Brief regering : Kabinetsreactie op het 96e OMT advies (deel 2)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 912 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2021
In mijn brief van 17 januari jl.1 heb ik aangekondigd dat ik uw Kamer per separate brief zou informeren over deel 2
van het advies van het Outbreak Management Team. Dit advies heb ik 19 januari ontvangen
en stuur ik uw Kamer hierbij toe2.
Gegeven de huidige epidemiologische situatie en de zorgelijke ontwikkeling van nieuwe
virusvarianten, is de strategie van het kabinet gericht op het zo snel mogelijk maximaal
verlagen van het besmettingsniveau, het vertragen van de verspreiding van het virus
en nieuwe varianten van het virus en het beperken van de influx van virusvarianten
uit het buitenland. Een strategie die door de landen om ons heen ook wordt gevolgd.
We moeten het moment dat de Britse variant ook bij ons de overhand krijgt zo veel
mogelijk uitstellen. Dit is van groot van belang om de instroom van patiënten in de
ziekenhuizen en op de IC’s te beperken.
Het kabinet heeft derhalve besloten om, naast het vorige week genomen besluit de lockdown
tot tenminste 9 februari te verlengen, aanvullende maatregelen te nemen. Deze maatregelen
zijn nodig om het virus verder en sneller terug te dringen, zodat ook het bron- en
contactonderzoek weer volledig kan worden uitgevoerd en we daarmee duidelijk zicht
en controle houden op het virus. We moeten er rekening mee houden dat als we nu niet
adequaat handelen, nog zwaardere maatregelen en een overbelaste zorg onvermijdelijk
zijn. Als we pas extra maatregelen nemen als het aantal besmettingen als gevolg van
de Britse variant gaat stijgen, zijn we te laat. Dat risico kunnen we niet nemen.
Onze uitgangspositie moet beter worden om het zicht op versoepelingen vanaf 9 februari
niet te verliezen.
We realiseren ons dat de impact van deze aanvullende maatregelen voor mensen groot
is. Toch zullen we moeten doorzetten en is het belangrijk dat we ons aan de maatregelen
houden. En zoals ik al eerder schreef, is er licht aan het eind van de tunnel. Als
we samen dit pakket zware maatregelen goed opvolgen, kunnen we voorkomen dat de nieuwe
golf besmettingen te hoog wordt. Hoe beter we daarin slagen, hoe sneller we een aantal
maatregelen kunnen versoepelen.
Als eerste het primair onderwijs en de kinderopvang. Daarna zo snel mogelijk ook het
voortgezet onderwijs. Hopelijk kunnen daarna stap voor stap, andere activiteiten onder
voorwaarden open gaan. We kunnen nu geen concrete datum noemen, maar we zetten met
dit pakket aan maatregelen, met extra testen en vaccineren alles op alles om zo snel
mogelijk meer maatschappelijke activiteiten mogelijk te maken.
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Binnenlandse Zaken over
het OMT-advies met betrekking tot aanvullende maatregelen alsmede over de kabinetsreactie
op het advies van het OMT. Tevens informeer ik uw Kamer over het gezamenlijk advies
van de Gezondheidsraad en het OMT over de vaccinatiestrategie. Dit advies is opgenomen
in de bijlage3.
1. 96e OMT-advies deel 2
Het 96e OMT-advies deel 2 is opgenomen in de bijlage. Hieronder wordt eerst een feitelijke
weergave van het advies gegeven, waarna de reactie van het kabinet op het advies volgt.
Het 96e OMT-advies deel 2 behelst de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Avondklok en andere maatregelen
3. Gebruik mondkapjes in gevangenissen
4. Groepsvervoer van personen uit risicogroepen
Ad1) Verloop van de epidemie
In mijn brief van 17 januari jl. is het verloop van de epidemie beschreven. Aangezien
dit aanleiding vormt voor de maatregelen die het kabinet nu neemt, wordt dit hieronder
nogmaals weergegeven.
In de periode 8-14 januari 2021 zijn ruim 45 duizend positief geteste personen gemeld.
Het aantal meldingen is met 16% afgenomen ten opzichte van de 7 dagen daarvoor. Gemiddeld
was het percentage positieve testen 12,4% bij personen getest op 5-12 januari, vergeleken
met 13,9% in de 7 dagen daarvoor. Het percentage positieve testen in de GGD-testlocaties
varieerde tussen de 9% en 17%.
Het aantal geteste personen bij GGD-testlocaties is in een week tijd gedaald met 11%,
maar het percentage positieve testen dus eveneens. De daling van het aantal aanvragen
voor testen is in lijn met de daling van het aandeel personen met COVID-19 achtige
klachten in de afgelopen week van ongeveer 3% half december naar ongeveer 2% in de
afgelopen dagen.
De landelijke incidentie was de afgelopen week gemiddeld ongeveer 250 meldingen per
week per 100.000 inwoners, en varieerde tussen 180 en bijna 400 meldingen in de veiligheidsregio’s.
Het aantal meldingen is de afgelopen week alleen gestegen bij de leeftijdsgroep 18–24
jaar, en was daar ook het hoogst (bijna 500 per 100.000 per week). Bij de omringende
leeftijdsgroepen (13–17 jaar en 25–29 jaar) is het aantal meldingen per 100.000 stabiel
gebleven. Het aantal meldingen per 100.000 is gedaald bij alle andere leeftijdsgroepen
t.o.v. de week hiervoor.
De meest genoemde situatie waar besmetting plaatsvond was, net als de voorgaande maanden,
binnen het huishouden, door besmettingen van familieleden en huisgenoten (ruim 50%).
Gedurende de twee weken volgend op de Kerstdagen, is een stijging zichtbaar in het
aantal besmettingen dat plaatsvond tijdens bezoek van vrienden of familie, namelijk
36% in week 1 versus 23% in week 52. Het aantal besmettingen op het werk is in de
laatste weken afgenomen. Dit is waarschijnlijk een effect van de feestdagen en de
kerstvakantie, mogelijk in combinatie van meer thuiswerken door de lockdown.
Bij clusters bestaande uit personen uit verschillende leeftijdsgroepen blijft het
gezin de meest gerapporteerde situatie van besmetting, door het samenwonen van verschillende
generaties onder een dak. Bij clusters alleen bestaande uit personen uit dezelfde
leeftijdsgroep, was de afgelopen weken «bezoek in de thuissituatie» de meest voorkomende
gerapporteerde situatie van besmetting, in alle volwassen leeftijdsgroepen.
De instroom van patiënten in de ziekenhuizen en op de IC daalde in de afgelopen week.
De bedbezetting op de verpleegafdelingen daalde de afgelopen week licht, maar nog
niet op de IC-afdelingen. Het aantal nieuwe locaties en het aantal bewoners van verpleeghuizen
en woonzorglocaties, en van gehandicapteninstellingen dat gemeld wordt met COVID-19,
is gedaald in de afgelopen week.
Het totaal aantal overlijdens in Nederland lag ongeveer 1000 sterfgevallen hoger dan
verwacht in de periode 31 december-6 januari op basis van RIVM-analyses, en was sterk
verhoogd bij leeftijdsgroepen vanaf 65 jaar.
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 1 januari 0,98 (0,96–1,01) besmettingen
per geval, en dat is iets hoger dan de waarde die voor 25 december werd gemeld. Waarschijnlijk
speelt het feit dat dit een feestdag betrof een rol. De waarde net onder de één duidt
op een stabilisering van het aantal besmettingen rond deze datum. Het reproductiegetal
wordt ook op basis van andere gegevensbronnen berekend, zoals het aantal nieuwe ziekenhuisopnames
en IC opnames per dag. De schattingen op basis van deze andere gegevensbronnen kennen
een aanzienlijk grotere onzekerheid, maar ook daar zien we dat het geschat reproductiegetal
iets onder de waarde van 1 besmetting per geval met een eerste ziektedag die rond
30 december ligt. Geen van de gegevensbronnen toont al een reproductiegetal met het
betrouwbaarheidsinterval volledig onder de waarde van 1. Omdat de prevalentie van
besmettingen in de bevolking nog hoog is ten opzichte van enkele maanden terug, vertaalt
een reproductiegetal van ongeveer 1 besmetting per geval zich in een groot absoluut
aantal nieuwe infecties per dag.
Het aantal opnames in het ziekenhuis en op de IC vertoont het begin van een daling
in de afgelopen week. Als de omstandigheden en opvolging aan basisregels gelijk blijven
en we deze daling doortrekken dan is de piekbezetting in het ziekenhuis en op de IC
van deze golf achter de rug.
Het OMT vindt de epidemiologische situatie kwetsbaar en de lange termijn voorspellingen
met doorrekening van de recent geïntroduceerde VK en ZA-varianten ronduit zorgelijk.
De verspreiding van de VK-variant lijkt niet onder controle en kan op termijn (vanaf
april) vanwege toegenomen volumina aan patiënten zorgen voor een verder toegenomen,
grote druk op de zorg, zowel intramuraal als in verpleeghuizen en extramuraal.
Het is van belang om nu maatregelen te nemen om zo snel mogelijk zo laag mogelijk
te komen wat betreft de verspreiding van het virus, en daarmee ook de ruimte (bijvoorbeeld
in BCO’s) te creëren om de verspreiding van de nieuwe VK en ZA-varianten onder controle
te houden, totdat we een gunstig seizoen effect kunnen verwachten op de verspreiding,
en een effect van groepsimmuniteit door doorgemaakte infecties en door vaccinatie.
Ad 2) Avondklok en andere maatregelen
In dit tweede deel gaat het OMT in op zijn advies de huidige lockdownmaatregelen voor
de periode tot ten minste 9 februari, aan te scherpen met een avondklok. De reden
voor zo’n aanscherping ligt in de beoordeling van de huidige epidemiologische situatie
in Nederland, die ronduit kwetsbaar te noemen is vanwege het nog zeer hoge aantal
besmettelijke personen en een reproductiegetal dat rond de 1 ligt; de zorgelijke ontwikkelingen
betreffende de introductie van nieuwe varianten van SARS-CoV-2 met waarschijnlijk
toegenomen besmettelijkheid; en het zich ontwikkelende beeld internationaal, waarbij
in landen ondanks diverse lockdownmaatregelen een toename van SARS-CoV-2 wordt waargenomen,
vaak volgend op de introductie van mutantvirusstammen. Naar verwachting kan niet voorkomen
worden dat er een volgende golf van COVID-19-gevallen komt, veroorzaakt door verspreiding
van mutanten van het virus met verhoogde besmettelijkheid.
Avondklok
Het OMT heeft eerder al nadrukkelijk aandacht voor een avondklok gevraagd, omdat dat
in de beoordeling van het OMT een aanvullende bijdrage zou kunnen leveren aan het
zo snel mogelijk en diep mogelijk verlagen van het aantal positieve gevallen in de
periode tot 9 februari. Wat betreft de te verwachten bijdrage van een avondklok heeft
het OMT wederom kennis genomen van de beschikbare literatuur. Uit een viertal reviews
van verschillende onderzoeken en bijvoorbeeld ook evaluatie van de avondklok zoals
ingesteld in Frankrijk, blijkt dat een avondklok (c.q. verplichting tot thuisblijven)
tot een reductie van 8%-13% van de gemiddelde Rt-waarde zou kunnen leiden. Bij een
reproductiegetal dat zich momenteel net onder de 1 bevindt, is dat effect in de beoordeling
van het OMT substantieel. Concluderend kan een verdere vermindering van het aantal
besmettingen nu, door aanscherping van de lockdownmaatregelen met een avondklok, nog
leiden tot een belangrijke en relevante extra vermindering van het totaal aantal gevallen
van COVID-19 tegen 9 februari. Zo’n diepere afname van het aantal gevallen biedt perspectief
op de mogelijkheid eventueel ook weer versoepelingen door te voeren.
Alternatieve aanscherpingen
Het OMT vindt het lastig te beoordelen of er maatregelen zijn met een gelijkwaardig
of groter effect dan wordt verwacht van een avondklok, anders dan een strikt uitgevoerd
en nageleefd totaal «stay-at-home»-advies waarbij men alleen naar buiten mag, overdag
én ’s nachts, voor hoogstnoodzakelijke zaken. Een dergelijk advies zou in Nederland
nog veel verder gaan dan de avondklok alleen. Andere alternatieve maatregelen zoals
hieronder genoemd zijn ter overweging in aanvulling op een avondklok. Echter, in de bestrijding van het coronavirus ziet het OMT de alternatieve
maatregelen niet als gelijkwaardig aan het effect van de avondklok, ook al omdat de
mate waarin aan de alternatieven opvolging gegeven zal worden, onzeker is. Daarom
is het vooreerst en bovenal zaak om de opvolging van de huidige maatregelen van de
lockdown te maximaliseren.
Als alternatief voor de avondklok, geeft het OMT de volgende overwegingen mee.
De overdracht van het virus kan teruggebracht worden door contacten tussen personen
te verminderen in aantal, in duur of in intensiteit. De volgende maatregelen zijn
naast de avondklok ter verdere aanscherping van de bestrijding besproken.
Contacten kunnen in aantal worden beperkt door aanscherping van het aantal personen
dat per keer op bezoek kan komen, bijvoorbeeld naar 1 per dag of 2 per week en het
beperken van hoe vaak men bezoek kan ontvangen of zelf op bezoek gaat beperken tot
eenmaal per dag. Door sociale bubbels te vormen onder jongeren in verschillende leeftijdscohorten
kunnen de gevolgen van een besmetting zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Het OMT
adviseert ook extra in te zetten op communicatie voor bezoek aan thuiswonende 70-plussers
en de «bubbelbezoeker» in verpleeghuizen, waarbij extra aandacht is voor hygiëne,
1,5 meter-afstand en persoonlijke beschermingsmaatregelen. Ook adviseert het OMT het
aantal mensen dat fysiek aanwezig mag zijn bij uitvaarten, te verminderen (advies 5).
Voor wat betreft de mogelijkheid om contacten in duur en intensiteit te beperken,
geeft het OMT de volgende overwegingen. Allereerst zou men bij bezoek, met name aan
kwetsbare personen, altijd nauwgezet de afstandsregel en de basis handhygiëne in acht
moeten nemen; hier kan communicatie helpen. Maar ook extra testen kan helpen. Bijvoorbeeld
valt te overwegen om personen die genoodzaakt zijn een bezoek te brengen aan een kwetsbare
persoon vooraf te testen met een antigeensneltest, bijvoorbeeld bij een commerciële
testfaciliteit. Bovendien kan – wat betreft duur en intensiteit van contact – worden
geanticipeerd op de mogelijk toegenomen besmettelijkheid van variantvirussen, door
in het bron- en contactonderzoek aangepaste definities te gaan hanteren (wordt nader
uitgewerkt). Bijvoorbeeld door het verkorten van de «risicocontacttijd» voor nauwe
contacten buiten het eigen huishouden, en door aan categorie 3-contacten (de zogenaamde
overige contacten) ook testen aan te bieden, zonder een quarantaineperiode en zonder
dat zij klachten hebben, op dag 5 na blootstelling (wordt nader uitgewerkt). Het OMT
vindt dat er winst te behalen is met thuiswerken. Het OMT adviseert daarom kritisch
te kijken naar (mogelijkheden tot) stimulering en handhaving van thuiswerken.
Internationale reisbewegingen
Het OMT adviseert voor invoering van een avondklok en realiseert zich daarbij terdege
hoe ingrijpend dat advies voor iedereen is. Het vindt daarom dat er geen ruimte mag
zijn wat betreft de introductie van coronavirussen (en de varianten daarvan) vanuit
het buitenland. Gezien de epidemiologische ontwikkelingen rondom de verschillende
virusvarianten moet er daarom scherp aan de wind worden gevaren met het beleid rondom
internationale reisbewegingen. Verspreiding van virusvarianten in het buitenland worden
op dit moment steeds vaker gesignaleerd, maar daarnaast is niet in alle landen de
kiemsurveillance dusdanig op orde dat een «nieuwe variant» snel wordt gesignaleerd.
Momenteel zijn de volgende varianten gesignaleerd: de Britse variant (ook wel aangeduid
met VOC 202012/01 of B.1.1.7), de Zuid-Afrikaanse variant 20H/501Y.V2 (of B.1.351),
de Braziliaanse variant 20B/S.484k die breder in Brazilië circuleert, en de Braziliaanse
Manaus P.1 (of 20J/501Y.V3)-variant. De laatste variant werd recent geïsoleerd in
een cluster in Manaus, opmerkelijk omdat het gebied in oktober jl. ook al intensief
(>75%) getroffen was door het coronavirus. Natuurlijk circuleren er daarnaast veel
meer genetische varianten, maar die betreffen de natuurlijke ontwikkeling van het
SARS-CoV-2 en zijn vooralsnog niet geassocieerd aan een mogelijk veranderd biologisch
gedrag van het virus.
De (verdere) import van genoemde variantvirussen naar Nederland moet zo veel mogelijk
tegen worden gegaan. Er bestaat een inreisverbod van personen van buiten de Europese
Unie. Het OMT adviseert dat strenge handhaving van het vigerende negatieve reisadvies
noodzakelijk is. Het OMT adviseert bovendien voor reizen vanuit alle landen naar Nederland
dat de reiziger, los van nationaliteit, een negatieve PCR-test, afgenomen maximaal
72 uur voor aankomst in Nederland, kan overleggen, en een negatieve antigeensneltest
afgenomen maximaal 4 uur voor instappen. Bovendien adviseert het OMT het – liefst
zonder meer verplicht – aanhouden van een quarantaineperiode van tenminste 5 dagen
na binnenkomst, met de mogelijkheid van een moleculaire test op dag 5. Pas bij negatieve
PCR of LAMP-test op dag 5 is het risico dat een reiziger toch nog een variantvirus
in Nederland introduceert, verminderd. Een dergelijk strakke aanpak is wat betreft
het OMT dan equivalent aan een inreis- of vliegverbod of blokkade van internationale
reisbewegingen.
Dit beleid dient ook van toepassing te zijn voor transferpassagiers op de luchthavens,
en voor vrachtwagenchauffeurs, bemanning van ferryschepen en dergelijke, en voor reizigers
die over de weg of met de trein naar Nederland komen.
Ad 3) Gebruik mondkapjes in gevangenissen
Het OMT is gevraagd om een advies uit te brengen over het gebruik van mondkapjes in
penitentiaire inrichtingen. De Minister voor Rechtsbescherming reageert volgende week
per brief aan uw Kamer over dit advies.
Ad 4) Groepsvervoer van personen uit risicogroepen
Personen uit risicogroepen voor COVID-19, zoals ouderen, maken regelmatig gebruik
van groepsvervoer, bijvoorbeeld naar dagbesteding, vaccinatielocaties of stemlokalen.
Gezien de huidige epidemiologische omstandigheden, adviseert het OMT om bij groepsvervoer
van personen uit risicogroepen het aantal personen per taxi of taxibus te beperken
tot 1 persoon per bank of rij stoelen, waarbij zij niet recht achter elkaar zitten.
Daarnaast adviseert het OMT dat deze personen -indien mogelijk- een medisch mondneusmasker
dragen. Bij personen die niet in staat zijn tot het dragen van een medisch mondneusmasker
moet de afstand tot anderen extra in acht genomen worden. De landelijke branchevereniging
voor ondernemers in het zorg- en taxivervoer Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) beziet
op dit moment in overleg met vakbonden FNV en CNV en andere relevante partijen, welke
gevolgen dit advies voor het sectorprotocol Veilig Zorgvervoer dat KNV op basis van
eerdere RIVM en OMT-adviezen heeft opgesteld. Daarnaast wordt bezien welke gevolgen
het OMT-advies heeft voor de continuïteit van doelgroepenvervoer. Zodra hierover meer
duidelijkheid is, zal ik uw Kamer in een volgende stand van zakenbrief informeren.
BAO advies
Het bestuurlijks afstemmingsoverleg dat 20 januari bijeen is geweest.
Het BAO acht de adviezen van het OMT navolgbaar en acht het onvermijdelijk dat ze
nu ingevoerd worden vanwege de epidemiologie en druk op de zorg. Het BAO vraagt met
name aandacht voor kwetsbaren en de mensen om hen heen, zoals mantelzorgers. Het BAO
vraagt de overheid om goed na te denken over de uitvoering van de maatregelen, zodat
hier op een verantwoorde manier mee om kan worden gegaan. Uitzonderingen zijn belangrijk
om ongewenste effecten te voorkomen, maar dat moet op een verantwoorde manier zonder
burgemeesters, die juist gepleit hebben voor zo min mogelijk uitzonderingen, in een
lastig pakket te brengen. Het BAO vraagt opnieuw nadrukkelijk aandacht voor communicatie
voor de naleving van de reeds ingevoerde maatregelen, ook dat vraagt een extra impuls,
de testbereidheid en de naleving van de quarantaine moet omhoog. Het BAO steunt het
quarantaine advies t.a.v. reizigers, mondmaskers in gevangenissen en het vervoer van
kwetsbare personen.
2. Kabinetsreactie: belang van opvolging huidige maatregelen en noodzaak tot aanvullende
maatregelen
Het huidig aantal besmettelijken is met 136.000 hoog. Het beeld laat een daling zien
van het aantal besmettingen, maar is met ruim 4.000 positieve uitslagen op 19 januari
nog te hoog. De druk op de ziekenhuizen neemt weliswaar af, maar de bedbezetting en
druk op de Covid-zorg blijft hoog. Het aantal nieuwe locaties en het aantal bewoners
van verpleeghuizen en woonzorglocaties, dat gemeld wordt met COVID-19, is weliswaar
gedaald in de afgelopen week, maar de eerste uitbraken van de VK-variant in verpleeghuizen
zijn een feit. De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, is 0.98, zoals
berekend op basis van de meldingen van positieve gevallen.
Deze situatie betekent dat we het besmettingsniveau moeten verlagen, de verspreiding
van het virus en nieuwe varianten van het virus moeten vertragen en de influx van
virusvarianten uit het buitenland moeten beperken. Daarmee verbeteren we onze uitgangspositie
om de derde golf, die onmiskenbaar op ons afkomt, het hoofd te kunnen bieden.
Dit doen we door de naleving van de maatregelen te verbeteren en door aanvullende
maatregelen te nemen. Ik ga allereerst in op de opvolging van huidige maatregelen,
gevolgd door de aanvullende maatregelen.
Opvolging huidige maatregelen
Om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan, blijft naleving van de maatregelen
het belangrijkst. Alhoewel de huidige maatregelen een grote impact hebben op de bewegingsvrijheid
en het aantal contactmomenten, blijkt uit het huidige beeld dat de naleving aanzienlijk
minder hoog is dan tijdens het voorjaar. Het RIVM geeft naar aanleiding van hun onderzoek
naar gedragsregels en welbevinden4 aan dat naleving van de gedragsregels omtrent bezoek minder goed opgevolgd werden
dan in het voorjaar. Vooral tijdens de kersvakantieperiode gingen mensen vaker op
bezoek, waarbij «handen wassen» en «afstand houden» minder goed werden opgevolgd.
Het RIVM ziet dit als een mogelijke verklaring voor de relatieve toename in besmettingen
die hebben plaatsgevonden tijdens het bezoeken van/aan familie en vrienden.
Uit ditzelfde onderzoek en de laatste metingen van het «RIVM Trendonderzoek dashboard
corona virus»5 blijkt dat het aantal deelnemers dat aangeeft werk te hebben en thuis te kunnen werken
stabiel blijft. We zien daarnaast dat verplaatsingen op de weg en in het OV sinds
de ingang van deze tweede lockdown afgenomen zijn, maar niet zo sterk als in het voorjaar.
Verplaatsingen zijn na de kerstvakantie weer terug naar het niveau van vlak daarvoor.
Ook de gedragsregels bij een positieve coronatest worden nog niet genoeg opgevolgd.
Van de mensen die binnen het onderzoek van het RIVM positief getest zijn op het corona
virus, geeft 3% aan naar buiten te gaan om boodschappen te doen, minder dan 1% gaat
werken en 18% gaat naar buiten om een frisse neus te halen.
Vanzelfsprekend kan handhaving een positieve invloed hebben op de naleving van maatregelen,
maar handhaving kent zijn beperkingen. Handhaving vindt plaats in het publieke en
het niet-publieke domein. In het publieke domein is het belegd bij politie en buitengewoon
opsporingsambtenaren, die dit doen in aanvulling op hun reguliere werkzaamheden. Waar
dat noodzakelijk is, wordt ook zo veel als mogelijk opgetreden, hetgeen kan variëren
van aanspreken en waarschuwen tot bekeuren.
Het OMT merkt op dat ten aanzien van communicatie nog belangrijke winst te behalen
valt. Een achterstand in kennis over Covid-19 mag niet bepalend zijn voor het niet
of onvoldoende opvolgen van de basismaatregelen. Het kabinet is het hier mee eens
en intensiveert de communicatie gericht op het thuis blijven, thuis werken en verminderen
van contacten. Het belangrijkste onderdeel van deze intensivering is de start van
radio- en tv-spotjes met deze boodschappen. Vanaf eind januari zijn via verschillende
zenders spotjes te horen en te zien waarin positieve voorbeelden van thuis werken,
thuisonderwijs, minder bezoek (wel digitaal), en thuis sporten in beeld komen. Deze
RTV campagne wordt ondersteund door de inzet van social posts vanuit de Rijksoverheidskanalen.
Daarnaast wordt in de jongerenaanpak via de specifieke mediainzet (zoals FunX, Slam,
Vice en de Hearst media groep) aandacht besteed aan de «blijf thuis» boodschap, o.a.
via infomercials, online advertenties en sociale media inzet (snapchat, instagram,
facebook, youtube). We betrekken jongeren bij het vormgeven van de campagne uitingen,
daarbij focus op tips, adviezen en goede voorbeelden (#ikdoehetzo #daardoeikhetvoor
#eenkleingebaar). Daarbij is ook aandacht voor onderwerpen als eenzaamheid en depressie.
Jongeren helpen elkaar en er is info beschikbaar over hulplijnen. Ook voor jongeren
relevante partners zoals de studentenkoepels zijn bij deze communicatie betrokken.
Tot slot wordt ook vanuit de reguliere socialmediakanalen van de rijksoverheid de
«blijf thuis» boodschap en het concrete handelingsperspectief onder de aandacht gebracht.
Noodzaak aanvullende maatregelen
Zoals hierboven aangegeven, heeft het kabinet besloten tot aanvullende maatregelen.
De aanvullende maatregelen hebben tot doel om contacten tussen personen te verminderen
in aantal, in duur of in intensiteit.
De meeste besmettingen vinden plaats binnen een huishouden. Uit het BCO blijkt dat
twee situaties een hoofdrol spelen bij de introductie binnen een huishouden: bij een
bezoek van familie of vrienden thuis, of door het virus op het werk op te doen en
daarna mee naar huis te nemen. Het OMT geeft aan dat beide situaties een risico vormen,
omdat men tegenover familie, vrienden en bekenden (van werk) de basisregels niet of
minder strikt in acht neemt. Ten slotte, is het aantal besmettingen het hoogst in
de leeftijdsgroep van circa 18 tot 25 jaar. In deze groep is opvolging van maatregelen
tijdens het bezoek een belangrijk aandachtspunt.
Dat leidt er toe dat het kabinet voornemens is aanvullende maatregelen te nemen. Deze
maatregelen en enige andere onderwerpen worden toegelicht:
1. Primair onderwijs en kinderopvang
2. Inreisbeperkingen
3. Thuiswerken en handhaven bij uitbraken bedrijven
4. Coronaverlof
5. Testen en quarantaine
6. Verminderen contacten: verminderen van contacten tussen personen in aantal, duur en
intensiteit
o Beperking thuisbezoek
o Avondklok
7. Beperking maximum aantal gasten bij uitvaart
8. Praktijktesten evenementensector- Fieldlabs
Ad 1) Funderend onderwijs en kinderopvang
In mijn brief van 17 januari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet heeft
moeten besluiten om het primair onderwijs en de kinderopvang niet vervroegd te heropenen.
In lijn met de maatregelen van 12 januari jl. blijven deze sectoren tot 8 februari
gesloten. Als op basis van nadere informatie wordt bevestigd dat kinderen inderdaad
geen bijzonder risico lopen door de nieuwe virusvarianten, dan is het kabinet voornemens
het primair onderwijs en kinderopvang op 8 februari te openen. Het kabinet ziet dat
de leerachterstanden in het funderend onderwijs oplopen; op korte termijn moeten we
dit zoveel mogelijk tegengaan. Het inhalen van opgelopen leerachterstanden zal een
meerjarige en ambitieuze aanpak vergen; in aanvulling op reeds genomen maatregelen
komt het kabinet in de komende weken met stevige aanvullende voorstellen; hierbij
gelden in beginsel geen taboes. Hier is het kabinet reeds intensief over in gesprek
met de koepels, de bonden en andere partners; en zal zorgdragen voor meerjarige financiële
dekking. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media informeert u op
korte termijn over de ontwikkeling van deze aanpak.
Noodopvang: verlichting voor primair onderwijs is op korte termijn noodzakelijk
In het primair onderwijs en kinderopvang is noodopvang beschikbaar voor kinderen van
minimaal één ouder met een cruciaal beroep, evenals voor kinderen die zich in een
kwetsbare positie bevinden. De beschikbaarheid van deze noodopvang is dus essentieel,
maar staat momenteel onder druk op een fors aantal basisscholen. Waar mogelijk kunnen
pedagogisch medewerkers van de kinderopvang bijspringen ten behoeve van de noodopvang
in het basisonderwijs. De PO-Raad, BK en BMK, de koepelorganisaties van het primair
onderwijs en de kinderopvang, hebben deze week nadere afspraken gemaakt om deze noodzakelijke
samenwerking te bevorderen. De VNG, SZW en OCW ondersteunen dit. Praktische handreikingen
hiervoor zijn voorbereid; deze komen naar verwachting vandaag beschikbaar. Ik roep
gemeenten op om – waar nodig – lokaal een verbindende en faciliterende rol te
Ad 2) Inreisbeperkingen
Iedere reisbeweging brengt een risico mee dat het coronavirus zich verspreidt. Uit
dat oogpunt heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen om reizen te ontmoedigen
en als het toch noodzakelijk is veiliger te maken. De belangrijkste maatregel is de
boodschap: blijf in Nederland. Maak en boek geen reizen voor de periode tot eind maart.
De Nederlandse luchtvaartmaatschappijen bieden tot eind maart geen pakketreizen aan
naar oranje gebieden. We zien dat de reisbewegingen in de afgelopen maanden sterk
zijn afgenomen. Zo lag het aantal passagiers op Schiphol afgelopen week 78% lager
dan in dezelfde week van 2019. Als dat echt nodig is, stelt het kabinet ook vliegverboden
in. In het weekend voor kerst hebben we daarom een vliegverbod ingesteld voor het
Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika.
–Beperken risico’s reizen–
Het kabinet treft alle maatregelen die nodig zijn om de noodzakelijke reizen die nog
plaatsvinden veiliger te maken. In dat kader geldt dat mensen met klachten niet mogen
reizen. Hiervoor geldt een gezondheidsverklaring en een visuele controle op symptomen
voor vliegreizigers. Om ook te voorkomen dat mensen zonder klachten het virus meebrengen
als naar Nederland reizen, hebben we een negatieve testuitslag van een PCR-test maximaal
72 uur voor aankomst verplicht gesteld voor alle vlieg-, boot-, intercitytrein- en
internationale busreizigers uit hoogrisicogebieden. In aanvulling daarop geldt sinds
15 januari 2021 voor reizigers uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Zuid-Afrika
dat ook een sneltest moet worden afgenomen kort voor vertrek. Dit mag een antigeensneltest
zijn, of een of LAMP-PCRtest.
Het OMT adviseert om voor reizen vanuit alle landen naast de nu geldende verplichting
om een negatieve testuitslag van een PCR-test te tonen van maximaal 72 uur voor aankomst,
ook een antigeentest direct voor vertrek verplicht te stellen voor alle hoogrisicogebieden.
Bovendien adviseert het OMT het – liefst zonder meer verplicht – aanhouden van een
quarantaineperiode van tenminste 5 dagen na binnenkomst, met de mogelijkheid van een
moleculaire test op dag 5. Het kabinet voert de verplichting om te beschikken over
een negatieve testuitslag van een sneltest in. Deze gaat in op 23 januari 2021 0.01
uur voor reizigers per vliegtuig en schip. Deze maatregel zal gelden totdat verplichte
quarantaine voor reizigers is ingeregeld. Bij de vaste afwegingsmomenten van de coronamaatregelen
kan het kabinet deze maatregel heroverwegen als daar aanleiding toe is. De effecten
van deze verplichtstelling zijn zeer ingrijpend. Niet overal in de wereld is de capaciteit
van sneltesten ten allen tijden beschikbaar. Dit zal in de praktijk betekenen dat
hier een sterk reduceren effect vanuit gaat omdat luchtvaartmaatschappijen minder
zullen gaan vliegen. Zo is KLM tijdelijk gestopt met het vliegen op Zuid-Afrika, na
invoering van de sneltestverplichting.
–Verplichte quarantaine voor reizigers–
Het invoeren van een verplichte quarantaineperiode voor reizigers zoals het OMT adviseert,
vraagt meer voorbereidingstijd. De dubbele testverplichting voor reizigers zoals hierboven
omschreven mitigeert het risico op import van het virus zoveel mogelijk, maar is niet
volledig waterdicht. Voor reizigers die toch besmet blijken te zijn, is het van belang
dat het virus niet verder wordt verspreid. De quarantainemaatregel voor reizigers
is daarom een belangrijke maatregel. Daarnaast is bekend dat deze maatregel niet altijd
volledig wordt nageleefd. Daarom stelt het kabinet een quarantaineverplichting voor
inkomende reizigers uit een hoogrisicogebied in. Dit betreft een quarantaineplicht
voor alle inkomende reizigers uit een hoogrisicogebied voor de duur van vijf dagen.
Na vijf dagen kan de betrokkene zich laten testen. Indien de uitkomst van deze test
negatief is, dan eindigt de quarantaine.
De quarantaineplicht zal gelden voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden, onafhankelijk
van de vervoersmodaliteit waarmee zij reizen. Voor een aantal groepen zal een uitzondering
gelden op de quarantaineplicht. Hierbij zal zoveel mogelijk aangesloten worden bij
de bestaande uitzonderingen op het dringend advies tot thuisquarantaine na een reis
in een hoogrisicogebied.
Op dit moment is er maar beperkt zicht op reizigers die vanuit een hoogrisicogebied
naar Nederland reizen. Om de quarantaineplicht te kunnen handhaven, is het van belang
deze reizigers in beeld te hebben. Ik ben daarom voornemens om parallel aan de quarantaineplicht,
te werken aan verplichte registratie voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden (ook
niet-Nederlanders). De registratieplicht zal mogelijk gemaakt kunnen worden onder
de Wet publieke gezondheid, Hoofdstuk Va (Tijdelijke wet maatregelen covid-19). Voor
het bouwen van een registratiesysteem en het regelen van privacyaspecten en securitychecks
wordt minimaal een maand gerekend.
–Verder beperken reisbewegingen–
Het kabinet stelt vanaf 23 januari een vliegverbod in voor landen buiten Schengen
waarin (mogelijk) gevaarlijke varianten van het virus het meest voorkomen. Het gaat
dan om het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika, Brazilië, Argentinië, Bolivia, Kaapverdië,
Chili, Colombia, Ecuador, Frans-Guyana, Guyana, Panama, Paraguay, Peru, Suriname,
Uruguay en Venezuela. Dit vliegverbod geldt tot de verplichte quarantaine voor reizigers
is geregeld. Bij de vaste afwegingsmomenten van de coronamaatregelen kan het kabinet
deze maatregel heroverwegen als daar aanleiding toe is.
Het vliegverbod zal dezelfde uitzonderingen kennen als het vliegverbod in maart 2020.
Dit betekent dat een uitzondering geldt voor repatriëring van ingezetenen van het
Koninkrijk der Nederlanden, EU- of Schengen-ingezetenen en voor het vervoer van medisch
personeel of patiënten wanneer dit in het belang is van de volksgezondheid. Niet Nederlandse
ingezetenen moeten daarbij kunnen aantonen dat ze zullen doorreizen. Vrachtvervoer
is uitgezonderd van het vliegverbod, want dit verbod betreft alleen personenvervoer.
Op het vliegverbod zijn zeevarenden uitgezonderd die op weg zijn van of naar een zeeschip
voor bemanningswissel. Dit is van belang om crisissituaties aan boord van zeeschepen
te voorkomen en de veiligheid aan boord niet in het geding te laten komen. Dit is
in lijn met de gezamenlijke verklaring van IMO en ILO die zeevarende erkennen als
essentiële werknemers.6
Er komt ook een aanmeerverbod voor schepen met passagiers vanuit het VK naar Nederland,
net zoals het kabinet op 20 december jl.7 heeft besloten, met dezelfde termijnen en uitzonderingen als bij het vliegverbod.
Daarbij geldt dat voor transportmedewerkers, die dus zijn uitgezonderd van het aanmeerverbod,
de sneltest maximaal 24 uur voor het aan boord gaan van de ferry mag zijn afgenomen.
Met bovenstaande maatregelen geeft het kabinet ook invulling aan de motie van de leden
Jetten en Klaver om reismaatregelen in te stellen voor landen waar de mutatie VOC
202012/01 dominant is.8
Daarnaast heeft het kabinet, om het aantal reisbewegingen verder te beperken besloten
om de uitvoering van het Europees inreisverbod voor derdelanders aan te scherpen,
door het inperken van bepaalde uitzonderingscategorieën op dit inreisverbod. De uitzonderingen
voor studenten (tijdelijke studie), kennismigranten (tijdelijk verblijf), zakenreizigers,
professionals uit de culturele en creatieve sector en personen die vallen onder de
lange afstandsregeling, zullen tijdelijk worden opgeschort. Daarbij respecteren we
de toestemming die reizigers al hebben gekregen. De inperking is niet van toepassing
op inreizende professionals die spoedeisende technische werkzaamheden verrichten die
specialistische kennis en fysieke aanwezigheid vereisen. Deze tijdelijke opschorting
van de uitzonderingen op het inreisverbod zal gelden totdat verplichte quarantaine
voor reizigers is ingeregeld. Bij de vaste afwegingsmomenten van de coronamaatregelen
kan het kabinet deze maatregel heroverwegen als daar aanleiding toe is.
De aanvullende testverplichting voor reizigers uit hoog-risicogebieden en het vliegverbod
voor het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika zullen – met enkele geografische
en op het insulaire karakter gebaseerde differentiaties – ook voor Caribisch Nederland
gaan gelden. Het vliegverbod is niet van toepassing voor het vliegverkeer tussen de
eilanden van Caribisch Nederland
–Negatieve testuitslag verplicht voor autoverkeer–
Het OMT adviseert ook om de verplichte negatieve testuitslag – naast het vliegtuig,
schip, trein en bus – ook voor autoverkeer te laten gelden. Het kabinet deelt deze
ambitie. Bij een dergelijke verplichting is het echter ook van belang om adequate
uitvoering te regelen. Het kabinet onderzoekt of en hoe dat mogelijk is. Daarnaast
is hiervoor een wetswijziging nodig. Het kabinet zal deze verplichting betrekken bij
het voorstel om verplichte quarantaine in te voeren.
–Europese samenwerking–
Met de invoering van deze maatregelen treffen wij als Nederland in vergelijking met
andere Europese landen het meest strenge regime met betrekking tot het toelaten en
het testen van reizigers. Nederland is het enige land met een dubbel testslot voor
vertrek, en de mogelijkheid van een derde test 5 dagen na de eerste PCR-test. Daarnaast
kennen de omringende Europese landen geen vliegverboden. Er bestaat dus een mogelijkheid
dat reizigers zullen uitwijken door via andere Europese luchthavens naar Nederland
te reizen.
Ten aanzien van het testregime en inreisbeperkingen zet het kabinet, mede op verzoek
van uw Kamer, zoveel mogelijk in op de samenwerking en afstemming met de omringende
landen en andere EU-lidstaten. Zo is er na het invoeren van de sneltestverplichting
(bovenop de al bestaande PCR testverplichting) voor reizigers uit het VK, Ierland
en Zuid-Afrika intensief contact geweest met de autoriteiten ter plekke om een zo
vlekkeloos mogelijke invoering ervan te garanderen. Een zoveel mogelijk gecoördineerde
aanpak in EU verband is te prefereren is boven sterk uiteenlopend beleid als het aankomt
op het bestrijden van de negatieve gevolgen van reizen.
Ad 3) Thuiswerken en handhaven bij uitbraken bedrijven
De dringende oproep van het kabinet om thuis te blijven houdt ook in dat iedereen
die dat kan in principe ook thuis werkt. Thuiswerken is een van de manieren om de
verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Zo worden onnodige reisbewegingen
tegen gegaan en helpt het om het aantal contactmomenten te verminderen. In verband
met de bestrijding van het coronavirus geldt sinds maart vorig jaar het dringende
advies van de overheid om thuis te werken waar dat kan.
Uit het coronadashboard van het RIVM blijkt dat 72,7% van de mensen die thuis kunnen
werken tussen 5 en 11 januari geheel heeft thuisgewerkt. Dit is een lichte stijging
t.o.v. de vorige meting (71,0% tussen 15–21 december 2020).
De veranderingen als gevolg van het thuiswerken zijn ingrijpend voor werkgevers en
voor werkenden. Niet iedereen kan natuurlijk thuiswerken, zoals zorgpersoneel, buschauffeurs,
mensen in de bouw, supermarktpersoneel, mensen in een productieomgeving, etc. Tegelijkertijd
werken er ook veel mensen in een kantooromgeving, die dat mogelijk thuis zouden moeten
doen. We zijn daar ook herhaaldelijk over in gesprek met sociale partners, die ook
hun achterban oproepen thuis te werken waar mogelijk. We zien dat dit vaak gebeurt,
maar nog niet niet altijd. Werkgevers moeten ervoor zorgen dat werknemers dat ook
daadwerkelijk doen. Het kabinet adviseert daarom werkgevers en werknemers om huidige
afspraken over aanwezigheid op de werkplek opnieuw tegen het licht te houden. Kortom,
blijf zo veel mogelijk thuiswerken.
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt toezicht op de arbeidsomstandighedenwet
en kan vanuit de aanvullende bevoegdheden van de tijdelijke wet covid per 1/12 jl.
ook het werk stilleggen als de werkgever in ernstige mate geen maatregelen treft om
besmetting met het coronavirus te voorkomen.
Ad 4) Coronaverlof
Voor veel werkende ouders betekent de sluiting van het primair onderwijs, de kinderopvang
en het middelbaar onderwijs dat zij niet (volledig) kunnen werken vanwege de zorg
voor thuiszittende kinderen. Het kabinet begrijpt dat dit kan leiden tot een lastige
thuissituatie en spanningen op de werkvloer. Het is in de eerste plaats aan werknemers
en werkgevers om flexibel met deze situatie om te gaan en samen een oplossing voor
het probleem te zoeken met de middelen die ze daarvoor hebben: benutten van flexibele
werkroosters, gebruiken van vakantie- en compensatiedagen, inzetten van speciaal verlof
(op grond van de Wet arbeid en zorg, bijvoorbeeld calamiteitenverlof), tijd-voor-tijd
regels etc. In de praktijk gebeurt dat in de meeste gevallen ook. Ook de rijksoverheid
geeft het goede voorbeeld door medewerkers de ruimte te geven om een goede balans
te vinden tussen werk en de zorg voor kinderen.
Het kabinet beseft terdege dat het veel vraagt van werkgevers en werknemers en dat
de gevonden oplossingen vaak kosten met zich meebrengen voor beide of een van de partijen.
Zo zullen in sommige gevallen werkgevers een tijdelijk niet of minder productieve
werknemer moeten doorbetalen, of zullen werknemers vakantiedagen of (een deel van)
hun inkomen (tijdelijk) moeten inleveren.
Het kabinet heeft daarom de mogelijkheden verkend om werkgevers en werknemers in deze
situatie tegemoet te komen. Dit ook in het licht van de toezegging die de Minister-President
heeft gedaan aan het lid Klaver tijdens het coronadebat van 13 januari jl. (Handelingen
II 2020/21, nr. 43, Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus). Daarbij
is onderzocht of het mogelijk is om werknemers (recht op) extra door de werkgever
betaald verlof te bieden wanneer zij vanwege thuisblijvende kinderen niet kunnen werken,
en tegelijkertijd werkgevers daarvoor te compenseren. Compensatie van werkgevers voor
deze kosten is echter niet mogelijk gebleken. Dat komt omdat gerichte compensatie
– die recht doet aan de situatie van een individuele werkgever – dermate complex is
dat daarvoor een aanzienlijk beroep moet worden gedaan op de uitvoeringsorganisaties,
die vanwege de uitvoering van de bestaande noodmaatregelen en de (extra) instroom
in de reguliere sociale zekerheid geen uitvoeringscapaciteit beschikbaar hebben. Generieke
compensatie van werkgevers, de andere onderzochte optie, kan geen recht doen aan de
individuele situatie van werkgevers en kost veel voor een relatief klein effect. Met
andere woorden: generieke compensatie betekent dat bedrijven gecompenseerd worden
die het niet nodig hebben, en bedrijven die het nodig hebben nauwelijks worden gecompenseerd.
Bovendien biedt het bedrijven die weinig of geen coulance betrachten nauwelijks een
prikkel om dat wel te gaan doen. Hetzelfde geldt voor directe compensatie aan werkenden.
Extra coronaverlof voor ouders met compensatie vanuit de overheid is daarmee helaas
geen begaanbare route gebleken. Een snel uitvoerbare oplossing is niet gevonden tijdens
overleggen met sociale partners. Dat neemt niet weg dat het kabinet de ernst van de
problematiek erkent en blijft kijken naar mogelijkheden om werkende ouders en hun
werkgevers hierin tegemoet te komen- vooralsnog is echter geen oplossing gevonden
die uitvoerbaar is, dan wel voldoende gericht. Het kabinet beziet tevens met sociale
partners of er aanvullende mogelijkheden zijn om bij te dragen aan een gezonde thuiswerksituatie
voor werkenden. Uw Kamer wordt hierover binnenkort geïnformeerd. Tegelijkertijd constateert
het kabinet dat via de maatregelen uit het steun- en herstelpakket op velerlei manieren
ondersteuning terechtkomt bij werkgevers en werknemers. In afwachting van vooral de
heropening van het primair onderwijs en de kinderopvang spreekt het kabinet de hoop
uit dat werknemers en werkgevers flexibiliteit en coulance zullen (blijven) betrachten
en hier samen zo goed mogelijk uitkomen met de middelen die tot hun beschikking staan.
Ad 5) Testen, bron-en contactonderzoek en quarantaine
Het OMT adviseert om de definities van contacten met een besmettingsrisico in het
bron- en contactonderzoek opnieuw tegen het licht te houden. Bijvoorbeeld door het
verkorten van de risico-contact-tijd voor nauwe contacten buiten het eigen huishouden,
en door aan categorie 3-contacten ook testen aan te bieden, zonder een quarantaineperiode
en zonder dat zij klachten hebben, op dag 5 na blootstelling. Het OMT werkt dit nog
nader uit. Het kabinet wacht de uitwerking af en zal in overleg met de GGD treden
over de uitvoering. Ook zal het kabinet aan de LCT vragen te adviseren over de verwachte
testvraag en het beslag op de testcapaciteit dat hieruit voortkomt.
Naast testen en bron-en contactonderzoek, is quarantaine een essentieel onderdeel
van de aanpak tegen de verspreiding van het coronavirus. Om de naleving te bevorderen
is een plan van aanpak bij thuisquarantaine opgezet. Dit plan is als bijlage bij de
stand van zakenbrief van 9 december 2020 naar uw kamer verstuurd (Kamerstuk 25 295, nr. 771) en wordt momenteel uitgevoerd. In deze brief rapporteer ik over de stand van zaken
met betrekking tot aanvullende wettelijke instrumenten. Ik voldoe hiermee tevens aan
de toezegging van de heer Pieter Heerma (CDA), tijdens het debat van 13 januari jl.
om de Tweede Kamer o.a. te informeren over een eventuele quarantaineverplichting.
De naleving van quarantaine wordt maximaal gestimuleerd door reeds genomen maatregelen
op het gebied van sociale ondersteuning en communicatie. Deze maatregelen bereiken
een grote groep mensen die de thuisquarantaine wel wil naleven maar hulp nodig heeft.
Daarnaast bereiken we specifieke doelgroepen, waaronder jongeren en reizigers, met
gerichte communicatie. De boodschap gaat over het belang van quarantaine en geeft
praktische handvatten voor het vormgeven van de quarantaineperiode. Desondanks is
in de stand van zakenbrief van 12 januari jl. toegelicht dat uit onderzoek door de
gedragsunit van het RIVM9 blijkt dat de naleving van quarantaine varieert en nog niet goed genoeg is.
Het risico van niet naleven van de maatregelen weegt zwaarder nu het aandeel van nieuwe
varianten van het virus met een hoger besmettingsrisico stijgt. Opvolgen van quarantaine
blijft een cruciaal element om verspreiding van de meer besmettelijke varianten van
het virus te voorkomen.
Gelet hierop is het noodzakelijk om quarantaine te kunnen verplichten voor een kleine
groep mensen die bewust de quarantaine adviezen negeert en daarmee een groot risico
vormt voor anderen. Daarom zijn de volgende voorstellen opgenomen. Voor de quarantaineplicht
wordt aan twee verschillende stromen gedacht, namelijk een algemene quarantaineplicht
voor iedereen die positief getest is en de quarantaineplicht voor reizigers.
–De huidige situatie–
In de huidige situatie kan de voorzitter van de veiligheidsregio een quarantainemaatregel
opleggen op grond van artikel 35 van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Het proces van het opleggen van een maatregel is uitvoerig en complex. Voordat de
voorzitter van de veiligheidsregio de quarantainemaatregel oplegt, wordt eerst advies
gevraagd aan de GGD.
De voorzitter van de veiligheidsregio besluit hierna hoe en waar de quarantaine ten
uitvoer wordt gelegd. Dat kan plaatsvinden in de eigen woning. Het medisch toezicht
wordt onder medische verantwoordelijkheid van een door de GGD aangewezen geneeskundige
uitgevoerd. De voorzitter van de veiligheidsregio geeft de GGD de opdracht tot tenuitvoerlegging
van de quarantainemaatregel. Voor de opsporing en toegang tot plaatsen kan de politie
worden ingezet.
Voor het opleggen van de maatregel reikt de voorzitter van de veiligheidsregio de
beschikking uit en voorziet deze de betrokkene in bijstand door een raadsman. De voorzitter
van de veiligheidsregio stelt terstond de officier van justitie op de hoogte en zendt
deze niet later dan een dag een afschrift van de beschikking. De officier van justitie
ontvangt dit en doet uiterlijk de volgende dag bij de rechter een eventueel verzoek
tot een machtiging tot voortzetting van de quarantaine. Dat wordt gedaan als aan de
voorwaarden uit artikel 35 van de Wpg is voldaan. Als daartoe niet wordt besloten,
wordt het advies van de inspecteur-generaal van de inspectie gezondheidszorg en jeugd
ingewonnen.
De rechter hoort de betrokkene op zijn verblijfplaats en beslist binnen drie dagen
vanaf de dag van het instellen van de vordering door de officier van justitie. De
betrokkene kan verzoeken de maatregel op te heffen. De wet voorziet in een mogelijkheid
tot het verzoeken om schadevergoeding bij een onrechtmatige vaststelling van de beschikking,
of indien de rechter of officier van justitie een bepaling niet in acht heeft genomen.
Als de persoon zich niet aan de quarantainemaatregel houdt, kan fysieke dwang plaatsvinden
om de quarantaine te handhaven. Achteraf kan het onttrekken aan de opgelegde quarantainemaatregel
via het strafrecht worden gesanctioneerd.
Deze onttrekking betreft een misdrijf, waarbij wettelijke gezien voorlopige hechtenis
mogelijk is, en die kan worden gestraft met een gevangenisstraf van vier jaar of een
geldboete van de vijfde categorie.
De knelpunten in het huidige wettelijke kader hebben betrekking op de individuele
aard van de maatregel, het ingrijpend karakter ervan en op de complexiteit van de
procedure bij het opleggen van de maatregel. Het opleggen van de maatregel strandt
in de praktijk al in de voorbereidingsfase. Het blijkt lastig te zijn om op individueel
niveau te bepalen dat voldaan wordt aan het wettelijk criterium dat «ernstig gevaar
bestaat voor de volksgezondheid door de verspreiding van het virus» als de betrokkene
niet in quarantaine gaat. Op collectief niveau bestaat dat gevaar evident, maar de
huidige wet kent geen quarantainemaatregel die op grote schaal kan worden toegepast.
Ook is de maatregel erg ingrijpend. Er kan fysieke dwang plaatsvinden als de betrokkene
zich niet houdt aan de opgelegde quarantainemaatregel. Er kan bovendien een strafrechtelijke
sanctie volgen, die aanzienlijk hoger is dan de sancties voor het overtreden van bepalingen
uit de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Uit proportionaliteitsoverwegingen wordt
de maatregel daarom niet opgelegd. Ten slotte is de hiervoor beschreven procedure
complex, waarbij een snelle en eenvoudige oplegging van de quarantainemaatregel, met
uiteraard de nodige rechtsbescherming, onvoldoende mogelijk is. Deze knelpunten hebben
tot gevolg dat de quarantainemaatregel niet wordt benut.
–Opties tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19–
Gelet op het bovenstaande worden twee opties verkend die tegemoet komen aan bovengenoemde
knelpunten. Kenmerk van deze voorstellen is dat deze oog hebben voor het collectieve
belang van quarantaine, deze leiden tot afzondering, maar minder ingrijpend zijn voor
de betrokkenen en dat de bijbehorende procedure eenvoudiger is. De eerste optie gaat
uit van een quarantaineplicht die rechtstreeks voortvloeit uit de wet. Bij de tweede
optie vloeit de quarantaineplicht voort uit een beschikking van de burgemeester.
Optie 1: Algemene quarantaineplicht
In deze variant komt er een wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 die
strekt tot een algemene quarantaineplicht voor eenieder die positief is getest. Hierop
zullen uitzonderingen worden geformuleerd voor mensen die zich niet kunnen afzonderen
of die vanwege een calamiteit zich buitenshuis moeten begeven. Om de quarantaineplicht
te kunnen handhaven worden de positieve testuitslagen, waarover de GGD beschikt, tijdelijk
geregistreerd in een centraal register. Dit register wordt gebruikt om handhaving
van de quarantaineplicht mogelijk te maken. Om te monitoren of mensen met een positieve
testuitslag zich daadwerkelijk afzonderen worden de mensen in het register steekproefgewijs
nagebeld door een landelijk centrum. Als blijkt dat iemand zich niet houdt aan de
plicht of onbereikbaar is, wordt hiervan een signaal gegeven aan de burgemeester van
de gemeente waar diegene woonachtig is.
De burgemeester krijgt de taak om toezicht te houden op de quarantaineplicht en deze
zo nodig te handhaven. De burgemeester kan een toezichthouder langs sturen die kan
vaststellen of sprake is van een overtreding van de quarantaineplicht. De burgemeester
kan ook besluiten om op basis van andere signalen of risicogestuurd toezicht uit te
oefenen. Bij overtreding wordt een sanctie opgelegd. Als tijdens het reguliere toezicht
op de maatregelen blijkt dat een geïnfecteerd persoon zich niet houdt aan bijvoorbeeld
het groepsvormingsverbod, dan kan dit een strafverzwarende omstandigheid zijn. De
overtreder krijgt dan een hogere sanctie dan gebruikelijk is voor deze overtreding
Het proces ziet er stapsgewijs als volgt uit:
• Een persoon komt in beeld bij de GGD na een positieve testuitslag (inclusief de commerciële
testen).
• De GGD levert de gegevens hiervan ten behoeve van een centraal register. Het register
is een noodzakelijk instrument voor het handhaven van de quarantaineplicht.
• Vanaf de registratie geldt een quarantaineplicht, die in principe thuis plaatsvindt.
• De burgemeester, toezichthouders en politie krijgen toegang tot de registratie.
• Er kunnen signalen ontstaan dat de betrokkene zich niet aan de quarantaineplicht houdt.
o Er is een landelijk centrum dat aan de hand van het register steekproefsgewijs nabelt
met als doel om de naleving te monitoren.
o Incidenteel toezicht door het treffen van personen bij een andere overtreding, bijvoorbeeld
het groepsvormingsverbod.
o De burgemeester kan uit eigen beweging onderzoek (laten) doen.
• Op basis van deze signalen kan de burgemeester onderzoeken of deze een sanctie oplegt.
• In het geval van een andere overtreding van de quarantainemaatregelen uit de Twm kan
er een zwaardere sanctie worden opgelegd.
Optie 2: Quarantaineplicht bij beschikking
In deze variant komt er een wetswijziging waarbij de quarantaineplicht individueel
wordt opgelegd aan personen die zich na een positieve test niet (willen) afzonderen.
Hiertoe wordt eenieder die positief is getest tijdelijk geregistreerd in een register.
Deze personen worden steekproefgewijs nagebeld door een landelijk centrum. Als uit
het nabellen of uit andere signalen het vermoeden ontstaat dat iemand zich niet afzondert
of onbereikbaar is, ontvangt de burgemeester van de gemeente waar diegene woonachtig
is een signaal. De burgemeester kan vervolgens een toezichthouder langs sturen waarna
specifiek aan deze mensen een quarantaineplicht kan worden opgelegd. Na het opleggen
van deze plicht zal weer gecontroleerd worden of diegene zich hieraan houdt. Mocht
blijken dat diegene zich hier niet aan houdt dan, kan een sanctie worden opgelegd.
Daarnaast kan het schenden van de quarantaineplicht een strafverzwarende omstandigheid
opleveren bij beschikking. Bijvoorbeeld als tijdens het reguliere toezicht op de maatregelen
blijkt dat een persoon met een quarantaineplicht zich niet houdt aan het groepsvormingsverbod,
dan kan aan hem/haar een hogere sanctie worden opgelegd dan gebruikelijk is voor deze
overtreding.
Dit proces ziet er stapsgewijs als volgt uit:
• Een persoon komt in beeld bij de GGD na een positieve testuitslag.
• De GGD levert de gegevens hiervan ten behoeve van een centraal register. Het register
is een noodzakelijk instrument voor het handhaven van de quarantaineplicht.
• De betrokkene heeft reeds quarantaineadvies.
• Er kunnen signalen ontstaan dat de betrokkene zich niet aan het advies houdt en dat
er een quarantaineplicht noodzakelijk is.
o Er is een landelijk centrum dat aan de hand van het register steekproefsgewijs nabelt
met als doel om de naleving te monitoren.
o Incidentele detectie door de politie of boa’s door het treffen van personen die in
quarantaine hadden moeten zijn bij een overtreding van de Twm (bijvoorbeeld het groepsvormingsverbod).
• Op basis van deze signalen kan de burgemeester een onderzoeken of deze positief geteste
personen een quarantaineplicht moet worden opgelegd.
• De burgemeester legt een quarantaineplicht op als blijkt dat deze positief geteste
persoon zich kennelijk niet vrijwillig aan het quarantaineadvies houdt.
• Er kunnen signalen ontstaan dat de betrokkene zich niet aan de opgelegde quarantaineplicht
houdt.
o Er is een landelijk centrum dat aan de hand van het register steekproefsgewijs nabelt
met als doel om de naleving te monitoren.
o Incidenteel toezicht door het treffen van personen bij een andere overtreding, bijvoorbeeld
het groepsvormingsverbod.
o De burgemeester kan uit eigen beweging onderzoek doen.
• Op basis van deze signalen kan de burgemeester een onderzoeken of deze een sanctie
oplegt.
• In het geval van een andere overtreding van de quarantainemaatregelen uit de Twm kan
er een zwaardere sanctie worden opgelegd.
Voor personen die positief zijn getest, gaat mijn voorkeur uit naar optie 2. Het grootste
deel van de personen gaat blijkens het onderzoek van de Gedragsunit van het RIVM vrijwillig
in quarantaine. Slechts voor de personen die dat niet doen, wordt quarantaine verplicht
gesteld. Zij vertonen gevaarzettend gedrag door het risico te nemen op de verspreiding
van het virus.
Gelet op de lage naleving van quarantaine door inreizigers uit hoogrisicogebieden
en de dreigende influx van nieuwe virusvarianten is een algemene quarantaineplicht
uit optie 1 nodig voor deze groep. De doelgroep betreft dan niet de positief geteste,
maar eenieder die Nederland wil binnenkomen en zich hiervoor registreert. De quarantaine
reizigers licht ik elders in deze brief (bij de bijdrage over reizigers) nader toe.
–Risico’s–
Uit de gegevens van de Gedragsunit van het RIVM blijkt reeds dat een aantal mensen
zich niet laten testen omdat zij niet in quarantaine willen gaan. Het risico bestaat
dat dit aantal toeneemt als quarantaine verplicht wordt. Anderzijds kan de quarantaineplicht
bijdragen aan de naleving van de quarantaine, de term dringend advies kan verwarrend
zijn. Ook wordt het eenvoudiger om richting een werkgever te verantwoorden dat iemand
met een positieve test thuis dient te blijven. Het Gedragsunit van het RIVM onderzoekt
of er sprake is of de testbereidheid afneemt. De Tweede Kamer zal hierover worden
geïnformeerd.
Er zijn tevens juridische risico’s. Hoewel de voorgestelde opties minder ingrijpend
zijn dan de huidige quarantainemaatregel uit artikel 35 van de Wpg, blijft de quarantaineplicht
een beperking van de bewegingsvrijheid. Daarnaast moet de mogelijkheid voor betrokkenen
openstaan om de quarantaineplicht door de rechter te laten toetsen. Ten slotte kent
de quarantaine een noodzakelijke verwerking van persoonsgegevens. Deze mogelijkheid
zal tijdens de wetgevingsprocedure worden voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens.
Bij de invoering van de aanpak zal ook gekeken worden naar de ons omringende landen.
De geschetste opties worden in de komende periode nader uitgewerkt, waarbij expliciete
aandacht en ruimte is voor de afwegingen rondom een mogelijk nieuwe taak voor de burgemeester
en de bijbehorende uitvoerings- en handhavingsvraagstukken.
Het kost de nodige tijd om de vereiste wet- en regelgeving aan te passen. Zelfs met
spoedprocedures is de doorlooptijd enkele weken. Het inregelen van de database, het
nabelteam en de afspraken met de bestuurlijke partners vraagt grote zorgvuldigheid.
Dat kost de nodige tijd. Deze uitwerking wordt onmiddellijk opgestart.
Ad 6) verminderen van contacten tussen personen in aantal, duur en intensiteit
In het kader van het verminderen van contacten tussen personen in aantal, duur en
intensiteit, worden de volgende maatregelen genomen: beperking van bezoek thuis en
de invoering van een avondklok.
Beperking thuisbezoek
Het dringende advies om thuis per dag niet meer dan twee gasten vanaf 13 jaar te ontvangen
wordt verder aangescherpt. Het kabinet adviseert dringend om per dag niet meer dan
één gast vanaf 13 jaar te ontvangen en maximaal één bezoek per dag af te leggen. Hierbij
blijven de bestaande uitzonderingen, bijvoorbeeld ten behoeve van kwetsbare personen,
in stand.
Invoering avondklok
In het buitenland is gebleken dat een avondklok een effectief middel is in de bestrijding
van het virus. Het OMT geeft aan dat uit evaluatie van de avondklok zoals ingesteld
in Frankrijk, blijkt dat een avondklok tot een reductie van 8–13% van de gemiddelde
Rt-waarde zou kunnen leiden. Ook volgens het Europese Centrum voor de bestrijding
van infectieziekten (ECDC), leidt een avondklok tot een verlaging van het reproductiegetal.
Het instellen van een avondklok is een zware, maar een heldere maatregel die andere
onderdelen van het beleid en de naleving van de maatregelen ondersteunt. Een avondklok
helpt bij het verminderen van contacten thuis en het voorkomen van excessen zoals
feesten achter de voordeur. Er kan immers worden ingegrepen alvorens het contact plaatsvindt.
Bovendien creëert de avondklok een hernieuwd gevoel van urgentie, dat naar verwachting
zal resulteren in een betere naleving van de maatregelen. De ervaringen in andere
landen laten zien dat deze indirecte effecten een belangrijke bijdrage kunnen leveren
in het beleid. Het kabinet komt nu met het voornemen voor een avondklok. We willen
zo een groot en ingrijpend besluit niet nemen zonder parlementaire steun. Daarom treedt
het kabinet hierover graag morgen in overleg met de Tweede Kamer. En als er voldoende
steun is neemt het kabinet het definitieve besluit.
–Overwogen alternatieven–
Alternatieven die eenzelfde doel beogen als de avondklok, hebben eveneens vergaande
gevolgen. Er is bijvoorbeeld gedacht aan een verbod om overdag (tezamen) op straatte
zijn. Een ander alternatief is dat men zich overdag slechts in een beperkte straal
van de eigen woning zou mogen begeven. Een avondklok is in algemene zin minder belastend
dan een volledig uitgaansverbod. Het OMT ziet geen alternatieven die eenzelfde effect
sorteren. Bovendien is de handhaving door een avondklok eenvoudiger: niet op pad,
is niet op pad.
–Geldingsduur en ingangsmoment–
De voorgenomen avondklok kan, uitgaande van afronding van het debat met de Tweede
Kamer morgen, ingaan op zaterdag 23 januari 2021 om 20.30 uur en geldt tot en met
10 februari 2021 04.30 uur. Op dat moment eindigt de avondklok van rechtswege. De
verwachting is dat een avondklok van deze duur, in combinatie met andere maatregelen,
een substantieel effect heeft in het kader van de bestrijding van de epidemie van
covid-19.
–Tijdstippen–
De avondklok begint om 20.30 uur en duurt tot 04.30 uur. Dit houdt in dat iedereen
op dat moment binnen moet zijn. Voor de begintijd van 20.30 uur is gekozen omdat het
de bedoeling is dat het gedrag wordt aangepast en dat de sociale contacten in de avonduren
afnemen. Een latere begintijd sorteert naar verwachting minder effect. Eerder op de
avond is niet wenselijk, aangezien dit zorgt voor extra drukte in openbaar vervoer
en detailhandel, voor zover geopend, in het bijzonder in de supermarkten. Het tijdstip
van 04.30 uur betekent onder meer dat de bevoorraders van winkels in de meeste gevallen
geen formulieren hoeven te hebben. Ook bijvoorbeeld het wisselen van nacht/dagploegen
valt dan veelal buiten de avondklok. Bovendien is het van belang dat kinderen en tieners
kunnen blijven buitensporten, ook daarom is voor een tijdstip gekozen dat hierop (minimaal)
invloed heeft.
–Grondslag–
De grondslag voor het instellen van een avondklok is artikel 8, eerste lid, van de
Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Op grond van dit artikel is
de Minister van Justitie en Veiligheid bevoegd het vertoeven in de openlucht te beperken.
De Wbbbg is een noodwet. Dat hierop een beroep wordt gedaan, onderstreept de ernst
van de situatie. Het gebruik van een noodwet betekent overigens niet dat een noodtoestand
wordt afgekondigd; bepaalde noodbevoegdheden kunnen ook worden ingezet buiten een
noodtoestand.
Artikel 8, eerste lid Wbbbg dient bij koninklijk besluit in werking te worden gesteld.
Middels een ministeriële regeling wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid van artikel 8.
Na het besluit om artikel 8 Wbbbg in werking te stellen, wordt onverwijld een verlengingswet
naar de Tweede Kamer gezonden.
Er zal een regeling tot aanpassing van sluitingstijden van publieke plaatsen in de
Trm in verband met de invoering van de avondklok opgesteld worden. Hierin is opgenomen
dat de sluitingstijd voor winkels in de levensmiddelenbranche 20.15 uur wordt. Uitgezonderd
hiervan zijn winkels voor levensmiddelenbranche airside luchthavens
Deze aanpassingen van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 die nodig zijn in
verband met de invoering van de avondklok vereisen een met die avondklok samenhangende
inwerkingtreding. Dit om te verzekeren dat de goede werking van het geheel niet in
gevaar komt. Onder deze omstandigheden wordt de regeling vastgesteld op grond van
de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke gezondheid. Deze
regeling zal gelijktijdig met de regeling van de avondklok zelf worden bekendgemaakt
en ingaan op de dag waarop de avondklok voor het eerst van kracht wordt.
–Uitvoering en gedrag–
Uitgangspunt bij de avondklok is dat iedereen gedurende het tijdvak waarop de avondklok
geldt binnen dient te zijn en zich steeds dient af te vragen hoe noodzakelijk het
is om tijdens deze uren op pad te gaan. Buiten zijn is alleen toegestaan als één van
de geldige redenen van toepassing is die in de regeling limitatief zijn opgesomd.
Voor de uitvoerbaarheid is vooral van belang hoe een burger kan aantonen, respectievelijk
de politie kan vaststellen, dat één van de geldige redenen van toepassing is. Dit
kan voor de meeste genoemde geldige redenen worden onderbouwd met een ingevulde Eigen Verklaring. Deze eigen verklaring wordt voor ingang van de avondklok beschikbaar gesteld. Een
eigen verklaring is verplicht als men tijdens de avondklok zich naar buiten begeeft
wegens:
• werk;
• medische hulp aan zichzelf of een dier;
• hulpverlening aan een hulpbehoevende persoon;
• een noodzakelijke reis naar het buitenland of het Caribisch deel van Nederland;
• uitvaart;
• een zitting van een rechter, officier van justitie of bezwaar- of beroepschriftencommissie.
• gasten van een live avondprogramma die beschikken over een uitnodiging van de omroep
die het programma redactioneel verzorgd.
Een eigen verklaring is niet verplicht:
• voor opsporingsambtenaren, brandweer -en ambulancemedewerkers;
• voor internationaal goederenvervoer vanwege Europese afspraken;
• voor het aangelijnd uitlaten van een hond; Men dient dit individueel te doen.
• voor reizigers die vanuit het buitenland naar Nederland reizen. Zij mogen vormvrij
aantonen dat zij uit het buitenland komen en dat het noodzakelijk is om op die tijd
onderweg te zijn.
• voor mensen die dak-of thuisloos zijn en geen gebruik van de maatschappelijke opvang
willen maken.
• Bij rampspoed, zoals dringende medische omstandigheden (spoedbevalling, ongeluk in
de huiselijke sfeer) en ernstige familieomstandigheden.
Naast een Eigen Verklaring wordt er ook een Werkgeversverklaring ter beschikking gesteld. De werkgeversverklaring is noodzakelijk als je voor je werk
tijdens de avondklok buiten bent. De werkgever stelt deze op voor de periode dat het
personeel voor werk in de avonduren naar buiten moet. Het is de verantwoordelijkheid
van de werkgever om te bepalen of/wat noodzakelijk is. Bij noodzakelijke werkzaamheden
door een zelfstandige of een persoon die geen werkgever heeft, zoals een politieke
ambtsdrager, wordt de werkgeversverklaring door de zelfstandige of die persoon zelf
ingevuld.
De formulieren worden ter beschikking gesteld op rijksoverheid.nl. Je kunt ze printen
en invullen of digitaal invullen en opslaan. Hier wordt ook een handleiding voor gemaakt.
Daarnaast worden de formulieren ook ter beschikking gesteld op de balies van bijvoorbeeld
gemeentehuizen. De formulieren worden ook beschikbaar gesteld in het Engels (en Nederlands).
Vanwege de handhaving mag het invullen van het formulier niet alleen in het Nederlands
maar ook in het Engels. Op de formulieren moet worden aangegeven dat deze naar waarheid
zijn ingevuld. Geprinte versies dienen voorzien te zijn van een handtekening. Dit
maakt het beter mogelijk om bij overtreding hier eventueel rechtsvervolg aan te geven.
Politie en OM zijn bij het opstellen van de regeling betrokken en hebben deze op uitvoerbaarheid
getoetst.
–Naleving, handhaving en gedrag–
Handhaving dient primair om het gewenste gedrag te ondersteunen. Zowel ter correctie
van degenen die zich niet aan de maatregel houden als ter ondersteuning van degenen
die zich wel aan de maatregel houden, maar die zich ergeren als niet wordt opgetreden
bij overtreding van de maatrelen. Daarbij wordt net als bij de andere Corona maatregelen
ervan uitgegaan dat de nalevingsbereidheid van de avondklok in beginsel hoog zal zijn.
De handhaving vindt plaats door de politie, die daarvoor de benodigde voorbereidingen
getroffen heeft.
De handhaving zal plaats vinden door middel van veelvuldig en intensieve statische
en dynamische controles. Door ge- en verboden duidelijk te communiceren en zichtbaar
te handhaven, wordt de naleving van de avondklok vergroot. Hierdoor wordt de (perceptie
van de) pakkans vergroot, hetgeen een belangrijke determinant is voor gedrag volgens
de RIVM gedragsunit. Met de inzet van de politie kan een geloofwaardige handhaving
van de avondklok worden gerealiseerd. Het openbaar ministerie heeft aangegeven als
richtlijn te hanteren dat voor overtreding van de avondklok een boete van € 95,– wordt
opgelegd Bovendien blijkt uit het advies van de RIVM gedragsunit dat de hoogte van
de boete minder relevant is voor eventuele overtreders dan de zichtbare pakkans. In
de driehoek -gemeente, justitie en politie- worden duidelijke keuzes gemaakt wat noodzaak
is en wat niet. Een avondklok is beter handhaafbaar dan een alternatief waarbij groepsvorming
in het geheel verboden wordt. Dit ook met het oog op de benodigde extra capaciteit
vanwege handhaving overdag. Hetzelfde geldt voor het alternatief waarbij een verbod
wordt opgelegd om buiten een bepaalde straal van de woning te begeven: daarbij is
het voor de handhaver niet direct zichtbaar of men zich op verboden terrein begeeft.
Bij het uitwerken van de avondklok is het advies van de gedragsunit van het RIVM betrokken.
Het advies van de gedragsunit is bijgevoegd10. In dit advies over met name de avondklok geeft de gedragsunit ook een eerste aanzet
voor advies over de sociale bubbel en kondigt aan op 26 januari met een aanvullend
advies hierover te komen. Op de uitwerking van een bubbel kom ik daarom in een volgende
voortgangsbrief terug.
Ad 7) Beperking maximum aantal gasten bij uitvaart van 100 naar 50
Het OMT geeft aan dat beperking van samenscholingen en groepsvorming een duidelijk
invloed heeft op de mate van overdracht van het virus en geeft in dat verband aan
het risicovol te vinden dat het er thans maximaal 100 gasten bij een uitvaart aanwezig
mogen zijn. Het kabinet neemt het advies om het aantal mensen dat fysiek aanwezig
mag zijn bij uitvaarten te beperken en stelt het maximum op 50. Dit maximum aantal
aanwezigen bij uitvaarten is de enige maatregel uit dit pakket die in gaat op maandag
25 januari 2021.
Ad 8) Praktijktesten evenementensector- Fieldlabs
Het kabinet hecht aan het uitvoeren van de praktijktesten in het kader van de Fieldlabs
Evenementen. Deze praktijktesten maken het mogelijk om op een gecontroleerde wijze
te experimenteren met een veilige heropening van (sectoren van) de maatschappij en
zij bieden mogelijk perspectief voor veilige en verantwoorde deelname aan toekomstige
evenementen. Gezien het grote belang om kennis en inzicht te vergaren en vanwege het
perspectief voor de sector, heeft het kabinet besloten om de praktijktesten mogelijk
te willen maken in februari. De voorbereiding en planning kan starten, zodat een verantwoorde
uitvoering plaats kan vinden. Ondanks de onzekere tijden zet het kabinet de aanpassing
van de juridische grondslag in werking. Indien het epidemiologisch beeld snel en drastisch
verslechtert, ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van het aantal besmettingen,
treedt het kabinet onmiddellijk in overleg met de initiatienemers en andere betrokken
autoriteiten. De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt aangepast. De aanpassing
in de ministeriële regeling om de praktijktesten mogelijk te maken laat de bestaande
verantwoordelijk- en bevoegdheidsverdeling ook ten aanzien van de handhaving, toezicht
en vergunningsverlening van evenementen onverlet.
Maatschappelijke impact van de lockdown en aanvullende maatregelen
Het kabinet is zich er van bewust dat de lockdown en de vandaag afgekondigde aanvullende
maatregelen grote gevolgen hebben voor iedereen in Nederland. Ten behoeve van ondersteuning
van de economie en ondernemers zal het kabinet, zoals bekend, deze week de inhoud
van aanvullende steunpakketten bekend maken. De gevolgen van de maatregelen reiken
echter verder dan de economie. In het debat met uw Kamer op 5 januari 2021, heb ik
aan het lid Van der Staaij toegezegd dat indien het nodig is nieuwe maatregelen te
nemen, het kabinet inzichtelijk zal maken wat de impact van die maatregelen is, vooral
ook in niet-economische zin. Het kabinet maakt hiervoor bij bespreking van mogelijke
scenario’s steeds gebruik van een zogenaamde dwarsdoorsnijdende toets. Hierin zijn
de te voorziene effecten benoemd van mogelijke maatregelen op de volksgezondheid,
de economie, de maatschappij, communicatie, gedrag en uitvoering en handhaving. Hiertoe
wordt gebruik gemaakt van input door onder andere de Ministeries van VWS, SZW, EZK,
FIN, de gedragsunit van het RIVM, het NKC, de politie, de Veiligheidsregio’s en de
VNG.
Ten aanzien van de maatregelen die in deze brief worden aangekondigd, is daar onder
andere uitgekomen dat zowel de avondklok als inperking thuisbezoek zeer ingrijpend
werkt. De duur en stapeling van maatregelen en een gebrek aan perspectief hierbij,
legt een zware druk op de maatschappij. Economisch hebben de aanvullende maatregelen
een beperkt effect ten opzichte van de huidige lockdown.
Ondersteuning jongeren
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de coronaperiode een grote impact heeft op
het welbevinden van jongeren en jongvolwassenen. Jongeren geven aan meer mentale gezondheidsproblemen
te ervaren dan in 2018. Zo hebben ze meer last van slaapproblemen (+5%), somberheid
(+10%) en angstklachten (+15%)11. Jongvolwassenen hebben vaker last van mentale gezondheidsproblemen dan oudere leeftijdsgroepen
zoals stress (40%), eenzaamheid (38%) en aanhoudende vermoeidheid (36%). Vergeleken
met het voorjaar stijgt het aantal jongvolwassenen met klachten12.
Om de gevolgen van corona op het mentaal bevinden te mitigeren heeft het kabinet samen
met gemeenten en jongeren een Jeugdpakket (€ 58,5 mln) gelanceerd. Veel gemeenten
hebben afgelopen weken activiteiten georganiseerd voor en door jongeren. Uit een inventarisatie
van de gemeenten met de meeste kwetsbare gebieden is naar voren gekomen dat de extra
inzet van jongerenwerkers en aanbod van alternatieve activiteiten hebben bijgedragen
aan een relatief rustige jaarwisseling. Bij de volgende stand van zakenbrief, begin
februari, zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de voortgang van het jeugdpakket.
In de eerste week van februari gaan, als onderdeel van het jeugdpakket, gemeenten
en masse in gesprek met jongeren over hun leven in coronatijd. Gemeenten verwachten
dat jongeren met allerlei thema’s komen waaronder mentale gezondheid. Het doel is
om tot lokale oplossingen voor de problemen die lokaal worden aangedragen.
Tegelijkertijd behoeft de aanpak van mentale gezondheidsproblemen ook een landelijk
inzet. Daarom gaat de Staatssecretaris van VWS de komende periode extra inzetten op
laagdrempelige preventieve ondersteuning van jongeren op het gebied van mentale gezondheid
(€ 3,5 mln). Zo wil de Staatssecretaris van VWS de komende periode meer (digitale)
platforms en lokale activiteiten van jongeren voor jongeren steunen om meer jongeren
(waaronder specifieke doelgroepen) te bereiken. Hierbij wordt de kennis van MDT-jongeren,
jongerenorganisaties en professionals benut om o.a. eenzaamheid onder jongeren te
bestrijden. Jongeren, professionals en ouders kunnen op de site www.eenzamejongeren.com, een initiatief van stichting Join us, terecht voor meer informatie en ondersteuning,
maar ook voor tips. Ook volgend jaar ondersteunen we de Stichting Join us om hun aanpak
voor eenzame jongeren verder te verspreiden onder gemeenten.
Tenslotte heeft het kabinet met het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid de afgelopen
twee jaar een campagne en netwerk, zowel lokaal als landelijk, opgezet om eenzaamheid
aan te pakken. Mede op verzoek van uw Kamer is er nu meer aandacht voor eenzaamheid
bij jongeren bij bijvoorbeeld de publiekscampagne van Eén tegen eenzaamheid en de
campagne #eenkleingebaar.
3. Ontwikkelingen COVID-19 vaccinatie
In de afgelopen week zijn nieuwe stappen gezet in de tenuitvoerlegging van de vaccinatiestrategie.
Nadat de vaccinatiecampagne op 6 januari van start is gegaan met de zorgmedewerkers
in de verpleeghuiszorg op de centrale locaties van de GGD en de vaccinatie van de
zorgmedewerkers in de directe COVID-zorg in de ziekenhuizen, is op 18 januari ook
gestart met het vaccineren van bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen
met een verstandelijke beperking. Hiermee zetten we een belangrijke stap in het beschermen
van de kwetsbare mensen in onze samenleving.
Zoals ik ook in mijn brieven van 4 januari jl. en 12 januari jl. (Kamerstuk 25 295, nrs. 851 en 903) heb aangegeven worden de vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna, conform de adviezen
van de Gezondheidsraad, primair ingezet voor 60-plussers. De ontwikkelingen rond de
mutatie van het virus maken het belang van vaccinatie des te groter, naast de maatregelen
die we treffen om verdere verspreiding tegen te gaan en de inzet op testen. Mijn uitgangspunt
is steeds geweest om alle beschikbare vaccins zo snel mogelijk te benutten. Daarbij
is goed voorraadbeheer noodzakelijk. Ook hebben we rekening te houden met bijvoorbeeld
spillage en beschikbaarheid van de tweede dosis, die nodig is voor optimale bescherming.
Eerder heb ik de Gezondheidsraad en het OMT gevraagd om hier uiterlijk 18 januari
gezamenlijk over te adviseren. Dit advies heb ik op 14 januari jl. ontvangen en is
bij deze brief gevoegd13. Na consultatie van het RIVM heb ik, gezien de ontwikkelingen rond de mutaties van
het virus, een aantal punten uit het advies met voorrang tegen het licht gehouden.
Ik wil namelijk alles op alles zetten om, waar dat verantwoord mogelijk is, de vaccinatieoperatie
verder te versnellen, om zo snel mogelijk de meest kwetsbare mensen te beschermen.
Daarom ga ik in deze brief alvast in op het interval tussen de eerste en de tweede
vaccinatie met BioNTech/Pfizer, aanpassingen in het voorraadbeheer, de benodigde vaccinatiegraad
en de herberekening van verwachte spillage. In de volgende brief waarin ik u informeer
over de stand van zaken rondom vaccinaties komen de overige punten uit het advies
van de Gezondheidsraad aan bod.
Uitstel van de tweede dosis BioNTech/Pfizer
Het OMT en de Gezondheidsraad adviseren om de reeds geleverde vaccins die zijn gereserveerd
voor een tweede vaccinatie, zo snel als haalbaar beschikbaar te maken voor extra personen.
Ook adviseren zij het uitvoeringsteam ruimte te bieden om vaccins flexibel in te zetten,
binnen de mogelijkheden die er zijn. Op basis van dit advies heb ik besloten dat,
voor alle nieuw te plannen afspraken, de tweede dosis BioNTech/Pfizer wordt ingepland
in de zesde week na de eerste vaccinatie. Dit gewijzigde uitgangspunt in het voorraadbeheer
leidt tot het sneller beschikbaar komen van vaccins beschikbaar. Deze kunnen we inzetten
voor mensen vanaf 60 jaar beginnend bij de oudste leeftijdsgroep, die we op de centrale
GGD-locaties vaccineren. Zo kunnen meer mensen eerder worden beschermd tegen het coronavirus.
Dit is ook belangrijk met het oog op de opmars van de Britse variant.
Ik wil benadrukken dat uitstel van de tweede dosis BioNTech/Pfizer alleen geldt voor
nieuw in te plannen afspraken; de reeds gemaakte afspraken voor een tweede vaccinatie
blijven staan. Op deze manier blijft de uitvoering ook werkbaar voor de GGD’en, waar
nu al duizenden afspraken voor zorgmedewerkers staan ingepland. Overigens is alleen
sprake van uitstel van de tweede vaccinatie bij het BioNTech/Pfizer-vaccin. Het is
nog niet bekend of een dergelijke verlenging van het interval tussen de eerste en
tweede vaccinatie ook bij andere vaccins mogelijk is.
Voorraadbeheer
Ten aanzien van het voorraadbeheer is nu het uitgangspunt om, op het moment dat de
eerste vaccinatie gezet wordt, voor deze persoon ook altijd de tweede vaccinatie in
voorraad te hebben. Dat geeft zekerheid dat de tweede vaccinatie altijd op tijd kan
worden gegeven, ook wanneer leveringen neerwaarts worden bijgesteld. In de afgelopen
periode hebben we inderdaad gemerkt dat we te maken hebben met onvoorspelbaarheden
in de leveringen. Dit vraagt om verstandig voorraadbeheer, maar niet per se een 100%
voorraad voor de tweede vaccinatie. Om die reden heb ik, mede gebaseerd op advies
van het RIVM, besloten om in plaats van 100% voorraad, 50% voorraad voor de tweede
vaccinatie aan te houden. Dit biedt een goed evenwicht tussen enerzijds voldoende
marge om wisselingen in de leveringen op te kunnen vangen, en anderzijds vaccinatie
te kunnen versnellen. Dit percentage van 50% zal gemonitord worden door het RIVM,
en als mogelijk later nog verder neerwaarts worden bijgesteld.
Spillage
Een derde wijziging betreft de spillage. Tot op heden rekenden we met een spillage
van 10%. Zowel in de ziekenhuizen als op de centrale GGD-locaties blijkt de spillage
veel minder te zijn, zo’n 3%. Dit is te danken aan een efficiënt en professioneel
proces bij de vaccinerende professionals, waarvoor ik graag mijn waardering uitspreek. Om die reden heb ik besloten, op
advies van het RIVM, in de planning van het vaccinatieprogramma uit te gaan van een
spillage van 5%. Deze wijzigingen zullen leiden tot herberekeningen die het RIVM momenteel
maakt en die eraan bij dragen om op zo kort mogelijke termijn de kwetsbare doelgroepen
te kunnen vaccineren. Met het oog op de ontwikkelingen rond de Britse variant is dat
extra van belang. In de volgende voortgangsbrief over vaccinatie informeer ik u nader.
Vaccinatiegraad
Tot slot is een aanpassing gemaakt in de vaccinatiegraad waarmee wordt gerekend, om
te komen tot juiste inschattingen van de benodigde vaccins. Op basis van eerdere ervaringen
en peilingen hebben we een opkomstpercentage van 75% gehanteerd. Vanwege de hoge opkomst
bij de eerste groepen die worden gevaccineerd en de peilingen acht ik het verstandig
om te rekenen met een hogere vaccinatiegraad van 85%.
De implicaties van bovenstaande aanpassingen worden vertaald in de planning. Deze
delen we bij de eerstvolgende gelegenheid met uw Kamer. In ieder geval kan eerder
gestart worden met de groep thuiswonende ouderen vanaf 90 jaar, wellicht reeds in
de loop van volgende week, en de groep thuiswonende ouderen van 85 tot 90 jaar, waarschijnlijk
in de eerste week van februari.
Vaccinatie huisartsen en hun zorgverlenende medewerkers in de huisartsenspoedzorg
COVID-19
In eerdere Kamerbrieven (4 januari jl. en 12 januari jl.) heb ik aangegeven dat de
huisartsen en medewerkers uit hun praktijk die in direct contact staan met patiënten
snel de mogelijkheid krijgen zich te laten vaccineren. De afspraak was dat de huisartsen
zichzelf mogen vaccineren, zodra zij zelf starten met het vaccineren van de aangewezen
doelgroep. Het deel van de huisartsen dat 25 januari start met de vaccinatie bij kleinschalige
woonvormen voor ouderen en mensen met een verstandelijke beperking, mag dus volgens
deze afspraak ook zichzelf vaccineren.
Vanwege de snelle opkomst van de Britse variant van het virus heb ik ervoor gekozen
om, in aanvulling op de huisartsen die gaan vaccineren in kleinschalige woonvormen,
ook alle huisartsen en het personeel betrokken bij directe COVID-spoedzorg versneld
uit te nodigen voor vaccinatie. Zij kunnen zich laten vaccineren met het vaccin van
Moderna. Met de prognoses van mogelijk stijgende besmettingen en de druk die dit geeft
op de directe COVID-spoedzorg, is het van groot belang dat de huisartsenspoedzorg
overeind blijft. De huisartsen hebben immers een belangrijke rol in de bestrijding
van de COVID-19 pandemie, zowel bij de zorgverlening aan patiënten als in de uitvoering
van de vaccinatiestrategie.
De huisartsen kunnen voor hun vaccinatie terecht bij de ROAZ-ziekenhuizen. Dit is
op korte termijn te realiseren, aangezien hier ook de medewerkers van de directe COVID-zorg
in de ziekenhuizen worden gevaccineerd. Over de logistiek van de vaccinaties maken
het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), het RIVM en de LHV nadere afspraken. Naar
verwachting kunnen alle 15.000 huisartsen en medewerkers die een cruciale functie
invullen in de directe COVID-spoedzorg de komende twee weken gevaccineerd worden.
Volgens de richtlijn van het RIVM krijgen de gevaccineerde huisartsen en betrokken
medewerkers na 28 dagen een tweede dosis van het vaccin van Moderna. Door geen voorraad
aan te houden bij de eerste leveringen van Moderna, lukt het om een grotere groep
huisartsen ingepast te krijgen, zonder dat dit ten koste gaat van de vaccins die bestemd
zijn voor bewoners van kleinschalige verpleeghuizen en instellingen voor mensen met
een beperking waarbij de huisarts de medische verantwoordelijkheid draagt.
Voor de overige 23.000 zorgverlenende medewerkers in de huisartsenpraktijk blijft
de eerdere afspraak van kracht. Zij zullen met het vaccin van AstraZeneca gevaccineerd
worden vanaf het moment dat huisartsen hun doelgroepen daar zelf mee gaan vaccineren.
Uitgegaan wordt van een beschikbaarheid van AstraZeneca in de eerste helft van februari.
Actuele leveringsschema’s COVID-19 vaccins
De vaste commissie voor VWS heeft mij gevraagd het volledige leveringsschema van alle
vaccins en voor het gehele jaar, aan uw Kamer te sturen, uitgesplitst op datum/week
(niet per kwartaal). Daar waar geen precies moment kan worden aangegeven, wordt verzocht
een schatting te geven van het verwachte moment van levering (18 januari, 2021Z00849). Daarnaast heeft de commissie mij door middel van een e-mailprocedure om een reactie
gevraagd op het bericht dat Pfizer minder vaccins gaat leveren (18 januari, 2021).
Tot nu toe zijn alleen van BioNTech/Pfizer en Moderna concrete leveringsoverzichten
ontvangen voor de komende weken. Deze staan hieronder weergegeven. Het klopt dat Pfizer
heeft aangegeven een tijdelijke terugval in de levering te verwachten, als gevolg
van noodzakelijke werkzaamheden aan hun productiefaciliteiten in Puurs, België, ten
einde vanaf het tweede kwartaal grotere volumes te kunnen gaan produceren. Voor de
week van 18 januari betekent dit een levering van 60% van het eerder aangegeven volume
voor die week: 92.000 doses in plaats van 155.000 doses. Vanaf de week van 25 januari
moet de productie weer op het afgesproken niveau liggen. Overigens gaat Pfizer vanaf
deze week wel uit van zes doses per flacon. Gezien het hier slechts een heel beperkte
terugval van levering betreft, heeft dit geen significante invloed op de vaccinatiestrategie.
Voor alle overige leveringen is het niet mogelijk concreter te zijn dan de eerder
en hieronder wederom geactualiseerde leveringsoverzichten op kwartaal niveau. Het
is rekenkundig natuurlijk eenvoudig deze uit te splitsen naar maand- en weekniveau.
Ik doe dit echter niet, omdat dit proces met veel onzekerheid omgeven is. In mijn
planningsproces werk ik met deze kwartaalgegegevens.
Gepland leverschema Q1 2021 (doses)
BioNTech/Pfizer
Moderna
Geleverd in 2020
164.775
Week 1
123.825
–
Week 2
154.050
13.200
Week 3
92.430
–
Week 4
189.540
19.200
Week 5
159.120
–
Week 6
159.120
48.000
Week 7
189.540
–
Week 8
200.070
141.600
Week 9
196.560
–
Week 10
212.940
n.n.b.
Week 11
212.940
n.n.b.
Week 12
212.940
n.n.b.
Week 13
212.940
n.n.b.
Tabel Indicatief leveringsoverzicht 2021 (x 1mln)
Deze overzichten zijn opgesteld op basis van leveringsindicaties van de fabrikanten
en informatie op basis van Europees overleg. Het betreft nadrukkelijk verwachtingen,
die mede afhankelijk zijn van markttoelating en de productiecapaciteit bij de leveranciers.
Dit schema is derhalve aan veranderingen onderhevig en wordt op regelmatige basis
bijgesteld. De Europese Unie overlegt nog met een vijftal andere leveranciers over
het afsluiten van Advanced Purchase Agreements (APA’s). Op dit moment is de voortgang op deze trajecten nog ongewis en zijn leveringsindicaties
in het geheel nog niet te geven.
Tevens is gevraagd om inzicht in de manier waarop besluitvorming rond de vaccininkoop
plaatsvindt. Zoals u weet startte Nederland afgelopen jaar samen met Duitsland, Italië,
Zweden en Frankrijk de Vaccinatie Alliantie, gericht op de gezamenlijke inkoop van
Covid-vaccins. Dit initiatief is opgegaan in een EU-breed inkoopproces, onder aanvoering
van de Europese Commissie.
In dat proces sluit de Commissie APA’s met geselecteerde vaccinontwikkelaars. De Commissie
vormt hiertoe een Joint Negotiation Team met een beperkt aantal lidstaten, waaronder Nederland, die de overeenkomsten met
de bedrijven uitonderhandelen. Alle EU-lidstaten nemen de uiteindelijke besluiten
hieromtrent gezamenlijk in een Stuurgroep. Alle besluiten over het afsluiten van de
APA’s, de verdeling van de afgesproken volumes over de lidstaten, of het al dan niet
inroepen van opties, worden genomen in deze Stuurgroep. De Nederlandse vertegenwoordiger
in deze Stuurgroep staat hiertoe in nauw contact met de Minister, die uiteindelijk
besluit.
Catshuisstukken
Zoals aangegeven in mijn de brief van 9 december jl.14, is het kabinet transparant. Hiertoe deelt het kabinet met de Kamer de presentaties
die voorliggen in de informele overleggen over de coronacrisis in het Catshuis. De
stukken worden op de website van rijksoverheid15 gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen in de weg staan.16 Hier zijn vanaf heden de presentaties van het overleg op het Catshuis van zondag
17 januari 2021 te vinden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport