Brief regering : Rapport ‘Monitor nazorg ex-gedetineerden – meting 6: Problemen op de basisvoorwaarden voor re-integratie en de relatie met recidive
29 270 Reclasseringsbeleid
Nr. 144
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2021
1. Inleiding
Sinds 2011 publiceert het WODC tweejaarlijkse een monitor nazorg ex-gedetineerden.
Deze monitors geven een steeds beter inzicht in de realisatie van de vijf basisvoorwaarden:
werk en inkomen, huisvesting, een schuldenaanpak, een id-bewijs en zorg. Sinds 2018
geeft het WODC ook inzicht in de samenhang van de basisvoorwaarden met recidive.1 Hierbij bied ik uw Kamer de 6e monitor nazorg aan. Nieuw is dat hierin ook wordt gekeken naar de onderlinge samenhang
tussen problemen op de basisvoorwaarden. Voor deze monitor is geput uit data van 2013
t/m 2016. Hieronder geef ik de belangrijkste uitkomsten van de monitor weer. Daarna
geef ik hier een reactie op. Tot slot ga ik in op een toezegging die ik deed in het
plenair debat van 14 februari 2018 over het RSJ-rapport «Van detineren naar re-integreren»
(Handelingen II 2017/18, nr. 52, item 3).
2. Samenvatting 6e monitor nazorg
a. Doelgroep
De 6e monitor beschrijft de situatie op de basisvoorwaarden van (ex-) gedetineerden die
in 2013, 2014, 2015 en 2016 zijn uitgestroomd. Deze situatie wordt op verschillende
momenten gemeten: 1 en 6 maanden voor detentie en 1, 6, 12 en 24 maanden na detentie.
Binnen deze doelgroep is onderscheid gemaakt tussen mensen die minstens twee weken
gedetineerd zijn (hierna: re-integratiekandidaten) en mensen met kortere detenties
(hierna: kortverblijvenden).
b. Stand van zaken basisvoorwaarden
Uit de monitor blijkt dat voor een aanzienlijk deel van de re-integratiekandidaten
de basisvoorwaarden voor succesvolle re-integratie niet op orde zijn. Zo heeft 36%
geen geregistreerd inkomen en twee derde geen startkwalificatie. Daarnaast staat 22%
niet op een adres ingeschreven en staat 26% geregistreerd als wanbetaler van zijn
of haar zorgverzekering, een indicator dat zij (problematische) schulden hebben. Ook
blijkt dat mensen met problemen op de basisvoorwaarden een kleinere kans op werk en
een grotere kans op recidive hebben.
Voor een aanzienlijk en groeiend deel van (ex-)gedetineerden is geen informatie bekend
over of zij een geldig identiteitsbewijs hebben. Van de (ex-)gedetineerden voor wie
dit wel bekend is, verlaat door de jaren heen zo’n 15% de gevangenis zonder geldig
identiteitsbewijs, terwijl mensen met een identiteitsbewijs een grotere kans op werk
en een kleinere kans op recidive hebben. Een betere samenwerking tussen de DJI en
gemeenten is nodig. Ten eerste om te registreren wie er een identiteitsbewijs heeft
en ten tweede om gedetineerden in de gelegenheid te stellen om tijdens detentie een
identiteitsbewijs aan te vragen.
77% van de kortverblijvenden en 60% van de re-integratiekandidaten weten hun baan
van voor detentie ook na detentie te behouden. 5% van de gedetineerden die voor detentie
geen werk hadden, vindt na detentie wel een baan. Mensen die werken of een opleiding
volgen, hebben een kleinere recidivekans dan mensen met een uitkering of zonder inkomen.
Mensen die langere tijd dezelfde baan behouden, hebben een kleinere recidivekans dan
mensen met (meerdere) kortere banen. Door naast werk in te zetten op vrijwilligerswerk,
sport of andere activiteiten waarin mensen in contact kunnen komen met niet-criminele
anderen, kan de re-integratie van ex-gedetineerden mogelijk worden bevorderd.
Vooral mensen met schulden en mensen met veel eerdere delicten hebben een kleinere
kans om te recidiveren als zij een inkomen hebben. Adresloze vrouwen hebben een grotere
recidivekans dan vrouwen met huisvesting; het organiseren van huisvesting is daarom
extra belangrijk voor vrouwen.
Het WODC vindt sterke aanwijzingen dat stabiele huisvesting leidt tot minder recidive,
terwijl een aanzienlijk deel van de re-integratiekandidaten na detentie niet beschikt
over stabiele huisvesting. Ook hebben mensen met stabiele huisvesting een grotere
kans om na detentie werk te hebben. Beleid dat eraan bijdraagt dat meer mensen stabiele
huisvesting verkrijgen, zelfstandig of bij anderen, kan bijdragen aan een succesvolle
re-integratie en lagere recidive.
3. Beleidsreactie
De 6e monitor nazorg bevestigt opnieuw dat gedetineerden bij instroom in de PI problemen
hebben op de basisvoorwaarden en dat dat door de jaren heen nauwelijks verandert.
Deze kwetsbaarheid verhoogt de kans dat zij na vrijlating opnieuw overlast veroorzaken
en delicten plegen. Het is daarom zaak de problematiek op de basisvoorwaarden aan
te pakken. Op 2 juli 2019 hebben het gevangeniswezen, de reclassering en gemeenten
afgesproken hun samenwerking op re-integratie en de basisvoorwaarden te intensiveren,
vanaf de aanvang van detentie. Deze afspraak hebben zij vastgelegd in het bestuurlijk
akkoord «Kansen bieden voor re-integratie».2 Deze gezamenlijke inzet zal naar verwachting pas zichtbaar worden in de 8e meting van de monitor nazorg over de uitstroom van gedetineerden tot en met 2020.
Centraal in deze aanpak is de levensloopbenadering. Dat betekent dat eerder ingezette
trajecten, zoals verslavingszorg of schuldaanpak, tijdens detentie en na detentie
zoveel mogelijk worden voortgezet. Daarom werken deze drie partijen ook samen met
bijvoorbeeld wijkteams, zorg- en veiligheidshuizen en zorgaanbieders. In het veranderprogramma
Koers en Kansen voor de sanctieuitvoering werken zorg, justitie en sociaal domein
samen aan een effectieve en toekomstbestendige sanctie-uitvoering en het terugdringen
van recidive. Met projecten leren professionals en bestuurders wat werkt.
Een effectieve manier om recidive te bestrijden is het stimuleren van het vinden en
behouden van werk. In de tweede helft van 2020 zijn drie pilots penitentiaire arbeid
hervat waar gedetineerden niet 20 maar 32 uur per week werken.3 Evaluatieonderzoek moet aantonen wat een (aanzienlijke) verhoging van het aantal
uren arbeid betekent voor het detentieklimaat en de personele bezetting, en vooral
of het de kansen van gedetineerden op de arbeidsmarkt vergroot.
Voorts ga ik onderzoeken op welke manier de route naar een startkwalificatie kan worden
versterkt. In detentie wordt het behalen van een startkwalificatie al aangeboden en
gestimuleerd. Omdat de meeste gedetineerden niet langer dan 6 maanden in detentie
zitten, is dit slechts voor een beperkt aantal gedetineerden mogelijk. Ik wil nagaan
hoe ook de taalvaardigheid van de kortergestraften verbeterd kan worden. Hiermee komt
de startkwalificatie voor meer gedetineerden binnen handbereik.
Het hebben van een identiteitsbewijs is noodzakelijk voor het realiseren van de andere
basisvoorwaarden. Gedetineerden moeten bij terugkeer dus over een identiteitsbewijs
beschikken. Op dit moment werk ik samen met BZK en de VNG aan een efficiëntere procedure
voor het aanvragen van een identiteitsbewijs tijdens detentie.
Andere departementen en organisaties zijn nodig om integraal uitvoering te geven aan
het bestuurlijk akkoord. Het Ministerie van JenV kan dat niet alleen. Ik noem BZK
voor de relatie met gemeenten (en zorg- en veiligheidshuizen), identieteitsbewijs
en woningen, SZW voor sociale zekerheid, werk, uitkeringen en de aanpak van schulden
en VWS en VNG/gemeenten voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang, continuïteit
van zorg en de relatie met de aanpak dak- en thuisloosheid. Gemeenten kunnen sinds
december 2020 een beroep doen op de Preventie Alliantie die ondersteuning biedt bij
het ontwikkelen en uitvoeren van het gemeentelijk preventiebeleid rondom dak- en thuisloosheid.
4. Tot slot
Ik zal uw Kamer vóór de zomer 2021 in de derde voortgangsbrief over de uitvoering
van de visie «Recht doen, kansen bieden» verder informeren. In die brief zal ik ook
ingaan op mijn toezegging het WODC te vragen of er internationaal vergelijkend onderzoek
beschikbaar is over het effect van re-integratieprojecten.4 Het WODC maakt op dit moment een overzicht van uitkomsten van internationale studies
naar effecten van re-integratie dat als addendum bij de 6e monitor nazorg uiterlijk 1 mei 2021 wordt opgeleverd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming