Brief regering : Fiche: Mededeling EU Gender Actie Plan III
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3015 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 8 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling EU Gender Actie Plan III
Fiche: Verordening Data Governance Act (Kamerstuk 22 112, nr. 3016)
Fiche: Mededeling Actieplan Intellectueel Eigendom (Kamerstuk 22 112, nr. 3017)
Fiche: Mededeling Bouwen aan een EU Gezondheidsunie (Kamerstuk 22 112, nr. 3018)
Fiche: Verordening ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen (Kamerstuk
22 112, nr. 3019)
Fiche: Verordening uitbreiding EMA bevoegdheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3020)
Fiche: Voorstel versterking ECDC (Kamerstuk 22 112, nr. 3021)
Fiche: Mededeling Farmaceutische strategie voor Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 3022)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling EU Gender Actie Plan III
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel:
Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad EU-Genderactieplan (GAP)
III – een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid1 en de empowerment van vrouwen in het externe optreden van de EU.
b) Datum ontvangst Commissiedocument:
25 november 2020
c) Nr. Commissiedocument:
JOIN/2020/17
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020JC0017…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld2
f) Behandelingstraject Raad
Raad Buitenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Gendergelijkheid is een kernwaarde van de Europese Unie (EU) en een universeel erkend
mensenrecht, alsook een vereiste voor welzijn, economische groei, welvaart, goed bestuur,
vrede en veiligheid. Alle mensen, in al hun diversiteit, moeten vrij zijn om het leven
te leiden dat zij wensen, zich sociaal en economisch te ontplooien en op voet van
gelijkheid te kunnen deelnemen aan en leidinggeven in de samenleving. Er is enige
vooruitgang geboekt, maar er blijven diepgewortelde ongelijkheden bestaan, onder meer
op het gebied van de basistoegang tot gezondheidszorg, onderwijs en banen, maar ook
wat betreft wijdverbreid gender gerelateerd geweld overal ter wereld. Op veel plekken
worden de rechten van vrouwen en meisjes ter discussie gesteld en met voeten getreden.
Instabiliteit, klimaatverandering, migratie en recentelijk de COVID-19-pandemie zijn
enkele van de kritieke factoren die ongelijkheden versterken en de moeizaam geboekte
vooruitgang ondermijnen.
Dit nieuwe EU-genderactieplan voor 2021–2025 (GAP III) – dat voortbouwt op de EU-strategie
inzake gendergelijkheid 2020–20253 waarin wordt opgeroepen tot een gendergelijk Europa – pleit voor een gendergelijke
wereld en vormt een aanvulling op de strategie voor gelijkheid van LHBTIQ’ers4 2020–20255. Het zal de bijdrage van de EU aan de verwezenlijking van SDG 56 op alle interne en externe beleidsterreinen van de EU en in het kader van de Agenda
2030 versterken. GAP III is gericht is op vijf pijlers:
Pijler 1: De inspanningen van de EU voor gendergelijkheid doeltreffender maken als
een horizontale prioriteit bij de beleids- en programmeringswerkzaamheden in het kader
van het externe optreden van de EU. De Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger
van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid bevestigen opnieuw dat 85%
van alle nieuwe externe acties tot de verwezenlijking van deze doelstelling zal bijdragen
tegen 20257. Dit vereist verdere gender mainstreaming in alle externe beleidslijnen en sectoren
en een gender transformatieve8, op rechten gebaseerde en intersectionele benadering9.
Pijler 2: In samenwerking met de EU-lidstaten de strategische betrokkenheid van de
EU op multilateraal, regionaal en landniveau bevorderen en gezamenlijk de uitvoering
van het GAP III in elk partnerland en elke partnerregio versterken, in nauwe samenwerking
met de regeringen van de partners, het maatschappelijk middenveld, de particuliere
sector en andere belangrijke belanghebbenden.
Pijler 3: Focussen op belangrijke thematische actieterreinen: elke vorm van gender
gerelateerd geweld uitbannen; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten bevorderen;
de economische en sociale rechten van meisjes en vrouwen versterken en hun empowerment
bevorderen; vooruitgang boeken op het gebied van gelijke participatie en leiderschap;
de agenda inzake vrouwen, vrede en veiligheid uitvoeren en de uitdagingen aanpakken
en de kansen aangrijpen die zich aandienen bij de groene transitie en de digitale
transformatie.
Pijler 4: Het goede voorbeeld geven door gender responsief en -evenwichtig leiderschap
tot stand te brengen op de hoogste Europese politieke en bestuursniveaus.
Pijler 5: Resultaten rapporteren en bekendmaken, een kwantitatief, kwalitatief en
inclusief monitoringsysteem opzetten om de publieke verantwoordingsplicht te versterken,
transparantie en toegang tot informatie te waarborgen en meer de aandacht te vestigen
op het effect van de werkzaamheden van de EU wereldwijd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland zet zich in voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes
(SDG-5) en hanteert dit als doel in alle onderdelen van het Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)-beleid10. Deze agenda kent vier subdoelen.
Subdoel 1: Vergroten deelname van vrouwen aan (politieke) besluitvorming en vrouwelijk
leiderschap. Vrouwen moeten kunnen meebeslissen in het maatschappelijke leven en de
politiek. Het kabinet steunt organisaties voor vrouwen en door vrouwen die pleiten
voor gelijke rechten voor vrouwen en het wegnemen van obstakels voor politieke en
economische participatie.
Subdoel 2: Economische empowerment en verbetering van het economische klimaat voor
vrouwen. Het kabinet intensiveert de inspanningen om werk en onderwijs mogelijk, toegankelijk,
veilig en rendabel te maken voor vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden, en stimuleert
vrouwelijk ondernemerschap en het tegengaan van stereotype genderrollen.
Subdoel 3: Preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes. Het kabinet
steunt organisaties die zich inzetten om ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen
en vrouwen ter discussie te stellen en geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen
en bestrijden. Hierbij worden mannen en jongens betrokken, evenals lokale en religieuze
leiders; zonder hen is geen structurele verandering in gendernormen en -relaties mogelijk.
Subdoel 4: Versterking van de rol van vrouwen in conflictpreventie en vredesprocessen,
en bescherming in conflictsituaties. In situaties van crisis en conflict ondersteunt
Nederland volwaardige deelname van vrouwen aan vredesonderhandelingen en vredesmissies.
Ook intensiveert het kabinet de inspanningen voor bescherming, empowerment en toegang
tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in noodhulpverlening en humanitaire
crises.
Het kabinet zet zich in om deze doelen te bereiken via drie sporen: genderdiplomatie,
genderspecifieke programma’s en gender mainstreaming. Nederland is internationaal
voorvechter van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Nederland
is bovendien een donor met durf, en investeert financieel en met diplomatieke inzet
in een integrale aanpak van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR)
als onderdeel van het bredere genderbeleid en de inzet op Sustainable Development Goal (SDG) 5. Ook daarvoor wordt Nederland internationaal en binnen de Europese Unie erkend.
In dit NL SRGR-beleid staan vier prioriteiten centraal: 1) Betere toegang tot informatie
en keuzevrijheid voor jongeren; 2) Betere toegang tot goede en betaalbare gezondheidsproducten;
3) Betere publieke en private gezondheidszorg, in het bijzonder voor gezinsplanning,
zwangerschap, bevalling, inclusief veilige abortus; en 4) Meer respect voor seksuele
en reproductieve rechten van iedereen, met name voor mensen van wie deze rechten niet
worden erkend.
Nederland bevordert gelijke rechten van LHBTIQ-personen11 wereldwijd via het Nederlands mensenrechtenbeleid, waarin aandacht voor de gelijke
rechten van LHBTIQ personen prioriteit is.
Nederland zet zich via bilaterale en multilaterale kanalen wereldwijd in om strafbaarstelling
van homoseksualiteit en genderidentiteit af te schaffen, discriminatie en geweld tegen
te gaan en sociale acceptatie te bevorderen.
De Kamer is in de geannoteerde agenda12 voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) van 23 november
2020, evenals het verslag van de RBZ/OS13 geïnformeerd over de (destijds aanstaande) GAP III publicatie en inzet op ambitieuze
Raadsconclusies. GAP III is enkele dagen na de RBZ/OS gepubliceerd en de voorzitterschapsconclusies
waren op dat moment nog niet bekend. Vandaar dat de Kamer middels dit BNC-fiche voor
de volledigheid wordt geïnformeerd.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft het GAP III – een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid
en de empowerment van vrouwen in het externe optreden van de EU. Het kabinet acht
het belang van dit GAP III groot en verwelkomt het feit dat GAP III het onderwerp
«gender» breed benadert. GAP III doet daarmee recht aan belangrijke en aan elkaar
verbonden onderwerpen als gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten (SRGR), vrouwenrechten en de gelijke rechten van LHBTIQ-personen.
Wereldwijd staat er druk op vrouwenrechten, gendergelijkheid, gelijke rechten van
LHBTIQ -personen en SRGR, ook binnen de EU. Voorbeelden hiervan zijn LHBTIQ-vrije
zones en inperking van de abortuswet in Polen, Hongarije die de wettelijke erkenning
van transgenders en intersekse mensen verbiedt of het verbod op Genderstudies in Roemenië
en Hongarije. Zwaarbevochten rechten van vrouwen, meisjes en LHBTIQ-personen zijn
ook in EU- en VN-verband opnieuw punt van discussie. Zo zijn er tijdens verschillende
onderhandelingen over EU-Raadsconclusies felle discussies ontstaan waarbij een aantal
lidstaten probeerden eerder overeengekomen terminologie (agreed language) op deze thema’s uit de teksten te weren. Dit baart het kabinet zorgen. De EU heeft
een belangrijke rol te spelen bij het tegengaan van deze pushback. Coherentie tussen
het beleid binnen de EU en in het externe optreden van de EU is daarbij een belangrijk
aandachtspunt. Het kabinet staat pal voor behoud van de EU-waarden en verworvenheden
op het gebied van gendergelijkheid, SRGR, vrouwenrechten en de gelijke rechten van
LHBTIQ-personen zowel binnen de EU als in het externe optreden.
Met dit EU-genderactieplan geeft de Commissie een sterk signaal af, namelijk dat gendergelijkheid
een kernwaarde van de EU is en een universeel erkend mensenrecht. Het doel van het
GAP III is de vooruitgang in de richting van gendergelijkheid en de empowerment van
vrouwen en meisjes te versnellen. Het kabinet steunt de Commissie daarin, en zal in
de implementatie van GAP III waar mogelijk samenwerken met de Commissie en gelijkgestemde
lidstaten. GAP III onderstreept de noodzaak voor de EU om haar leiderschapsrol inzake
gendergelijkheid, de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes op multilateraal
niveau op te voeren, om deze agenda op internationale fora vooruit te helpen. Het
kabinet ondersteunt de inzet uit de GAP III – voortbouwend op de EU’s autoriteit en
vermogen om partijen samen te brengen – voor het inleiden en (mede) ondertekenen van
resoluties en verklaringen over gendergelijkheid, en voor het consistent bevorderen
van de inclusie van gender responsieve formuleringen in alle resoluties en verklaringen.
Het kabinet ondersteunt de sterke focus binnen GAP III op de drie beginselen die het
EU extern optreden leiden, namelijk: 1) het hanteren van een gender transformatieve
benadering; 2) genderongelijkheid op het snijvlak van andere vormen van discriminatie
aanpakken, met aandacht voor intersectionaliteit; en 3) het volgen van een op mensenrechten
gebaseerde benadering. Dit is in lijn met het Nederlandse beleid. Om de onderliggende
oorzaken van genderongelijkheid aan te pakken en de veelheid aan stereotypen en vooroordelen
waarvan in vele contexten nog steeds sprake is te helpen bestrijden, moet het EU-optreden
worden geleid door deze drie beginselen.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten om als EU-lidstaat de GAP III doelstelling van
85% van alle externe activiteiten die bijdragen aan gendergelijkheid en ten minste
5% die gendergelijkheid als hoofddoelstelling hebben te behalen voor eind 202514. Dit vereist verdere gender mainstreaming in alle beleidsterreinen en een gender
transformatieve, op rechten gebaseerde en intersectionele benadering. Daarnaast zal
het kabinet verdere stappen zetten om genderresultaten op de verschillende beleidsterreinen
beter zichtbaar te maken.
De afgelopen maanden hebben het belang getoond van een gender responsieve benadering
in de COVID-19 crisis. Vrouwen en meisjes worden extra zwaar geraakt door vooral de
sociaaleconomische gevolgen van de crisis. Door hun hoge vertegenwoordiging in de
informele economie zien zij hun inkomen opdrogen terwijl onbetaalde zorgtaken toenemen;
tijdens lock-downs neemt gender-gerelateerd geweld sterk toe en dreigen vooral meisjes
niet terug te keren naar school. Ook dreigen kindhuwelijken, tienerzwangerschappen
en moedersterfte sterk toe te nemen. Het kabinet verwelkomt daarom de oproep binnen
GAP III om het herstel na COVID-19 aan te grijpen als een kans om structurele ongelijkheden
aan te pakken en inclusievere samenlevingen op te bouwen.
Het kabinet onderstreept het belang van de GAP III doelstelling om de EU-samenwerking
op meerlanden- en regionaal niveau te versterken. Het stimuleren van synergiën tussen
de regionale en nationale niveaus heeft positieve resultaten opgeleverd bij de regionale
EU-samenwerking in het zuidelijk nabuurschap, bijvoorbeeld door het EU-partnerschap
met de Raad van Europa (RvE) inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen
en huiselijk geweld te versterken, overeenkomstig de normen en doelstellingen van
het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul).
Het kabinet is van mening dat gender mainstreaming moet plaatsvinden op alle beleidsterreinen
en niet beperkt moet worden tot OS-programmering. Ook op andere beleidsterreinen,
zoals Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS) en handel is gender mainstreaming van belang.
Bijvoorbeeld op het gebied van vrede en veiligheid, waarbij het belangrijk is dat
de aanbevelingen uit het EU Actieplan over Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS) worden
opgevolgd door zowel de EU-instellingen als EU-lidstaten. Het kabinet is verheugd
dat binnen GAP III WPS zowel een integraal onderdeel is als een thematisch focusgebied.
Nederland heeft onlangs zelf haar vierde Nationaal Actieplan 1325 gepubliceerd15, waarin gender responsieve beleidsontwikkeling- en uitvoering een van de prioriteiten
is. Tevens verwelkomt het kabinet binnen GAP III aandacht voor gender en economische
empowerment van vrouwen als integraal onderdeel van EU-handelsbeleid. De EU moet gendergelijkheid
blijven stimuleren via haar handelsbeleid. Nieuwe handelsovereenkomsten moeten strenge
bepalingen inzake gendergelijkheid omvatten, waaronder de naleving van de toepasselijke
IAO- en VN-verdragen16. Het kabinet heeft de Commissie onlangs opgeroepen om de genderdimensie van handelsbeleid
te versterken en hiertoe een aantal voorstellen aangedragen17.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In navolging van de discussie in de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
over gendergelijkheid op 23 november 2020 heeft de Raadswerkgroep voor Ontwikkelingssamenwerking18 de concept Raadsconclusies over GAP III besproken. In het licht van de discussie
concludeerde het voorzitterschap dat er geen consensus kon worden bereikt over de
voorgestelde ontwerpconclusies. Een aantal lidstaten kon niet akkoord gaan met verwijzingen
naar staand EU acquis op het gebied van gendergelijkheid, SRGR en LGBTIQ. Het voorzitterschap kon echter
wel concluderen dat 24 delegaties de tekst in zijn geheel steunden.
Op 16 december 2020 zijn door 24 EU lidstaten voorzitterschapsconclusies aangenomen
over het GAP III19: «Een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen in
het externe optreden van de EU». In de conclusies wordt bevestigd dat gendergelijkheid
en het volledige genot van alle mensenrechten door vrouwen en meisjes en hun empowerment
de kern van de Europese waarden vormen. Het gebrek aan consensus zal overigens niet
in de weg staan van de uitvoering van GAP III. De Commissie en de Europese dienst
voor extern optreden (EDEO) zullen GAP III implementeren en rapporteren over de voortgang
van de implementatie. Van de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger en de lidstaten
worden verdere inspanningen verwacht om tegen 2030 samen voor gendergelijkheid in
het externe optreden van de EU te zorgen.
In de afgelopen jaren heeft het Europees Parlement een krachtig standpunt ingenomen
over de noodzaak voor vooruitgang op het gebied van gendergelijkheid en het behalen
van de doelstellingen waaraan de EU zich heeft gecommitteerd. In 2017 riep het Europees
Parlement op tot proactiever gebruik van EU middelen om gendergelijkheid doelstellingen
te behalen, waaronder het toepassen van genderbudgettering in alle EU begrotingslijnen
en toekomstige EU financieringsprogramma's, met duidelijke doelen, gespecificeerde
middelen en systematische monitoring.20
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling
heeft met name betrekking op het terrein van het sociaal beleid. Op dit terrein is
sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, lid
2, onder b, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie – VWEU). De EU is
op grond van artikel 19 VWEU bevoegd om passende maatregelen te nemen om discriminatie
op grond van geslacht, ras of etniciteit, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd
of seksuele oriëntatie te bestrijden. De Commissie is bevoegd om op deze onderwerpen
een mededeling te doen.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het kabinet
is van mening dat de toegevoegde waarde van optreden van de EU, ten opzichte van een
enkel nationale aanpak ten aanzien van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen
en meisjes, gelegen is in: een effectief gezamenlijk EU-beleid en besteding van Official Development Assistance (ODA) door de EU voor externe acties die bijdragen aan gendergelijkheid; de leiderschapsrol
en voorbeeldfunctie die de EU vervult inzake gendergelijkheid, het gezamenlijk bevorderen
van de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes op multilateraal niveau; monitoring
van voortgang; het uitwisselen van effectieve beleidsvoorbeelden; het (breed) agenderen
van gendergelijkheid, de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes en het bewaken
van de waarden en normen van de Europese samenleving, zoals verwoord in het verdrag
inzake VWEU en de Pijler voor Sociale rechten. De doelstellingen van het GAP III kunnen
niet door de lidstaten afzonderlijk verwezenlijkt worden.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de strategie
is positief. De mededeling biedt een strategie met concrete doelstellingen en inspanningen,
in het kader van het externe optreden van de EU, voor het positief kunnen bijdragen
aan gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes wereldwijd. In het GAP III
geeft de Commissie duidelijk aan welke doelstellingen behaald dienen te worden binnen
de vijf genoemde pijlers en zes belangrijke thematische actieterreinen. De voorstellen
van de Commissie voorzien in een EU-beleidskader en dragen duidelijk bij aan de gestelde
doelen en verhoogde betrokkenheid van de EU en lidstaten op dit onderwerp en zijn
geschikt om de gestelde doelen te bereiken. Op basis van de informatie die in GAP III
over de toekomstige doelstellingen en initiatieven wordt verstrekt is het kabinet
van mening dat deze niet verder gaan dan noodzakelijk. GAP III is een actieplan dat
door de verantwoordelijke EU-instellingen uitgevoerd zal worden, met name door de
Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en EU-delegaties. De oproep
aan wat we nationaal moeten doen is niet bindend en gaat niet verder dan noodzakelijk.
Op landen niveau werken Nederlandse Ambassades samen met de EU-delegaties en GAP III
is in lijn met en complementair aan Nederlandse beleid en externe activiteiten op
het gebied van gendergelijkheid.
d) Financiële gevolgen
De EU-middelen waarmee de EU inzet zoals genoemd in GAP III gefinancierd zullen worden,
zijn afkomstig uit het EU Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. In de concept verordening
van het nieuwe EU-externe financieringsinstrument, het Instrument voor Nabuurschap,
Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) zijn de GAPIII-doelstellingen
voor gender-responsieve uitgaven opgenomen. Zo is genoemd dat 85% van de nieuwe acties
die met NDICI-middelen worden gefinancierd moeten zijn gericht op gender gelijkheid,
en tevens dat 5% van alle nieuwe acties gendergelijkheid als belangrijkste doelstelling
moet hebben. Middels een gender gelijkheid beleidsmarker van de OESO/DAC wordt geregistreerd
in welke mate activiteiten gericht zijn op gendergelijkheid21.
Indien er gevolgen zijn voor de EU-begroting is het kabinet van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het MFK 2021–202 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
SDG 5 (gendergelijkheid) is één van de drie duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die
wereldwijd het minst worden gefinancierd. Het kabinet verwelkomt dan ook bovenstaande
bestedingsdoelstellingen en zal als EU-lidstaat haar inspanningen verhogen om aan
deze doelstellingen te voldoen (zoals beschreven in paragraaf 3b van dit fiche).
(Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)
departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
De mededeling heeft vooralsnog geen gevolgen voor de regeldruk, administratieve lasten
en concurrentiekracht omdat er weinig concrete maatregelen zijn voorgesteld die hierop
grote effecten kunnen hebben. GAP III is in lijn met Nederlands beleid, doelstellingen
en resultatenkaders. Nederland zal – net als tijdens GAP II – jaarlijks rapporteren
aan de EU over de voortgang binnen de resultaatgebieden van GAP III.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken