Brief regering : Kabinetsreactie op het 96e OMT advies (deel 2)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 912 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2021
In mijn brief van 17 januari jl.1 heb ik aangekondigd dat ik uw Kamer per separate brief zou informeren over deel 2
                  van het advies van het Outbreak Management Team. Dit advies heb ik 19 januari ontvangen
                  en stuur ik uw Kamer hierbij toe2.
               
Gegeven de huidige epidemiologische situatie en de zorgelijke ontwikkeling van nieuwe
                  virusvarianten, is de strategie van het kabinet gericht op het zo snel mogelijk maximaal
                  verlagen van het besmettingsniveau, het vertragen van de verspreiding van het virus
                  en nieuwe varianten van het virus en het beperken van de influx van virusvarianten
                  uit het buitenland. Een strategie die door de landen om ons heen ook wordt gevolgd.
                  We moeten het moment dat de Britse variant ook bij ons de overhand krijgt zo veel
                  mogelijk uitstellen. Dit is van groot van belang om de instroom van patiënten in de
                  ziekenhuizen en op de IC’s te beperken.
               
Het kabinet heeft derhalve besloten om, naast het vorige week genomen besluit de lockdown
                  tot tenminste 9 februari te verlengen, aanvullende maatregelen te nemen. Deze maatregelen
                  zijn nodig om het virus verder en sneller terug te dringen, zodat ook het bron- en
                  contactonderzoek weer volledig kan worden uitgevoerd en we daarmee duidelijk zicht
                  en controle houden op het virus. We moeten er rekening mee houden dat als we nu niet
                  adequaat handelen, nog zwaardere maatregelen en een overbelaste zorg onvermijdelijk
                  zijn. Als we pas extra maatregelen nemen als het aantal besmettingen als gevolg van
                  de Britse variant gaat stijgen, zijn we te laat. Dat risico kunnen we niet nemen.
                  Onze uitgangspositie moet beter worden om het zicht op versoepelingen vanaf 9 februari
                  niet te verliezen.
               
We realiseren ons dat de impact van deze aanvullende maatregelen voor mensen groot
                  is. Toch zullen we moeten doorzetten en is het belangrijk dat we ons aan de maatregelen
                  houden. En zoals ik al eerder schreef, is er licht aan het eind van de tunnel. Als
                  we samen dit pakket zware maatregelen goed opvolgen, kunnen we voorkomen dat de nieuwe
                  golf besmettingen te hoog wordt. Hoe beter we daarin slagen, hoe sneller we een aantal
                  maatregelen kunnen versoepelen.
               
Als eerste het primair onderwijs en de kinderopvang. Daarna zo snel mogelijk ook het
                  voortgezet onderwijs. Hopelijk kunnen daarna stap voor stap, andere activiteiten onder
                  voorwaarden open gaan. We kunnen nu geen concrete datum noemen, maar we zetten met
                  dit pakket aan maatregelen, met extra testen en vaccineren alles op alles om zo snel
                  mogelijk meer maatschappelijke activiteiten mogelijk te maken.
               
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
                  de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Binnenlandse Zaken over
                  het OMT-advies met betrekking tot aanvullende maatregelen alsmede over de kabinetsreactie
                  op het advies van het OMT. Tevens informeer ik uw Kamer over het gezamenlijk advies
                  van de Gezondheidsraad en het OMT over de vaccinatiestrategie. Dit advies is opgenomen
                  in de bijlage3.
               
1. 96e OMT-advies deel 2
               
Het 96e OMT-advies deel 2 is opgenomen in de bijlage. Hieronder wordt eerst een feitelijke
                  weergave van het advies gegeven, waarna de reactie van het kabinet op het advies volgt.
               
Het 96e OMT-advies deel 2 behelst de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Avondklok en andere maatregelen
3. Gebruik mondkapjes in gevangenissen
4. Groepsvervoer van personen uit risicogroepen
Ad1) Verloop van de epidemie
In mijn brief van 17 januari jl. is het verloop van de epidemie beschreven. Aangezien
                  dit aanleiding vormt voor de maatregelen die het kabinet nu neemt, wordt dit hieronder
                  nogmaals weergegeven.
               
In de periode 8-14 januari 2021 zijn ruim 45 duizend positief geteste personen gemeld.
                  Het aantal meldingen is met 16% afgenomen ten opzichte van de 7 dagen daarvoor. Gemiddeld
                  was het percentage positieve testen 12,4% bij personen getest op 5-12 januari, vergeleken
                  met 13,9% in de 7 dagen daarvoor. Het percentage positieve testen in de GGD-testlocaties
                  varieerde tussen de 9% en 17%.
               
Het aantal geteste personen bij GGD-testlocaties is in een week tijd gedaald met 11%,
                  maar het percentage positieve testen dus eveneens. De daling van het aantal aanvragen
                  voor testen is in lijn met de daling van het aandeel personen met COVID-19 achtige
                  klachten in de afgelopen week van ongeveer 3% half december naar ongeveer 2% in de
                  afgelopen dagen.
               
De landelijke incidentie was de afgelopen week gemiddeld ongeveer 250 meldingen per
                  week per 100.000 inwoners, en varieerde tussen 180 en bijna 400 meldingen in de veiligheidsregio’s.
               
Het aantal meldingen is de afgelopen week alleen gestegen bij de leeftijdsgroep 18–24
                  jaar, en was daar ook het hoogst (bijna 500 per 100.000 per week). Bij de omringende
                  leeftijdsgroepen (13–17 jaar en 25–29 jaar) is het aantal meldingen per 100.000 stabiel
                  gebleven. Het aantal meldingen per 100.000 is gedaald bij alle andere leeftijdsgroepen
                  t.o.v. de week hiervoor.
               
De meest genoemde situatie waar besmetting plaatsvond was, net als de voorgaande maanden,
                  binnen het huishouden, door besmettingen van familieleden en huisgenoten (ruim 50%).
                  Gedurende de twee weken volgend op de Kerstdagen, is een stijging zichtbaar in het
                  aantal besmettingen dat plaatsvond tijdens bezoek van vrienden of familie, namelijk
                  36% in week 1 versus 23% in week 52. Het aantal besmettingen op het werk is in de
                  laatste weken afgenomen. Dit is waarschijnlijk een effect van de feestdagen en de
                  kerstvakantie, mogelijk in combinatie van meer thuiswerken door de lockdown.
               
Bij clusters bestaande uit personen uit verschillende leeftijdsgroepen blijft het
                  gezin de meest gerapporteerde situatie van besmetting, door het samenwonen van verschillende
                  generaties onder een dak. Bij clusters alleen bestaande uit personen uit dezelfde
                  leeftijdsgroep, was de afgelopen weken «bezoek in de thuissituatie» de meest voorkomende
                  gerapporteerde situatie van besmetting, in alle volwassen leeftijdsgroepen.
               
De instroom van patiënten in de ziekenhuizen en op de IC daalde in de afgelopen week.
                  De bedbezetting op de verpleegafdelingen daalde de afgelopen week licht, maar nog
                  niet op de IC-afdelingen. Het aantal nieuwe locaties en het aantal bewoners van verpleeghuizen
                  en woonzorglocaties, en van gehandicapteninstellingen dat gemeld wordt met COVID-19,
                  is gedaald in de afgelopen week.
               
Het totaal aantal overlijdens in Nederland lag ongeveer 1000 sterfgevallen hoger dan
                  verwacht in de periode 31 december-6 januari op basis van RIVM-analyses, en was sterk
                  verhoogd bij leeftijdsgroepen vanaf 65 jaar.
               
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
                  de meldingen van positieve gevallen, is voor 1 januari 0,98 (0,96–1,01) besmettingen
                  per geval, en dat is iets hoger dan de waarde die voor 25 december werd gemeld. Waarschijnlijk
                  speelt het feit dat dit een feestdag betrof een rol. De waarde net onder de één duidt
                  op een stabilisering van het aantal besmettingen rond deze datum. Het reproductiegetal
                  wordt ook op basis van andere gegevensbronnen berekend, zoals het aantal nieuwe ziekenhuisopnames
                  en IC opnames per dag. De schattingen op basis van deze andere gegevensbronnen kennen
                  een aanzienlijk grotere onzekerheid, maar ook daar zien we dat het geschat reproductiegetal
                  iets onder de waarde van 1 besmetting per geval met een eerste ziektedag die rond
                  30 december ligt. Geen van de gegevensbronnen toont al een reproductiegetal met het
                  betrouwbaarheidsinterval volledig onder de waarde van 1. Omdat de prevalentie van
                  besmettingen in de bevolking nog hoog is ten opzichte van enkele maanden terug, vertaalt
                  een reproductiegetal van ongeveer 1 besmetting per geval zich in een groot absoluut
                  aantal nieuwe infecties per dag.
               
Het aantal opnames in het ziekenhuis en op de IC vertoont het begin van een daling
                  in de afgelopen week. Als de omstandigheden en opvolging aan basisregels gelijk blijven
                  en we deze daling doortrekken dan is de piekbezetting in het ziekenhuis en op de IC
                  van deze golf achter de rug.
               
Het OMT vindt de epidemiologische situatie kwetsbaar en de lange termijn voorspellingen
                  met doorrekening van de recent geïntroduceerde VK en ZA-varianten ronduit zorgelijk.
                  De verspreiding van de VK-variant lijkt niet onder controle en kan op termijn (vanaf
                  april) vanwege toegenomen volumina aan patiënten zorgen voor een verder toegenomen,
                  grote druk op de zorg, zowel intramuraal als in verpleeghuizen en extramuraal.
               
Het is van belang om nu maatregelen te nemen om zo snel mogelijk zo laag mogelijk
                  te komen wat betreft de verspreiding van het virus, en daarmee ook de ruimte (bijvoorbeeld
                  in BCO’s) te creëren om de verspreiding van de nieuwe VK en ZA-varianten onder controle
                  te houden, totdat we een gunstig seizoen effect kunnen verwachten op de verspreiding,
                  en een effect van groepsimmuniteit door doorgemaakte infecties en door vaccinatie.
               
Ad 2) Avondklok en andere maatregelen
In dit tweede deel gaat het OMT in op zijn advies de huidige lockdownmaatregelen voor
                  de periode tot ten minste 9 februari, aan te scherpen met een avondklok. De reden
                  voor zo’n aanscherping ligt in de beoordeling van de huidige epidemiologische situatie
                  in Nederland, die ronduit kwetsbaar te noemen is vanwege het nog zeer hoge aantal
                  besmettelijke personen en een reproductiegetal dat rond de 1 ligt; de zorgelijke ontwikkelingen
                  betreffende de introductie van nieuwe varianten van SARS-CoV-2 met waarschijnlijk
                  toegenomen besmettelijkheid; en het zich ontwikkelende beeld internationaal, waarbij
                  in landen ondanks diverse lockdownmaatregelen een toename van SARS-CoV-2 wordt waargenomen,
                  vaak volgend op de introductie van mutantvirusstammen. Naar verwachting kan niet voorkomen
                  worden dat er een volgende golf van COVID-19-gevallen komt, veroorzaakt door verspreiding
                  van mutanten van het virus met verhoogde besmettelijkheid.
               
Avondklok
Het OMT heeft eerder al nadrukkelijk aandacht voor een avondklok gevraagd, omdat dat
                  in de beoordeling van het OMT een aanvullende bijdrage zou kunnen leveren aan het
                  zo snel mogelijk en diep mogelijk verlagen van het aantal positieve gevallen in de
                  periode tot 9 februari. Wat betreft de te verwachten bijdrage van een avondklok heeft
                  het OMT wederom kennis genomen van de beschikbare literatuur. Uit een viertal reviews
                  van verschillende onderzoeken en bijvoorbeeld ook evaluatie van de avondklok zoals
                  ingesteld in Frankrijk, blijkt dat een avondklok (c.q. verplichting tot thuisblijven)
                  tot een reductie van 8%-13% van de gemiddelde Rt-waarde zou kunnen leiden. Bij een
                  reproductiegetal dat zich momenteel net onder de 1 bevindt, is dat effect in de beoordeling
                  van het OMT substantieel. Concluderend kan een verdere vermindering van het aantal
                  besmettingen nu, door aanscherping van de lockdownmaatregelen met een avondklok, nog
                  leiden tot een belangrijke en relevante extra vermindering van het totaal aantal gevallen
                  van COVID-19 tegen 9 februari. Zo’n diepere afname van het aantal gevallen biedt perspectief
                  op de mogelijkheid eventueel ook weer versoepelingen door te voeren.
               
Alternatieve aanscherpingen
Het OMT vindt het lastig te beoordelen of er maatregelen zijn met een gelijkwaardig
                  of groter effect dan wordt verwacht van een avondklok, anders dan een strikt uitgevoerd
                  en nageleefd totaal «stay-at-home»-advies waarbij men alleen naar buiten mag, overdag
                  én ’s nachts, voor hoogstnoodzakelijke zaken. Een dergelijk advies zou in Nederland
                  nog veel verder gaan dan de avondklok alleen. Andere alternatieve maatregelen zoals
                  hieronder genoemd zijn ter overweging in aanvulling op een avondklok. Echter, in de bestrijding van het coronavirus ziet het OMT de alternatieve
                  maatregelen niet als gelijkwaardig aan het effect van de avondklok, ook al omdat de
                  mate waarin aan de alternatieven opvolging gegeven zal worden, onzeker is. Daarom
                  is het vooreerst en bovenal zaak om de opvolging van de huidige maatregelen van de
                  lockdown te maximaliseren.
               
Als alternatief voor de avondklok, geeft het OMT de volgende overwegingen mee.
De overdracht van het virus kan teruggebracht worden door contacten tussen personen
                  te verminderen in aantal, in duur of in intensiteit. De volgende maatregelen zijn
                  naast de avondklok ter verdere aanscherping van de bestrijding besproken.
               
Contacten kunnen in aantal worden beperkt door aanscherping van het aantal personen
                  dat per keer op bezoek kan komen, bijvoorbeeld naar 1 per dag of 2 per week en het
                  beperken van hoe vaak men bezoek kan ontvangen of zelf op bezoek gaat beperken tot
                  eenmaal per dag. Door sociale bubbels te vormen onder jongeren in verschillende leeftijdscohorten
                  kunnen de gevolgen van een besmetting zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Het OMT
                  adviseert ook extra in te zetten op communicatie voor bezoek aan thuiswonende 70-plussers
                  en de «bubbelbezoeker» in verpleeghuizen, waarbij extra aandacht is voor hygiëne,
                  1,5 meter-afstand en persoonlijke beschermingsmaatregelen. Ook adviseert het OMT het
                  aantal mensen dat fysiek aanwezig mag zijn bij uitvaarten, te verminderen (advies 5).
               
Voor wat betreft de mogelijkheid om contacten in duur en intensiteit te beperken,
                  geeft het OMT de volgende overwegingen. Allereerst zou men bij bezoek, met name aan
                  kwetsbare personen, altijd nauwgezet de afstandsregel en de basis handhygiëne in acht
                  moeten nemen; hier kan communicatie helpen. Maar ook extra testen kan helpen. Bijvoorbeeld
                  valt te overwegen om personen die genoodzaakt zijn een bezoek te brengen aan een kwetsbare
                  persoon vooraf te testen met een antigeensneltest, bijvoorbeeld bij een commerciële
                  testfaciliteit. Bovendien kan – wat betreft duur en intensiteit van contact – worden
                  geanticipeerd op de mogelijk toegenomen besmettelijkheid van variantvirussen, door
                  in het bron- en contactonderzoek aangepaste definities te gaan hanteren (wordt nader
                  uitgewerkt). Bijvoorbeeld door het verkorten van de «risicocontacttijd» voor nauwe
                  contacten buiten het eigen huishouden, en door aan categorie 3-contacten (de zogenaamde
                  overige contacten) ook testen aan te bieden, zonder een quarantaineperiode en zonder
                  dat zij klachten hebben, op dag 5 na blootstelling (wordt nader uitgewerkt). Het OMT
                  vindt dat er winst te behalen is met thuiswerken. Het OMT adviseert daarom kritisch
                  te kijken naar (mogelijkheden tot) stimulering en handhaving van thuiswerken.
               
Internationale reisbewegingen
Het OMT adviseert voor invoering van een avondklok en realiseert zich daarbij terdege
                  hoe ingrijpend dat advies voor iedereen is. Het vindt daarom dat er geen ruimte mag
                  zijn wat betreft de introductie van coronavirussen (en de varianten daarvan) vanuit
                  het buitenland. Gezien de epidemiologische ontwikkelingen rondom de verschillende
                  virusvarianten moet er daarom scherp aan de wind worden gevaren met het beleid rondom
                  internationale reisbewegingen. Verspreiding van virusvarianten in het buitenland worden
                  op dit moment steeds vaker gesignaleerd, maar daarnaast is niet in alle landen de
                  kiemsurveillance dusdanig op orde dat een «nieuwe variant» snel wordt gesignaleerd.
                  Momenteel zijn de volgende varianten gesignaleerd: de Britse variant (ook wel aangeduid
                  met VOC 202012/01 of B.1.1.7), de Zuid-Afrikaanse variant 20H/501Y.V2 (of B.1.351),
                  de Braziliaanse variant 20B/S.484k die breder in Brazilië circuleert, en de Braziliaanse
                  Manaus P.1 (of 20J/501Y.V3)-variant. De laatste variant werd recent geïsoleerd in
                  een cluster in Manaus, opmerkelijk omdat het gebied in oktober jl. ook al intensief
                  (>75%) getroffen was door het coronavirus. Natuurlijk circuleren er daarnaast veel
                  meer genetische varianten, maar die betreffen de natuurlijke ontwikkeling van het
                  SARS-CoV-2 en zijn vooralsnog niet geassocieerd aan een mogelijk veranderd biologisch
                  gedrag van het virus.
               
De (verdere) import van genoemde variantvirussen naar Nederland moet zo veel mogelijk
                  tegen worden gegaan. Er bestaat een inreisverbod van personen van buiten de Europese
                  Unie. Het OMT adviseert dat strenge handhaving van het vigerende negatieve reisadvies
                  noodzakelijk is. Het OMT adviseert bovendien voor reizen vanuit alle landen naar Nederland
                  dat de reiziger, los van nationaliteit, een negatieve PCR-test, afgenomen maximaal
                  72 uur voor aankomst in Nederland, kan overleggen, en een negatieve antigeensneltest
                  afgenomen maximaal 4 uur voor instappen. Bovendien adviseert het OMT het – liefst
                  zonder meer verplicht – aanhouden van een quarantaineperiode van tenminste 5 dagen
                  na binnenkomst, met de mogelijkheid van een moleculaire test op dag 5. Pas bij negatieve
                  PCR of LAMP-test op dag 5 is het risico dat een reiziger toch nog een variantvirus
                  in Nederland introduceert, verminderd. Een dergelijk strakke aanpak is wat betreft
                  het OMT dan equivalent aan een inreis- of vliegverbod of blokkade van internationale
                  reisbewegingen.
               
Dit beleid dient ook van toepassing te zijn voor transferpassagiers op de luchthavens,
                  en voor vrachtwagenchauffeurs, bemanning van ferryschepen en dergelijke, en voor reizigers
                  die over de weg of met de trein naar Nederland komen.
               
Ad 3) Gebruik mondkapjes in gevangenissen
Het OMT is gevraagd om een advies uit te brengen over het gebruik van mondkapjes in
                  penitentiaire inrichtingen. De Minister voor Rechtsbescherming reageert volgende week
                  per brief aan uw Kamer over dit advies.
               
Ad 4) Groepsvervoer van personen uit risicogroepen
Personen uit risicogroepen voor COVID-19, zoals ouderen, maken regelmatig gebruik
                  van groepsvervoer, bijvoorbeeld naar dagbesteding, vaccinatielocaties of stemlokalen.
                  Gezien de huidige epidemiologische omstandigheden, adviseert het OMT om bij groepsvervoer
                  van personen uit risicogroepen het aantal personen per taxi of taxibus te beperken
                  tot 1 persoon per bank of rij stoelen, waarbij zij niet recht achter elkaar zitten.
                  Daarnaast adviseert het OMT dat deze personen -indien mogelijk- een medisch mondneusmasker
                  dragen. Bij personen die niet in staat zijn tot het dragen van een medisch mondneusmasker
                  moet de afstand tot anderen extra in acht genomen worden. De landelijke branchevereniging
                  voor ondernemers in het zorg- en taxivervoer Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) beziet
                  op dit moment in overleg met vakbonden FNV en CNV en andere relevante partijen, welke
                  gevolgen dit advies voor het sectorprotocol Veilig Zorgvervoer dat KNV op basis van
                  eerdere RIVM en OMT-adviezen heeft opgesteld. Daarnaast wordt bezien welke gevolgen
                  het OMT-advies heeft voor de continuïteit van doelgroepenvervoer. Zodra hierover meer
                  duidelijkheid is, zal ik uw Kamer in een volgende stand van zakenbrief informeren.
               
BAO advies
Het bestuurlijks afstemmingsoverleg dat 20 januari bijeen is geweest.
Het BAO acht de adviezen van het OMT navolgbaar en acht het onvermijdelijk dat ze
                  nu ingevoerd worden vanwege de epidemiologie en druk op de zorg. Het BAO vraagt met
                  name aandacht voor kwetsbaren en de mensen om hen heen, zoals mantelzorgers. Het BAO
                  vraagt de overheid om goed na te denken over de uitvoering van de maatregelen, zodat
                  hier op een verantwoorde manier mee om kan worden gegaan. Uitzonderingen zijn belangrijk
                  om ongewenste effecten te voorkomen, maar dat moet op een verantwoorde manier zonder
                  burgemeesters, die juist gepleit hebben voor zo min mogelijk uitzonderingen, in een
                  lastig pakket te brengen. Het BAO vraagt opnieuw nadrukkelijk aandacht voor communicatie
                  voor de naleving van de reeds ingevoerde maatregelen, ook dat vraagt een extra impuls,
                  de testbereidheid en de naleving van de quarantaine moet omhoog. Het BAO steunt het
                  quarantaine advies t.a.v. reizigers, mondmaskers in gevangenissen en het vervoer van
                  kwetsbare personen.
               
2. Kabinetsreactie: belang van opvolging huidige maatregelen en noodzaak tot aanvullende
                  maatregelen
               
Het huidig aantal besmettelijken is met 136.000 hoog. Het beeld laat een daling zien
                  van het aantal besmettingen, maar is met ruim 4.000 positieve uitslagen op 19 januari
                  nog te hoog. De druk op de ziekenhuizen neemt weliswaar af, maar de bedbezetting en
                  druk op de Covid-zorg blijft hoog. Het aantal nieuwe locaties en het aantal bewoners
                  van verpleeghuizen en woonzorglocaties, dat gemeld wordt met COVID-19, is weliswaar
                  gedaald in de afgelopen week, maar de eerste uitbraken van de VK-variant in verpleeghuizen
                  zijn een feit. De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, is 0.98, zoals
                  berekend op basis van de meldingen van positieve gevallen.
               
Deze situatie betekent dat we het besmettingsniveau moeten verlagen, de verspreiding
                  van het virus en nieuwe varianten van het virus moeten vertragen en de influx van
                  virusvarianten uit het buitenland moeten beperken. Daarmee verbeteren we onze uitgangspositie
                  om de derde golf, die onmiskenbaar op ons afkomt, het hoofd te kunnen bieden.
               
Dit doen we door de naleving van de maatregelen te verbeteren en door aanvullende
                  maatregelen te nemen. Ik ga allereerst in op de opvolging van huidige maatregelen,
                  gevolgd door de aanvullende maatregelen.
               
Opvolging huidige maatregelen
Om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan, blijft naleving van de maatregelen
                  het belangrijkst. Alhoewel de huidige maatregelen een grote impact hebben op de bewegingsvrijheid
                  en het aantal contactmomenten, blijkt uit het huidige beeld dat de naleving aanzienlijk
                  minder hoog is dan tijdens het voorjaar. Het RIVM geeft naar aanleiding van hun onderzoek
                  naar gedragsregels en welbevinden4 aan dat naleving van de gedragsregels omtrent bezoek minder goed opgevolgd werden
                  dan in het voorjaar. Vooral tijdens de kersvakantieperiode gingen mensen vaker op
                  bezoek, waarbij «handen wassen» en «afstand houden» minder goed werden opgevolgd.
                  Het RIVM ziet dit als een mogelijke verklaring voor de relatieve toename in besmettingen
                  die hebben plaatsgevonden tijdens het bezoeken van/aan familie en vrienden.
               
Uit ditzelfde onderzoek en de laatste metingen van het «RIVM Trendonderzoek dashboard
                  corona virus»5 blijkt dat het aantal deelnemers dat aangeeft werk te hebben en thuis te kunnen werken
                  stabiel blijft. We zien daarnaast dat verplaatsingen op de weg en in het OV sinds
                  de ingang van deze tweede lockdown afgenomen zijn, maar niet zo sterk als in het voorjaar.
                  Verplaatsingen zijn na de kerstvakantie weer terug naar het niveau van vlak daarvoor.
               
Ook de gedragsregels bij een positieve coronatest worden nog niet genoeg opgevolgd.
                  Van de mensen die binnen het onderzoek van het RIVM positief getest zijn op het corona
                  virus, geeft 3% aan naar buiten te gaan om boodschappen te doen, minder dan 1% gaat
                  werken en 18% gaat naar buiten om een frisse neus te halen.
               
Vanzelfsprekend kan handhaving een positieve invloed hebben op de naleving van maatregelen,
                  maar handhaving kent zijn beperkingen. Handhaving vindt plaats in het publieke en
                  het niet-publieke domein. In het publieke domein is het belegd bij politie en buitengewoon
                  opsporingsambtenaren, die dit doen in aanvulling op hun reguliere werkzaamheden. Waar
                  dat noodzakelijk is, wordt ook zo veel als mogelijk opgetreden, hetgeen kan variëren
                  van aanspreken en waarschuwen tot bekeuren.
               
Het OMT merkt op dat ten aanzien van communicatie nog belangrijke winst te behalen
                  valt. Een achterstand in kennis over Covid-19 mag niet bepalend zijn voor het niet
                  of onvoldoende opvolgen van de basismaatregelen. Het kabinet is het hier mee eens
                  en intensiveert de communicatie gericht op het thuis blijven, thuis werken en verminderen
                  van contacten. Het belangrijkste onderdeel van deze intensivering is de start van
                  radio- en tv-spotjes met deze boodschappen. Vanaf eind januari zijn via verschillende
                  zenders spotjes te horen en te zien waarin positieve voorbeelden van thuis werken,
                  thuisonderwijs, minder bezoek (wel digitaal), en thuis sporten in beeld komen. Deze
                  RTV campagne wordt ondersteund door de inzet van social posts vanuit de Rijksoverheidskanalen.
                  Daarnaast wordt in de jongerenaanpak via de specifieke mediainzet (zoals FunX, Slam,
                  Vice en de Hearst media groep) aandacht besteed aan de «blijf thuis» boodschap, o.a.
                  via infomercials, online advertenties en sociale media inzet (snapchat, instagram,
                  facebook, youtube). We betrekken jongeren bij het vormgeven van de campagne uitingen,
                  daarbij focus op tips, adviezen en goede voorbeelden (#ikdoehetzo #daardoeikhetvoor
                  #eenkleingebaar). Daarbij is ook aandacht voor onderwerpen als eenzaamheid en depressie.
                  Jongeren helpen elkaar en er is info beschikbaar over hulplijnen. Ook voor jongeren
                  relevante partners zoals de studentenkoepels zijn bij deze communicatie betrokken.
                  Tot slot wordt ook vanuit de reguliere socialmediakanalen van de rijksoverheid de
                  «blijf thuis» boodschap en het concrete handelingsperspectief onder de aandacht gebracht.
               
Noodzaak aanvullende maatregelen
Zoals hierboven aangegeven, heeft het kabinet besloten tot aanvullende maatregelen.
                  De aanvullende maatregelen hebben tot doel om contacten tussen personen te verminderen
                  in aantal, in duur of in intensiteit.
               
De meeste besmettingen vinden plaats binnen een huishouden. Uit het BCO blijkt dat
                  twee situaties een hoofdrol spelen bij de introductie binnen een huishouden: bij een
                  bezoek van familie of vrienden thuis, of door het virus op het werk op te doen en
                  daarna mee naar huis te nemen. Het OMT geeft aan dat beide situaties een risico vormen,
                  omdat men tegenover familie, vrienden en bekenden (van werk) de basisregels niet of
                  minder strikt in acht neemt. Ten slotte, is het aantal besmettingen het hoogst in
                  de leeftijdsgroep van circa 18 tot 25 jaar. In deze groep is opvolging van maatregelen
                  tijdens het bezoek een belangrijk aandachtspunt.
               
Dat leidt er toe dat het kabinet voornemens is aanvullende maatregelen te nemen. Deze
                  maatregelen en enige andere onderwerpen worden toegelicht:
               
1. Primair onderwijs en kinderopvang
2. Inreisbeperkingen
3. Thuiswerken en handhaven bij uitbraken bedrijven
4. Coronaverlof
5. Testen en quarantaine
6. Verminderen contacten: verminderen van contacten tussen personen in aantal, duur en
                        intensiteit
                     
o Beperking thuisbezoek
o Avondklok
7. Beperking maximum aantal gasten bij uitvaart
8. Praktijktesten evenementensector- Fieldlabs
Ad 1) Funderend onderwijs en kinderopvang
In mijn brief van 17 januari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet heeft
                  moeten besluiten om het primair onderwijs en de kinderopvang niet vervroegd te heropenen.
                  In lijn met de maatregelen van 12 januari jl. blijven deze sectoren tot 8 februari
                  gesloten. Als op basis van nadere informatie wordt bevestigd dat kinderen inderdaad
                  geen bijzonder risico lopen door de nieuwe virusvarianten, dan is het kabinet voornemens
                  het primair onderwijs en kinderopvang op 8 februari te openen. Het kabinet ziet dat
                  de leerachterstanden in het funderend onderwijs oplopen; op korte termijn moeten we
                  dit zoveel mogelijk tegengaan. Het inhalen van opgelopen leerachterstanden zal een
                  meerjarige en ambitieuze aanpak vergen; in aanvulling op reeds genomen maatregelen
                  komt het kabinet in de komende weken met stevige aanvullende voorstellen; hierbij
                  gelden in beginsel geen taboes. Hier is het kabinet reeds intensief over in gesprek
                  met de koepels, de bonden en andere partners; en zal zorgdragen voor meerjarige financiële
                  dekking. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media informeert u op
                  korte termijn over de ontwikkeling van deze aanpak.
               
Noodopvang: verlichting voor primair onderwijs is op korte termijn noodzakelijk
In het primair onderwijs en kinderopvang is noodopvang beschikbaar voor kinderen van
                  minimaal één ouder met een cruciaal beroep, evenals voor kinderen die zich in een
                  kwetsbare positie bevinden. De beschikbaarheid van deze noodopvang is dus essentieel,
                  maar staat momenteel onder druk op een fors aantal basisscholen. Waar mogelijk kunnen
                  pedagogisch medewerkers van de kinderopvang bijspringen ten behoeve van de noodopvang
                  in het basisonderwijs. De PO-Raad, BK en BMK, de koepelorganisaties van het primair
                  onderwijs en de kinderopvang, hebben deze week nadere afspraken gemaakt om deze noodzakelijke
                  samenwerking te bevorderen. De VNG, SZW en OCW ondersteunen dit. Praktische handreikingen
                  hiervoor zijn voorbereid; deze komen naar verwachting vandaag beschikbaar. Ik roep
                  gemeenten op om – waar nodig – lokaal een verbindende en faciliterende rol te
               
Ad 2) Inreisbeperkingen
Iedere reisbeweging brengt een risico mee dat het coronavirus zich verspreidt. Uit
                  dat oogpunt heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen om reizen te ontmoedigen
                  en als het toch noodzakelijk is veiliger te maken. De belangrijkste maatregel is de
                  boodschap: blijf in Nederland. Maak en boek geen reizen voor de periode tot eind maart.
                  De Nederlandse luchtvaartmaatschappijen bieden tot eind maart geen pakketreizen aan
                  naar oranje gebieden. We zien dat de reisbewegingen in de afgelopen maanden sterk
                  zijn afgenomen. Zo lag het aantal passagiers op Schiphol afgelopen week 78% lager
                  dan in dezelfde week van 2019. Als dat echt nodig is, stelt het kabinet ook vliegverboden
                  in. In het weekend voor kerst hebben we daarom een vliegverbod ingesteld voor het
                  Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika.
               
–Beperken risico’s reizen–
Het kabinet treft alle maatregelen die nodig zijn om de noodzakelijke reizen die nog
                  plaatsvinden veiliger te maken. In dat kader geldt dat mensen met klachten niet mogen
                  reizen. Hiervoor geldt een gezondheidsverklaring en een visuele controle op symptomen
                  voor vliegreizigers. Om ook te voorkomen dat mensen zonder klachten het virus meebrengen
                  als naar Nederland reizen, hebben we een negatieve testuitslag van een PCR-test maximaal
                  72 uur voor aankomst verplicht gesteld voor alle vlieg-, boot-, intercitytrein- en
                  internationale busreizigers uit hoogrisicogebieden. In aanvulling daarop geldt sinds
                  15 januari 2021 voor reizigers uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Zuid-Afrika
                  dat ook een sneltest moet worden afgenomen kort voor vertrek. Dit mag een antigeensneltest
                  zijn, of een of LAMP-PCRtest.
               
Het OMT adviseert om voor reizen vanuit alle landen naast de nu geldende verplichting
                  om een negatieve testuitslag van een PCR-test te tonen van maximaal 72 uur voor aankomst,
                  ook een antigeentest direct voor vertrek verplicht te stellen voor alle hoogrisicogebieden.
                  Bovendien adviseert het OMT het – liefst zonder meer verplicht – aanhouden van een
                  quarantaineperiode van tenminste 5 dagen na binnenkomst, met de mogelijkheid van een
                  moleculaire test op dag 5. Het kabinet voert de verplichting om te beschikken over
                  een negatieve testuitslag van een sneltest in. Deze gaat in op 23 januari 2021 0.01
                  uur voor reizigers per vliegtuig en schip. Deze maatregel zal gelden totdat verplichte
                  quarantaine voor reizigers is ingeregeld. Bij de vaste afwegingsmomenten van de coronamaatregelen
                  kan het kabinet deze maatregel heroverwegen als daar aanleiding toe is. De effecten
                  van deze verplichtstelling zijn zeer ingrijpend. Niet overal in de wereld is de capaciteit
                  van sneltesten ten allen tijden beschikbaar. Dit zal in de praktijk betekenen dat
                  hier een sterk reduceren effect vanuit gaat omdat luchtvaartmaatschappijen minder
                  zullen gaan vliegen. Zo is KLM tijdelijk gestopt met het vliegen op Zuid-Afrika, na
                  invoering van de sneltestverplichting.
               
–Verplichte quarantaine voor reizigers–
Het invoeren van een verplichte quarantaineperiode voor reizigers zoals het OMT adviseert,
                  vraagt meer voorbereidingstijd. De dubbele testverplichting voor reizigers zoals hierboven
                  omschreven mitigeert het risico op import van het virus zoveel mogelijk, maar is niet
                  volledig waterdicht. Voor reizigers die toch besmet blijken te zijn, is het van belang
                  dat het virus niet verder wordt verspreid. De quarantainemaatregel voor reizigers
                  is daarom een belangrijke maatregel. Daarnaast is bekend dat deze maatregel niet altijd
                  volledig wordt nageleefd. Daarom stelt het kabinet een quarantaineverplichting voor
                  inkomende reizigers uit een hoogrisicogebied in. Dit betreft een quarantaineplicht
                  voor alle inkomende reizigers uit een hoogrisicogebied voor de duur van vijf dagen.
                  Na vijf dagen kan de betrokkene zich laten testen. Indien de uitkomst van deze test
                  negatief is, dan eindigt de quarantaine.
               
De quarantaineplicht zal gelden voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden, onafhankelijk
                  van de vervoersmodaliteit waarmee zij reizen. Voor een aantal groepen zal een uitzondering
                  gelden op de quarantaineplicht. Hierbij zal zoveel mogelijk aangesloten worden bij
                  de bestaande uitzonderingen op het dringend advies tot thuisquarantaine na een reis
                  in een hoogrisicogebied.
               
Op dit moment is er maar beperkt zicht op reizigers die vanuit een hoogrisicogebied
                  naar Nederland reizen. Om de quarantaineplicht te kunnen handhaven, is het van belang
                  deze reizigers in beeld te hebben. Ik ben daarom voornemens om parallel aan de quarantaineplicht,
                  te werken aan verplichte registratie voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden (ook
                  niet-Nederlanders). De registratieplicht zal mogelijk gemaakt kunnen worden onder
                  de Wet publieke gezondheid, Hoofdstuk Va (Tijdelijke wet maatregelen covid-19). Voor
                  het bouwen van een registratiesysteem en het regelen van privacyaspecten en securitychecks
                  wordt minimaal een maand gerekend.
               
–Verder beperken reisbewegingen–
Het kabinet stelt vanaf 23 januari een vliegverbod in voor landen buiten Schengen
                  waarin (mogelijk) gevaarlijke varianten van het virus het meest voorkomen. Het gaat
                  dan om het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika, Brazilië, Argentinië, Bolivia, Kaapverdië,
                  Chili, Colombia, Ecuador, Frans-Guyana, Guyana, Panama, Paraguay, Peru, Suriname,
                  Uruguay en Venezuela. Dit vliegverbod geldt tot de verplichte quarantaine voor reizigers
                  is geregeld. Bij de vaste afwegingsmomenten van de coronamaatregelen kan het kabinet
                  deze maatregel heroverwegen als daar aanleiding toe is.
               
Het vliegverbod zal dezelfde uitzonderingen kennen als het vliegverbod in maart 2020.
                  Dit betekent dat een uitzondering geldt voor repatriëring van ingezetenen van het
                  Koninkrijk der Nederlanden, EU- of Schengen-ingezetenen en voor het vervoer van medisch
                  personeel of patiënten wanneer dit in het belang is van de volksgezondheid. Niet Nederlandse
                  ingezetenen moeten daarbij kunnen aantonen dat ze zullen doorreizen. Vrachtvervoer
                  is uitgezonderd van het vliegverbod, want dit verbod betreft alleen personenvervoer.
                  Op het vliegverbod zijn zeevarenden uitgezonderd die op weg zijn van of naar een zeeschip
                  voor bemanningswissel. Dit is van belang om crisissituaties aan boord van zeeschepen
                  te voorkomen en de veiligheid aan boord niet in het geding te laten komen. Dit is
                  in lijn met de gezamenlijke verklaring van IMO en ILO die zeevarende erkennen als
                  essentiële werknemers.6
Er komt ook een aanmeerverbod voor schepen met passagiers vanuit het VK naar Nederland,
                  net zoals het kabinet op 20 december jl.7 heeft besloten, met dezelfde termijnen en uitzonderingen als bij het vliegverbod.
                  Daarbij geldt dat voor transportmedewerkers, die dus zijn uitgezonderd van het aanmeerverbod,
                  de sneltest maximaal 24 uur voor het aan boord gaan van de ferry mag zijn afgenomen.
               
Met bovenstaande maatregelen geeft het kabinet ook invulling aan de motie van de leden
                  Jetten en Klaver om reismaatregelen in te stellen voor landen waar de mutatie VOC
                  202012/01 dominant is.8
Daarnaast heeft het kabinet, om het aantal reisbewegingen verder te beperken besloten
                  om de uitvoering van het Europees inreisverbod voor derdelanders aan te scherpen,
                  door het inperken van bepaalde uitzonderingscategorieën op dit inreisverbod. De uitzonderingen
                  voor studenten (tijdelijke studie), kennismigranten (tijdelijk verblijf), zakenreizigers,
                  professionals uit de culturele en creatieve sector en personen die vallen onder de
                  lange afstandsregeling, zullen tijdelijk worden opgeschort. Daarbij respecteren we
                  de toestemming die reizigers al hebben gekregen. De inperking is niet van toepassing
                  op inreizende professionals die spoedeisende technische werkzaamheden verrichten die
                  specialistische kennis en fysieke aanwezigheid vereisen. Deze tijdelijke opschorting
                  van de uitzonderingen op het inreisverbod zal gelden totdat verplichte quarantaine
                  voor reizigers is ingeregeld. Bij de vaste afwegingsmomenten van de coronamaatregelen
                  kan het kabinet deze maatregel heroverwegen als daar aanleiding toe is.
               
De aanvullende testverplichting voor reizigers uit hoog-risicogebieden en het vliegverbod
                  voor het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika zullen – met enkele geografische
                  en op het insulaire karakter gebaseerde differentiaties – ook voor Caribisch Nederland
                  gaan gelden. Het vliegverbod is niet van toepassing voor het vliegverkeer tussen de
                  eilanden van Caribisch Nederland
               
–Negatieve testuitslag verplicht voor autoverkeer–
Het OMT adviseert ook om de verplichte negatieve testuitslag – naast het vliegtuig,
                  schip, trein en bus – ook voor autoverkeer te laten gelden. Het kabinet deelt deze
                  ambitie. Bij een dergelijke verplichting is het echter ook van belang om adequate
                  uitvoering te regelen. Het kabinet onderzoekt of en hoe dat mogelijk is. Daarnaast
                  is hiervoor een wetswijziging nodig. Het kabinet zal deze verplichting betrekken bij
                  het voorstel om verplichte quarantaine in te voeren.
               
–Europese samenwerking–
Met de invoering van deze maatregelen treffen wij als Nederland in vergelijking met
                  andere Europese landen het meest strenge regime met betrekking tot het toelaten en
                  het testen van reizigers. Nederland is het enige land met een dubbel testslot voor
                  vertrek, en de mogelijkheid van een derde test 5 dagen na de eerste PCR-test. Daarnaast
                  kennen de omringende Europese landen geen vliegverboden. Er bestaat dus een mogelijkheid
                  dat reizigers zullen uitwijken door via andere Europese luchthavens naar Nederland
                  te reizen.
               
Ten aanzien van het testregime en inreisbeperkingen zet het kabinet, mede op verzoek
                  van uw Kamer, zoveel mogelijk in op de samenwerking en afstemming met de omringende
                  landen en andere EU-lidstaten. Zo is er na het invoeren van de sneltestverplichting
                  (bovenop de al bestaande PCR testverplichting) voor reizigers uit het VK, Ierland
                  en Zuid-Afrika intensief contact geweest met de autoriteiten ter plekke om een zo
                  vlekkeloos mogelijke invoering ervan te garanderen. Een zoveel mogelijk gecoördineerde
                  aanpak in EU verband is te prefereren is boven sterk uiteenlopend beleid als het aankomt
                  op het bestrijden van de negatieve gevolgen van reizen.
               
Ad 3) Thuiswerken en handhaven bij uitbraken bedrijven
De dringende oproep van het kabinet om thuis te blijven houdt ook in dat iedereen
                  die dat kan in principe ook thuis werkt. Thuiswerken is een van de manieren om de
                  verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Zo worden onnodige reisbewegingen
                  tegen gegaan en helpt het om het aantal contactmomenten te verminderen. In verband
                  met de bestrijding van het coronavirus geldt sinds maart vorig jaar het dringende
                  advies van de overheid om thuis te werken waar dat kan.
               
Uit het coronadashboard van het RIVM blijkt dat 72,7% van de mensen die thuis kunnen
                  werken tussen 5 en 11 januari geheel heeft thuisgewerkt. Dit is een lichte stijging
                  t.o.v. de vorige meting (71,0% tussen 15–21 december 2020).
               
De veranderingen als gevolg van het thuiswerken zijn ingrijpend voor werkgevers en
                  voor werkenden. Niet iedereen kan natuurlijk thuiswerken, zoals zorgpersoneel, buschauffeurs,
                  mensen in de bouw, supermarktpersoneel, mensen in een productieomgeving, etc. Tegelijkertijd
                  werken er ook veel mensen in een kantooromgeving, die dat mogelijk thuis zouden moeten
                  doen. We zijn daar ook herhaaldelijk over in gesprek met sociale partners, die ook
                  hun achterban oproepen thuis te werken waar mogelijk. We zien dat dit vaak gebeurt,
                  maar nog niet niet altijd. Werkgevers moeten ervoor zorgen dat werknemers dat ook
                  daadwerkelijk doen. Het kabinet adviseert daarom werkgevers en werknemers om huidige
                  afspraken over aanwezigheid op de werkplek opnieuw tegen het licht te houden. Kortom,
                  blijf zo veel mogelijk thuiswerken.
               
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt toezicht op de arbeidsomstandighedenwet
                  en kan vanuit de aanvullende bevoegdheden van de tijdelijke wet covid per 1/12 jl.
                  ook het werk stilleggen als de werkgever in ernstige mate geen maatregelen treft om
                  besmetting met het coronavirus te voorkomen.
               
Ad 4) Coronaverlof
Voor veel werkende ouders betekent de sluiting van het primair onderwijs, de kinderopvang
                  en het middelbaar onderwijs dat zij niet (volledig) kunnen werken vanwege de zorg
                  voor thuiszittende kinderen. Het kabinet begrijpt dat dit kan leiden tot een lastige
                  thuissituatie en spanningen op de werkvloer. Het is in de eerste plaats aan werknemers
                  en werkgevers om flexibel met deze situatie om te gaan en samen een oplossing voor
                  het probleem te zoeken met de middelen die ze daarvoor hebben: benutten van flexibele
                  werkroosters, gebruiken van vakantie- en compensatiedagen, inzetten van speciaal verlof
                  (op grond van de Wet arbeid en zorg, bijvoorbeeld calamiteitenverlof), tijd-voor-tijd
                  regels etc. In de praktijk gebeurt dat in de meeste gevallen ook. Ook de rijksoverheid
                  geeft het goede voorbeeld door medewerkers de ruimte te geven om een goede balans
                  te vinden tussen werk en de zorg voor kinderen.
               
Het kabinet beseft terdege dat het veel vraagt van werkgevers en werknemers en dat
                  de gevonden oplossingen vaak kosten met zich meebrengen voor beide of een van de partijen.
                  Zo zullen in sommige gevallen werkgevers een tijdelijk niet of minder productieve
                  werknemer moeten doorbetalen, of zullen werknemers vakantiedagen of (een deel van)
                  hun inkomen (tijdelijk) moeten inleveren.
               
Het kabinet heeft daarom de mogelijkheden verkend om werkgevers en werknemers in deze
                  situatie tegemoet te komen. Dit ook in het licht van de toezegging die de Minister-President
                  heeft gedaan aan het lid Klaver tijdens het coronadebat van 13 januari jl. (Handelingen
                  II 2020/21, nr. 43, Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus). Daarbij
                  is onderzocht of het mogelijk is om werknemers (recht op) extra door de werkgever
                  betaald verlof te bieden wanneer zij vanwege thuisblijvende kinderen niet kunnen werken,
                  en tegelijkertijd werkgevers daarvoor te compenseren. Compensatie van werkgevers voor
                  deze kosten is echter niet mogelijk gebleken. Dat komt omdat gerichte compensatie
                  – die recht doet aan de situatie van een individuele werkgever – dermate complex is
                  dat daarvoor een aanzienlijk beroep moet worden gedaan op de uitvoeringsorganisaties,
                  die vanwege de uitvoering van de bestaande noodmaatregelen en de (extra) instroom
                  in de reguliere sociale zekerheid geen uitvoeringscapaciteit beschikbaar hebben. Generieke
                  compensatie van werkgevers, de andere onderzochte optie, kan geen recht doen aan de
                  individuele situatie van werkgevers en kost veel voor een relatief klein effect. Met
                  andere woorden: generieke compensatie betekent dat bedrijven gecompenseerd worden
                  die het niet nodig hebben, en bedrijven die het nodig hebben nauwelijks worden gecompenseerd.
                  Bovendien biedt het bedrijven die weinig of geen coulance betrachten nauwelijks een
                  prikkel om dat wel te gaan doen. Hetzelfde geldt voor directe compensatie aan werkenden.
               
Extra coronaverlof voor ouders met compensatie vanuit de overheid is daarmee helaas
                  geen begaanbare route gebleken. Een snel uitvoerbare oplossing is niet gevonden tijdens
                  overleggen met sociale partners. Dat neemt niet weg dat het kabinet de ernst van de
                  problematiek erkent en blijft kijken naar mogelijkheden om werkende ouders en hun
                  werkgevers hierin tegemoet te komen- vooralsnog is echter geen oplossing gevonden
                  die uitvoerbaar is, dan wel voldoende gericht. Het kabinet beziet tevens met sociale
                  partners of er aanvullende mogelijkheden zijn om bij te dragen aan een gezonde thuiswerksituatie
                  voor werkenden. Uw Kamer wordt hierover binnenkort geïnformeerd. Tegelijkertijd constateert
                  het kabinet dat via de maatregelen uit het steun- en herstelpakket op velerlei manieren
                  ondersteuning terechtkomt bij werkgevers en werknemers. In afwachting van vooral de
                  heropening van het primair onderwijs en de kinderopvang spreekt het kabinet de hoop
                  uit dat werknemers en werkgevers flexibiliteit en coulance zullen (blijven) betrachten
                  en hier samen zo goed mogelijk uitkomen met de middelen die tot hun beschikking staan.
               
Ad 5) Testen, bron-en contactonderzoek en quarantaine
Het OMT adviseert om de definities van contacten met een besmettingsrisico in het
                  bron- en contactonderzoek opnieuw tegen het licht te houden. Bijvoorbeeld door het
                  verkorten van de risico-contact-tijd voor nauwe contacten buiten het eigen huishouden,
                  en door aan categorie 3-contacten ook testen aan te bieden, zonder een quarantaineperiode
                  en zonder dat zij klachten hebben, op dag 5 na blootstelling. Het OMT werkt dit nog
                  nader uit. Het kabinet wacht de uitwerking af en zal in overleg met de GGD treden
                  over de uitvoering. Ook zal het kabinet aan de LCT vragen te adviseren over de verwachte
                  testvraag en het beslag op de testcapaciteit dat hieruit voortkomt.
               
Naast testen en bron-en contactonderzoek, is quarantaine een essentieel onderdeel
                  van de aanpak tegen de verspreiding van het coronavirus. Om de naleving te bevorderen
                  is een plan van aanpak bij thuisquarantaine opgezet. Dit plan is als bijlage bij de
                  stand van zakenbrief van 9 december 2020 naar uw kamer verstuurd (Kamerstuk 25 295, nr. 771) en wordt momenteel uitgevoerd. In deze brief rapporteer ik over de stand van zaken
                  met betrekking tot aanvullende wettelijke instrumenten. Ik voldoe hiermee tevens aan
                  de toezegging van de heer Pieter Heerma (CDA), tijdens het debat van 13 januari jl.
                  om de Tweede Kamer o.a. te informeren over een eventuele quarantaineverplichting.
               
De naleving van quarantaine wordt maximaal gestimuleerd door reeds genomen maatregelen
                  op het gebied van sociale ondersteuning en communicatie. Deze maatregelen bereiken
                  een grote groep mensen die de thuisquarantaine wel wil naleven maar hulp nodig heeft.
                  Daarnaast bereiken we specifieke doelgroepen, waaronder jongeren en reizigers, met
                  gerichte communicatie. De boodschap gaat over het belang van quarantaine en geeft
                  praktische handvatten voor het vormgeven van de quarantaineperiode. Desondanks is
                  in de stand van zakenbrief van 12 januari jl. toegelicht dat uit onderzoek door de
                  gedragsunit van het RIVM9 blijkt dat de naleving van quarantaine varieert en nog niet goed genoeg is.
               
Het risico van niet naleven van de maatregelen weegt zwaarder nu het aandeel van nieuwe
                  varianten van het virus met een hoger besmettingsrisico stijgt. Opvolgen van quarantaine
                  blijft een cruciaal element om verspreiding van de meer besmettelijke varianten van
                  het virus te voorkomen.
               
Gelet hierop is het noodzakelijk om quarantaine te kunnen verplichten voor een kleine
                  groep mensen die bewust de quarantaine adviezen negeert en daarmee een groot risico
                  vormt voor anderen. Daarom zijn de volgende voorstellen opgenomen. Voor de quarantaineplicht
                  wordt aan twee verschillende stromen gedacht, namelijk een algemene quarantaineplicht
                  voor iedereen die positief getest is en de quarantaineplicht voor reizigers.
               
–De huidige situatie–
In de huidige situatie kan de voorzitter van de veiligheidsregio een quarantainemaatregel
                  opleggen op grond van artikel 35 van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
               
Het proces van het opleggen van een maatregel is uitvoerig en complex. Voordat de
                  voorzitter van de veiligheidsregio de quarantainemaatregel oplegt, wordt eerst advies
                  gevraagd aan de GGD.
               
De voorzitter van de veiligheidsregio besluit hierna hoe en waar de quarantaine ten
                  uitvoer wordt gelegd. Dat kan plaatsvinden in de eigen woning. Het medisch toezicht
                  wordt onder medische verantwoordelijkheid van een door de GGD aangewezen geneeskundige
                  uitgevoerd. De voorzitter van de veiligheidsregio geeft de GGD de opdracht tot tenuitvoerlegging
                  van de quarantainemaatregel. Voor de opsporing en toegang tot plaatsen kan de politie
                  worden ingezet.
               
Voor het opleggen van de maatregel reikt de voorzitter van de veiligheidsregio de
                  beschikking uit en voorziet deze de betrokkene in bijstand door een raadsman. De voorzitter
                  van de veiligheidsregio stelt terstond de officier van justitie op de hoogte en zendt
                  deze niet later dan een dag een afschrift van de beschikking. De officier van justitie
                  ontvangt dit en doet uiterlijk de volgende dag bij de rechter een eventueel verzoek
                  tot een machtiging tot voortzetting van de quarantaine. Dat wordt gedaan als aan de
                  voorwaarden uit artikel 35 van de Wpg is voldaan. Als daartoe niet wordt besloten,
                  wordt het advies van de inspecteur-generaal van de inspectie gezondheidszorg en jeugd
                  ingewonnen.
               
De rechter hoort de betrokkene op zijn verblijfplaats en beslist binnen drie dagen
                  vanaf de dag van het instellen van de vordering door de officier van justitie. De
                  betrokkene kan verzoeken de maatregel op te heffen. De wet voorziet in een mogelijkheid
                  tot het verzoeken om schadevergoeding bij een onrechtmatige vaststelling van de beschikking,
                  of indien de rechter of officier van justitie een bepaling niet in acht heeft genomen.
               
Als de persoon zich niet aan de quarantainemaatregel houdt, kan fysieke dwang plaatsvinden
                  om de quarantaine te handhaven. Achteraf kan het onttrekken aan de opgelegde quarantainemaatregel
                  via het strafrecht worden gesanctioneerd.
               
Deze onttrekking betreft een misdrijf, waarbij wettelijke gezien voorlopige hechtenis
                  mogelijk is, en die kan worden gestraft met een gevangenisstraf van vier jaar of een
                  geldboete van de vijfde categorie.
               
De knelpunten in het huidige wettelijke kader hebben betrekking op de individuele
                  aard van de maatregel, het ingrijpend karakter ervan en op de complexiteit van de
                  procedure bij het opleggen van de maatregel. Het opleggen van de maatregel strandt
                  in de praktijk al in de voorbereidingsfase. Het blijkt lastig te zijn om op individueel
                  niveau te bepalen dat voldaan wordt aan het wettelijk criterium dat «ernstig gevaar
                  bestaat voor de volksgezondheid door de verspreiding van het virus» als de betrokkene
                  niet in quarantaine gaat. Op collectief niveau bestaat dat gevaar evident, maar de
                  huidige wet kent geen quarantainemaatregel die op grote schaal kan worden toegepast.
                  Ook is de maatregel erg ingrijpend. Er kan fysieke dwang plaatsvinden als de betrokkene
                  zich niet houdt aan de opgelegde quarantainemaatregel. Er kan bovendien een strafrechtelijke
                  sanctie volgen, die aanzienlijk hoger is dan de sancties voor het overtreden van bepalingen
                  uit de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Uit proportionaliteitsoverwegingen wordt
                  de maatregel daarom niet opgelegd. Ten slotte is de hiervoor beschreven procedure
                  complex, waarbij een snelle en eenvoudige oplegging van de quarantainemaatregel, met
                  uiteraard de nodige rechtsbescherming, onvoldoende mogelijk is. Deze knelpunten hebben
                  tot gevolg dat de quarantainemaatregel niet wordt benut.
               
–Opties tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19–
Gelet op het bovenstaande worden twee opties verkend die tegemoet komen aan bovengenoemde
                  knelpunten. Kenmerk van deze voorstellen is dat deze oog hebben voor het collectieve
                  belang van quarantaine, deze leiden tot afzondering, maar minder ingrijpend zijn voor
                  de betrokkenen en dat de bijbehorende procedure eenvoudiger is. De eerste optie gaat
                  uit van een quarantaineplicht die rechtstreeks voortvloeit uit de wet. Bij de tweede
                  optie vloeit de quarantaineplicht voort uit een beschikking van de burgemeester.
               
Optie 1: Algemene quarantaineplicht
In deze variant komt er een wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 die
                  strekt tot een algemene quarantaineplicht voor eenieder die positief is getest. Hierop
                  zullen uitzonderingen worden geformuleerd voor mensen die zich niet kunnen afzonderen
                  of die vanwege een calamiteit zich buitenshuis moeten begeven. Om de quarantaineplicht
                  te kunnen handhaven worden de positieve testuitslagen, waarover de GGD beschikt, tijdelijk
                  geregistreerd in een centraal register. Dit register wordt gebruikt om handhaving
                  van de quarantaineplicht mogelijk te maken. Om te monitoren of mensen met een positieve
                  testuitslag zich daadwerkelijk afzonderen worden de mensen in het register steekproefgewijs
                  nagebeld door een landelijk centrum. Als blijkt dat iemand zich niet houdt aan de
                  plicht of onbereikbaar is, wordt hiervan een signaal gegeven aan de burgemeester van
                  de gemeente waar diegene woonachtig is.
               
De burgemeester krijgt de taak om toezicht te houden op de quarantaineplicht en deze
                  zo nodig te handhaven. De burgemeester kan een toezichthouder langs sturen die kan
                  vaststellen of sprake is van een overtreding van de quarantaineplicht. De burgemeester
                  kan ook besluiten om op basis van andere signalen of risicogestuurd toezicht uit te
                  oefenen. Bij overtreding wordt een sanctie opgelegd. Als tijdens het reguliere toezicht
                  op de maatregelen blijkt dat een geïnfecteerd persoon zich niet houdt aan bijvoorbeeld
                  het groepsvormingsverbod, dan kan dit een strafverzwarende omstandigheid zijn. De
                  overtreder krijgt dan een hogere sanctie dan gebruikelijk is voor deze overtreding
               
Het proces ziet er stapsgewijs als volgt uit:
• Een persoon komt in beeld bij de GGD na een positieve testuitslag (inclusief de commerciële
                        testen).
                     
• De GGD levert de gegevens hiervan ten behoeve van een centraal register. Het register
                        is een noodzakelijk instrument voor het handhaven van de quarantaineplicht.
                     
• Vanaf de registratie geldt een quarantaineplicht, die in principe thuis plaatsvindt.
• De burgemeester, toezichthouders en politie krijgen toegang tot de registratie.
• Er kunnen signalen ontstaan dat de betrokkene zich niet aan de quarantaineplicht houdt.
o Er is een landelijk centrum dat aan de hand van het register steekproefsgewijs nabelt
                              met als doel om de naleving te monitoren.
                           
o Incidenteel toezicht door het treffen van personen bij een andere overtreding, bijvoorbeeld
                              het groepsvormingsverbod.
                           
o De burgemeester kan uit eigen beweging onderzoek (laten) doen.
• Op basis van deze signalen kan de burgemeester onderzoeken of deze een sanctie oplegt.
• In het geval van een andere overtreding van de quarantainemaatregelen uit de Twm kan
                        er een zwaardere sanctie worden opgelegd.
                     
Optie 2: Quarantaineplicht bij beschikking
In deze variant komt er een wetswijziging waarbij de quarantaineplicht individueel
                  wordt opgelegd aan personen die zich na een positieve test niet (willen) afzonderen.
                  Hiertoe wordt eenieder die positief is getest tijdelijk geregistreerd in een register.
                  Deze personen worden steekproefgewijs nagebeld door een landelijk centrum. Als uit
                  het nabellen of uit andere signalen het vermoeden ontstaat dat iemand zich niet afzondert
                  of onbereikbaar is, ontvangt de burgemeester van de gemeente waar diegene woonachtig
                  is een signaal. De burgemeester kan vervolgens een toezichthouder langs sturen waarna
                  specifiek aan deze mensen een quarantaineplicht kan worden opgelegd. Na het opleggen
                  van deze plicht zal weer gecontroleerd worden of diegene zich hieraan houdt. Mocht
                  blijken dat diegene zich hier niet aan houdt dan, kan een sanctie worden opgelegd.
                  Daarnaast kan het schenden van de quarantaineplicht een strafverzwarende omstandigheid
                  opleveren bij beschikking. Bijvoorbeeld als tijdens het reguliere toezicht op de maatregelen
                  blijkt dat een persoon met een quarantaineplicht zich niet houdt aan het groepsvormingsverbod,
                  dan kan aan hem/haar een hogere sanctie worden opgelegd dan gebruikelijk is voor deze
                  overtreding.
               
Dit proces ziet er stapsgewijs als volgt uit:
• Een persoon komt in beeld bij de GGD na een positieve testuitslag.
• De GGD levert de gegevens hiervan ten behoeve van een centraal register. Het register
                        is een noodzakelijk instrument voor het handhaven van de quarantaineplicht.
                     
• De betrokkene heeft reeds quarantaineadvies.
• Er kunnen signalen ontstaan dat de betrokkene zich niet aan het advies houdt en dat
                        er een quarantaineplicht noodzakelijk is.
                     
o Er is een landelijk centrum dat aan de hand van het register steekproefsgewijs nabelt
                              met als doel om de naleving te monitoren.
                           
o Incidentele detectie door de politie of boa’s door het treffen van personen die in
                              quarantaine hadden moeten zijn bij een overtreding van de Twm (bijvoorbeeld het groepsvormingsverbod).
                           
• Op basis van deze signalen kan de burgemeester een onderzoeken of deze positief geteste
                        personen een quarantaineplicht moet worden opgelegd.
                     
• De burgemeester legt een quarantaineplicht op als blijkt dat deze positief geteste
                        persoon zich kennelijk niet vrijwillig aan het quarantaineadvies houdt.
                     
• Er kunnen signalen ontstaan dat de betrokkene zich niet aan de opgelegde quarantaineplicht
                        houdt.
                     
o Er is een landelijk centrum dat aan de hand van het register steekproefsgewijs nabelt
                              met als doel om de naleving te monitoren.
                           
o Incidenteel toezicht door het treffen van personen bij een andere overtreding, bijvoorbeeld
                              het groepsvormingsverbod.
                           
o De burgemeester kan uit eigen beweging onderzoek doen.
• Op basis van deze signalen kan de burgemeester een onderzoeken of deze een sanctie
                        oplegt.
                     
• In het geval van een andere overtreding van de quarantainemaatregelen uit de Twm kan
                        er een zwaardere sanctie worden opgelegd.
                     
Voor personen die positief zijn getest, gaat mijn voorkeur uit naar optie 2. Het grootste
                  deel van de personen gaat blijkens het onderzoek van de Gedragsunit van het RIVM vrijwillig
                  in quarantaine. Slechts voor de personen die dat niet doen, wordt quarantaine verplicht
                  gesteld. Zij vertonen gevaarzettend gedrag door het risico te nemen op de verspreiding
                  van het virus.
               
Gelet op de lage naleving van quarantaine door inreizigers uit hoogrisicogebieden
                  en de dreigende influx van nieuwe virusvarianten is een algemene quarantaineplicht
                  uit optie 1 nodig voor deze groep. De doelgroep betreft dan niet de positief geteste,
                  maar eenieder die Nederland wil binnenkomen en zich hiervoor registreert. De quarantaine
                  reizigers licht ik elders in deze brief (bij de bijdrage over reizigers) nader toe.
               
–Risico’s–
Uit de gegevens van de Gedragsunit van het RIVM blijkt reeds dat een aantal mensen
                  zich niet laten testen omdat zij niet in quarantaine willen gaan. Het risico bestaat
                  dat dit aantal toeneemt als quarantaine verplicht wordt. Anderzijds kan de quarantaineplicht
                  bijdragen aan de naleving van de quarantaine, de term dringend advies kan verwarrend
                  zijn. Ook wordt het eenvoudiger om richting een werkgever te verantwoorden dat iemand
                  met een positieve test thuis dient te blijven. Het Gedragsunit van het RIVM onderzoekt
                  of er sprake is of de testbereidheid afneemt. De Tweede Kamer zal hierover worden
                  geïnformeerd.
               
Er zijn tevens juridische risico’s. Hoewel de voorgestelde opties minder ingrijpend
                  zijn dan de huidige quarantainemaatregel uit artikel 35 van de Wpg, blijft de quarantaineplicht
                  een beperking van de bewegingsvrijheid. Daarnaast moet de mogelijkheid voor betrokkenen
                  openstaan om de quarantaineplicht door de rechter te laten toetsen. Ten slotte kent
                  de quarantaine een noodzakelijke verwerking van persoonsgegevens. Deze mogelijkheid
                  zal tijdens de wetgevingsprocedure worden voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens.
               
Bij de invoering van de aanpak zal ook gekeken worden naar de ons omringende landen.
                  De geschetste opties worden in de komende periode nader uitgewerkt, waarbij expliciete
                  aandacht en ruimte is voor de afwegingen rondom een mogelijk nieuwe taak voor de burgemeester
                  en de bijbehorende uitvoerings- en handhavingsvraagstukken.
               
Het kost de nodige tijd om de vereiste wet- en regelgeving aan te passen. Zelfs met
                  spoedprocedures is de doorlooptijd enkele weken. Het inregelen van de database, het
                  nabelteam en de afspraken met de bestuurlijke partners vraagt grote zorgvuldigheid.
                  Dat kost de nodige tijd. Deze uitwerking wordt onmiddellijk opgestart.
               
Ad 6) verminderen van contacten tussen personen in aantal, duur en intensiteit
In het kader van het verminderen van contacten tussen personen in aantal, duur en
                  intensiteit, worden de volgende maatregelen genomen: beperking van bezoek thuis en
                  de invoering van een avondklok.
               
Beperking thuisbezoek
Het dringende advies om thuis per dag niet meer dan twee gasten vanaf 13 jaar te ontvangen
                  wordt verder aangescherpt. Het kabinet adviseert dringend om per dag niet meer dan
                  één gast vanaf 13 jaar te ontvangen en maximaal één bezoek per dag af te leggen. Hierbij
                  blijven de bestaande uitzonderingen, bijvoorbeeld ten behoeve van kwetsbare personen,
                  in stand.
               
Invoering avondklok
In het buitenland is gebleken dat een avondklok een effectief middel is in de bestrijding
                  van het virus. Het OMT geeft aan dat uit evaluatie van de avondklok zoals ingesteld
                  in Frankrijk, blijkt dat een avondklok tot een reductie van 8–13% van de gemiddelde
                  Rt-waarde zou kunnen leiden. Ook volgens het Europese Centrum voor de bestrijding
                  van infectieziekten (ECDC), leidt een avondklok tot een verlaging van het reproductiegetal.
                  Het instellen van een avondklok is een zware, maar een heldere maatregel die andere
                  onderdelen van het beleid en de naleving van de maatregelen ondersteunt. Een avondklok
                  helpt bij het verminderen van contacten thuis en het voorkomen van excessen zoals
                  feesten achter de voordeur. Er kan immers worden ingegrepen alvorens het contact plaatsvindt.
                  Bovendien creëert de avondklok een hernieuwd gevoel van urgentie, dat naar verwachting
                  zal resulteren in een betere naleving van de maatregelen. De ervaringen in andere
                  landen laten zien dat deze indirecte effecten een belangrijke bijdrage kunnen leveren
                  in het beleid. Het kabinet komt nu met het voornemen voor een avondklok. We willen
                  zo een groot en ingrijpend besluit niet nemen zonder parlementaire steun. Daarom treedt
                  het kabinet hierover graag morgen in overleg met de Tweede Kamer. En als er voldoende
                  steun is neemt het kabinet het definitieve besluit.
               
–Overwogen alternatieven–
Alternatieven die eenzelfde doel beogen als de avondklok, hebben eveneens vergaande
                  gevolgen. Er is bijvoorbeeld gedacht aan een verbod om overdag (tezamen) op straatte
                  zijn. Een ander alternatief is dat men zich overdag slechts in een beperkte straal
                  van de eigen woning zou mogen begeven. Een avondklok is in algemene zin minder belastend
                  dan een volledig uitgaansverbod. Het OMT ziet geen alternatieven die eenzelfde effect
                  sorteren. Bovendien is de handhaving door een avondklok eenvoudiger: niet op pad,
                  is niet op pad.
               
–Geldingsduur en ingangsmoment–
De voorgenomen avondklok kan, uitgaande van afronding van het debat met de Tweede
                  Kamer morgen, ingaan op zaterdag 23 januari 2021 om 20.30 uur en geldt tot en met
                  10 februari 2021 04.30 uur. Op dat moment eindigt de avondklok van rechtswege. De
                  verwachting is dat een avondklok van deze duur, in combinatie met andere maatregelen,
                  een substantieel effect heeft in het kader van de bestrijding van de epidemie van
                  covid-19.
               
–Tijdstippen–
De avondklok begint om 20.30 uur en duurt tot 04.30 uur. Dit houdt in dat iedereen
                  op dat moment binnen moet zijn. Voor de begintijd van 20.30 uur is gekozen omdat het
                  de bedoeling is dat het gedrag wordt aangepast en dat de sociale contacten in de avonduren
                  afnemen. Een latere begintijd sorteert naar verwachting minder effect. Eerder op de
                  avond is niet wenselijk, aangezien dit zorgt voor extra drukte in openbaar vervoer
                  en detailhandel, voor zover geopend, in het bijzonder in de supermarkten. Het tijdstip
                  van 04.30 uur betekent onder meer dat de bevoorraders van winkels in de meeste gevallen
                  geen formulieren hoeven te hebben. Ook bijvoorbeeld het wisselen van nacht/dagploegen
                  valt dan veelal buiten de avondklok. Bovendien is het van belang dat kinderen en tieners
                  kunnen blijven buitensporten, ook daarom is voor een tijdstip gekozen dat hierop (minimaal)
                  invloed heeft.
               
–Grondslag–
De grondslag voor het instellen van een avondklok is artikel 8, eerste lid, van de
                  Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Op grond van dit artikel is
                  de Minister van Justitie en Veiligheid bevoegd het vertoeven in de openlucht te beperken.
                  De Wbbbg is een noodwet. Dat hierop een beroep wordt gedaan, onderstreept de ernst
                  van de situatie. Het gebruik van een noodwet betekent overigens niet dat een noodtoestand
                  wordt afgekondigd; bepaalde noodbevoegdheden kunnen ook worden ingezet buiten een
                  noodtoestand.
               
Artikel 8, eerste lid Wbbbg dient bij koninklijk besluit in werking te worden gesteld.
                  Middels een ministeriële regeling wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid van artikel 8.
                  Na het besluit om artikel 8 Wbbbg in werking te stellen, wordt onverwijld een verlengingswet
                  naar de Tweede Kamer gezonden.
               
Er zal een regeling tot aanpassing van sluitingstijden van publieke plaatsen in de
                  Trm in verband met de invoering van de avondklok opgesteld worden. Hierin is opgenomen
                  dat de sluitingstijd voor winkels in de levensmiddelenbranche 20.15 uur wordt. Uitgezonderd
                  hiervan zijn winkels voor levensmiddelenbranche airside luchthavens
               
Deze aanpassingen van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 die nodig zijn in
                  verband met de invoering van de avondklok vereisen een met die avondklok samenhangende
                  inwerkingtreding. Dit om te verzekeren dat de goede werking van het geheel niet in
                  gevaar komt. Onder deze omstandigheden wordt de regeling vastgesteld op grond van
                  de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke gezondheid. Deze
                  regeling zal gelijktijdig met de regeling van de avondklok zelf worden bekendgemaakt
                  en ingaan op de dag waarop de avondklok voor het eerst van kracht wordt.
               
–Uitvoering en gedrag–
Uitgangspunt bij de avondklok is dat iedereen gedurende het tijdvak waarop de avondklok
                  geldt binnen dient te zijn en zich steeds dient af te vragen hoe noodzakelijk het
                  is om tijdens deze uren op pad te gaan. Buiten zijn is alleen toegestaan als één van
                  de geldige redenen van toepassing is die in de regeling limitatief zijn opgesomd.
                  Voor de uitvoerbaarheid is vooral van belang hoe een burger kan aantonen, respectievelijk
                  de politie kan vaststellen, dat één van de geldige redenen van toepassing is. Dit
                  kan voor de meeste genoemde geldige redenen worden onderbouwd met een ingevulde Eigen Verklaring. Deze eigen verklaring wordt voor ingang van de avondklok beschikbaar gesteld. Een
                  eigen verklaring is verplicht als men tijdens de avondklok zich naar buiten begeeft
                  wegens:
               
• werk;
• medische hulp aan zichzelf of een dier;
• hulpverlening aan een hulpbehoevende persoon;
• een noodzakelijke reis naar het buitenland of het Caribisch deel van Nederland;
• uitvaart;
• een zitting van een rechter, officier van justitie of bezwaar- of beroepschriftencommissie.
• gasten van een live avondprogramma die beschikken over een uitnodiging van de omroep
                        die het programma redactioneel verzorgd.
                     
Een eigen verklaring is niet verplicht:
• voor opsporingsambtenaren, brandweer -en ambulancemedewerkers;
• voor internationaal goederenvervoer vanwege Europese afspraken;
• voor het aangelijnd uitlaten van een hond; Men dient dit individueel te doen.
• voor reizigers die vanuit het buitenland naar Nederland reizen. Zij mogen vormvrij
                        aantonen dat zij uit het buitenland komen en dat het noodzakelijk is om op die tijd
                        onderweg te zijn.
                     
• voor mensen die dak-of thuisloos zijn en geen gebruik van de maatschappelijke opvang
                        willen maken.
                     
• Bij rampspoed, zoals dringende medische omstandigheden (spoedbevalling, ongeluk in
                        de huiselijke sfeer) en ernstige familieomstandigheden.
                     
Naast een Eigen Verklaring wordt er ook een Werkgeversverklaring ter beschikking gesteld. De werkgeversverklaring is noodzakelijk als je voor je werk
                  tijdens de avondklok buiten bent. De werkgever stelt deze op voor de periode dat het
                  personeel voor werk in de avonduren naar buiten moet. Het is de verantwoordelijkheid
                  van de werkgever om te bepalen of/wat noodzakelijk is. Bij noodzakelijke werkzaamheden
                  door een zelfstandige of een persoon die geen werkgever heeft, zoals een politieke
                  ambtsdrager, wordt de werkgeversverklaring door de zelfstandige of die persoon zelf
                  ingevuld.
               
De formulieren worden ter beschikking gesteld op rijksoverheid.nl. Je kunt ze printen
                  en invullen of digitaal invullen en opslaan. Hier wordt ook een handleiding voor gemaakt.
                  Daarnaast worden de formulieren ook ter beschikking gesteld op de balies van bijvoorbeeld
                  gemeentehuizen. De formulieren worden ook beschikbaar gesteld in het Engels (en Nederlands).
                  Vanwege de handhaving mag het invullen van het formulier niet alleen in het Nederlands
                  maar ook in het Engels. Op de formulieren moet worden aangegeven dat deze naar waarheid
                  zijn ingevuld. Geprinte versies dienen voorzien te zijn van een handtekening. Dit
                  maakt het beter mogelijk om bij overtreding hier eventueel rechtsvervolg aan te geven.
               
Politie en OM zijn bij het opstellen van de regeling betrokken en hebben deze op uitvoerbaarheid
                  getoetst.
               
–Naleving, handhaving en gedrag–
Handhaving dient primair om het gewenste gedrag te ondersteunen. Zowel ter correctie
                  van degenen die zich niet aan de maatregel houden als ter ondersteuning van degenen
                  die zich wel aan de maatregel houden, maar die zich ergeren als niet wordt opgetreden
                  bij overtreding van de maatrelen. Daarbij wordt net als bij de andere Corona maatregelen
                  ervan uitgegaan dat de nalevingsbereidheid van de avondklok in beginsel hoog zal zijn.
                  De handhaving vindt plaats door de politie, die daarvoor de benodigde voorbereidingen
                  getroffen heeft.
               
De handhaving zal plaats vinden door middel van veelvuldig en intensieve statische
                  en dynamische controles. Door ge- en verboden duidelijk te communiceren en zichtbaar
                  te handhaven, wordt de naleving van de avondklok vergroot. Hierdoor wordt de (perceptie
                  van de) pakkans vergroot, hetgeen een belangrijke determinant is voor gedrag volgens
                  de RIVM gedragsunit. Met de inzet van de politie kan een geloofwaardige handhaving
                  van de avondklok worden gerealiseerd. Het openbaar ministerie heeft aangegeven als
                  richtlijn te hanteren dat voor overtreding van de avondklok een boete van € 95,– wordt
                  opgelegd Bovendien blijkt uit het advies van de RIVM gedragsunit dat de hoogte van
                  de boete minder relevant is voor eventuele overtreders dan de zichtbare pakkans. In
                  de driehoek -gemeente, justitie en politie- worden duidelijke keuzes gemaakt wat noodzaak
                  is en wat niet. Een avondklok is beter handhaafbaar dan een alternatief waarbij groepsvorming
                  in het geheel verboden wordt. Dit ook met het oog op de benodigde extra capaciteit
                  vanwege handhaving overdag. Hetzelfde geldt voor het alternatief waarbij een verbod
                  wordt opgelegd om buiten een bepaalde straal van de woning te begeven: daarbij is
                  het voor de handhaver niet direct zichtbaar of men zich op verboden terrein begeeft.
               
Bij het uitwerken van de avondklok is het advies van de gedragsunit van het RIVM betrokken.
                  Het advies van de gedragsunit is bijgevoegd10. In dit advies over met name de avondklok geeft de gedragsunit ook een eerste aanzet
                  voor advies over de sociale bubbel en kondigt aan op 26 januari met een aanvullend
                  advies hierover te komen. Op de uitwerking van een bubbel kom ik daarom in een volgende
                  voortgangsbrief terug.
               
Ad 7) Beperking maximum aantal gasten bij uitvaart van 100 naar 50
Het OMT geeft aan dat beperking van samenscholingen en groepsvorming een duidelijk
                  invloed heeft op de mate van overdracht van het virus en geeft in dat verband aan
                  het risicovol te vinden dat het er thans maximaal 100 gasten bij een uitvaart aanwezig
                  mogen zijn. Het kabinet neemt het advies om het aantal mensen dat fysiek aanwezig
                  mag zijn bij uitvaarten te beperken en stelt het maximum op 50. Dit maximum aantal
                  aanwezigen bij uitvaarten is de enige maatregel uit dit pakket die in gaat op maandag
                  25 januari 2021.
               
Ad 8) Praktijktesten evenementensector- Fieldlabs
Het kabinet hecht aan het uitvoeren van de praktijktesten in het kader van de Fieldlabs
                  Evenementen. Deze praktijktesten maken het mogelijk om op een gecontroleerde wijze
                  te experimenteren met een veilige heropening van (sectoren van) de maatschappij en
                  zij bieden mogelijk perspectief voor veilige en verantwoorde deelname aan toekomstige
                  evenementen. Gezien het grote belang om kennis en inzicht te vergaren en vanwege het
                  perspectief voor de sector, heeft het kabinet besloten om de praktijktesten mogelijk
                  te willen maken in februari. De voorbereiding en planning kan starten, zodat een verantwoorde
                  uitvoering plaats kan vinden. Ondanks de onzekere tijden zet het kabinet de aanpassing
                  van de juridische grondslag in werking. Indien het epidemiologisch beeld snel en drastisch
                  verslechtert, ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van het aantal besmettingen,
                  treedt het kabinet onmiddellijk in overleg met de initiatienemers en andere betrokken
                  autoriteiten. De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt aangepast. De aanpassing
                  in de ministeriële regeling om de praktijktesten mogelijk te maken laat de bestaande
                  verantwoordelijk- en bevoegdheidsverdeling ook ten aanzien van de handhaving, toezicht
                  en vergunningsverlening van evenementen onverlet.
               
Maatschappelijke impact van de lockdown en aanvullende maatregelen
Het kabinet is zich er van bewust dat de lockdown en de vandaag afgekondigde aanvullende
                  maatregelen grote gevolgen hebben voor iedereen in Nederland. Ten behoeve van ondersteuning
                  van de economie en ondernemers zal het kabinet, zoals bekend, deze week de inhoud
                  van aanvullende steunpakketten bekend maken. De gevolgen van de maatregelen reiken
                  echter verder dan de economie. In het debat met uw Kamer op 5 januari 2021, heb ik
                  aan het lid Van der Staaij toegezegd dat indien het nodig is nieuwe maatregelen te
                  nemen, het kabinet inzichtelijk zal maken wat de impact van die maatregelen is, vooral
                  ook in niet-economische zin. Het kabinet maakt hiervoor bij bespreking van mogelijke
                  scenario’s steeds gebruik van een zogenaamde dwarsdoorsnijdende toets. Hierin zijn
                  de te voorziene effecten benoemd van mogelijke maatregelen op de volksgezondheid,
                  de economie, de maatschappij, communicatie, gedrag en uitvoering en handhaving. Hiertoe
                  wordt gebruik gemaakt van input door onder andere de Ministeries van VWS, SZW, EZK,
                  FIN, de gedragsunit van het RIVM, het NKC, de politie, de Veiligheidsregio’s en de
                  VNG.
               
Ten aanzien van de maatregelen die in deze brief worden aangekondigd, is daar onder
                  andere uitgekomen dat zowel de avondklok als inperking thuisbezoek zeer ingrijpend
                  werkt. De duur en stapeling van maatregelen en een gebrek aan perspectief hierbij,
                  legt een zware druk op de maatschappij. Economisch hebben de aanvullende maatregelen
                  een beperkt effect ten opzichte van de huidige lockdown.
               
Ondersteuning jongeren
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de coronaperiode een grote impact heeft op
                  het welbevinden van jongeren en jongvolwassenen. Jongeren geven aan meer mentale gezondheidsproblemen
                  te ervaren dan in 2018. Zo hebben ze meer last van slaapproblemen (+5%), somberheid
                  (+10%) en angstklachten (+15%)11. Jongvolwassenen hebben vaker last van mentale gezondheidsproblemen dan oudere leeftijdsgroepen
                  zoals stress (40%), eenzaamheid (38%) en aanhoudende vermoeidheid (36%). Vergeleken
                  met het voorjaar stijgt het aantal jongvolwassenen met klachten12.
               
Om de gevolgen van corona op het mentaal bevinden te mitigeren heeft het kabinet samen
                  met gemeenten en jongeren een Jeugdpakket (€ 58,5 mln) gelanceerd. Veel gemeenten
                  hebben afgelopen weken activiteiten georganiseerd voor en door jongeren. Uit een inventarisatie
                  van de gemeenten met de meeste kwetsbare gebieden is naar voren gekomen dat de extra
                  inzet van jongerenwerkers en aanbod van alternatieve activiteiten hebben bijgedragen
                  aan een relatief rustige jaarwisseling. Bij de volgende stand van zakenbrief, begin
                  februari, zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de voortgang van het jeugdpakket.
                  In de eerste week van februari gaan, als onderdeel van het jeugdpakket, gemeenten
                  en masse in gesprek met jongeren over hun leven in coronatijd. Gemeenten verwachten
                  dat jongeren met allerlei thema’s komen waaronder mentale gezondheid. Het doel is
                  om tot lokale oplossingen voor de problemen die lokaal worden aangedragen.
               
Tegelijkertijd behoeft de aanpak van mentale gezondheidsproblemen ook een landelijk
                  inzet. Daarom gaat de Staatssecretaris van VWS de komende periode extra inzetten op
                  laagdrempelige preventieve ondersteuning van jongeren op het gebied van mentale gezondheid
                  (€ 3,5 mln). Zo wil de Staatssecretaris van VWS de komende periode meer (digitale)
                  platforms en lokale activiteiten van jongeren voor jongeren steunen om meer jongeren
                  (waaronder specifieke doelgroepen) te bereiken. Hierbij wordt de kennis van MDT-jongeren,
                  jongerenorganisaties en professionals benut om o.a. eenzaamheid onder jongeren te
                  bestrijden. Jongeren, professionals en ouders kunnen op de site www.eenzamejongeren.com, een initiatief van stichting Join us, terecht voor meer informatie en ondersteuning,
                  maar ook voor tips. Ook volgend jaar ondersteunen we de Stichting Join us om hun aanpak
                  voor eenzame jongeren verder te verspreiden onder gemeenten.
               
Tenslotte heeft het kabinet met het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid de afgelopen
                  twee jaar een campagne en netwerk, zowel lokaal als landelijk, opgezet om eenzaamheid
                  aan te pakken. Mede op verzoek van uw Kamer is er nu meer aandacht voor eenzaamheid
                  bij jongeren bij bijvoorbeeld de publiekscampagne van Eén tegen eenzaamheid en de
                  campagne #eenkleingebaar.
               
3. Ontwikkelingen COVID-19 vaccinatie
               
In de afgelopen week zijn nieuwe stappen gezet in de tenuitvoerlegging van de vaccinatiestrategie.
                  Nadat de vaccinatiecampagne op 6 januari van start is gegaan met de zorgmedewerkers
                  in de verpleeghuiszorg op de centrale locaties van de GGD en de vaccinatie van de
                  zorgmedewerkers in de directe COVID-zorg in de ziekenhuizen, is op 18 januari ook
                  gestart met het vaccineren van bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen
                  met een verstandelijke beperking. Hiermee zetten we een belangrijke stap in het beschermen
                  van de kwetsbare mensen in onze samenleving.
               
Zoals ik ook in mijn brieven van 4 januari jl. en 12 januari jl. (Kamerstuk 25 295, nrs. 851 en 903) heb aangegeven worden de vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna, conform de adviezen
                  van de Gezondheidsraad, primair ingezet voor 60-plussers. De ontwikkelingen rond de
                  mutatie van het virus maken het belang van vaccinatie des te groter, naast de maatregelen
                  die we treffen om verdere verspreiding tegen te gaan en de inzet op testen. Mijn uitgangspunt
                  is steeds geweest om alle beschikbare vaccins zo snel mogelijk te benutten. Daarbij
                  is goed voorraadbeheer noodzakelijk. Ook hebben we rekening te houden met bijvoorbeeld
                  spillage en beschikbaarheid van de tweede dosis, die nodig is voor optimale bescherming.
                  Eerder heb ik de Gezondheidsraad en het OMT gevraagd om hier uiterlijk 18 januari
                  gezamenlijk over te adviseren. Dit advies heb ik op 14 januari jl. ontvangen en is
                  bij deze brief gevoegd13. Na consultatie van het RIVM heb ik, gezien de ontwikkelingen rond de mutaties van
                  het virus, een aantal punten uit het advies met voorrang tegen het licht gehouden.
                  Ik wil namelijk alles op alles zetten om, waar dat verantwoord mogelijk is, de vaccinatieoperatie
                  verder te versnellen, om zo snel mogelijk de meest kwetsbare mensen te beschermen.
                  Daarom ga ik in deze brief alvast in op het interval tussen de eerste en de tweede
                  vaccinatie met BioNTech/Pfizer, aanpassingen in het voorraadbeheer, de benodigde vaccinatiegraad
                  en de herberekening van verwachte spillage. In de volgende brief waarin ik u informeer
                  over de stand van zaken rondom vaccinaties komen de overige punten uit het advies
                  van de Gezondheidsraad aan bod.
               
Uitstel van de tweede dosis BioNTech/Pfizer
Het OMT en de Gezondheidsraad adviseren om de reeds geleverde vaccins die zijn gereserveerd
                  voor een tweede vaccinatie, zo snel als haalbaar beschikbaar te maken voor extra personen.
                  Ook adviseren zij het uitvoeringsteam ruimte te bieden om vaccins flexibel in te zetten,
                  binnen de mogelijkheden die er zijn. Op basis van dit advies heb ik besloten dat,
                  voor alle nieuw te plannen afspraken, de tweede dosis BioNTech/Pfizer wordt ingepland
                  in de zesde week na de eerste vaccinatie. Dit gewijzigde uitgangspunt in het voorraadbeheer
                  leidt tot het sneller beschikbaar komen van vaccins beschikbaar. Deze kunnen we inzetten
                  voor mensen vanaf 60 jaar beginnend bij de oudste leeftijdsgroep, die we op de centrale
                  GGD-locaties vaccineren. Zo kunnen meer mensen eerder worden beschermd tegen het coronavirus.
                  Dit is ook belangrijk met het oog op de opmars van de Britse variant.
               
Ik wil benadrukken dat uitstel van de tweede dosis BioNTech/Pfizer alleen geldt voor
                  nieuw in te plannen afspraken; de reeds gemaakte afspraken voor een tweede vaccinatie
                  blijven staan. Op deze manier blijft de uitvoering ook werkbaar voor de GGD’en, waar
                  nu al duizenden afspraken voor zorgmedewerkers staan ingepland. Overigens is alleen
                  sprake van uitstel van de tweede vaccinatie bij het BioNTech/Pfizer-vaccin. Het is
                  nog niet bekend of een dergelijke verlenging van het interval tussen de eerste en
                  tweede vaccinatie ook bij andere vaccins mogelijk is.
               
Voorraadbeheer
Ten aanzien van het voorraadbeheer is nu het uitgangspunt om, op het moment dat de
                  eerste vaccinatie gezet wordt, voor deze persoon ook altijd de tweede vaccinatie in
                  voorraad te hebben. Dat geeft zekerheid dat de tweede vaccinatie altijd op tijd kan
                  worden gegeven, ook wanneer leveringen neerwaarts worden bijgesteld. In de afgelopen
                  periode hebben we inderdaad gemerkt dat we te maken hebben met onvoorspelbaarheden
                  in de leveringen. Dit vraagt om verstandig voorraadbeheer, maar niet per se een 100%
                  voorraad voor de tweede vaccinatie. Om die reden heb ik, mede gebaseerd op advies
                  van het RIVM, besloten om in plaats van 100% voorraad, 50% voorraad voor de tweede
                  vaccinatie aan te houden. Dit biedt een goed evenwicht tussen enerzijds voldoende
                  marge om wisselingen in de leveringen op te kunnen vangen, en anderzijds vaccinatie
                  te kunnen versnellen. Dit percentage van 50% zal gemonitord worden door het RIVM,
                  en als mogelijk later nog verder neerwaarts worden bijgesteld.
               
Spillage
Een derde wijziging betreft de spillage. Tot op heden rekenden we met een spillage
                  van 10%. Zowel in de ziekenhuizen als op de centrale GGD-locaties blijkt de spillage
                  veel minder te zijn, zo’n 3%. Dit is te danken aan een efficiënt en professioneel
                  proces bij de vaccinerende professionals, waarvoor ik graag mijn waardering uitspreek. Om die reden heb ik besloten, op
                  advies van het RIVM, in de planning van het vaccinatieprogramma uit te gaan van een
                  spillage van 5%. Deze wijzigingen zullen leiden tot herberekeningen die het RIVM momenteel
                  maakt en die eraan bij dragen om op zo kort mogelijke termijn de kwetsbare doelgroepen
                  te kunnen vaccineren. Met het oog op de ontwikkelingen rond de Britse variant is dat
                  extra van belang. In de volgende voortgangsbrief over vaccinatie informeer ik u nader.
               
Vaccinatiegraad
Tot slot is een aanpassing gemaakt in de vaccinatiegraad waarmee wordt gerekend, om
                  te komen tot juiste inschattingen van de benodigde vaccins. Op basis van eerdere ervaringen
                  en peilingen hebben we een opkomstpercentage van 75% gehanteerd. Vanwege de hoge opkomst
                  bij de eerste groepen die worden gevaccineerd en de peilingen acht ik het verstandig
                  om te rekenen met een hogere vaccinatiegraad van 85%.
               
De implicaties van bovenstaande aanpassingen worden vertaald in de planning. Deze
                  delen we bij de eerstvolgende gelegenheid met uw Kamer. In ieder geval kan eerder
                  gestart worden met de groep thuiswonende ouderen vanaf 90 jaar, wellicht reeds in
                  de loop van volgende week, en de groep thuiswonende ouderen van 85 tot 90 jaar, waarschijnlijk
                  in de eerste week van februari.
               
Vaccinatie huisartsen en hun zorgverlenende medewerkers in de huisartsenspoedzorg
                     COVID-19
In eerdere Kamerbrieven (4 januari jl. en 12 januari jl.) heb ik aangegeven dat de
                  huisartsen en medewerkers uit hun praktijk die in direct contact staan met patiënten
                  snel de mogelijkheid krijgen zich te laten vaccineren. De afspraak was dat de huisartsen
                  zichzelf mogen vaccineren, zodra zij zelf starten met het vaccineren van de aangewezen
                  doelgroep. Het deel van de huisartsen dat 25 januari start met de vaccinatie bij kleinschalige
                  woonvormen voor ouderen en mensen met een verstandelijke beperking, mag dus volgens
                  deze afspraak ook zichzelf vaccineren.
               
Vanwege de snelle opkomst van de Britse variant van het virus heb ik ervoor gekozen
                  om, in aanvulling op de huisartsen die gaan vaccineren in kleinschalige woonvormen,
                  ook alle huisartsen en het personeel betrokken bij directe COVID-spoedzorg versneld
                  uit te nodigen voor vaccinatie. Zij kunnen zich laten vaccineren met het vaccin van
                  Moderna. Met de prognoses van mogelijk stijgende besmettingen en de druk die dit geeft
                  op de directe COVID-spoedzorg, is het van groot belang dat de huisartsenspoedzorg
                  overeind blijft. De huisartsen hebben immers een belangrijke rol in de bestrijding
                  van de COVID-19 pandemie, zowel bij de zorgverlening aan patiënten als in de uitvoering
                  van de vaccinatiestrategie.
               
De huisartsen kunnen voor hun vaccinatie terecht bij de ROAZ-ziekenhuizen. Dit is
                  op korte termijn te realiseren, aangezien hier ook de medewerkers van de directe COVID-zorg
                  in de ziekenhuizen worden gevaccineerd. Over de logistiek van de vaccinaties maken
                  het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), het RIVM en de LHV nadere afspraken. Naar
                  verwachting kunnen alle 15.000 huisartsen en medewerkers die een cruciale functie
                  invullen in de directe COVID-spoedzorg de komende twee weken gevaccineerd worden.
               
Volgens de richtlijn van het RIVM krijgen de gevaccineerde huisartsen en betrokken
                  medewerkers na 28 dagen een tweede dosis van het vaccin van Moderna. Door geen voorraad
                  aan te houden bij de eerste leveringen van Moderna, lukt het om een grotere groep
                  huisartsen ingepast te krijgen, zonder dat dit ten koste gaat van de vaccins die bestemd
                  zijn voor bewoners van kleinschalige verpleeghuizen en instellingen voor mensen met
                  een beperking waarbij de huisarts de medische verantwoordelijkheid draagt.
               
Voor de overige 23.000 zorgverlenende medewerkers in de huisartsenpraktijk blijft
                  de eerdere afspraak van kracht. Zij zullen met het vaccin van AstraZeneca gevaccineerd
                  worden vanaf het moment dat huisartsen hun doelgroepen daar zelf mee gaan vaccineren.
                  Uitgegaan wordt van een beschikbaarheid van AstraZeneca in de eerste helft van februari.
               
Actuele leveringsschema’s COVID-19 vaccins
De vaste commissie voor VWS heeft mij gevraagd het volledige leveringsschema van alle
                  vaccins en voor het gehele jaar, aan uw Kamer te sturen, uitgesplitst op datum/week
                  (niet per kwartaal). Daar waar geen precies moment kan worden aangegeven, wordt verzocht
                  een schatting te geven van het verwachte moment van levering (18 januari, 2021Z00849). Daarnaast heeft de commissie mij door middel van een e-mailprocedure om een reactie
                  gevraagd op het bericht dat Pfizer minder vaccins gaat leveren (18 januari, 2021).
               
Tot nu toe zijn alleen van BioNTech/Pfizer en Moderna concrete leveringsoverzichten
                  ontvangen voor de komende weken. Deze staan hieronder weergegeven. Het klopt dat Pfizer
                  heeft aangegeven een tijdelijke terugval in de levering te verwachten, als gevolg
                  van noodzakelijke werkzaamheden aan hun productiefaciliteiten in Puurs, België, ten
                  einde vanaf het tweede kwartaal grotere volumes te kunnen gaan produceren. Voor de
                  week van 18 januari betekent dit een levering van 60% van het eerder aangegeven volume
                  voor die week: 92.000 doses in plaats van 155.000 doses. Vanaf de week van 25 januari
                  moet de productie weer op het afgesproken niveau liggen. Overigens gaat Pfizer vanaf
                  deze week wel uit van zes doses per flacon. Gezien het hier slechts een heel beperkte
                  terugval van levering betreft, heeft dit geen significante invloed op de vaccinatiestrategie.
               
Voor alle overige leveringen is het niet mogelijk concreter te zijn dan de eerder
                  en hieronder wederom geactualiseerde leveringsoverzichten op kwartaal niveau. Het
                  is rekenkundig natuurlijk eenvoudig deze uit te splitsen naar maand- en weekniveau.
                  Ik doe dit echter niet, omdat dit proces met veel onzekerheid omgeven is. In mijn
                  planningsproces werk ik met deze kwartaalgegegevens.
               
Gepland leverschema Q1 2021 (doses)
BioNTech/Pfizer
Moderna
Geleverd in 2020
164.775
Week 1
123.825
–
Week 2
154.050
13.200
Week 3
92.430
–
Week 4
189.540
19.200
Week 5
159.120
–
Week 6
159.120
48.000
Week 7
189.540
–
Week 8
200.070
141.600
Week 9
196.560
–
Week 10
212.940
n.n.b.
Week 11
212.940
n.n.b.
Week 12
212.940
n.n.b.
Week 13
212.940
n.n.b.
Tabel Indicatief leveringsoverzicht 2021 (x 1mln)
Deze overzichten zijn opgesteld op basis van leveringsindicaties van de fabrikanten
                  en informatie op basis van Europees overleg. Het betreft nadrukkelijk verwachtingen,
                  die mede afhankelijk zijn van markttoelating en de productiecapaciteit bij de leveranciers.
                  Dit schema is derhalve aan veranderingen onderhevig en wordt op regelmatige basis
                  bijgesteld. De Europese Unie overlegt nog met een vijftal andere leveranciers over
                  het afsluiten van Advanced Purchase Agreements (APA’s). Op dit moment is de voortgang op deze trajecten nog ongewis en zijn leveringsindicaties
                  in het geheel nog niet te geven.
               
Tevens is gevraagd om inzicht in de manier waarop besluitvorming rond de vaccininkoop
                  plaatsvindt. Zoals u weet startte Nederland afgelopen jaar samen met Duitsland, Italië,
                  Zweden en Frankrijk de Vaccinatie Alliantie, gericht op de gezamenlijke inkoop van
                  Covid-vaccins. Dit initiatief is opgegaan in een EU-breed inkoopproces, onder aanvoering
                  van de Europese Commissie.
               
In dat proces sluit de Commissie APA’s met geselecteerde vaccinontwikkelaars. De Commissie
                  vormt hiertoe een Joint Negotiation Team met een beperkt aantal lidstaten, waaronder Nederland, die de overeenkomsten met
                  de bedrijven uitonderhandelen. Alle EU-lidstaten nemen de uiteindelijke besluiten
                  hieromtrent gezamenlijk in een Stuurgroep. Alle besluiten over het afsluiten van de
                  APA’s, de verdeling van de afgesproken volumes over de lidstaten, of het al dan niet
                  inroepen van opties, worden genomen in deze Stuurgroep. De Nederlandse vertegenwoordiger
                  in deze Stuurgroep staat hiertoe in nauw contact met de Minister, die uiteindelijk
                  besluit.
               
Catshuisstukken
Zoals aangegeven in mijn de brief van 9 december jl.14, is het kabinet transparant. Hiertoe deelt het kabinet met de Kamer de presentaties
                  die voorliggen in de informele overleggen over de coronacrisis in het Catshuis. De
                  stukken worden op de website van rijksoverheid15 gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen in de weg staan.16 Hier zijn vanaf heden de presentaties van het overleg op het Catshuis van zondag
                  17 januari 2021 te vinden.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
- 
              
                  Indiener
 H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
