Brief regering : Rapport blootstellingsonderzoek sanering asbestdaken
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 176
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2021
Hierbij stuur ik u het rapport «Fase 2: Blootstellingsonderzoek Asbestdaken» van Arcadis1, zoals aangekondigd in mijn brief van 26 juni 20202. Ik geef u mijn reactie op het rapport mede namens de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW).
Voordat alle asbestdaken in Nederland zijn gesaneerd, moet nog veel werk worden verzet.
Naar schatting is nog zeker circa 80 miljoen m2 asbestdak aanwezig. Als saneringen van asbestdaken eenvoudiger en mogelijk goedkoper
zouden kunnen worden uitgevoerd, zou dit een gunstig effect hebben op de saneringsopgave
en de drempel kunnen verlagen om tot sanering over te gaan. Vereenvoudigingen moeten
deugdelijk zijn onderbouwd, de veiligheid van de werknemer en de omgeving mag niet
in het geding zijn. Het rapport dat ik u hierbij aanbied beschrijft een onderzoek
naar de mate van blootstelling tijdens de sanering van verschillende daken met verschillende
werkmethoden. De onderzoeksvraag was of de blootstelling tijdens de sanering van asbestdaken
in de praktijk voldoende laag is om vereenvoudiging (afschaling van risicoklasse 2
naar risicoklasse 1) mogelijk te maken.
Met het onderzoek is uitvoering gegeven aan de motie van het lid Von Martels met het
verzoek te onderzoeken of de sanering van asbestdaken voortaan standaard kan worden
ondergebracht in risicoklasse 13. In deze brief zal tevens worden ingegaan op de stand van zaken omtrent motie van
de leden Ziengs en Stoffer over een eenvoudiger certificering voor bedrijven4 die samenhangt met de afronding van dit onderzoek.
Het uitgevoerde onderzoek is tevens één van de afgesproken acties in de samenwerkingsverklaring5 onder het thema vereenvoudiging.
Het uitgevoerde onderzoek
TNO heeft eerder in fase 1 geïnventariseerd welke blootstellingsmomenten, welke variatie
er is in invloedsfactoren en welke meetgegevens in relatie tot de sanering van asbestdaken
(publiek) beschikbaar zijn. Op basis hiervan zijn hiaten in de beschikbaarheid van
blootstellingsgegevens geïdentificeerd. Doel van fase 2 van het onderzoek, dat Arcadis
heeft uitgevoerd, was het verzamelen van de benodigde blootstellingsgegevens. Beoogd
was om voor middelgrote daken, grote daken, toepassing van water en toepassing van
schuim elk drie saneringen te onderzoeken. Helaas bleek het aantal saneringen dat
beschikbaar was voor het onderzoek erg beperkt, mogelijk mede als gevolg van COVID-19.
Ondanks alle inspanningen van Arcadis en het verlengen van de opdracht konden niet
alle voorgenomen metingen worden gedaan. De volgende metingen zijn uitgevoerd:
– twee middelgrote daken;
– drie grote daken;
– één sanering waar schuim als emissiebeperkend middel werd gebruikt;
– één sanering waarbij water als emissiebeperkend middel werd gebruikt.
Conclusies Arcadis
Arcadis concludeert dat de resultaten niet voldoende zijn om hiermee indeling in risicoklasse
1 te bewerkstelligen, ook niet bij gebruik van water en schuim als emissiebeperkende
middelen. Daarvoor is het aantal gemeten daken te gering en is de spreiding in resultaten
te groot. Bovendien zijn in sommige gevallen te hoge concentraties gemeten. Arcadis
wijst als mogelijke factoren die van invloed kunnen zijn op de concentratie de grootte
van het asbestdak (grote daken worden in het algemeen in een hoger tempo gesaneerd),
de staat van het asbestdak (waardoor bijvoorbeeld de platen tijdens de sanering snel
kunnen breken) en de constructie van het asbestdak (bijvoorbeeld de aanwezigheid van
riet onder het dak waarin het stof zich gedurende jaren kan verzamelen). Daarnaast
is de wijze waarop de sanering daadwerkelijk wordt uitgevoerd van grote invloed op
de mate waarin vezels vrijkomen. Het werktempo (hoeveelheid platen per uur), de manier
waarop de platen worden opgepakt en over elkaar heen worden geschoven, de manier waarop
de platen in de container worden gedeponeerd etc. verschillen per persoon en per situatie.
De invloed van deze factoren was geen onderzoeksopdracht en is daarom niet afzonderlijk
in beeld gebracht. Het vaststellen van de specifieke invloed van de genoemde factoren
vergt zeer uitgebreid onderzoek. Als deze bekend zouden zijn, zou op basis van een
vooronderzoek kunnen worden vastgesteld bij welke daken hogere concentraties kunnen
worden verwacht en bij welke lagere. Arcadis betwijfelt echter of een dergelijke aanpak
zinvol is. Arcadis beveelt aan eerst te onderzoeken hoe de negatieve invloed van de
wijze waarop de sanering daadwerkelijk wordt uitgevoerd tijdens bepaalde handelingen
kan worden beperkt. Gedacht kan worden aan innovaties in werkmethoden, bijvoorbeeld
door de platen geautomatiseerd op te pakken en naar de container te vervoeren en puntafzuiging
op de boormachine die wordt gebruikt bij het losschroeven van de platen.
Daarnaast kan worden onderzocht of inzet van schuim als emissiebeperkend middel kan
leiden tot indeling in risicoklasse 1. Omdat verschillende schuimleveranciers schuim
leveren met eigen specificaties, zou de werkwijze die hoort bij elk type schuim en
de verwerking hiervan apart door de leverancier gevalideerd ter beoordeling moeten
worden aangeboden via het Validatie Informatie Punt (VIP).
Oordeel wetenschappelijke klankbordgroep
Een wetenschappelijke klankbordgroep, onder onafhankelijk voorzitterschap, heeft gereflecteerd
op de onderzoeksopzet (januari 2020), de tussenresultaten (zomer 2020) en de eindrapportage
(oktober 2020). De wetenschappelijke klankbordgroep oordeelt dat het onderzoek zich
op minder onderzoekssituaties baseert dan voorgenomen was en ook wenselijk zou zijn.
Zij plaatst daarbij de kanttekening dat als het wel mogelijk was geweest alle voorgenomen
situaties te onderzoeken, dit alleen tot indicatieve conclusies had kunnen leiden.
Toch heeft het onderzoek zeer bruikbare meetresultaten opgeleverd. De leden van de
wetenschappelijke klankbordgroep onderschrijven de conclusie van Arcadis dat de onderzoeksresultaten
onvoldoende zijn om hiermee indeling in risicoklasse 1 te bewerkstelligen bij sanering
van asbestdaken, al dan niet met toepassing van water of schuim. Bij elke saneringsmethode
die is onderzocht treedt asbestemissie op die leidt tot concentratieniveaus in de
ademzone van asbestsaneerders die te hoog zijn om met zekerheid te kunnen stellen
dat de (daggemiddelde) blootstelling onder de grenswaarde blijft. De meetomstandigheden
zijn weliswaar worst case gekozen, maar zeker niet onrealistisch. De grote verschillen
in gemeten concentraties van persoon tot persoon, de geringe effecten van alternatieve
scenario’s, en de grote verschillen per locatie maken duidelijk dat van standaard
indeling in een lagere risicoklasse vooralsnog geen sprake kan zijn.
Oordeel maatschappelijke klankbordgroep
Eveneens onder onafhankelijk voorzitterschap is een maatschappelijke klankbordgroep
opgericht om input te vragen over de opzet en de uitkomsten van het onderzoek. De
maatschappelijke klankbordgroep begrijpt de constatering van de wetenschappelijke
klankbordgroep dat er vanuit wetenschappelijk oogpunt te weinig meetgegevens zijn
om conclusies te kunnen trekken over indeling in risicoklasse 1. Vanuit de klankbordgroep
zijn geen wensen of ideeën geuit om vervolgonderzoek te richten op een bepaalde categorie
daken, werkmethoden of innovaties die perspectief bieden. Als suggestie is meegegeven
om vervolgacties af te stemmen op de lopende ontwikkelingen in het stelsel waarbij
het criterium voor het onder certificering moeten uitvoeren van een sanering wordt
aangepast.
Beleidsreactie blootstellingsonderzoek
Het is spijtig te constateren dat de voorgenomen onderzoeksopzet niet volledig kon
worden uitgevoerd. Door het te beperkte aantal metingen kunnen geen statistisch verantwoorde
uitspraken worden gedaan over de mogelijkheid om de sanering van asbestdaken onder
een eenvoudiger regime uit te kunnen voeren. Desondanks biedt het rapport bruikbare
inzichten, zoals ook blijkt uit het oordeel van de wetenschappelijke en maatschappelijke
klankbordgroep. Een belangrijk inzicht dat met dit onderzoek wordt bevestigd is dat
er meerdere doorslaggevende factoren van invloed zijn op het vrijkomen van asbestvezels.
Voor een belangrijk deel houden die verband met het te saneren object, zoals de mate
van verwering, de omvang en de constructie.
Het is zorgelijk dat de onderzoekers hebben waargenomen dat bij de sanering van asbestdaken
de werkwijze niet altijd is gericht op het zoveel mogelijk beperken van het vrijkomen
van asbestvezels. Bij een eventuele toekomstige vereenvoudiging van de verwijdering
van asbestdaken zal dus niet alleen naar emissiebeperkende maatregelen moeten worden
gekeken, maar ook naar zaken als werkinstructie en praktijkbevordering.
Het onderzoek geeft onvoldoende basis voor een besluit over de opname van de sanering
van alle asbestdaken in risicoklasse 1.
Het door TNO (fase 1) en Arcadis (fase 2) verrichte onderzoek geeft eveneens onvoldoende
basis om tot standaard afschaling naar risicoklasse 1 over te gaan voor werkwijzen
met schuim. Wél wordt schuim aangemerkt als methode die de emissie van asbestvezels
omlaag brengt. Een eventuele toekomstige mogelijkheid tot afschaling zal dan voor
specifieke producten en werkwijzen moeten worden beoordeeld. Producenten, saneerders
of opdrachtgevers kunnen daartoe hun methode voorleggen aan het VIP, die de methode
onafhankelijk beoordeelt en de Minister van SZW adviseert of de methode in risicoklasse
1 in SMArt kan worden opgenomen. Op basis van de onderzoeken van Arcadis en TNO kan
geen volledig VIP-verzoek worden ingediend, omdat hiervoor meer metingen en een bijbehorende
werkmethode voor het specifieke product vereist zijn. Het is niet aan de overheid,
maar aan de producent van een schuim, een werkgever of een opdrachtgever die met deze
methode aan de slag wil om een dergelijk verzoek in te dienen en te onderbouwen. Als
er partijen zijn die een dergelijk verzoek met aanvullende of andere metingen kunnen
doen, worden zij daartoe van harte uitgenodigd.
Met de huidige regelgeving zou opname van een verwijdermethode van asbestdaken in
risicoklasse 1 automatisch leiden tot het vervallen van de verplichting om voor die
klus een gecertificeerd bedrijf in te schakelen. Dit gaat echter veranderen. De Minister
van SZW werkt namelijk aan een aanpassing van de arboregelgeving waarmee afschaling
naar risicoklasse 1 niet langer leidt tot het vervallen van de certificatieplichtigheid
van de werkzaamheden. Certificatieplichtigheid wordt in plaats daarvan afhankelijk
van het soort asbesttoepassing dat wordt verwijderd. Hierover heeft de toenmalige
Staatssecretaris van SZW uw Kamer geïnformeerd in de brief van 9 november 20206. Hierin is beschreven dat sterk verweerde buitentoepassingen van asbestcement worden
ingedeeld in de groep van toepassingen die alleen mogen worden verwijderd door gecertificeerde
bedrijven. Tevens is aangegeven dat het criterium sterk verweerd nader zou worden
uitgewerkt.
De betreffende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling
zal op korte termijn in internetconsultatie worden gebracht. De Minister van SZW streeft
ernaar uw Kamer hierover in februari nader te informeren.
Deelcertificaat
De motie Ziengs en Stoffer roept op om na afronding van dit onderzoek te verkennen
hoe bedrijven makkelijker een certificaat voor asbestverwijdering kunnen halen, toegespitst
op de verwijdering van daken7. Wanneer de wijzigingen van de Minister van SZW zijn gepubliceerd, zal worden vastgesteld
in hoeverre een toegespitst certificaat kan bijdragen aan de asbestdakenopgave.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat