Brief regering : Verslag videoconferentie van Landbouw- en Visserijministers
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1274
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de videoconferentie van Landbouw- en Visserijministers
die op 25 januari jl. plaatsvond. Daarnaast maak ik van deze brief gebruik om uw Kamer
te informeren over de stand van zaken van de vangstmogelijkheden na 2021. Tevens informeer
ik uw Kamer over het bestuurlijk overleg van 28 januari 2021 waarin ik met provincies
en waterschappen gesproken heb over de voortgang van het Plattelandsontwikkelingsprogramma
voor de transitiejaren 2021 en 2022 (POP3+) en de invulling van de middelen voor plattelandsontwikkeling
uit het Economisch Herstelfonds.
I. Punten op de agenda
Werkprogramma Portugees voorzitterschap
Het voorzitterschap opent de videoconferentie met een presentatie van het werkprogramma
voor de komende zes maanden. Het motto van het voorzitterschap luidt: «time to deliver: for a fair, green and digital recovery». Uit het motto vloeien het bevorderen van groene en digitale transities, het versterken
van sociale rechten en het versterken van de strategische autonomie van een open EU
als overkoepelende prioriteiten voort. Op het landbouwdomein heeft het voorzitterschap
vier prioriteiten aangemerkt:
• Het sluiten van een overeenkomst over het GLB in het voorjaar.
• Het opstellen van een langetermijnvisie voor het vergroten van de leefbaarheid van
het platteland.
• Verduurzaming van het gebruik van pesticiden en het ontwikkelen van organische methoden
van gewasbescherming.
• Het opstellen van de EU prioriteiten voor de UN Food Systems Summit.
Vangstmogelijkheden 2021
Het voorzitterschap wijst op de uitkomsten van de Decemberraad, waar voor 2021 de
voorlopige TAC’s zijn vastgesteld. Vanwege de inmiddels gesloten overeenkomst met
het Verenigd Koninkrijk, zijn de bilaterale gesprekken nu aan de orde. Het procedurevoorstel
van de Commissie en de mate van betrokkenheid van de lidstaten hierbij, wekt zorgen
bij de lidstaten. Het voorzitterschap stelt daarom voor dat de werkwijze van de Commissie
wordt aangevuld. De Commissie kondigt aan binnenkort een voorstel voor het tussentijds
ophogen van een aantal bestanden te presenteren. Dit omdat het seizoensgebonden karakter
van de visserij een hogere benutting in het eerste kwartaal van 2021 vraagt. Daarnaast
zegt de Commissie toe de lidstaten nauw te zullen betrekken bij de consultaties met
het VK. Het uitgangspunt van deze consultaties is om zoveel mogelijk aan te sluiten
bij de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de doelstelling voor
een duurzame visserij. Snelle start van de consultaties is nodig omdat de Raad in
december jl. voorlopige TAC’s heeft vastgesteld tot 31 maart 2021.
Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, vragen om een gedetailleerder onderhandelingsmandaat
voor de Commissie en benadrukken het belang van politieke betrokkenheid bij de onderhandelingen
en besluitvorming. Sommige lidstaten wijzen op de verzwakte sociaaleconomische positie
van vissers ten gevolge van de COVID-19-pandemie en Brexit en vragen de Commissie
deze situatie mee te nemen in hun overwegingen. Enkele lidstaten vragen om verruiming
van de juridische kaders van de Brexit Adjustment Reserve om steunmaatregelen voor
de sector te kunnen toepassen. Het voorzitterschap concludeert dat er overeenstemming
is over de algemene uitgangspunten voor de consultaties en dat de Commissie goede
nota heeft genomen van de posities van de lidstaten en hun prioriteiten.
Landbouwgerelateerde handelszaken
Het voorzitterschap opent met een algemene stand van zaken op de markt voor landbouwproducten.
Ondanks de negatieve economische impact van de pandemie, toont de sector veel veerkracht
en laat de handel in landbouwgoederen lichte groei zien. De Commissie gaat vervolgens
in op verschillende handelsakkoorden. De Commissie bestempelt het akkoord dat gesloten
is met het VK als «the highest degree of market access thus far» en benadrukt de positieve uitkomst voor de landbouwsector. Lidstaten spreken waardering
uit voor het bereikte akkoord. Daarnaast spreken enkele lidstaten hun zorgen uit over
het behoud van een gelijk speelveld.
Ten aanzien van het akkoord tussen de EU en Mercosur stelt de Commissie dat voor gevoelige
landbouwproducten in het vrijhandelsakkoord een landingsgebied is gevonden. Daarnaast
werkt de Commissie aan het verkrijgen van toezeggingen van Mercosur op het gebied
van duurzaamheid. Een aantal lidstaten spreekt zijn zorg uit over duurzaamheidsrisico’s
en de mogelijke impact van het akkoord op de landbouwsector en wijst op risico’s voor
gevoelige producten. De Commissie verwacht spoedig het akkoord met Mexico voor te
kunnen leggen aan de Raad en hoopt dit jaar voortgang te boeken in de onderhandelingen
met Chili, Nieuw-Zeeland en Australië. Een aantal lidstaten ziet deze verdragen als
een kans voor Europa, anderen zien risico’s voor gevoelige sectoren. Ten algemene
roepen de lidstaten op gebalanceerde akkoorden te sluiten, waarin wordt gestreefd
naar een gelijk speelveld en met oog voor gevoelige landbouwproducten. Tegen de achtergrond
van de ambities uit Green Deal en Farm-to-Fork-strategie, gaven lidstaten aan dat
aan import dezelfde product- en productie-eisen gesteld zouden moeten worden als in
de EU. Andere lidstaten benadrukken het belang van de WTO en het belang dat EU regels
voldoen aan het WTO-kader.
Met betrekking tot handelsovereenkomsten heb ik het vergroten van duurzaamheid, het
waarborgen van een gelijk speelveld en het aangaan van ambitieuze verplichtingen op
het gebied van dierenwelzijn en het gebruik van pesticiden onderstreept. Ook heb ik
het belang van ontbossingsvrije toeleveringsketens in de handel benadrukt. Ten slotte
heb ik, in het kader van de herziening van het EU handelsbeleid, aangegeven dat de
EU moet zorgen voor samenhang tussen het handelsbeleid en aanverwante beleidsterreinen,
zoals uiteengezet in de Farm-to-Fork- en biodiversiteitsstrategie.
JRC-studie over cumulatieve economische impact van twaalf handelsakkoorden
D Commissie presenteert een samenvatting van de studie door het Joint Research Centre
over de cumulatieve economische impact van twaalf handelsakkoorden op de landbouwsector.
De Commissie licht toe dat voor de vijf afgeronde akkoorden de daadwerkelijke uitkomsten
gebruikt zijn (Vietnam, Canada, Japan, Mercosur en Mexico). De zeven andere handelsakkoorden
waarover nog wordt onderhandeld of die voorzien zijn betreffen Nieuw Zeeland, Australië,
Thailand, Filippijnen, Maleisië, Indonesië en Chili. In de studie is geen rekening
gehouden met onder meer de mogelijke impact van de Brexit, COVID-19, de Green Deal,
Farm-to Fork-strategie en non-tariff barriers. In de studie zijn twee scenario’s berekend, waarbij in het conservatieve scenario
de exportwaarde 2,8% groeit en de import 3,3% en in het ambitieus scenario respectievelijk
3,3% (mn. verwerkt voedsel, dranken en tabak, zuivel en varkensvlees) en 4,2% (mn.
oliehoudende zaden en meel, pluimveevlees en rundvlees). Negatieve effecten zullen
er vooral zijn bij rundvlees, waarbij zowel de prijzen voor producenten als de productie
binnen de EU zullen verminderen. De Commissie concludeert dat de landbouwsector kan
profiteren van de EU-handelsagenda, en ziet nog kansen in de export van niet-verwerkte
landbouwproducten. Het aandeel daarvan in de totale export van agrofoodproducten is
laag. Daarnaast concludeert de Commissie dat de huidige aanpak voor gevoelige producten,
waaronder het gebruik van tariefcontingenten en quota’s, de juiste is. Verder stelt
de Commissie dat een ambitieus GLB, ondersteuning van innovatie en concurrentievermogen,
betere bescherming van geografische indicaties en het slechten van SPS-barrières de
negatieve effecten kunnen beperken.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, verzoeken het voorzitterschap dit onderwerp wederom
te agenderen als de studie gepubliceerd is, zodat de studie bestudeerd kan worden.
Deze is op 26 januari gepubliceerd1. Een aantal lidstaten kaart aan dat de studie enkele belangrijke zaken, zoals COVID-19
en de Green Deal, niet meegewogen heeft. Ik heb opgemerkt dat het belangrijk is om
de cumulatieve effecten van handelsakkoorden op de Europese land- en tuinbouw regelmatig
te monitoren. Dit omdat effecten van een akkoord pas na vijf tot tien jaar na inwerkingtreding
zichtbaar zijn; om voor toekomstige handelsovereenkomsten een weloverwogen aanbod
voor markttoegang te kunnen doen, rekening houdend met de effecten van andere handelsovereenkomsten
die de EU heeft gesloten of waarover wordt onderhandeld; en om adequaat in te kunnen
grijpen en maatregelen te kunnen nemen om significante negatieve effecten tegen te
gaan wanneer deze effecten optreden als gevolg van handelsakkoorden.
AOB Toekomst GLB
Het voorzitterschap geeft een korte terugkoppeling van de trilogen met het Europees
parlement over de hervorming van het GLB. De planning van het voorzitterschap is om
in het voorjaar tot een akkoord te komen. Lidstaten benadrukken het belang van een
tijdige overeenkomst in verband met de deadline voor het opstellen van de Nationaal
Strategische Plannen. Daarnaast roepen lidstaten het voorzitterschap op strak vast
te houden aan het Raadsmandaat. Ook benadrukken lidstaten het belang van subsidiariteit
en flexibiliteit bij de verdere invulling van het GLB op nationaal niveau en onderstreepen
velen, waaronder Nederland, het belang van de omslag naar een prestatiegericht model.
Lidstaten lijken vooral in de Verordening Gemeenschappelijke Marktordening (GMO-verordening)
ruimte te zien om het Europees parlement tegemoet te komen. Meerdere lidstaten laten
zich positief uit over het achterliggende idee van enkele EP-amendementen om export
uit derde landen in te perken indien niet aan vergelijkbare productienormen op het
gebied van milieu en dierenwelzijn wordt voldaan. Andere lidstaten benadrukken het
belang van het WTO-kader en WTO-conformiteit van EU wet- en regelgeving.
II. Stand van zaken visserij
Vangstmogelijkheden 2021 – tussentijdse aanpassing
In de Decemberraad 2020 zijn, zoals uw Kamer weet, tijdelijke vangstmogelijkheden
vastgesteld voor de eerste drie maanden van 2021. Deze hoeveelheden zijn grotendeels
gebaseerd op 25% van de hoeveelheden die in 2020 golden. Voor enkele seizoensgebonden
visserijen zijn hogere percentages gehanteerd, bijvoorbeeld voor makreel, haring en
blauwe wijting. De Europese Commissie stelt voor de hoeveelheden van een aantal bestanden
te verhogen, omdat uit eerste analyse blijkt dat voor deze bestanden de initiële hoeveelheden
niet voldoende zijn. Dit gaat met name om visbestanden in het Kanaal en de Keltische
Zee, waar Nederland zeer beperkt visserijbelangen heeft. Daarnaast betreft het enkele
pelagische bestanden, zoals Noord-Atlantische haring en blauwe wijting. Op deze vissoorten
wordt door Nederlandse visserijen gevist, met name in het begin van het jaar. Ik ben
daarom tevreden dat de Commissie deze verhogingen voorstelt en zal deze steunen. Omdat
de consultaties met het VK en Noorwegen (trilateraal), het VK (bilateraal) en Noorwegen
(bilateraal) nog lopen, kunnen er nog geen definitieve vangstmogelijkheden voor 2021
worden vastgesteld.
Toegang voor Nederlandse vissers in de Britse wateren
In reactie op de motie van het lid Van der Graaf om formeel bewijs van toegang voor
Nederlandse vissers in de Britse wateren op 1 januari jl. (Kamerstuk 35 393, nr. 24), kan ik uw Kamer aangeven dat alle betreffende Nederlandse vissers op 1 januari
jl. de vismachtiging hiertoe van de Britse autoriteiten, toegezonden hebben gekregen.
Hofprocedure pulsvisserij
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd heeft het kabinet in september 2019 een verzoek
tot nietigverklaring van het pulsverbod ingediend bij het Europese Hof (Kamerstuk
32 201, nr. 111). In de zomer van 2020 is de schriftelijke procedure hiertoe afgerond (Kamerstuk
35 470 XIV, nr. 7). Het Hof heeft recentelijk aangegeven dat de schriftelijke inbreng voldoende is
en een mondelinge behandeling niet nodig is. Dat betekent de uitspraak in 2021 verwacht
kan worden. Uiteraard informeer in uw Kamer over de uitspraak van het Hof.
III. Vaststelling plattelandsontwikkelingsprogramma in de transitieperiode (POP3+)
en inzet Economisch Herstelfonds
In het bestuurlijk overleg van 28 januari 2021 heb ik met de bestuurders van provincies
en waterschappen gesproken over de voortgang van het Plattelandsontwikkelingsprogramma
voor de transitiejaren 2021 en 2022 (POP3+) en de invulling de middelen voor plattelandsontwikkeling
uit het Economisch Herstelfonds (Next Generation EU), dat is ingesteld naar aanleiding van de COVID-19 uitbraak. Dit bestuurlijk overleg
was een vervolg op mijn overleg van 6 oktober 2020. Het POP3+-programma is afgelopen
jaar gezamenlijk door het Rijk, provincies en waterschappen ontwikkeld. Het programma
is een verlenging van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) waarmee
de continuïteit van de uitvoering van het plattelandsontwikkelingsbeleid kan worden
gewaarborgd. In mijn brief van 29 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1256) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de opzet van het POP3+-programma en de focus die
in het programma is aangebracht op de beleidsopgaven rond klimaat, kringlooplandbouw
(inclusief stikstof) en biodiversiteit/bodem.
Financiering van het POP3+ in 2021 en 2022
Tijdens het bestuurlijk overleg van 6 oktober 2020 had ik met provincies en waterschappen
al overeenstemming bereikt over de inhoud, uitvoering en de cofinanciering door het
Rijk, provincies en waterschappen van het programma in 2021. Voor 2022 was dit besluit
nog niet genomen, omdat destijds onduidelijkheid bestond over de hoogte van de extra
middelen uit het Economisch Herstelfonds en voorwaarden waaronder die beschikbaar
zouden komen. Vanuit het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) is voor Nederland
via het Europese Fonds voor de Plattelandsontwikkeling (ELFPO) tot en met 2027 in
totaal € 529,1 miljoen aan Europese middelen beschikbaar. Hiervoor geldt de verplichting
van nationale cofinanciering. Voor de transitiejaren 2021 en 2022 gaat het om respectievelijk
€ 89,5 miljoen en € 73,3 miljoen, die vrijwel geheel door provincies en waterschappen
zullen worden gecofinancierd. Hoewel de Europese middelen in 2022 in vergelijking
tot 2021 worden verlaagd van € 89,5 miljoen naar € 73,3 miljoen is besloten om dit
budget, naast de verplichte cofinanciering, niet van extra nationale financiering
te voorzien. De reden hiervoor is het aanzienlijk extra budget van € 36,9 miljoen
dat voor 2022 vanuit het Economisch Herstelfonds voor POP3+ beschikbaar komt. Om vergelijkbare
redenen, en in lijn met de wens van de sector, is besloten de overheveling van de
directe betalingen naar het plattelandsfonds van € 71,5 miljoen (beschikbaar in 2021)
te verlagen naar € 56 miljoen (beschikbaar in 2022).
Hiermee komt voor het POP3+ in totaal € 493,1 miljoen beschikbaar. In onderstaande
tabel 1 is een verdeling van dit budget per maatregel weergegeven. Ter toelichting
zij vermeld dat de verlaging van het budget voor de Brede weersverzekering in 2022
niet een verlaging van de betreffende subsidie betekent, doordat nog middelen uit
voorgaande jaren beschikbaar zijn.
Tabel 1 Verdeling POP3+ budget over de afzonderlijke maatregelen
Budget POP3+ per maatregel
(x € 1 mln)
2021
2022
EU
Nationaal
EU
Nationaal
Kennisoverdracht en voorlichting
– Kennisoverdracht en demonstratie
– Praktijknetwerken
– Innovatieprogramma Veenkoloniën(2021)
– Rundveesector (2021)
€ 6,8
€ 5,3
€ 2,2
€ 5,8
Verduurzaming kalverhouderij
– Kwaliteitsregeling
– Investeringsregeling (productief)
€ 10,0
€ –
€ –
€ –
Jonge Landbouwers (JoLa) (productief)
€ 2,5
€ 2,5
€ 2,5
€ 2,5
Productieve Investeringen
– Fysieke investeringen
– Landbouwstructuurversterking Glastuinbouw
– Landbouwstructuurversterking kavelruil
€ 11,5
€ 11,5
€ 5,7.
€ 5,7
Niet-productieve Investeringen
– Landschapselementen
– Herstel- of inrichting landschap
– Herstel- of inrichting natuur en biodiversiteit
– Natuurherstel in natuurgebieden voor vergroten stikstofbestendigheid
– Water
€ 29,6
€ 14,6
€ 16,1
€ 16,1
Agrarisch natuur- en landschapsbeheer
€ 41,6
€ 34,6
€ 66,8
€ 34,6
Samenwerking
– Samenwerken EIP
– Samenwerking Pilots GLB-NSP
€ 18,7
€ 15,0
€ 2,7
€ 2,7
Risicobeheer
– Brede Weersverzekering
€ 13,1
€ 3,1
€ 6,9
€ 5,5
LEADER
€ 4,2
€ 4,2
€ 3,4
€ 3,4
Water internationale doelen
€ 20,0
€ 20,0
€ 20,0
€ 20,0
Technische Bijstand
€ 3,0
€ 3,0
€ 3,0
€ 3,0
Totaal
€ 161,0
€ 113,8
€ 129,3
€ 99,3
Inzet middelen Economisch Herstelfonds
Naast bovenstaande afspraken heb ik ook afspraken gemaakt over de inzet van het Economisch
Herstelfonds via POP3+. Het Economisch Herstelfonds omvat € 750 miljard, waarvan € 8,5
miljard bestemd is voor plattelandsontwikkeling. Nederland ontvangt daaruit € 52,4
miljoen over de jaren 2021 en 2022 in een verhouding 30/70 procent. Daarmee wordt
€ 15,5 miljoen in 2021 en € 36,9 miljoen aan het POP3+-budget toegevoegd. Anders dan
voor het reguliere POP3+-budget is nationale cofinanciering niet vereist.
Aan de besteding van deze extra middelen binnen de plattelandsontwikkeling heeft de
Europese Commissie een aantal voorwaarden verbonden. Zo mogen de middelen alleen worden
ingezet ter bevordering van een veerkrachtig, duurzaam en digitaal economisch herstel
van de sector om daarmee het hoofd te bieden aan de negatieve gevolgen van de COVID-19-uitbraak.
Daarnaast bestaat de verplichting dat tenminste 37% van het budget moet worden besteed
aan agro-milieumaatregelen en tenminste 55% aan investeringen. Verder bestaat er een
«no-backsliding»-principe, waarbij tenminste hetzelfde aandeel van de ELFPO-bijdrage (inclusief Herstelfondsmiddelen)
wordt besteed aan milieu en klimaatgerelateerde maatregelen als waarvan onder het
POP3 sprake was. Daarnaast mogen bepaalde subsidiepercentages aanzienlijk worden verhoogd
en kan onder andere het maximale steunbedrag aan jonge landbouwers worden verhoogd.
Voor de bepaling van de invulling van het Herstelfonds hebben gesprekken plaatsgevonden
met stakeholders om na te gaan welke negatieve effecten er zijn opgetreden door de
COVID-19-uitbraak en welke bestaande behoeften in de landbouwsector passen binnen
de kaders van het herstelfonds. Uit de gespreksrondes is het beeld ontstaan dat de
prioriteit in het algemeen ligt bij het inzetten op economisch herstel dat tegelijkertijd
bijdraagt aan verduurzaming van de sector en actuele vraagstukken op het gebied van
milieu en klimaat.
Op basis van de Europese kaders en de uitkomst van de gespreksrondes met stakeholders
heb ik met provincies en waterschappen afgesproken om twee landelijke regelingen te
ontwikkelen waarmee respectievelijk investeringen en samenwerkingsprojecten gericht
op groen-economisch herstel kunnen worden gesubsidieerd. Binnen de investeringsregeling
zullen investeringen gericht op precisielandbouw, water (waaronder droogte en verzilting),
digitalisering en natuurbeheer voor subsidie in aanmerking komen. Voor de Investeringsregeling
Groen-economisch herstel is in totaal € 40,4 miljoen beschikbaar. Daarbij wordt nog
onderzocht of de Regeling Jonge landbouwers, die nu nog via provincies wordt opengesteld
in deze investeringsregeling kan worden opgenomen. Binnen de samenwerkingsmaatregel
zullen subsidiemogelijkheden ontstaan voor projecten gericht op korte ketens, digitalisering
en gebiedsgerichte projecten. Voor deze maatregel is € 12 miljoen beschikbaar. Een
interbestuurlijke werkgroep werkt beide regelingen uit, die naar verwachting vanaf
medio 2021 kunnen worden opengesteld.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit