Brief regering : Wetstraject Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn
32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr. 268
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2021
Personen die kwetsbaar en zorgafhankelijk zijn hebben het recht op zorg die kwalitatief
goed én veilig is. Veruit de meeste zorgmedewerkers zetten zich onverminderd positief
in voor hun patiënten. Helaas komt het ook voor dat medewerkers in de zorg- en welzijnssector
ernstig grensoverschrijdend gedrag vertonen richting patiënten of cliënten. Het is
mogelijk dat een werkgever dit constateert en het dienstverband met de medewerker
verbreekt, maar dat de medewerker vervolgens bij een andere zorgaanbieder aan de slag
gaat. Om dit probleem te voorkomen ben ik gestart met een wetstraject om deelname
aan het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn (hierna: het Waarschuwingsregister)
door zorgaanbieders wettelijk te verplichten.
Middels deze brief informeer ik uw Kamer over mijn bevindingen en de verdere aanpak.
Eerst ga ik in op het proces tot nu toe en daarna zet ik de overwegingen uiteen voor
het vervolg. Omdat ik heb besloten af te zien van een wettelijke verplichting, informeer
ik uw Kamer ook over de alternatieve aanpak.
Op hoofdlijnen gaat deze brief in op de volgende zaken:
– Ik ben met een wetstraject gestart met een overkoepelend doel: het bevorderen van
een veilige zorgrelatie.
– Het Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn is één van de beschikbare instrumenten die
bijdragen aan dit doel.
– Het wettelijk verplichten van deelname van werkgevers heeft een aantal belangrijke
praktische en juridische bezwaren.
– Op dit moment wordt een verkenning gedaan naar mogelijke alternatieve manieren om
bij te dragen aan een veilige zorgrelatie.
Het Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn
Het Waarschuwingsregister heeft als doel het bevorderen van een veilige zorgrelatie.
Het is één van de instrumenten die werkgevers in de zorg kunnen inzetten om cliënten
en patiënten te beschermen tegen kwaadwillende zorgmedewerkers. Het betreft een aanvulling
op de Leidraad Veilige Zorgrelatie, die eisen stelt aan de inrichting van de organisatie.
Daarnaast is het een aanvulling op wettelijke bepalingen zoals de Verklaring Omtrent
het Gedrag (VOG) die op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz),
de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) (Kamerstuk 34 279) voor bepaalde zorgverleners verplicht is1, en de in de Wkkgz opgenomen vergewisplicht2.
Op dit moment zijn nog relatief weinig zorgaanbieders bij het Waarschuwingsregister
aangesloten, terwijl uit inventarisatie is gebleken dat het Waarschuwingsregister
pas optimaal kan werken als zoveel mogelijk werkgevers er gebruik van maken. Met oog
op het maatschappelijke belang van een veilige zorgrelatie voor kwetsbare personen
is een wetgevingstraject gestart voor verplichte aansluiting bij het Waarschuwingsregister.
Dit hield in: onderzoek naar mogelijkheden voor wettelijke aansluiting, adviesvragen
aan zorgpartijen en afwegingen op basis van beleid en juridische kaders. Op 13 oktober
en 9 november 2020 zijn online bijeenkomsten gehouden met onder andere zorgpartijen
en medewerkers-organisaties over het bevorderen van een veilige zorgrelatie, de rol
van het Waarschuwingsregister daarin, en de (on)mogelijkheden van wettelijk verplicht
gebruik ervan.
Overwegingen
In de loop van het onderzoek is gebleken dat een dergelijke wettelijke verplichting
op een aantal belangrijke praktische en juridische bezwaren stuit. In de bijeenkomsten
met veldpartijen is een deel van deze bezwaren ter sprake gekomen. Deze bezwaren werden
herkend en gezamenlijk werd vastgesteld dat deze bezwaren zwaarwegend zijn. Alles
overwegende heb ik daarom besloten af te zien van een wettelijke verplichtstelling
van gebruik van het waarschuwingsregister. De belangrijkste bezwaren die tot deze
conclusie hebben geleid zal ik hieronder toelichten.
In de eerste plaats leidt het aansluiten bij het Waarschuwingsregister tot extra administratieve
lasten voor zorgaanbieders, zoals het maken van een intern register, communicatie
richting de eigen medewerkers, het aanwijzen van personen binnen de organisatie die
bevoegd zijn om het Waarschuwingsregister te gebruiken en deze medewerkers bekend
te laten worden met het systeem. Daarnaast moeten sollicitanten (in de laatste fase
van de selectie) worden opgezocht in het Waarschuwingsregister. Ook moet in alle sollicitatieprocedures
worden gewezen op het gebruik van het Waarschuwingsregister, zodat sollicitanten dit
van tevoren weten. Deze administratieve lasten moeten opwegen tegen de voordelen die
een wettelijke verplichting meebrengt.
In de tweede plaats leidt het verplichten van werkgevers tot aansluiting niet automatisch
tot registratie van werknemers die over de schreef zijn gegaan. Werkgevers moeten
namelijk in staat worden gesteld om in een concreet geval een eerlijke en redelijke
belangenafweging te maken om een werknemer al dan niet te registreren. Dit vereist
beoordelingsruimte. Tegelijkertijd kan deze ruimte er ook toe leiden dat werkgevers
ervoor kiezen hun werknemers niet te registreren. Uit de inventarisatie is gebleken
dat werkgevers het vaak een grote stap vinden om een werknemer na een incident te
registreren. We kunnen er dan ook niet zeker van zijn dat verplichte deelname leidt
tot het vaker registreren van werknemers na incidenten.
In de derde plaats zou de verplichte aansluiting niet automatisch leiden tot de noodzakelijke
open cultuur die aan de werking van het Waarschuwingsregister ten grondslag ligt.
Dat kan alleen worden bereikt als zorgorganisaties intrinsiek gemotiveerd zijn. Verwacht
wordt dat die intrinsieke motivatie bij een vrijwillige deelname een stuk groter is.
In de vierde plaats moet de rijksoverheid ervoor zorgen dat haar systemen en middelen
goed op elkaar aansluiten. Indien het Waarschuwingsregister verplicht zou worden gesteld,
zou dit niet goed aansluiten op de reeds bestaande wettelijke VOG-plichten in de zorg.
Voor een melding in het Waarschuwingsregister is het doen van een aangifte door de
werkgever een voorwaarde. Verplichte aansluiting op het Waarschuwingsregister zou
kunnen betekenen dat een ex-zorgmedewerker wordt vrijgesproken door de strafrechter3, maar tegelijkertijd wél geregistreerd blijft staan in het waarschuwingsregister.
Er zou een koppeling met het Justitieel Documentatie Systeem moeten worden gemaakt,
om te kunnen bekijken of de aangifte van de werkgever heeft geleid tot een strafproces
en wat de uitkomst van deze procedure is geweest. Een dergelijke koppeling zou een
zware inbreuk zijn op het privacyrecht van de ex-medewerker en is bovendien niet in
lijn met de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Voor resocialisatiedoeleinden
en rechtsbescherming van personeel en sollicitanten is in Nederland gekozen voor het
systeem van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), waarbij werkgevers bewust geen
inzage krijgen in het strafblad van sollicitanten en medewerkers. Dit maakt een wettelijk
verplichte aansluiting op het Waarschuwingsregister op een zeer fundamenteel punt
buitenproportioneel.
In de vijfde plaats is het de vraag of een wettelijke verplichtstelling van het Waarschuwingsregister
van de bestaande mogelijkheden het best passend en het minst ingrijpend is om te komen
tot een veiligere zorgrelatie. Zoals ik bij het volgende onderdeel toelicht, zijn
er minder ingrijpende alternatieven denkbaar.
Conclusie en vervolg
Alles overwegende heb ik daarom besloten af te zien van een wettelijke verplichtstelling
voor het waarschuwingsregister. Dat neemt niet weg dat het doel van het Waarschuwingsregister,
het bevorderen van een veilige zorgrelatie, onverminderd van belang blijft. Om deze
reden wordt op dit moment een verkenning gedaan naar mogelijke alternatieven.
Als alternatieve aanpak kan worden gedacht aan het wegnemen van barrières die in de
weg staan aan vrijwillige deelname aan het Waarschuwingsregister. Met deze gedachte
is in overleg met RegioPlus (de huidige eigenaar van het Waarschuwingsregister), opdracht
gegeven om te verkennen in hoeverre er bestuurlijk draagvlak is onder zorgorganisaties
en hun medewerkers voor een model waarbij verschillende zorgorganisaties mede-eigenaar
zijn van het Waarschuwingsregister. Zo kan worden bezien of zorgaanbieders zelf –
ook zonder wettelijke verplichting – de verantwoordelijkheid willen dragen voor een
goed werkend Waarschuwingsregister, dat voldoet aan noodzakelijke waarborgen rondom
de rechtsbescherming van werknemers. Ook zal gekeken worden hoe het Waarschuwingsregister
past in en aansluit bij het grotere geheel van maatregelen dat werkgevers kunnen treffen
om de kans zo klein mogelijk te maken dat zich een situatie voordoet waarin iemand
elders in de zorg aan de slag gaat, nadat hij of zij bij de vorige werkgever ernstig
in de fout is gegaan.
Ik verken de komende periode ook andere alternatieven, waarbij ik de motie meeneem
waarin uw Kamer vraagt te onderzoeken voor welke beroepen een continue screening verplicht
gesteld zou kunnen worden, vergelijkbaar met het screeningsysteem in de kinderopvang4. Ik zal de alternatieven de eerste helft van het jaar 2021 met veldpartijen bespreken
en zal vervolgens uw Kamer informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport