Brief regering : Beleidsreactie op rapport “Focus op Dutchbat-III” en de aanbevelingen van de begeleidingscommissie (cie. Borstlap)
26 122 Srebrenica
Nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2021
Op 14 december 2020 nam ik het onderzoeksrapport «Focus op Dutchbat-III» en de aanbevelingen
van de commissie Borstlap in ontvangst. Via dit onderzoek hebben de veteranen van
Dutchbat-III zich kunnen uitspreken over hun behoeften aan zorg, erkenning en waardering,
nu 25 jaar na de val van de enclave Srebrenica. Met mijn brief (Kamerstuk 26 122, nr. 48) heb ik u het rapport en de aanbevelingen doen toekomen. Ik heb daarbij de toezegging
gedaan om u in het begin van 2021 de beleidsreactie van het kabinet te sturen. Dat
doe ik bij deze. Gezien de directe samenhang met de schriftelijke vragen van het lid
Van den Bosch, doe ik u vandaag ook de beantwoording daarvan toekomen.
Mijn inzet is steeds geweest om 25 jaar na de val van Srebrenica, vast te stellen
of er voor Dutchbat-III-veteranen aanvullende maatregelen nodig zijn op het gebied
van erkenning, waardering en zorg.
De missie van Dutchbat-III in 1995 was in meer dan één opzicht bijzonder. De val van
Srebrenica, het verdrijven en deporteren van de daar wonende bevolking en de daarop
volgende genocide buiten het zicht van Dutchbat-III, was een groot drama voor de plaatselijke
bevolking en verbijsterde de wereld. Dit drama heeft diepe sporen nagelaten bij de
nabestaanden en leden van de gemeenschap van Srebrenica. Ook de betrokken militairen
zijn er diep door geraakt, net als de toenmalige politieke besluitvormers en de Nederlandse
samenleving.
Ook vandaag de dag zijn de herinneringen nog springlevend. Dit merk ik vaak tijdens
mijn gesprekken met nabestaanden en Dutchbat-III-veteranen en het ontroert mij telkens
weer.
Rapport «Focus op Dutchbat-III»
Ik heb het rapport «Focus op Dutchbat-III» ontvangen uit handen van de onderzoeksleider
van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, professor dr. Miranda Olff. Ik ben blij dat
het onderzoek is afgerond met heldere analyses en conclusies en is gebaseerd op een
grote respons vanuit de Dutchbat-III-gemeenschap: 56% heeft de vragenlijst ingevuld.
Dat betekent dat de representativiteit van de resultaten van het onderzoek groot is.
Het onderzoek bevestigt het beeld dat na 25 jaar de gebeurtenissen in Srebrenica nog
sterk leven bij de ongeveer 850 militairen van Dutchbat-III. Voor een deel van de
Dutchbat-III-veteranen, en indirect het thuisfront, houden de persoonlijke en sociaal-maatschappelijke
gevolgen van de uitzending aan. Het gaat voornamelijk om problemen die voortkomen
uit de negatieve beeldvorming, het ervaren van gebrek aan erkenning en waardering
en goede zorg(-toegang). Uiteraard zal ik mijn best doen om ook de veteranen die niet
aan het onderzoek hebben meegedaan te bereiken en te helpen.
Al met al geven de meeste veteranen aan dat erkenning en waardering, ook nu nog, 25
jaar na de missie, vanuit zowel de maatschappij en de media als het Ministerie van
Defensie, hen zou helpen met het verbeteren van de kwaliteit van leven. Bij de veteranen
staat voorop dat het «echte verhaal» van de missie moet worden verteld.
Reactie op de aanbevelingen
Het onderzoek is begeleid door een door mij ingestelde onafhankelijke commissie. Deze
commissie – onder voorzitterschap van voormalig lid van de Raad van State de heer
drs. Hans Borstlap – had als opdracht erop toe te zien dat het onderzoek conform het
goedgekeurde onderzoeksvoorstel werd uitgevoerd. Daarnaast heeft de commissie de kwaliteit
van het onderzoek bewaakt en speelde het een rol bij de ondersteuning van het onderzoek.
Tot slot gaf de begeleidingscommissie duiding aan het onderzoeksrapport van onderzoeksinstelling
ARQ en is zij gevraagd om mij te voorzien van advies en aanbevelingen. Op basis van
het onderzoek «Focus op Dutchbat-III» heeft de begeleidingscommissie zeven aanbevelingen
geformuleerd.
Deze aanbevelingen onderschrijft het kabinet van harte. De manier waarop we met de
aanbevelingen aan de slag gaan, beschrijf ik hieronder:
Aanbeveling 1: Vermijd als kabinet en parlement een te rooskleurige voorstelling van zaken bij
de besluitvorming over voorgenomen missies en tijdens de uitvoering van missies; wees
realistisch over de omstandigheden, de risico’s en gevaren. Benoem de feiten en wees
reëel in de beeldvorming. Onderken tijdig wanneer het draagvlak en aanvankelijke verwachtingen
tijdens missies anders uitpakken en neem in voorkomende gevallen adequate maatregelen
zowel naar de samenleving als naar militairen en hun thuisfront.
Reactie: 25 jaar na dato is veel ten goede veranderd in de wijze van informatieverstrekking
over deelname aan missies, zoals de brief die de Kamer nu standaard ontvangt bij een
voorgenomen inzet van de krijgsmacht, de zogenaamde artikel 100-brief. Toch blijft
het geven van een realistisch beeld en het regelmatig bijstellen daarvan, essentieel.
Ik onderschrijf dan ook deze aanbeveling. Het inspelen op veranderende situaties mag
dan de kern zijn van het militaire vak, dat laat onverlet dat het organiseren van
verwachtingen op politieke niveau begint. Daar ligt ook nadrukkelijk een verantwoordelijkheid
voor zowel kabinet als parlement.
Aanbeveling 2: Sta als Ministerie van Defensie voor je personeel, in het bijzonder wanneer er aantoonbare
onjuistheden over hun functioneren in de media naar voren komen en weerspreek die
onjuistheden. Draag als Ministerie van Defensie bij aan een juiste beeldvorming over
de missie en het functioneren van militairen daarin door de verschillende doelgroepen
in de samenleving voor, tijdens en na de missie actief te informeren en door actief
deel te nemen in de publieke discussie daarover. Blijf dat langdurig doen bij missies
met een bijzonder karakter die tot beroering in de samenleving en de wereld hebben
geleid.
Reactie: Ik onderschrijf deze aanbeveling. Defensie streeft naar maximale transparantie rond
missies en inzet. Ook als er iets misgaat. Aantoonbare onjuistheden moeten worden
tegengesproken en meldingen van incidenten moeten zo snel mogelijk worden onderzocht.
Transparantie draagt bij aan draagvlak in de samenleving en voorkomt dat beeld en
werkelijkheid te ver uit elkaar staan, met alle negatieve gevolgen voor veteranen
van dien. Indien militairen onterecht in een verkeerd daglicht worden gezet, kunt
u van mij verwachten dat ik stelling inneem. Een proactieve houding komt uiteindelijk
ook de veteraan ten goede.
Sinds 1995 is er wat aandacht voor missies betreft veel ten goede veranderd, ook met
de komst van internet en de rol van sociale media. Voor journalisten is het tegenwoordig
zo dat zij vaak ingebed kunnen deelnemen indien de omstandigheden te gevaarlijk zijn.
Bij andere missies en inzet wordt verslaglegging door media zo goed mogelijk ondersteund.
Ook als een missie is afgelopen blijft Defensie er aandacht aan besteden. Dat gebeurt
bijvoorbeeld met een bestand aan sprekers, maar ook met talloze initiatieven voortkomend
uit het veteranenbeleid. Een missie zal op een gegeven moment eindigen, maar de aandacht
ervoor nooit.
Om de Dutchbatters te ondersteunen bij het vertellen van hun verhaal heeft Defensie
geholpen met het opzetten van een eigen informatieve Dutchbat-III website (dutchbat3.info).
Met hulp van het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie is voor deze site een
video over Dutchbat-III en de val van de enclave gemaakt.
Aanbeveling 3: Het Ministerie van Defensie en alle betrokken organisaties bij de uitvoering van
het veteranenbeleid moeten voorkomen dat zij tegenstanders worden van de veteraan.
Doelstelling is: een effectieve erkenning, waardering van de veteraan en een aanbod
aan zorg en ondersteuning dat past bij de individuele vragen en behoeften van de veteraan.
Onderzoek als Ministerie van Defensie welke veranderingen nodig zijn in de huidige
organisatie en aanpak van het veteranenbeleid om dit doel te realiseren. Doe dit in
samenspraak met de organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het veteranenbeleid
en in overleg met de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, tevens Inspecteur der Veteranen,
en de Veteranenombudsman.
Reactie: De Veteranenwet van 2012 en het Veteranenbesluit uit 2014 hebben tot doel te komen
tot een betere zorg en meer erkenning en waardering voor de veteraan. De uitvoering
van deze wet en besluit door de diverse organisaties verloopt goed, zoals ook is geconstateerd
met de evaluatie van het Veteranenbeleid 2011–2016 (Kamerstuk 30 139, nr. 170). Toch is nog steeds ruimte voor verbetering waaraan ook wordt gewerkt. De belangrijkste
is de verbetering van de bestuursstructuur van een vijftal veteranenorganisaties,
waardoor nu per 1 januari 2021 het Nederlands Veteraneninstituut is ontstaan (Kamerstuk
30 139, nr. 240). Hiermee is een belangrijke stap gezet in het verder doeltreffend en doelmatig uitvoeren
van het Veteranenbeleid. Daarnaast is een start gemaakt met de herziening van het
uitkeringen- en voorzieningenstelsel voor veteranen. Deze herziening is mede gericht
op het voorkomen van het onbedoelde effect dat uitvoerende organisaties en veteranen
elkaars tegenstander worden. Maatwerk en menselijke maat zijn in het beoogd stelsel
belangrijke waarden. De Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht en de Veteranenombudsman
zijn hierover recent geïnformeerd en staan positief tegenover de stelselwijziging.
Daarnaast ga ik in overleg met hen om te bepalen welke verdere verbeteringen nodig
zijn in de uitvoering van het Veteranenbeleid.
Aanbeveling 4: Ondersteun als Nederlands Veteraneninstituut de postactieve veteraan en het netwerk
rondom de veteraan (zoals het thuisfront, collega-veteranen, nuldelijns-ondersteuning,
veteranenorganisaties en huisarts) door te blijven investeren in meer kennis en bewustzijn
onder veteranen en hun netwerk over de mogelijke negatieve gevolgen van uitzending
voor veteraan en thuisfront en de (h)erkenning ervan. Doe dat ook over de beschikbaarheid
van laagdrempelige ondersteuning en advies bij uitzend-gerelateerde zorg- en ondersteuningsbehoeften
via het Veteranenloket. Draag zodoende bij aan het zo kort mogelijk houden van de
tijd tussen het ontstaan van klachten en het zoeken van hulp en aan de vindbaarheid
van de beschikbare zorg en ondersteuning. Blijf als Nederlands Veteraneninstituut
investeren in mogelijkheden om postactieve veteranen actief te benaderen en naar zorg
en ondersteuning te geleiden wanneer deze veteranen in ernstige problemen verkeren
maar desondanks geen hulp zoeken.
Reactie: Ook deze aanbeveling kan ik onderschrijven. Het nieuwe Nederlands Veteraneninstituut
(NLVi) is opgezet om betere en beter afgestemde zorg, erkenning en waardering aan
de veteraan te kunnen bieden. De verscheidenheid aan veteranenorganisaties is nu samengebracht
in één organisatie, waardoor het nieuwe veteranenloket nu ook intern eenduidig is
georganiseerd voor wat betreft de taakopvolging. Dit heeft bovendien een positief
effect op de toegang tot de zorg voor veteranen en de eenduidige communicatie over
de materiele en immateriële zorg voor veteranen en hun relaties.
Verder doet het NLVi een proef om proactief veteranen te benaderen om hen naar de
zorg te leiden die ze nodig hebben. Deze proef loopt nu bijna 2 jaar. Doel van dit
«Reach Out Team» is het zoeken van contact met de veteranen, die het lastig vinden
om contact of hulp te aanvaarden. Deze veteranen zijn door partners, collega’s, vrienden
of familie onder de aandacht van het NLVi gebracht. Tot slot heeft het NLVI de beschikking
over een landelijk dekkend netwerk van nuldelijns-ondersteuners die 24 uur per dag
en zeven dagen in de week veteranen en hun relaties ondersteunen. In dit netwerk bevinden
zich ook Dutchbat-III-veteranen en veteranen met veel affiniteit met de Dutchbat-III-groep.
Aanbeveling 5: Stuur als Ministerie van Defensie alle Dutchbat-III-veteranen en hun thuisfront
een brief met daarin een expliciete uitnodiging aan hen die vanwege de uitzending
nog professionele hulp behoeven, maar dit nog niet (voldoende) hebben gekregen, om
contact op te nemen met het Veteranenloket. Laat het Veteranenloket vervolgens onderzoeken
op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de (aanvullende) behoefte aan zorg
en ondersteuning bij de veteraan of het thuisfront.
Reactie: In overleg met het veteranenloket van het Nederlands Veteraneninstituut stel ik
een brief op aan alle Dutchbat-III-veteranen en hun thuisfront om hen expliciet te
wijzen op de professionele hulp die via het Veteranenloket en het Landelijk Zorgsysteem
voor Veteranen (LZV) beschikbaar is. Ik zal deze brief op korte termijn verzenden.
Aanbeveling 6: Organiseer en faciliteer voor Dutchbat-III-veteranen en hun thuisfront die daaraan
behoefte hebben een terugkeerreis naar Srebrenica. Financier als Ministerie van Defensie
de kosten van de organisatie en de begeleiding voor, tijdens en na afloop van de terugkeerreis.
Reactie: Ik neem de aanbeveling van de commissie over. Defensie zal een terugkeerreis organiseren
voor de Dutchbat-III-veteranen die daar behoefte aan hebben en zorgen voor adequate
begeleiding en financiering. Gelet op de zorgvuldigheid die de organisatie van een
terugkeerreis vraagt en de omvang van de potentiele groep (ongeveer 850 Dutchbat-III-veteranen),
kost het de nodige tijd om deze aanbeveling uit te voeren. Ik streef er naar de eerste
terugkeerreis in 2022 te laten plaatsvinden.
Deze aanbeveling sluit aan op een in 2018 gestart wetenschappelijk onderzoek naar
het effect van terugkeerreizen («Back with a mission»). Het onderzoek richt zich op
de impact van de terugkeerreis op de veteraan en het thuisfront en in welke vorm dat
het meest waardevol kan zijn. Daarbij gaat het niet alleen om de veteraan en zijn
thuisfront, maar ook om het contact met de lokale bevolking met wie de komst van veteranen
goed moet worden voorbereid. Betrokkenen bij dit onderzoek adviseren dat de terugkeerreis
het beste in kleinere groepen kan plaatsvinden, zonder actieve deelname van het thuisfront
en uiteraard op vrijwillige basis. Wel is het van belang om het thuisfront nadrukkelijk
te betrekken voor, tijdens en na de reis. Met inachtneming van dit advies voer ik
de aanbeveling van de commissie uit.
Aanbeveling 7: Dutchbat-III-veteranen verwachten aanvullende initiatieven op het gebied van erkenning
en waardering. De commissie is van oordeel dat een collectief gebaar op zijn plaats
is. Dit collectieve gebaar moet tegemoetkomen aan het ervaren gebrek aan erkenning
en waardering, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden waarin het nagenoeg onmogelijke
van hen is gevraagd. Voorts heeft onjuiste beeldvorming in de jaren na de missie bijgedragen
aan onvoldoende gevoelde steun en erkenning. Het onderzoek «Focus op Dutchbat-III»
toont aan dat deze veteranen tot de dag van vandaag de gevolgen daarvan met zich meedragen.
Zoals eerder vastgesteld kan Dutchbat-III niet verantwoordelijk gehouden worden voor
de genocide die buiten de enclave heeft plaatsgevonden. Allereerst is een duidelijke
verklaring van Defensie als werkgever en het Nederlandse kabinet als opdrachtgever
op haar plaats, die tegemoetkomt aan het ervaren gebrek aan erkenning en waardering
van Dutchbat-III-veteranen. Daarnaast is, alles overwegende, naar het oordeel van
de commissie een symbolisch bedrag op zijn plaats van 5.000 euro (belastingvrij) voor
elke veteraan die deel uitmaakte van Dutchbat-III, of indien de veteraan is overleden
zijn/haar nabestaanden. Deze twee elementen, een duidelijke verklaring en een symbolisch
voor iedere Dutchbat-III-veteraan gelijk bedrag, zijn naar het oordeel van de commissie
onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Reactie:
Uit het onderzoek «Focus op Dutchbat-III» blijkt dat Dutchbat-III-veteranen nog steeds
gebrek aan erkenning en waardering ervaren. Ik begrijp dat en het raakt me enorm.
De aanbeveling om te komen tot een duidelijke verklaring die tegemoetkomt aan het
ervaren gebrek aan erkenning en waardering, neem ik me daarom ter harte. Een verklaring
dient een boodschap te bevatten die past bij wat er anno 2021 leeft onder veteranen
van Dutchbat-III en moet ingaan op de uitzonderlijke omstandigheden waarin zij hebben
moeten functioneren. Ik zal hier op korte termijn invulling aan geven.
Daarnaast beveelt de commissie Borstlap aan om een symbolisch bedrag uit te betalen.
Of een geldbedrag het gevoel van gebrek aan waardering en erkenning kan wegnemen of
verzachten, is een vraag die op voorhand moeilijk is te beantwoorden. Sommige dingen
zijn immers niet in geld uit te drukken. Echter, de conclusie van de commissie dat
de omstandigheden uitzonderlijk waren, deel ik. De commissie koppelt het bedrag onlosmakelijk
aan de verklaring en legt daarmee verbinding tussen tastbaarheid en symboliek. Ik
begrijp dat en volg daarom ook deze aanbeveling van de commissie op en ken elke Dutchbat-III-veteraan
een eenmalig symbolisch bedrag toe van 5.000 euro (belastingvrij). Dit als blijk van
erkenning en waardering voor de uitzonderlijke omstandigheden waaronder Dutchbat-III
moest opereren en de ontwikkelingen in de 25 jaren daarna waardoor het ervaren gebrek
is ontstaan aan steun, erkenning en waardering.
Dit eenmalige bedrag van 5.000 euro (belastingvrij) is bedoeld als een gebaar en blijk
van waardering. Deze toekenning staat los van de vraag of er sprake is van enige juridische
aansprakelijkheid en staat ook los van alle eerder reeds toegekende of nog toe te
kennen individuele schadevergoedingen op grond van afspraken of regelingen zoals de
Regeling ereschuld veteranen, de Veteranenwet, het Veteranenbesluit en andere ondersteunende
maatregelen. Zoals de commissie heeft aanbevolen, blijft de vigerende regelgeving
beschikbaar voor individuele gevallen.
De uitvoering van deze aanbeveling zal zo snel als mogelijk ter hand worden genomen.
Het is mijn streven om zo snel mogelijk het bedrag van 5.000 euro aan iedere Dutchbat-III-veteraan
uit te betalen.
Tot slot
Namens het kabinet dank ik hierbij nogmaals de onderzoekers van ARQ en de leden van
de commissie Borstlap. Zoals aangegeven neemt het kabinet alle aanbevelingen van de
commissie over: 25 jaar na de val van Srebrenica hoopt het kabinet zo recht te doen
aan de veteranen van Dutchbat-III. Ik ben vastbesloten om ook in de toekomst nauw
contact te houden met de Dutchbat-III gemeenschap en ga meteen aan de slag gaan met
de opvolging van de aanbevelingen.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.