Brief regering : Vierde voortgangsrapportage Kansrijke Start
32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte
Nr. 210
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2021
Hierbij ontvangt u de vierde voortgangsrapportage van het actieprogramma Kansrijke
Start1.
In september 2018 lanceerde dit kabinet het actieprogramma Kansrijke Start. Vanuit
de overtuiging dat ieder kind de best mogelijke start van zijn of haar leven verdient
en de eerste 1.000 dagen cruciaal zijn voor een kans op een goede toekomst. En vanuit
de overtuiging dat je dit kan bereiken door kwetsbare gezinnen zo vroegtijdig mogelijk
te signaleren en te ondersteunen door in te zetten op een sterke verbinding tussen
het sociaal en medisch domein.
Ruim 2 jaar later zien we wat de inzet van veel partijen in het hele land oplevert.
Al vlak na de start van het actieprogramma bleek er enorm veel energie en enthousiasme
om dit belangrijke thema samen op te pakken. Inmiddels wordt er in 275 gemeenten gewerkt
aan het versterken van de verbinding tussen het medisch en sociaal domein, door samen
te werken in lokale coalities Kansrijke Start.
Deze vierde voortgangsrapportage beschrijft de resultaten na ruim twee jaar actieprogramma
Kansrijke Start. Hiertoe worden voor de tweede keer de uitkomsten op de indicatorenset
van het RIVM beschreven en geduid. Daarnaast zijn ervaringsverhalen opgenomen van
professionals en ouders. Verder wordt de voortgang van de acties uit het actieprogramma
Kansrijke Start beschreven en wordt een doorkijkje gegeven naar de toekomst: Hoe zorgen
we er samen voor dat, ook na afloop van het landelijke actieprogramma, er blijvend
wordt ingezet op een Kansrijke Start voor elk kind?
Stand van zaken en resultaten
Uit de monitorgegevens van het RIVM2 blijkt dat van de 275 gemeenten die de impuls Kansrijke Start hebben ontvangen, inmiddels
59 gemeenten (21%) een lokale of regionale coalitie hebben gevormd. 149 gemeenten
(54%) hebben een coalitie in voorbereiding of zijn hierover in gesprek. Dit betekent
dat driekwart van de gemeenten met de impuls Kansrijke Start een coalitie heeft gevormd
of hier mee bezig is. Ook blijkt uit de monitor dat daarbij veel domeinoverstijgend
wordt samengewerkt met jeugdgezondheidszorg, wijkteams, verloskundigen, kraamzorg
en partners binnen de gemeentelijke organisatie op het thema geboortezorg, jeugd,
jeugdgezondheidszorg en publieke gezondheid. Veel gemeenten ontplooien extra activiteiten
op het gebied van Kansrijke Start en zijn bezig met interventies en programma’s, zoals
Nu Niet Zwanger, Voorzorg, Centering Parenting en Centering Pregnancy en het prenataal
huisbezoek.
De gezondheidsuitkomsten, die het RIVM ook monitort, laten op landelijk niveau een
wisselend beeld zien. Zo zijn er indicatoren die licht dalen, zoals bijvoorbeeld de
Big2: het percentage kinderen met een vroeggeboorte en/of laag geboortegewicht voor de
duur van de zwangerschap. Andere uitkomstindicatoren stijgen of blijven gelijk. Een
mogelijke verklaring hiervoor is dat de meest recente gegevens van de uitkomstindicatoren
veelal de jaren 2018 en 2019 betreffen. Hierdoor zijn eventuele effecten van het actieprogramma
(start september 2018) nog niet voor alle indicatoren te verwachten. Overigens is
een causaal verband tussen de uitkomsten en het actieprogramma niet of moeilijk vast
te stellen. In hoeverre de gezondheidsuitkomsten zich in de gewenste richting ontwikkelen,
zal in de komende jaren blijken. Eind 2021 zal de volgende voortgangsrapportage met
monitorresultaten van Kansrijke Start verschijnen.
Binnen de lokale en regionale coalities zien we dat er steeds meer ruimte is voor
inhoudelijke verdieping, zeker binnen de coalities die al langer bezig zijn (1e en 2e tranche). Ook wordt daar steeds meer verbreed: er sluiten nieuwe partners aan, bijvoorbeeld
uit de kinderopvang en de informele zorg. De coronacrisis zorgt enerzijds voor vertraging
vanwege verschuiving van prioriteiten, maar anderzijds vergroot de crisis het urgentiegevoel
voor samenwerken bij veel coalitiepartners, nu problemen in kwetsbare gezinnen mogelijk
verder toenemen en er zorgen zijn over het bereiken van deze gezinnen.
De voortgang op de landelijke maatregelen en actielijnen wordt ook beschreven in deze
voortgangsrapportage. Hier zien we dat inzet van vele partijen steeds meer zorgt voor
een breed pakket aan ondersteuning van de lokale coalities. Denk aan inzet op kennisontwikkeling
door ZonMW, interventies voor beter bereiken en signaleren van kwetsbare gezinnen,
een ondersteuningsprogramma voor lokale monitoring van het RIVM en de inzet op het
verbeteren van de preconceptie gezondheid. Ook wordt de tool voor klantroutes breed
ingezet en verder verbeterd en wordt gewerkt aan het beschikbaar stellen van een methodiek
voor sociale zorgpaden.
Kansrijke Start na 2021
Het actieprogramma Kansrijke Start heeft de afgelopen 2 jaar voor een duidelijke beweging
gezorgd. Daarbij onderschrijven alle betrokken partijen het grote belang en de urgentie
om stevig in te zetten op die cruciale 1e 1.000 dagen van een kind.
De uitdaging voor de komende periode is het borgen van een duurzame inzet op dit thema.
Belangrijk onderdeel daarvan is het behouden en verder versterken van de samenwerking
in de lokale en regionale coalities. Het zo vroegtijdig mogelijk signaleren van kwetsbare
situaties, zodat tijdig de meest optimale interventies kunnen worden ingezet en het
investeren in de verbinding tussen medisch en sociaal domein zijn hierbij uitgangspunten.
Dit wordt ook benadrukt door het RIVM-rapport «Beter weten: een beter begin», dat
eind 2020 met uw Kamer gedeeld is.
In 2021 loopt het actieprogramma nog door, wordt inhoudelijk de samenwerking nog verder
verstevigd en worden de randvoorwaarden die nodig zijn om deze samenwerking in de
periode na 2021 langdurig mogelijk te maken en te ondersteunen verder in beeld gebracht.
Hierbij is te denken aan de noodzakelijke financiële middelen (zoals verlenging van
het impulsprogramma), de ondersteuning met de instrumenten en interventies en het
uitbouwen van een leerinfrastructuur. Vanuit financieel oogpunt dient hierbij aandacht
te zijn voor een duurzame financiering van een kansrijke start-aanpak, waarbij knelpunten
langs vier lijnen te ordenen zijn: drempels voor kwetsbare gezinnen, financiering
van interventies, samenwerkingsverbanden en de kwaliteit van zorg (en verankering
hiervan in de zorgstandaarden). Hierbij kan ook gedacht worden aan de uitwerking van
de aanbevelingen die het RIVM heeft gedaan met betrekking tot het terugdringen van
de perinatale sterfte.
Tijdens het Algemeen Overleg zwangerschap en geboorte in de Tweede Kamer (d.d. 10 december
2020) werden specifiek vragen gesteld over de borging van Nu Niet Zwanger (Kamerstuk
32 279, nr. 207). Gezien de goede resultaten en het brede draagvlak van NNZ is het voornemen om deze
aanpak structureel te borgen bij gemeenten. Inzet is om de landelijke ondersteuning
nog minstens 2 jaar voort te zetten en gemeenten deels tegemoet te komen in de kosten
van de uitvoering van NNZ.
Na afloop van de programmaperiode van het lopende actieprogramma is de inzet om de
jaren 2022 en 2023 te benutten als transitiejaren voor het verder borgen van de werkwijzen
en werkvormen die zijn en worden opgebouwd in de lopende aanpak van Kansrijke Start
(denk aan samenwerking tussen medisch en sociaal domein en vroegsignalering). De ervaring
maakt duidelijk dat de inzet op een kansrijke start vraagt om inbedding van de aanpak
via lokale coalities in coördinatie en samenwerking op zowel lokaal als op regionaal
niveau, samen met de betrokken partijen en de beroepsgroepen. Deze lijn sluit aan
bij het gedachtegoed rondom preventie en gezondheid die in de Discussienota «Zorg
voor de Toekomst» opgenomen is. Hierin is een aantal beleidsopties opgenomen om de
inzet op preventie te versterken. Een van de opties betreft het bouwen aan een regionale
preventie-infrastructuur waarin gemeenten en zorgverzekeraars op regionale schaal
tot niet-vrijblijvende samenwerkingsafspraken komen over preventieactiviteiten en
de financiering hiervan. Zodoende kunnen gemeenten en verzekeraars elkaars aanpak
versterken en ontstaat er voor de burger, in dit geval de kwetsbare zwangere en/of
gezin, een samenhangende aanpak.
Bovenstaande inzet moet ervoor zorgen dat een kansrijke start-aanpak niet vrijblijvend
is en dat gemeenten, geboortezorg, JGZ-organisaties en alle andere betrokken partijen
vanuit hun eigen verantwoordelijkheid blijvend inzetten op een kansrijke start voor
ieder kind in Nederland.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Indieners
-
Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport