn om de burger voor zover mogelijk uiteindelijk
een schone lei te bieden. Ook daarom is het belangrijk dat we het verloop van die
procedures niet verstoren, maar dat juist inzetten op een voorspoedige afronding daarvan.
Ik streef ernaar om dit traject voor ouders wel zo snel mogelijk te kunnen beëindigen
en daar zijn ook al mijn initiatieven op gericht, die ik samen met publieke en private
schuldeisers onderneem. Gelet op het bovenstaande moet ik deze motie desondanks dan
ook ontraden.
Beantwoording van vragen uit eerste termijn wetgevingsoverleg
In de eerste termijn van het wetgevingsoverleg heeft uw Kamer diverse vragen gesteld
over de ISB. Voor de antwoorden met betrekking tot de juridische houdbaarheid van
het amendement Lodders Van Weyenberg verwijs ik u naar de separate brief van de Minister
van Rechtsbescherming. De overige vragen beantwoord ik hieronder.
– Het lid Azarkan (Denk) vraagt waar de € 155 miljoen extra apparaatskosten in de ISB
voor bestemd zijn.
Met deze extra apparaatskosten zal de vereiste additionele uitvoeringscapaciteit worden
gefinancierd. Het gereedmaken en aanbieden van onder meer de duizenden forfaitaire
€ 30.000-betalingen voor 1 mei is een heel grote opgave voor de uitvoering. Dat kan
niet zonder extra mensen. Deze mensen zijn met name nodig om maatwerk te bieden aan
gedupeerden en in goed persoonlijk contact antwoord te kunnen geven op inhoudelijke
vragen van gedupeerden. Daarnaast hebben we vastgesteld dat het integraal beoordelen
van dossiers ingewikkelder is en langer duurt dan in eerdere instanties werd gedacht.
Anderzijds nemen we bij de inschatten van de capaciteit voor de zekerheid aan dat
100% van de gedupeerden, ondanks de forfaitaire € 30.000-regeling, om een integrale
beoordeling zal verzoeken. Het kan dus zijn dat deze bedragen te hoog zijn ingeschat.
Over deze kosten zal de komende periode meer duidelijk worden. Ik zal uw Kamer hierover
middels de voortgangsrapportage informeren.
– Het lid Azarkan vraagt of (Denk) vraagt naar het gemiddelde compensatiebedrag voor
ouders met een OGS-stelling.
De door mij genoemde gemiddelde compensatie van € 40.000 ziet op de ouders die in
november en december integraal beoordeeld zijn. Inclusief de ouders die reeds eerder
gecompenseerd zijn ligt dit gemiddelde rond de € 30.000. Tot op heden is pas een klein
aantal ouders gecompenseerd met enkel een OGS-tegemoetkoming (zonder recht op één
van de andere regelingen), waarover ik nog geen gemiddelde kan inschatten. Wat ik
wel kan aangeven is dat bij de ouders die zich aangemeld hebben bij UHT het gemiddelde
bedrag van de totale KOT-terugvordering voor ouders mét een OGS-stelling rond de € 40.000
ligt en voor ouders zónder OGS-stelling rond de € 30.000. Dit zegt echter weinig over
het bedrag waar zij uiteindelijk recht op hebben, omdat een onterechte OGS-stelling
zowel kan voorkomen in samenhang met een vooringenomen behandeling of «alles-of-niets
benadering» (waarbij een ouders de volledige compensatieregeling krijgt) en zonder
deze samenhang (waarbij een ouder recht heeft op de OGS-tegemoetkoming van 30% over
de terugvordering waar deze mee samenhangt en die op zichzelf wel terecht kan zijn).
– Het lid Azarkan (Denk) vraagt waarvoor met de hersteloperatie gecompenseerd wordt.
In algemene zin beoogt de hersteloperatie herstel te bieden voor het institutioneel
vooringenomen handelen van de Belastingdienst/Toeslagen, de buitensporige fraudejacht,
de harde onevenredige uitwerking en uitvoering van de regelgeving en het ontbreken
van de menselijke maat. In hoeverre deze elementen zich hebben voorgedaan, zal uiteraard
per individuele zaak verschillen. De compensatieregeling heeft hierbij betrekking
op het – als institutioneel vooringenomen aan te duiden – samenspel van handelingen
van Belastingdienst/Toeslagen bij de aanvraag, de afhandeling, de toekenning en de
invordering van de kinderopvangtoeslag die ertoe hebben geleid dat er onvoldoende
rekening is gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de toeslaggerechtigden.
Voor dit samenspel van handelingen, waaronder de wijze van onderzoek en besluitvorming,
de gemaakte fouten bij de toekenning van het recht op kinderopvangtoeslag en de herziening
van de voorschotten kinderopvangtoeslag over de betreffende jaren alsmede in de bezwaar-,
beroeps- en invorderingsfase, zijn de reguliere bestuursrechtelijke rechtsmiddelen
onvoldoende toereikend gebleken om het ondervonden nadeel geheel of gedeeltelijk ongedaan
te maken. De compensatieregeling voorziet in een herstel van de gemiste kinderopvangtoeslag
en in de vergoeding van rente en kosten. Daarnaast ziet het herstel op de voor de
ouder onevenredige uitkomsten van de destijds bestaande regelgeving zoals die in de
uitspraken van de Raad van State van 23 oktober 2019 tot uitdrukking zijn gekomen
en op de onterechte kwalificatie O/GS die in de invorderingssfeer onevenredige consequenties
voor ouders heeft gehad. Tot slot ziet het herstel op de materiële en immateriële
schade die met het al het bovengenoemde samenhangt.
– Het lid Snels (GroenLinks) vraagt welke informatie in het kader van de hersteloperatie
met schuldeisers moet worden gedeeld.
Het doel van de gegevensdeling is het identificeren van gedupeerde ouders in de systemen
van de schuldeisers met opeisbare vorderingen, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders.
Zij kunnen op verzoek bericht krijgen ten aanzien van welke personen met openstaande
vorderingen de afkoelingsperiode van toepassing is; een ja/nee antwoord per persoon.
De schuldeiser kan voor dit doel gegevens verstrekken over zijn schuldenaar aan de
Belastingdienst/Toeslagen, te weten naam, adres, geboortedatum of BSN als deze verwerkt
mag worden door de schuldeiser. Zodra een schuldeiser heeft aangegeven mee te willen
werken aan een passende oplossing, kunnen meer gegevens worden uitgewisseld voor zover
dit noodzakelijk is om die passende oplossing daadwerkelijk tot stand te brengen.
Dit kan worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. In de komende weken ga ik,
in overleg met private partijen, de VNG, en gerechtsdeurwaarden deze uitwerking vormgeven.
– Het lid Snels (GroenLinks) vraagt naar de onzekerheid die bij ouders kan ontstaan
in het licht van de termijn van één jaar in het amendement.
Het amendement is erop gericht om tijd te krijgen om tot een passende oplossing te
komen. Ik ga ervan uit dat de periode van één jaar daarvoor genoeg is en zal mij uiteraard
inspannen om dit al (veel) eerder te laten zijn. Dat dit in individuele situaties
tot onzekerheid kan leiden begrijp ik en ik zal er in de aanpak en communicatie richting
gedupeerden naar streven deze onzekerheid zo veel mogelijk weg te nemen.
– Het lid Bruins (ChristenUnie) vraagt naar de tijdslijn voor het amendement na behandeling
in de Tweede Kamer.
Wat betreft het (parlementaire) tijdpad van het Wetsvoorstel Incidentele suppletoire
begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen en het daarop ingediende amendement
van de leden Lodders en Van Weyenberg, kan het volgende gezegd worden. Afgelopen dinsdag
9 februari heeft de commissie Financiën van de Eerste Kamer het volgende voorgenomen
qua behandeling:
«Onder voorbehoud dat de Tweede Kamer deze week instemt met het wetsvoorstel, stelt
de commissie voor inbreng voor verslag te leveren op 16 februari 2021. De commissie
stelt vervolgens voor om – onder voorbehoud van tijdige beantwoording van de vragen
per 19 februari – het wetsvoorstel te agenderen voor plenaire behandeling op 23 februari
2021.» Ik zet mij ervoor in om de publicatie in het Staatsblad na de stemmingen in de Eerste
Kamer zo snel mogelijk te laten plaatsvinden.
– Het lid Bruins (ChristenUnie) vraagt naar de aanpak indien private schuldeisers niet
willen meewerken aan een «redelijke oplossing».
Zoals reeds toegelicht in het wetgevingsoverleg ben ik in gesprek met alle betrokken
partijen om tot een passende oplossing te komen. Op de inhoud van deze oplossing,
of de consequenties als één of meer partijen hier niet aan willen meewerken, wil ik
niet vooruitlopen.
– Het lid Stoffer (SGP) vraagt om een schriftelijke toelichting op de stand van zaken
met betrekking tot cultuur en vertrouwen binnen de Belastingdienst.
Ik zeg het lid Stoffer graag toe dat ik uw Kamer hierover schriftelijk zal informeren.
Ik betrek dit in de brief die ik u binnenkort stuur samen met mijn collega Vijlbrief
over de stand van zaken van de ontvlechting. Daarin zal ik ook de vragen over dit
onderwerp beantwoorden die het lid Van Weyenberg gesteld heeft tijdens het algemeen
overleg over de hersteloperatie op 10 februari jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 797)
– Het lid Stoffer (SGP) vraagt waar de niet toebedeelde € 50 miljoen binnen de reservering
van € 250 miljoen in de ISB voor bestemd is.
€ 200 miljoen van deze € 250 miljoen betreffen een reservering voor de nog uit te
werken kindregeling. Dit geldt niet voor de laatste € 50 miljoen. Dit betreft niet-geoormerkte
programmamiddelen om onvoorziene uitgaven en andere budgettaire effecten te dekken.
Een mogelijke invulling van deze post zijn kosten voor hulp aan gedupeerden die niet
direct samenhangen met compensatiebetalingen, zoals bijvoorbeeld onvoorziene uitgaven
in het kader van de subsidieregeling voor rechtsbijstand of slachtofferhulp. Omdat
dergelijke programmaonderdelen een belangrijke pijler vormen in de bredere hulp aan
gedupeerden houdt het kabinet rekening met de mogelijkheid van extra uitgaven hiervoor
in de toekomst.
– Het lid Stoffer (SGP) vraagt naar het voornemen van het kabinet om de kinderbijslag
niet te indexeren om zo de kosten van herstel te financieren, en vroeg of de Staatssecretaris
kon toezeggen dat het geld niet bij dezelfde gezinnen wordt opgehaald.
Het wetsvoorstel van de voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
waaraan u refereert betreft het voornemen van het kabinet om de kinderbijslag in 2022
en 2023 niet te indexeren. Het kabinet is voornemens om deze middelen vrij te maken
voor investeringen in de uitvoering van SZW. Het niet indexeren van de kinderbijslag
raakt alle ouders, maar staat los van de hersteloperatie. Het gesprek over dit wetsvoorstel
kunt u verder voeren met de Minister van SZW.
– Het lid van Otterloo (50+) vraagt naar de relatie tussen het amendement en de aangenomen
motie van het lid Wilders.4
De motie van het lid Wilders roept het kabinet op om indien nodig de schulden van
gedupeerden bij private schuldeisers over te nemen. In welke mate dit nodig is hangt
af van de integrale oplossing die uiteindelijk voor alle schuldeisers gevonden kan
worden. Hierover lopen momenteel gesprekken met alle betrokkenen waar ik niet op vooruit
kan lopen. Zoals in het wetgevingsoverleg reeds toegelicht gaan het amendement en
de motie van het lid Wilders over andere zaken. De motie van het lid Wilders ziet
op de inhoud van een uiteindelijke oplossing, het amendement op de rust en tijdpad
om tot een oplossing te komen. Dit amendement is in alle situaties nodig om de tijd
te creëren om een oplossing uit te werken. Lang niet alle private schuldeisers zijn
namelijk in beeld – bij de herstelorganisatie, maar ook niet bij de gedupeerde ouders
zelf.
– Het lid Omtzigt (CDA) vraagt of de Algemene Rekenkamer advies heeft uitgebracht over
de ISB.
Nee, de Algemene Rekenkamer (AR) heeft tot nu toe geen advies uitgebracht over deze
ISB. Het is ook niet gebruikelijk dat de AR voorafgaand aan een begrotingswet uitspraak
doet over de rechtmatigheid. In het ISB wordt ook beroep gedaan op CW 2.27, lid 2,
aangezien de uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze eerste ISB zijn
opgenomen en niet kunnen wachten tot formele autorisatie van beide Kamers. De AR kan
natuurlijk in de toekomst wel onderzoek doen. Zij gaat over haar eigen agenda.
– Het lid Omtzigt (CDA) vraagt naar de stand van zaken van de uitwerking van de kindregeling.
Zoals toegelicht in het debat ben ik over de uitwerking van de kindregeling in gesprek
met onder andere het kindpanel en het Ministerie van SZW. Ik neem de oproep die het
lid Omtzigt deed om bij deze uitwerking goed te kijken naar de omvang van de schade
bij de betreffende ouder en kinderen graag mee in deze nadere uitwerking en zal uw
Kamer daar in de volgende voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag over informeren.
– Het lid Omtzigt (CDA) vraagt wat de «PM» post voor de motie Wilders inhoudt.
Het lid Omtzigt refereert hierbij aan een reeks op pagina 2 van de Kamerbrief «Overzicht
budgettaire besluitvorming na Najaarsnota» van de Minister van Financiën (Kamerstuk
35 570, nr. 56). Deze reeks betreft de budgettaire gevolgen van het voornemen om tot een oplossing
van de schuldenproblematiek van de getroffen toeslagenouders te komen, zoals gemeld
op 18 januari. Op dit moment wordt de budgettaire omvang in beeld gebracht. De PM-post
uit deze reeks houdt geen verband met de ISB.
– Het lid Omtzigt (CDA) vraagt waar ik wil staan met de hersteloperatie op 1 mei.
Ik doe er alles aan om gedupeerde ouders zo snel en goed mogelijk te helpen. Hetzelfde
geldt voor de medewerkers van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. Zoals beschreven
in de recente vijfde voortgangsrapportage verwacht ik dat hier de komende maanden
op veel terreinen voortgang in geboekt wordt. Zo zetten we conform toezegging alles
op alles om alle ouders die zich voor 15 februari aanmelden nog voor 1 mei te toetsen
en waar van toepassing € 30.000 uit te betalen. Momenteel hebben zich her al meer
dan 20.000 ouders voor aangemeld. Parallel wordt ook conform planning doorgewerkt
aan de integrale hulp van ouders die zich reeds vorig jaar hebben aangemeld. Hiermee
verwacht ik tussen de 1.500 en 2.000 ouders te helpen. Tenslotte wil ik de komende
maanden benutten voor de nadere uitwerking van de laatste open beleidsvragen, bijvoorbeeld
op gebied van andere toeslagen en de kindregeling. Al met al streef ik ernaar per
1 mei niet alleen heel veel ouders een eerste betaling van 30.000 gedaan te hebben,
maar ook een stabiele hersteloperatie te hebben, die zich volledig kan richten op
het herstel voor gedupeerden.
– Het lid Omtzigt (CDA) vraagt wanneer hij een lijst kan ontvangen van onrechtmatige
daden door de Belastingdienst en Toeslagen.
Ik kom hier zo snel mogelijk bij de heer Omtzigt op terug. Vooruitlopend daarop verwijs
ik u naar mijn antwoord op de vraag van de heer Azarkan hierboven.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën