Brief regering : Funderend onderwijs tijdens en na de coronacrisis - een Nationaal Programma
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 576
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2021
Het coronavirus is volop aanwezig in ons land, en de besmettingscijfers zijn nog altijd
zorgelijk hoog. Om de besmettingen afdoende terug te dringen, zijn de scholen al sinds
december voor de meeste leerlingen gesloten, net als de kinderopvang. Een noodzakelijke,
maar buitengewoon zware maatregel, en een hard gelag voor leerlingen, leraren en ouders.
Het kabinet zet alles op alles om de scholen zo snel mogelijk weer te heropenen; met
de sector dragen we er zorg voor dat dit verantwoord kan. De adviezen van het OMT
en de richtlijnen van het RIVM blijven leidend.
Ik heb grote zorgen over de effecten van alle noodzakelijke coronamaatregelen op leerlingen.
We zien de sporen die de coronacrisis trekt in onze samenleving, al helemaal bij onze
leerlingen en jongeren. Niet alleen op hun ontwikkeling, maar ook op hun welbevinden.
Het ontgaat me niet dat veel jongeren het zwaar hebben, met soms trieste consequenties.
We kunnen niet veranderen dat COVID-19 een weerslag op hun schooltijd heeft, maar
hebben wel de dure plicht om er alles aan te doen om de gevolgen ervan zo goed mogelijk
op te vangen. De afgelopen maanden heeft het kabinet daarvoor al ruim € 535 miljoen
uitgetrokken, zodat leerlingen verantwoord naar school te kunnen, onderwijsachterstanden
waar mogelijk worden voorkomen en leraren extra worden ondersteund. Maar om te garanderen
dat alle leerlingen hun gaven en talenten op een goede manier tot bloei kunnen brengen
is meer nodig. Daarom heeft het kabinet recent besloten meerjarig middelen vrij te
maken voor een langetermijnaanpak. De komende tijd wil ik, samen met het onderwijsveld,
werken aan een Nationaal Programma Onderwijs na Corona, om ook voor de langere termijn
en de komende schooljaren de toekomst van leerlingen zoveel als mogelijk veilig te
stellen. In deze brief informeer ik u nader over het proces dat we voor ogen hebben
om daartoe te komen.
Mij is er alles aan gelegen om ervoor te zorgen dat die sporen voor alle andere kinderen
en jongeren niet van blijvende aard zijn. Dat lossen we niet op korte termijn op,
dat zal een forse en meerjarige inspanning vergen, in de eerste plaats van het onderwijs,
van alle leraren, schoolleiders, ondersteuners, vertegenwoordigende partijen. Demissionair
of niet, dit kabinet zal binnen de mogelijkheden die uw Kamer ons biedt, alles uit
de kast trekken om onze leerlingen de kansen te bieden die ze verdienen. Daarin moeten
we het onderwijs maximaal faciliteren, in tijd, meerjarige middelen, inzet en maatregelen:
we kijken naar alle mogelijkheden, en er gelden geen taboes. Dit is de verplichting
die we aan onze leerlingen en studenten hebben, als samenleving én als landelijke
politiek.
In deze brief, die ik u stuur mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
concentreer ik mij voornamelijk op de gevolgen van corona op het funderend onderwijs.
Bij enkele punten, waaronder de stand van zaken omtrent de examens en het genoemde
Nationaal Programma, betrek ik ook het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
Ik ga in deze brief in op de volgende thema’s:
• De actualiteit omtrent het coronavirus in het funderend onderwijs, waaronder een verantwoorde
heropening;
• De hulp en ondersteuning voor scholen die beschikbaar is;
• Kinderen en jongeren in kwetsbare posities;
• Het verdere verloop van schooljaar 2020/21, waaronder de overgang po/vo en de examens;
• Het proces richting een Nationaal Programma.
1. Actualiteit funderend onderwijs en corona
Fysiek onderwijs is voor alle leerlingen in het funderend onderwijs van groot belang.
Daarom is alles erop gericht dat scholen op 8 februari weer open kunnen. Het OMT buigt
zich over de vraag of dit verantwoord is en zo ja, onder welke voorwaarden. Het OMT
kijkt daarbij onder meer naar het algehele besmettingsniveau in Nederland en de effecten
van de nieuwe varianten van het coronavirus, ook bij leerlingen. Als op basis van
nadere informatie wordt bevestigd dat kinderen inderdaad geen bijzonder risico lopen
door de nieuwe virusvarianten, dan is het kabinet voornemens om het primair onderwijs
en kinderopvang op 8 februari te openen. Ik wil niet vooruitlopen op het advies van
het OMT, maar met de partnerorganisaties uit het onderwijs zorgen we ervoor dat de
verschillende scenario’s klaarliggen voor een verantwoorde heropening.
Uitzonderingsgroepen
Binnen de kaders die het OMT in zijn adviezen meegeeft, maken we uitzonderingen voor
bepaalde groepen leerlingen:
• examenleerlingen krijgen fysiek onderwijs nu ze zich op hun examens aan het voorbereiden
zijn;
• voorexamenleerlingen maken op school hun schoolexamens;
• leerlingen die praktijkgerichte vakken krijgen, kunnen moeilijk afstandsonderwijs
volgen, en krijgen dus fysiek les;
• leerlingen in een kwetsbare positie komen ook naar school;
• in het po is er noodopvang geregeld voor kinderen met minimaal één ouder met een cruciaal
beroep.
Scholen bepalen met gemeenten welke leerlingen zich in een kwetsbare positie bevinden.
Het kabinet drukt scholen op het hart om bijzondere aandacht te hebben voor het sbo
en zijn leerlingpopulatie bij het bepalen welke leerlingen kwetsbaar zijn. Het speciaal
onderwijs kan volledig open zijn, omdat een aanzienlijk deel van de leerlingen zich
in een kwetsbare positie zal bevinden.1 Deze afweging is en blijft aan de school, maar het kabinet onderstreept het belang
hiervan. Voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro)
geldt dat de leerlingen grotendeels praktijkgericht onderwijs volgen en/of zich in
een kwetsbare positie bevinden. In de praktijk betekent dit dat fysiek onderwijs hier
de norm blijft. Scholen in het vso en pro mogen hier een eigen afweging in blijven
maken.
Verantwoord naar school
Als bovengenoemd brengt het OMT op korte termijn nader advies uit over hoe de nieuwe
virusvarianten zich gedragen bij leerlingen in de basisschoolleeftijd. Op dit moment
is het beeld dat de besmettelijkheid en het ziekteverloop niet anders is dan bij de
«oude» variant; dan ligt het voor de hand dat aanvullende maatregelen op po-scholen
niet nodig zullen zijn, maar het kabinet wacht dit advies nog af.
Hiernaast adviseert het OMT binnenkort of vo-leerlingen onderling 1,5 meter afstand
moeten blijven houden bij heropening. Dit is een belangrijke beperking voor vo-scholen
in de ambitie – van het kabinet en van de sector – om leerlingen zoveel mogelijk fysiek
onderwijs te kunnen geven. Op dit moment gaan de eerder genoemde uitzonderingsgroepen
zoveel mogelijk fysiek naar school, maar dit is in veel scholen een complexe organisatie.
Niet alle leerlingen uit de genoemde uitzonderingsgroepen gaan daarom naar school,
of krijgen soms niet het onderwijs dat zij gewend waren. Het heeft mijn voorkeur dat
leerlingen zoveel als mogelijk fysiek onderwijs volgen. Leerlingen ontwikkelen zich
het beste als zij op school les krijgen. Ik bespreek daarom met de sector – ook met
de ervaring van de afgelopen weken, en uit het voorjaar van 2020 – hoe dat de komende
periode voor zoveel mogelijk leerlingen mogelijk is, ook als de 1,5 meter afstand
voor leerlingen onderling moet blijven gelden. Ik neem de wensen uit de sector hierbij
zeer serieus: zij moeten uiteindelijk in staat gesteld worden om leerlingen zo goed
mogelijk onderwijs te kunnen blijven geven, in deze moeilijke omstandigheden.
De heropening van de scholen zal soms passen en meten zijn. Binnen de kaders die het
OMT stelt, met het oog op de optimale ontwikkeling van leerlingen, maar ook op de
organiseerbaarheid en het veiligheidsgevoel van docenten en leerlingen. Ik stel gelukkig
vast dat uit de besmettingscijfers altijd is gebleken dat onder onderwijzend personeel
een lager percentage positieve tests wordt gevonden dan in de samenleving als geheel.
Ook de inzet van sneltesten zal bijdragen aan het verminderen van risico op besmetting.
Verlichting van druk op de noodopvang in het po
Basisscholen verzorgen tijdens de schoolsluiting naast het afstandsonderwijs ook de
noodopvang voor leerlingen in een kwetsbare positie en voor kinderen met minimaal
één ouder met een cruciaal beroep. Afgelopen weken werd duidelijk dat de noodopvang
bij basisscholen op verschillende plaatsen onder druk staat. Kinderopvangorganisaties
hebben aangeboden om scholen waar nodig en waar mogelijk te ondersteunen bij de noodopvang.
Om dit op plaatsen waar het nodig is zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen hebben
de PO-Raad, de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) en Branchevereniging Maatschappelijke
Kinderopvang (BMK) de spelregels hiervoor in een Handreiking samenwerking kinderopvang en onderwijs in noodopvang opgenomen, met ondersteuning van de VNG, SZW en OCW. De handreiking is deze week gepubliceerd
op lesopafstand.nl.2 Deze handreiking en inzet vanuit de kinderopvangmoet snel bijdragen aan verlichting
voor scholen. Ik heb met grote waardering kennis genomen van dit initiatief.
Voortgang sneltesten
Afgelopen week zijn we begonnen met het opzetten van risicogericht sneltesten op een
aantal scholen in de regio’s Gelderland, Utrecht en Rotterdam-Rijnmond waaronder pro,
vso en praktijkgericht vmbo.3 Sneltesten moet de veiligheid vergroten en bijdragen aan de continuïteit van onderwijs,
op een manier die het onderwijs zo min mogelijk verstoort. Leerlingen en docenten
die langer dan een lesuur in een lokaal hebben gezeten met een positief getest individu
krijgen herhaald (vrijwillig) een sneltest. Hiermee kijken we hoeveel verborgen besmettingen
worden opgespoord, die anders niet aan het licht waren gekomen, omdat in deze leeftijdsgroep
de klachten vaak veel beperkter optreden. Door deze groep vroegtijdig op te sporen
en uit de schoolcontext te halen, wordt verdere verspreiding voorkomen, en hoeven
scholen minder snel klassen of zelfs hele locaties naar huis te sturen. Daarnaast
wordt op deze scholen ervaring opgedaan met de praktische uitvoering. Met deze lessen
bepalen we hoe we bij de openstelling van de scholen testen op zo kort mogelijke termijn
voor heel het vo mogelijk maken, in elk geval vanaf na de voorjaarsvakantie. Voor
het po wordt nu een aanpak ontwikkeld om personeel te testen.
2. Hulp en ondersteuning sinds maart 2020
In de afgelopen 10 maanden is veel gebeurd om leraren, leerlingen en ouders te ondersteunen
en te ontlasten. Dit was niet genoeg, maar het heeft wel bijgedragen. De kennis en
ervaring die dit ons oplevert, komt ons goed van pas bij het vormgeven van de aanpak
op langere termijn.
• Scholen worden ondersteund met devices en internetverbindingen voor leerlingen die
daar thuis niet over beschikken. In 2020 heeft het kabinet in totaal ongeveer € 24
miljoen beschikbaar gesteld, goed voor zo’n 75.000 devices. De laatste tranches hiervan
worden in de komende weken zo snel als mogelijk uitgeleverd aan de aanvragende scholen.
Daarbij komen de scholen die achterstandsmiddelen ontvangen als eerste aan de beurt.
• In schooljaar 2020/21 is in totaal € 280 miljoen vrijgemaakt voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
om achterstanden in te lopen die zijn ontstaan door de getroffen maatregelen. Hiermee
zijn ruim 300.000 leerlingen en studenten geholpen; ruim 4.000 basisscholen en 600
middelbare scholen hebben hier gebruik van gemaakt, bijvoorbeeld door zomerscholen
te organiseren. De programma’s lopen ook nog in 2021. We hebben inmiddels gezien dat
inspiratie, goede voorbeelden en ondersteuning scholen helpen om hier goed gevolg
aan te geven, dit nemen we mee voor de langere termijnaanpak.
• Hiernaast is, zoals bekend, € 210 miljoen vrijgemaakt voor scholen om extra hulp in
de klas in te schakelen. Mede door de tijdelijke schoolsluiting van december kwamen
de aanvragen hiervoor langzaam op gang, maar in de afgelopen weken is dit sterk gestegen.
Tijdens het geplande notaoverleg van 25 januari as. kan ik uw Kamer het definitieve
aantal aanvragen melden. De betalingen aan deelnemende scholen vinden uiterlijk 31 maart
plaats.
• Voor nieuwkomers in het onderwijs is deze tijd extra uitdagend. Omdat nieuwkomers
vaak de Nederlandse taal nog niet goed spreken, is het afstandsonderwijs minder effectief
gebleken dan voor leerlingen die de taal wel machtig zijn. Om deze achterstanden aan
te pakken stelt het kabinet hiervoor € 21 miljoen beschikbaar. Zowel voor het po als
vo betekent dit een kwartaal extra nieuwkomersbekostiging.
• In totaal is € 360 miljoen beschikbaar gesteld om gemeenten en schoolbesturen te ondersteunen
om investeringen te doen om hun ventilatiesystemen op orde te brengen. Op 4 januari
is de regeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS) geopend; sindsdien
komen gestaag aanvragen binnen, waarbij al aanvragen zijn ingediend voor de helft
van de beschikbare € 100 miljoen voor het lopende jaar. Zolang budget beschikbaar
is, kunnen scholen via hun gemeente tot en met 30 juni as. een subsidieaanvraag indienen.
• Gedurende het hele jaar is doorlopend gewerkt aan lesopafstand.nl, een samenwerking
onder leiding van de raden en Kennisnet, waar heel veel partijen hebben samengewerkt
om scholen op elk moment zo goed mogelijk te voorzien van hulp, ondersteuning en informatie
over onderwijs in tijden van corona. Dit ziet op de organisatie van het onderwijs
op afstand, keuzes maken in de onderwijsinhoud en tips over didactiek en pedagogiek.
Het loket is nog altijd dagelijks beschikbaar voor advies. Voor hulp en advies op
het gebied van onderwijs in tijden van corona blijft lesopafstand.nl het startpunt,
daar zetten deze partijen zich onverminderd voor in.
3. Kinderen in kwetsbare posities in beeld houden
Zoals ik uw Kamer al eerder schreef houden we de ontwikkelingen rondom leerlingen
in een kwetsbare positie nauwlettend in de gaten, ik ben blij dat veel organisaties
mij hierin ondersteunen en voeden. In vergelijking met de vorige lockdown hebben bijna
alle scholen vanaf het begin alle leerlingen in beeld. Wanneer er geen contact is
met de leerling of ouder(s), kan er hulp worden gevraagd van leerplichtambtenaren,
RMC-begeleiders, jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen. Er worden nu meer leerlingen
in een kwetsbare positie opgevangen dan tijdens de eerste schoolsluiting.
Aandacht voor mentale gezondheid
Naast de negatieve effecten voor leerlingen in een kwetsbare positie ben ik me zeer
bewust dat de scholensluiting negatieve effecten heeft gehad voor de mentale gezondheid
van veel leerlingen in Nederland. Kinderen en jongeren missen sociale contacten, en
vinden niet altijd tijd en ruimte om rustig te leren, maar ook om rust en ontspanning
te vinden. Het is belangrijk dat scholen zich bewust zijn van hun signalerende rol
in het (mentaal) welbevinden van leerlingen, en hoe zij mét ouders samenwerken om
er samen voor leerlingen te zijn. In onze communicatie en in goed overleg met de partners
uit het veld vragen we aandacht om tijdens de scholensluiting zicht te houden op alle
leerlingen, en te zorgen voor regelmatig individueel contact tussen de school en leerlingen
en hun ouder(s). Op de site van Stichting School en Veiligheid worden vragenlijsten
over welbevinden aangeboden die scholen kunnen gebruiken, hoe scholen toch de sociale
veiligheid op afstand in de gaten kunnen houden en ook wat te doen als dingen echt
minder goed blijken te gaan.4 De VO-raad werkt aan een bredere positionering van het thema mentale gezondheid,
gezien de urgentie hiervan, en participeren ook in het programma Gezonde School, dat
scholen ondersteunt bij het structureel en integraal implementeren van het thema welbevinden.5 Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) kunnen ook ouders meer informatie
vinden; ook kunnen ze bellen met de Oudertelefoon.6
Ieder kind veilig
Uit het onderzoek Kindermishandeling tijdens de eerste lockdown van de Universiteit Leiden blijkt dat er onder andere sprake was van een significante
toename van kindermishandeling gedurende de eerste lockdown.7 Als een school vermoedt dat er sprake is van een acuut of structureel zorgelijke
situatie verwachten wij dat de school overlegt met jeugdhulpaanbieders, Veilig Thuis,
de Raad voor de Kinderbescherming en/of Gecertificeerde Instellingen. Bij signalen
van huiselijk geweld of kindermishandeling dient de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
van de school gebruikt te worden.
4. Verder verloop schooljaar 2020/21
Schooljaar 2020/21 verloopt niet zoals we allen hadden gehoopt. Dat opnieuw een schoolsluiting
moest plaatsvinden had al helemaal niemand gewild. Met de partnerorganisaties uit
het onderwijs doe ik er alles aan om belangrijke ijkpunten in ons onderwijsstelsel
dit jaar op een passende manier doorgang te laten vinden, één die het meest in het
belang is van de leerlingen. Hieronder ga ik in op de overgang van po naar vo en de
centrale examens.
Overgang po-vo 2021: kansrijke schooladvisering en doorgang eindtoets
De groep leerlingen die dit jaar de stap gaat maken naar de brugklas is dubbel getroffen:
deze leerlingen hebben zowel in groep 7 als in groep 8 een deel van hun onderwijs
op afstand moeten volgen. Er zijn zorgen over eventueel opgelopen leerachterstanden
en het effect daarvan op een kansrijke instroom in het vo. Het wegvallen van de eindtoets
vorig schooljaar heeft geleid tot gemiddeld genomen lagere schooladviezen en een lagere
plaatsing van leerlingen in het vo.8 Dit geldt specifiek voor leerlingen in kwetsbare posities; dit laat zien hoe belangrijk
de afname van de eindtoets is voor kansrijke doorstroom. Het is dan ook van groot
belang dat de eindtoets dit schooljaar doorgaat. Alleen als er in de zes weken voorafgaand
aan de afnameperiode onvoldoende onderwijs- en voorbereidingstijd is als gevolg van
de coronamaatregelen, kan een andere afweging worden gemaakt. Ik houd hierover nauw
contact met de Inspectie, de eindtoetsaanbieders en de PO-Raad. Met alle eindtoetsaanbieders
is afgesproken dat we dit schooljaar in de normering rekening houden met opgelopen
achterstanden als gevolg van de scholensluiting vorig jaar en dit jaar. Leerlingen
krijgen daarmee een toetsadvies dat past bij hun potentie in het vervolgonderwijs,
ook wanneer de leerling op het moment van afname nog niet over de daarbij behorende
absolute kennis beschikt. Zowel in dit schooljaar als in komende schooljaren in het
vo hebben leerlingen tijd en ruimte om zich verder te ontwikkelen en eventueel opgelopen
achterstanden in te halen.
Daarnaast heb ik de uiterste datum voor het vaststellen van het voorlopige schooladvies
opgeschoven van 1 maart naar 15 maart. Zo hebben basisscholen twee werkweken extra
tijd om een zorgvuldig en kansrijk schooladvies op te stellen. De eerder door OCW
en SLO ontwikkelde Handreiking schooladvisering laat zien hoe scholen expliciete aandacht
voor kansengelijkheid kunnen organiseren bij de overgang van po naar vo.9 De PO-Raad, de AVS en het Lerarencollectief dragen bij aan een campagne voor het
belang van kansrijke advisering. Alle basisscholen ontvangen komende week een brief
waarin ik hen wijs op de mogelijkheden voor dubbele schooladviezen en een volledige
informatieoverdracht. De scholen in het voortgezet onderwijs vraag ik met een brief
opnieuw om leerlingen kansrijk te plaatsen en daarbij extra in te zetten op heterogene
en verlengde brugklassen. Ook zal er onder meer op worden gewezen dat de lesstof van
dit leerjaar naar het volgende leerjaar kan worden verschoven, dat scholen de overgangsnormen
flexibel kunnen toepassen en dat het zinvol kan zijn om (tijdelijk) meer focus in
programma en in toetsing aan te brengen. Zo kunnen leerlingen in de komende jaren
voldoende ruimte krijgen het onderwijsniveau te gaan volgen dat recht doet aan hun
capaciteiten en mogelijkheden.10
Examens voortgezet onderwijs
In december heb ik uw Kamer geïnformeerd over het besluit examens 2021.11 Het voortgezet onderwijs bereidt leerlingen voor op een opleiding in het mbo of ho,
en het eindexamen is een belangrijke graadmeter om te bepalen of die voorbereiding
voldoende is geweest. De centrale examens in het vo gaan dit jaar door, met een aantal
aanpassingen. Leerlingen kunnen dit jaar hun examen flexibel spreiden over twee tijdvakken
en zij krijgen een extra herkansing. Eerder kondigde ik ook al aan dat ik na de voorjaarsvakantie
opnieuw met alle partijen in gesprek zou gaan om te bepalen of deze maatregelen nog
voldoen. Op dit moment is het beeld minder gunstig dan gehoopt. Het kabinet heeft
scholen de afgelopen periode, ondanks de strengere maatregelen, expliciet de ruimte
gegeven om examenleerlingen fysiek naar school te laten blijven gaan. Dit is echter
op veel scholen ingewikkeld door de herinvoering van de maatregel dat er 1,5 meter
afstand tussen leerlingen moet worden gehouden. Deze maatregel kan dan ook leiden
tot een verdere vergroting van achterstanden. Gezien deze ontwikkelingen en het verwachte
effect daarvan op de onderwijscontinuïteit voor examenleerlingen, heb ik besloten
om de aangekondigde gesprekken eerder te voeren. Ik ben dan ook sinds begin deze week
met de partijen uit het onderwijsveld in gesprek over mogelijke aanpassingen in het
examenbesluit. Nadien hebben ook enkele van deze partijen zich over gewenste aanpassingen
uitgelaten in de media.
Ondanks de inzet van docenten, leerlingen en ouders om achterstanden te voorkomen
en zo goed mogelijk in te lopen moeten we constateren dat een deel van de leerlingen
mogelijk met achterstanden aan de examenperiode zal beginnen. Ik wil bezien op welke
manier we hier zo goed mogelijk recht aan kunnen doen in de examens en dat we tegelijkertijd
borgen dat leerlingen zo goed mogelijk kunnen doorstromen naar het vervolgonderwijs.
Leerlingen moeten ook passende vervolgtrajecten krijgen in het vo, mbo en ho. Opgelopen
achterstanden zijn een gezamenlijke zorg: voor het voortgezet onderwijs én voor het
vervolgonderwijs. Rond de voorjaarsvakantie zal ik na overleg met het voortgezet onderwijs
en het vervolgonderwijs tot een besluit komen, waarbij we een voor leerlingen optimale
balans moeten vinden tussen de noodzakelijke tijd om achterstanden weg te werken en
de wens om ze een zo ongestoord mogelijke overstap naar het vervolgonderwijs te bieden.
5. Lange termijn: een Nationaal Programma
Alle jongeren moeten de kans krijgen om hun potentieel waar te kunnen maken. We moeten
zoveel mogelijk voorkomen dat leerlingen de dupe worden van de coronacrisis en blijvend
last houden van achterstanden die ze in deze periode oplopen. Ondanks de geweldige
inzet van docenten en ouders is de onderwijstijd onmiskenbaar minder effectief geweest.
Op de korte termijn doen alle betrokkenen keihard hun best om achterstanden te voorkomen
of weg te werken. Zoals hierboven beschreven trekt het kabinet daar het benodigde
geld voor uit. Om alle leerlingen en studenten echter de kans te geven om ze weer
in te lopen, is een duurzame, brede aanpak nodig, die zich over meerdere jaren uitstrekt.
Daarom werkt het kabinet aan een Nationaal Programma Onderwijs na Corona om de effecten
van COVID-19 op het onderwijs ook voor de langere termijn op een goede manier te kunnen
opvangen. Zo willen we de belofte van de samenleving aan onze leerlingen en studenten
alsnog proberen waar te maken, ondanks de coronacrisis. In de brief van 17 januari
jl. is, in lijn met aangenomen moties, al aangekondigd dat het kabinet zorg zal dragen
voor meerjarige financiële dekking voor het terugdringen van achterstanden.12 Het gaat om een onderwijsbreed programma, waarin maatregelen worden getroffen voor
het terugdringen van achterstanden voor leerlingen in het po, v(s)o en studenten in
het mbo en ho. Los hiervan speelt nog de kwestie van de langere verblijfsduur van
studenten in het mbo, ho en wo. Bij de vormgeving van het programma bouwen we voort
op wat we al hebben neergezet, versterken we de meest effectieve elementen maximaal,
en nemen we de tijd die nodig is voor leerlingen. Dit doen we uiteraard in gezamenlijkheid
met gemeenten, koepels en andere partners waarmee de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en ikzelf in gesprek zijn om plannen uit te werken.
Een lange adem is noodzakelijk
Het is niet realistisch om te verwachten dat alle kinderen de opgelopen achterstand
op de verschillende ontwikkelgebieden dit jaar al volledig inhalen. Daarvoor zijn
de achterstanden bij sommige leerlingen en studenten te groot, en de crisis is nog
niet voorbij. Juist daarom is een meerjarige aanpak nodig, waarbij kinderen en scholen
naast de nodige ondersteuning ook de nodige rust, ruimte en tijd krijgen. Het sociaal
welbevinden van leerlingen en de werkdruk van leraren moet niet nog verder onder druk
komen te staan. Richting leerlingen moeten we rust uitstralen en ze voldoende tijd
bieden. Deze tijd ís er ook: genoeg tijd om achterstanden in een realistisch tempo
in te halen, en zo weer «bij de les» te raken. Dit hoeft niet voor deze zomer te gebeuren,
en dat kan ook niet. Een deel van de lesstof van dit leerjaar kan bijvoorbeeld naar
het volgende leerjaar worden verschoven. De overgangsnormen kunnen flexibel worden
toegepast. Er kan (tijdelijk) wat meer focus in programma en in toetsing worden aangebracht.
Voor leerlingen in groep 8 en in het examenjaar is dit jaar nog extra aandacht nodig,
maar ook voor deze leerlingen wil ik het gesprek voeren met scholen, instellingen
en organisaties, om het inhalen van achterstanden te temporiseren, waar nodig over
sectoren heen. Daarbij moeten we nadrukkelijk oog houden voor het sociaal-emotioneel
welbevinden van leerlingen, en de beschikbare tijd en ruimte verstandig gebruiken,
met het oog op hun langetermijnontwikkeling. Ik zal deze oproep volgende week ook
doen in een brief aan alle scholen over een zo soepel mogelijke overgang po-vo tijdens
de crisis.
Achterstanden in beeld brengen en oplossen
Met de verschillende sectoren en de wetenschap brengen we de achterstanden over de
gehele linie in kaart, van po tot wo. Met die informatie, en de geleerde lessen van
de maatregelen die we dit jaar hebben genomen, kunnen we tot doelgerichte instrumenten
komen, die zijn toegesneden op specifieke groepen. Voor de korte termijn nemen we
aanvullende maatregelen ten aanzien van de overgangen (groep 8 leerlingen en eindexamenleerlingen):
als eerder genoemd zetten we in op kansrijke advisering, volgen we brugklasleerlingen
de komende jaren nauwgezet, en we vragen scholen en instellingen om aan de slag te
blijven met de Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s. Voor de periode ná de coronacrisis
wordt samen met scholen en gemeenten een pakket samengesteld om de achterstanden meerjarig
en structureel aan te pakken. Dit pakket zal gerichte interventies bevatten:
• voor kinderen en jongeren met (de grootste) achterstanden over de volle breedte van
het onderwijs;
• bij de leergebieden waar de achterstand het grootst is;
• voor het inhalen van stages;
• bij cruciale momenten in de school- en studieloopbaan.
Er is expliciet aandacht voor kinderen die het grootste risico lopen op achterstand,
zoals kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status. Bij dit pakket
verkennen we verschillende sporen, waaronder:
• extra en effectievere cursustijd en inhaalprogramma’s voor leerlingen en studenten;
• aanvullende ondersteuning van leraren, schoolteams en studiebegeleiders, ook in de
randvoorwaarden;
• extra ondersteuning ten behoeve van de sociaal emotionele ontwikkeling van leerlingen;
• extra ondersteuning in het vervolgonderwijs (vo, mbo en ho);
• compensatie voor studenten die door de coronacrisis langer over hun studie doen.
Bij de vormgeving van het programma sluiten we waar mogelijk aan bij bestaande, bewezen
effectieve structuren en de lokale situatie. Samen met alle betrokkenen in het onderwijs
werk ik de plannen voor de lange termijn verder uit. Ik verwacht u in februari de
contouren voor het Nationaal Programma Onderwijs na Corona te kunnen toesturen.
6. Tot slot
Het coronavirus en de bestrijding daarvan blijft veel van ons onderwijs vergen. Het
kabinet realiseert zich dat we de creativiteit van het onderwijsveld, waarmee we de
crisis tot nu toe het hoofd bieden, ook meer dan nodig gaan hebben in de fase hierna.
Bij de verdere uitwerking van het nationaal programma wil ik dan ook graag gebruik
maken een brede betrokkenheid aan kennis, kunde en ervaring, en ik benadruk dat er
op voorhand geen taboes zijn om onze leerlingen en studenten dezelfde kansen te geven
als andere generaties, en om ze het perspectief te bieden dat zij verdienen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media