Brief regering : Publicatie Arbobalans 2020
25 883 Arbeidsomstandigheden
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 407 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2021
Betaald werk is goed voor de economie, de gezondheid en het welbevinden van de beroepsbevolking.
Helaas kan betaald werk ook een schaduwzijde hebben, want werk kan ook tot gezondheidsklachten
leiden, en zelfs tot overlijden. Dat willen we zoveel mogelijk voorkomen. Daarom monitoren
we de gezondheid van werkenden en de arbeidsomstandigheden in Nederland.
Eens in de twee jaar bied ik uw Kamer hiertoe de Arbobalans aan. Deze publicatie van
TNO geeft op basis van de meest recente cijfers uit drie landelijke arbeidsmarktmonitors
door TNO en CBS1, aangevuld met cijfers van het RIVM, een beeld van de arbeidsomstandigheden en werkgerelateerde
gezondheid van werkenden, inclusief zelfstandigen. Ook geeft deze publicatie inzicht
in het arbobeleid in bedrijven in Nederland. De gegevens in de voorliggende Arbobalans
2020 betreffen grotendeels het jaar 2019 en trends tot en met 20192.
In deze brief vat ik de belangrijkste resultaten samen en ga ik in op beleidsmaatregelen
die hiermee samenhangen. Hierbij volg ik de indeling van de publicatie in de vier
hoofdonderwerpen: kerncijfers, ziekteverzuim, arbeidsongevallen en beroepsziekten.
De gepresenteerde cijfers dateren van vóór de COVID-19 pandemie. Voor recente cijfers
over thuiswerken, de gezondheid en arbeidsomstandigheden van werknemers in Nederland
tijdens de COVID-19 pandemie verwijs ik u naar de TNO publicatie «De impact van de
Covid-19-crisis op werkenden» met de stand in de zomer van 20203. In het eerste kwartaal van 2021 verwacht ik u zoals toegezegd te kunnen informeren
over de tweede COVID-peiling van TNO, die in oktober/november 2020 is gehouden.
Kerncijfers
Ook in 2019 heeft de trend van de groeiende werkzame beroepsbevolking zich voortgezet.
Het percentage werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (22%) is de afgelopen jaren
redelijk stabiel gebleven.
De arbeidsomstandigheden (TNO noemt dit ook wel de kwaliteit van arbeid) zijn het
beste voor zzp’ers en werknemers met een vaste arbeidsrelatie. Zzp’ers hebben ongeveer
dezelfde fysieke en omgevingsbelasting (lawaai, gevaar en gevaarlijke stoffen) als
werknemers met een vast contract, maar ervaren veel minder psychosociale belasting.
De groep uitzendkrachten heeft de meest ongunstige arbeidsomstandigheden. Zij scoren
ongunstig op fysieke belasting, omgevingsbelasting, werkdruk en intern ongewenst gedrag.
Ook is er een toename in het tijd- en plaats-onafhankelijk werken. Hierbij is het
belangrijk om te realiseren dat de cijfers in de Arbobalans dateren van vóór de COVID-19
pandemie. Tijdens de COVID-19 pandemie is het aandeel thuiswerkers toegenomen (45%
werkte in de zomer volledig of gedeeltelijk thuis), en is het urenvolume fors toegenomen
(gemiddeld 29 uur per week)4.
De zelfgerapporteerde algehele gezondheid is goed onder het merendeel van de werknemers,
maar is in 2019 ten opzichte van 2014 licht afgenomen. In 2014 zei ruim 82% van de
werknemers dat de gezondheid goed of zeer goed is, ten opzichte van 79% van de werknemers
die dit in 2019 zegt. Dit wordt vooral verklaard vanuit de gestage stijging in burn-outklachten
over deze periode (van 14,4% naar 17%). Zzp’ers hebben een betere gezondheid dan werknemers,
en rapporteren veel minder burn-outklachten (8,2%). De algehele gezondheid is het
laagst onder uitzendkrachten en is tussen 2014 en 2019 ook gedaald. Het verband tussen
arbeidsomstandigheden en de contractvorm komt ook aan bod in de analyse van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)5, de verkenning van de SER6 en de Commissie Regulering van Werk7 . Het kabinet heeft, als uitwerking van de adviezen van de commissie Regulering
van Werk, ter besluitvorming door het volgende kabinet verschillende beleidsopties
uitgewerkt om de arbeidspositie van uitzendkrachten te versterken8.
Meer bedrijven voldoen t.o.v. de vorige Arbobalans aan verplichtingen van de Arbowet
en nemen meer (nieuwe) arbomaatregelen, zoals het uitvoeren van een RI&E, of technische
verbeteringen. Hoe groter het bedrijf, des te vaker zijn arboverplichtingen geregeld
en des te meer (nieuwe) arbomaatregelen worden er getroffen. Ik vind het positief
dat bedrijven beter zijn gaan voldoen aan verplichtingen uit de Arbowet, en meer arbomaatregelen
nemen.
Werkdruk wordt door veel werkgevers gezien als een belangrijk arbeidsrisico en wordt
ook vaak genoemd in combinatie met nieuwe arbomaatregelen die de afgelopen twee jaar
zijn genomen. Desalniettemin geven werknemers aan nog steeds de meeste behoefte te
hebben aan maatregelen omtrent werkdruk en werkstress. Ik ga verder in deze brief
in op de prevalentie van burn-outklachten in het hoofdstuk over beroepsziekten (zie
verderop).
De gemiddelde pensioenleeftijd stijgt over de periode van 2014 tot en met 2019 nog
steeds gestaag. Echter, het aandeel werknemers van 15–75 jaar dat zegt langer te willen doorwerken stijgt niet meer, en daalt zelfs licht ten opzichte van vijf jaar geleden.
Dat vind ik zorgelijk. Als we kijken naar de leeftijdsgroep 55+ dan ligt het willen
(net als kunnen) doorwerken echter weer boven de pensioenleeftijd. Desalniettemin
blijft het kabinet zich inzetten om de arbeidsparticipatie te stimuleren. Daarom heeft
het kabinet in het aanvullend sociaal pakket uit het steun- en herstelpakket middelen
vrijgemaakt voor goede begeleiding van werk(loosheid) naar werk, (om)scholing en ontwikkeling
en het tegengaan van jeugdwerkloosheid.
Ziekteverzuim
Het gemiddelde ziekteverzuim is in de periode 2014–2019 toegenomen. In 2019 verzuimden
werknemers gemiddeld ongeveer 4,5% van het aantal dagen dat zij «zouden moeten werken»,
t.o.v. 3,7% in 2014.
Het verzuim verschilt sterk per sector, beroepsgroep en vestigingsomvang. In sectoren
met veel fysiek en/of mentaal belastend werk, is het verzuimpercentage bovengemiddeld
hoog. Het ziekteverzuim van werknemers met een vast dienstverband is hoger dan dat
van oproepkrachten, uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijke aanstelling.
Het verzuim van zzp’ers ligt daar tussenin.
Van alle werknemers die in 2019 verzuimen, geeft 26% aan dat de klacht bij hun laatste
verzuimgeval deels of hoofdzakelijk aan het werkgerelateerd is.
Uw Kamer is in een separate brief geïnformeerd over de analyse van de stijging van
de WIA-instroom, conform de nader gewijzigde motie van de leden Brenk en Jasper van
Dijk (Kamerstuk 29 544, nr. 979)9. Daarnaast bent u middels deze brief ook geïnformeerd over de ontwikkeling van het
aantal ZW-uitkeringen.
De gestegen verzuimcijfers in de afgelopen periode bevestigen het beeld dat zich al
langer aftekent, namelijk dat een grotere inzet op preventie van ziekte nodig is.
Onder het huidige en vorige kabinet heeft SZW werkgevers en arboprofessionals gestimuleerd om meer te investeren in preventie, onder
andere door aanpassingen in de Arbowet ten aanzien van arbeidsgerelateerde zorg, met
bijbehorende voorlichting, en campagnes over de RI&E, de preventie van beroepsziekten
door fysieke belasting en de blootstelling aan stoffen, en via de beleidsinzet op
het verminderen van burn-out (zie voor een verdere toelichting van het lopende beleid
hierna bij beroepsziekten).
Arbeidsongevallen
Het percentage werknemers met een arbeidsongeval schommelde de afgelopen vijf jaar
tussen de 3,0 en 3,4 procent. In 2019 hadden 245.00 werknemers een arbeidsongeval,
dit is 3,3 procent van alle werknemers van 15 tot 75 jaar. In 2019 verzuimden 114.000
werknemers (1,5%) van werk door een arbeidsongeval. Het percentage zzp’ers met een
arbeidsongeval is lager dan bij werknemers, 2,1% tegenover 3,3%.
Veel verschillende factoren hangen samen met het krijgen van een arbeidsongeval. Het
sterkst is de samenhang met een aantal werkgerelateerde kenmerken zoals het doen van
gevaarlijk of fysiek zwaar werk, nachtwerk, en het ervaren van intern ongewenst gedrag
op het werk.
Het aantal ongevallen over de afgelopen jaren blijft onverminderd te hoog. De gedetailleerde
informatie over arbeidsongevallen in de Arbobalans, en uit informatie van de Inspectie
SZW en van het RIVM, maakt het mogelijk om beter te leren van de ongevallen en zo
herhaling ervan te voorkomen.
Met de nieuwe gedifferentieerde aanpak van ongevalsonderzoek beoordeelt de Inspectie
SZW welke interventie het best na een gemeld ongeval kan worden ingezet. Inspecteurs
en bedrijven analyseren de veiligheidssituatie in een bedrijf en nemen de maatregelen
om deze effectief te verbeteren.
Het RIVM verzamelt gegevens over arbeidsongevallen, analyseert deze en publiceert
de lessen op www.lerenvoorveiligheid.nl. Daarnaast heeft het RIVM recent een interventiedatabase gelanceerd waarmee veiligheidskundigen
hun ervaringen met interventies voor ongevallenpreventie kunnen delen.
Beroepsziekten
De kans op een beroepsziekte onder Nederlandse werknemers neemt toe; vooral voor psychische
beroepsziekten10. In 2018 rapporteerden 266.600 werknemers (3,7%) een beroepsziekte die is vastgesteld
door een arts (NEA 2018); t.o.v. 222.600 werknemers (3,2%) in 2016. Bij zzp’ers blijft
de kans op een beroepsziekte de afgelopen jaren (2015–2019) redelijk stabiel.
Bepaalde groepen hebben een grotere kans op beroepsziekten, zoals vrouwen, werknemers
van boven de 55 jaar en werknemers met een lagere opleiding.
Ziekten van de ademhalingswegen, veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen,
zorgen voor de hoogste ziektelast. Ieder jaar hebben beroepsziekten circa 4.100 werkgerelateerde
sterfgevallen tot gevolg, waarvan bijna driekwart (mede) als gevolg van blootstelling
aan stoffen (circa 3.300 gevallen per jaar).
De cijfers over beroepsziekten uit de Arbobalans laten zien dat er in Nederland nog
steeds te veel mensen ziek worden als gevolg van oorzaken in het werk. Beroepsziekten
gaan gepaard met persoonlijk leed, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, en leiden
in te veel gevallen tot overlijden. Het gaat hier om leed en kosten die voor een groot
deel zijn te voorkomen. Daarom voert SZW sinds 2018 een beleidsprogramma preventie
beroepsziekten uit, gericht op veilig werken met gevaarlijke stoffen, en vanaf 2020
aangevuld met de aanpak van fysieke belasting. Onderdeel van het programma is een
brede communicatiecampagne die de urgentie bij werkgevers en werknemers moet vergroten
om gezond en veilig te werken. De campagne stimuleert bedrijven tot het nemen van
effectieve maatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie, die begint bij de
aanpak van de bron. In de campagne worden instrumenten, kennis en goede praktijkvoorbeelden
gedeeld met en tussen branches, bedrijven en arboprofessionals.
Om tot effectieve maatregelen te komen is het van belang dat werkgevers in samenwerking
met hun werknemers hun arbeidsrisico’s goed in kaart brengen en onderzoeken. Daarom
ben ik dit jaar gestart met de uitvoering van een Meerjarenprogramma om de naleving
van de RI&E zowel kwantitatief als kwalitatief te verbeteren11. De commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (commissie Heerts)
onderstreept het belang van deze inzet nu de RI&E een belangrijk onderdeel is van
preventie op de werkvloer.
Naar aanleiding van het advies van de commissie Heerts werk ik onder meer aan de introductie
van een financiële tegemoetkoming aan (ex)werknemers met een beroepsziekte veroorzaakt
door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Deze regeling treedt naar verwachting
per 1 juli 2022 in werking. Daarnaast verwacht ik voor 1 april aanstaande een advies
van de oud-minister voor Medische Zorg en Sport, Bruno Bruins, over een verbeterde
kennisinfrastructuur voor stoffengerelateerde beroepsziekten.
Onlangs heeft de Inspectie SZW het rapport Beroepsziekten in beeld afgerond12. Met deze in een eerdere kamerbrief van 13 februari 2020 (Kamerstuk 25 883, nr. 373) aangekondigde publicatie wordt nader uitvoering gegeven aan de motie die betrekking
heeft op de wijze waarop de Inspectie SZW beter zicht kan krijgen op waar beroepsziekten
ontstaan (Kamerstuk 25 883, nr. 357). Het rapport Beroepsziekten in beeld biedt verder waardevolle input voor de beleidsinzet
op het terrein van gezond en veilig werken.
Het rapport bestaat uit 2 delen. Deel I van het rapport laat een aantal mechanismen
zien binnen het stelsel van beroepsziekten, die een effectieve aanpak van preventie
beroepsziekten in de weg kunnen zitten. Bijvoorbeeld het geringe risicobewustzijn
bij werkgevers (én werknemers), de financieringssystematiek van de bedrijfsgezondheidszorg of het onbenut
laten van kansen om te leren van beroepsziekten. Daarnaast dragen deskundigen ook
perspectieven aan voor verbeteringen. Bijvoorbeeld een meer branchegerichte benadering
bij het nemen van preventieve maatregelen of het beter benutten van instrumenten als
het Periodiek Arbeidskundig Gezondheidsonderzoek.
In Deel II van het rapport komen deskundigen uit het werkveld zelf aan het woord over
onderwerpen als: de definities, cijfers en informatievoorziening over beroepsziekten,
de drie grootste veroorzakers van beroepsziekten, de rol van verschillende actoren
binnen het stelsel en ontwikkelingen op het gebied van compensatie van slachtoffers
van een beroepsziekte. De uitspraken en conclusies in beide delen weerspiegelen de
perspectieven en kennis uit het werkveld.
Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA)
De Arbobalans laat zien dat van alle beroepsziekten de prevalentie van psychische
beroepsziekten, met name overspannenheid/burn-out, het hoogst is, zowel op basis van
rapportages door bedrijfsartsen als door werknemers. Tevens speelt psychosociale arbeidsbelasting
een grote rol in het aantal verzuimdagen. Bij psychische klachten, overspannenheid
en burn-out duurt de hersteltijd langer dan bij andere gezondheidsklachten. Ook laat
de Arbobalans zien dat burn-outs en depressies een hoge ziektelast veroorzaken, waarbij
een hoge werkdruk, lage autonomie en gepest worden op de werkvloer de grootste rol
spelen.
Deze signalen in de Arbobalans vind ik zorgelijk. Hoewel het vooral aan werkgevers
en werknemers is om met elkaar in gesprek te gaan over dit onderwerp en adequate maatregelen
te nemen, heb ik ter ondersteuning een aantal acties in gang gezet. Naar aanleiding
van de bevindingen van de Arbobalans 2018 heb ik een breed onderzoek uitgezet bij
TNO om ten eerste zicht te krijgen op de cijfermatige trends rond het voorkomen van
burn-out. Dit eerste (kwantitatieve) deel van het onderzoek heb ik uw Kamer toegestuurd
in december 201913. Voorts heb ik uw Kamer recentelijk geïnformeerd over het eindrapport van TNO. TNO
heeft voor het eindrapport een verdiepend kwalitatief onderzoek uitgevoerd om de achterliggende
oorzaken van burn-outklachten nader te duiden, waarbij ook de invloed van maatschappelijke
ontwikkelingen is meegenomen. Ook heb ik uw Kamer in dezelfde brief over de voortgang
van de Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten geïnformeerd14. De Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten heb ik opgezet met de ministeries
van VWS en OCW, sociale partners, branche- en beroepsverenigingen en partijen uit
de (arbo)zorg om de krachten te bundelen en gezamenlijk de stijgende trend van burn-outklachten
te keren. Tevens heb ik u in diezelfde brief geïnformeerd over diverse activiteiten
die zich richten op het tegengaan van ongewenste omgangsvormen op de werkvloer, zoals
pesten, agressie en geweld. Ik onderstreep het belang om hier aandacht aan te blijven
besteden.
Ten slotte heb ik speciale aandacht voor mentale vitaliteit ten tijde van de coronapandemie.
In deze ongekende tijd- waar velen onder drastisch veranderde arbeidsomstandigheden
werken – is het van belang dat zowel werkgevers als werknemers extra aandacht besteden
aan psychosociale arbeidsbelasting en het behouden van werkplezier. Daarom is recent
onder andere de campagne mentale vitaliteit gestart, die gericht is op het vergroten
van bewustwording bij ondernemers om aandacht te besteden aan de mentale vitaliteit
van hun werknemers15.
Kosten
Beroepsziekten en arbeidsongevallen gaan in veel gevallen gepaard met persoonlijk
leed, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, wat hoge kosten met zicht meebrengt
die voor een groot deel te voorkomen zijn. De kosten die samenhangen met beroepsziekten
zijn de afgelopen jaren toegenomen.
Tussen 2014 en 2018 zijn de verzuimkosten door beroepsziekten meer dan verdubbeld,
van 1,2 miljard euro naar 2,5 miljard euro. Ook blijkt dat tussen 2014 en 2018 de
kosten door verzuim sterk toenamen als gevolg van psychische beroepsziekten: van 1
miljard euro in 2014 naar 2,1 miljard euro in 2018.
De geschatte kosten van loondoorbetaling aan werknemers die verzuimen in 2017–2018
bedraagt in totaal jaarlijks ruim 13 miljard euro. Van deze kosten komt 6 miljard
euro door werkgerelateerd verzuim.
De kosten die samenhangen met arbeidsongevallen zijn de afgelopen jaren redelijk stabiel
gebleven. De totale verzuimkosten door arbeidsongevallen in de populatie komen naar
schatting uit op 660 miljoen euro.
De Arbobalans laat zien dat er positieve ontwikkelingen zijn op het gebied van arbeidsomstandigheden
in Nederland, maar ook dat er nog veel ruimte is voor verbeteringen. De wijze waarop
dit vorm kan worden gegeven, in relatie tot de ontwikkelingen en nieuwe uitdagingen
waarvoor we staan, is het belangrijkste thema in het kader van het traject naar een
nieuwe Arbovisie 2040. Ik streef er naar de Hoofdlijnennotitie Arbovisie 2040, met
daarin de uitgangspunten voor een effectief arbostelsel, in het eerste kwartaal van
2021 aan uw Kamer te kunnen toesturen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid