Brief regering : Reactie op de gewijzigde motie van de leden Azarkan en Van Weyenberg over een verbod op gebruik van nationaliteit of etniciteit bij risicoprofilering (Kamerstuk 31066-782)
31 066 Belastingdienst
Nr. 783
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2021
Na het notaoverleg Fraudeopsporing en gebruik van tweede nationaliteit door de Belastingdienst
van 1 februari jl. hebben de leden Azarkan (DENK) en Van Weyenberg (D66) een motie
ingediend ter vervanging van de tijdens dat overleg ingediende motie (Kamerstuk 31 066, nr. 782). De gewijzigde motie verzoekt de regering om ieder direct of indirect gebruik van
nationaliteit of etniciteit bij risicoprofilering in de wetshandhaving onmiddellijk
en expliciet te verbieden. In deze brief geef ik – mede namens mijn collega’s van
Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming – mijn waardering en licht ik deze
toe.
Discriminatie is verboden. Dat geldt zowel voor directe discriminatie als voor indirecte
discriminatie. Ook bij risicoprofilering en het gebruik van algoritmen mag niet worden
gediscrimineerd. De Autoriteit Persoonsgegevens bevestigt dat ook naar aanleiding
van de kinderopvangtoeslagaffaire. Om discriminatie te voorkomen is het niet toegestaan
om nationaliteit, etniciteit en geboorteplaats te gebruiken als indicator in risicomodellen
voor fraudebestrijding, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor die gegevensverwerking
is en het gemaakt onderscheid proportioneel is. Op 27 januari jl. is een overzicht
met uw Kamer gedeeld van expliciete wettelijke grondslagen die het gebruik van nationaliteit
in gegevensverwerking door de Belastingdienst rechtvaardigen1. Ook voor andere uitvoeringsorganisaties geldt dat er een expliciete wettelijke grondslag
kan zijn voor het gebruik van nationaliteit in gegevensverwerking.
Een algemeen verbod op ieder direct of indirect gebruik van nationaliteit of etniciteit bij risicoprofilering
in de wetshandhaving gaat te ver en zou dit rechtmatige gebruik in gevaar kunnen brengen.
Graag merk ik hierbij op dat een algemeen verbod op gebruik er voor zal zorgen dat
(de uitkomsten van) algoritmen ook niet meer getoetst kunnen worden op discriminatie.
Het gebruik van nationaliteit of etniciteit kan juist behulpzaam zijn om discriminatie
in algoritmische data-analyses op het terrein van wetshandhaving op te sporen. De
gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld een methodiek toegepast om te testen of er gediscrimineerd
wordt op basis van herkomst bij het detecteren van onrechtmatige bijstandsuitkeringen.
Het uitvoeren van een dergelijk algemeen verbod op gebruik van nationaliteit en etniciteit
bij risicoprofilering in de wetshandhaving is daarnaast onwenselijk in de strafrechtsketen.
Het zou bijvoorbeeld betekenen dat het gebruik van risicoprofielen om gericht te zoeken
naar risicogroepen met betrekking tot slachtofferschap van onder andere mensenhandel
niet meer mogelijk is.
Het uitoefenen van (handhavende) bevoegdheden door de overheid die ondersteund worden
door het gebruik van algoritmen moet in overeenstemming zijn met de Grondwet en andere
wet- en regelgeving, zoals de privacywetgeving. Die schrijft onder meer een data protection impact assessment (DPIA) voor als er sprake is van een nieuwe verwerking van persoonsgegevens waarmee
een hoog risico gepaard gaat. Onderdeel daarvan is dat wordt onderzocht of gegevens
rechtmatig worden gebruikt en wordt gekeken naar mogelijke risico’s op discriminatie
en de maatregelen die worden getroffen om dat te voorkomen.
Om overheden te ondersteunen bij een verantwoorde inzet van algoritmen, ontwikkelt
het kabinet aanvullende instrumenten, waaronder de richtsnoeren met waarborgen tegen
risico’s van data-analyses door de overheid2. Mede op verzoek van uw Kamer wordt er gekeken of deze richtlijnen voor algoritmen
deels in de wet verankerd moeten worden3. Daarnaast is een Handreiking non-discriminatie by design ontwikkeld. Daarin is een vertaalslag gemaakt van de juridische kaders naar operationele
ontwerpprincipes. Ook wordt een Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmen gemaakt. Al deze instrumenten helpen om discriminerende patronen bij de inzet van
algoritmen en andere risico’s voor mensenrechten in een vroeg stadium te identificeren
en te voorkomen.
Tot slot wil ik er op wijzen dat door het kabinet is toegezegd om de inventarisatie
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – over de wijze waarop binnen
de sociale zekerheid gebruik wordt gemaakt van nationaliteit in wetten, regelingen,
procedures en risicomodellen – ook Rijksbreed op te pakken. Met inachtneming van de
motie van het lid Klaver c.s.4 zal daarbij naast het kenmerk nationaliteit ook breder gekeken worden naar aanpalende
kenmerken zoals etniciteit en geboorteplaats. In dat kader streeft de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ernaar om uw Kamer een eerste opzet
op hoofdlijnen voor 1 maart te doen toekomen5.
Vanzelfsprekend moet discriminatie worden voorkomen, dat deel ik met de leden Azarkan
en Van Weyenberg. Het kabinet zet daar ook op in. Gelet op het voorgaande ontraad ik de motie echter.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties