Brief regering : Reactie over uitgangspuntennotitie Vervanging Onderzeeboten en moties van de leden Stoffer c.s. (Kamerstuk 35570-X-30) en van de leden Van Helvert en Stoffer (Kamerstuk 35570-X-63)
34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst
Nr. 28
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2021
Bij deze wil ik u danken voor de uitgangspuntennotitie «groot project Vervanging Onderzeebootcapaciteit».
Bijgaand vindt u mijn schriftelijke reactie op deze uitgangspuntennotitie. De reactie
van de ADR is hierin ook opgenomen. Tevens zal ik in deze brief ingaan op de wijze
waarop ik beoog invulling te geven aan de motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk
35 570 X, nr. 30) en de motie van de leden van Helvert en Stoffer (Kamerstuk 35 570 X, nr. 63).
Uitgangspuntennotitie als basis
Ik heb kennisgenomen van de notitie van de vaste commissie voor Defensie en zal de
rapportages conform de door u voorgestelde lijnen opstellen. Wel verzoek ik de Kamer
om de volgende voorstellen inzake de verschijningsmomenten van de rapportages, de
duur en reikwijdte en de vertrouwelijkheid van informatie over te nemen, zodat rekening
kan worden gehouden met de eenduidigheid, als ook met de uitvoerbaarheid van hetgeen
gevraagd wordt en met de vertrouwelijkheid van de informatievoorziening in de rapportages.
Daarbij maak ik nu onderscheid tussen de rapportages in en na afronding van de D-fase,
waarbij in algemene zin gesteld kan worden dat naarmate het project vordert steeds
meer informatie beschikbaar zal zijn. De eerste rapportage van Defensie, in de uitgangspuntennotitie
aangeduid als de basisrapportage, zal daardoor niet alle gevraagde informatie kunnen
bevatten.
Verschijningsmomenten rapportages
De basisrapportage wenst u te ontvangen voor 1 april 2021. U heeft gevraagd om daarna
tot aan de verzending van de D-brief voor 1 april een jaarlijkse voortgangsrapportage
te ontvangen. Deze rapportage bestrijkt de periode januari tot en met december van
het voorgaande jaar. Rapportages in de D-fase dienen vergezeld te zijn van een rapport
van bevindingen van de ADR met betrekking tot de in de rapportage verstrekte informatie.
Na de D-fase heeft u verzocht om een halfjaarlijkse rapportage met 1 april en 1 oktober
als uiterlijke data van verzending. Deze rapportages bestrijken respectievelijk juli
tot en met december en januari tot en met juni van de voorgaande periode. De voortgangsrapportage
van 1 april dient te worden vergezeld van een accountantsrapport van de ADR over het
voorafgaande boekjaar.
Ten behoeve van een eenduidige informatievoorziening aan uw Kamer acht ik het van
belang om de uiterlijke data voor rapportages over het project gelijk te trekken met
de reguliere begrotings- en verantwoordingssystematiek en rapportages en alle derhalve
op de derde woensdag van mei (verantwoordingsdag) en (na de D-fase) de derde dinsdag
van september (Prinsjesdag) aan de Tweede Kamer aan te bieden. Hiermee is te voorkomen
dat vooral vooruitkijkende (financiële) informatie afwijkt van hetgeen in het jaarverslag
en/of de begroting is opgenomen.
Duur en reikwijdte van de rapportages
In de uitgangspuntennotitie geeft u aan dat de Vervanging Onderzeebootcapaciteit als
groot project wil blijven monitoren tot en met de ingebruikname van de laatste onderzeeboot,
de uitfasering van de Walrusklasse en de ingebruikname van alle onderdelen, inclusief
bewapening, die vallen onder de reikwijdte van de Onderzeedienst. Het gaat daarbij,
zoals u in de uitgangspuntennotitie aangeeft, om de te verwerven onderzeeboten, bewapening,
de ondersteuningsmodaliteiten (torpedowerkschip), de benodigde infrastructuur en de
levensduurkosten (Life Cycle Costing (LCC)) die gemoeid zijn met de Vervanging Onderzeebootcapaciteit.
Dit impliceert dat de groot projectstatus van toepassing is op de gehele levensduur
van de nieuwe capaciteit, dus tot en met de vervanging van de nieuwe onderzeeboten
over dertig jaar.
Mijn voorstel is om de grootprojectstatus tot en met de instroom van de vierde vervangende
onderzeeboot te laten lopen. Het project is namelijk afgerond na ingebruikname van
de vierde onderzeeboot. Dit betekent ook dat de reikwijdte na de instroom van de vierde
onderzeeboot niet de gerelateerde projecten, zoals de bewapening behelst. Deze gerelateerde
projecten volgen, conform het project F-35, een separaat DMP-traject met een eigen
projectopdracht en een eigen wijze van rapporteren aan uw Kamer. Hiermee worden dubbelingen
in rapportages voorkomen. Dit is conform de werkwijze die ik in 2018 met uw Kamer
ben overeengekomen voor de F-35 om gerelateerde projecten niet meer op te nemen in
de voorgangsrapportage om de rapportagedruk te verminderen. Op hoofdlijnen kan ik
u over gerelateerde projecten in de rapportages wel berichten, maar over gerelateerde
projecten wordt uw Kamer in meer detail in separate Defensie Materieel Proces (DMP-)brieven
en (half)jaarlijks in het Defensie Projectenoverzicht geïnformeerd.
U vraagt om een integraal financieel overzicht voor de LCC over een periode van dertig
jaar en daarnaast om inzicht in de meerjarige beschikbare budgetten in een meerjarige
overzichtstabel over een periode van vijftien jaar op basis van de laatste prijsstelling.
Deze informatie kan, gedurende de D-fase vanzelfsprekend vertrouwelijk ter bescherming
van de belangen van de Staat, met u gedeeld worden. Financiële informatie over de
gecontracteerde vervangende onderzeeboten na de D-fase kan openbaar met uw Kamer gedeeld
worden. Ten aanzien van gerelateerde projecten die ook in de LCC zitten, blijft financiële
informatie vertrouwelijk totdat hiervoor de gunning heeft plaatsgevonden. De budgettaire
informatie wordt, voor zover het gaat om investeringen, rechtstreeks ontleend aan
de administratie. Voor de met de onderzeeboten samenhangende exploitatie-uitgaven
wordt vooralsnog gewerkt met een tussenoplossing, omdat deze gegevens niet rechtstreeks
te herleiden zijn uit de administratie. Dit houdt in dat voor de raming van het exploitatiebudget
de in de B-fase uitgevoerde kosten-batenanalyse de basis is. De daaruit voortvloeiende
raming van het exploitatiebudget wordt geïndexeerd met de aan de Defensiebegroting
toegevoegde loon- en prijsbijstelling. Er wordt momenteel gewerkt aan een oplossing
hiervoor met als doel om deze uitgaven zoveel als mogelijk direct uit de administratie
af te leiden, de verwachting is dat dit in de loop van 2021 gerealiseerd wordt.
Vertrouwelijkheid van informatie
Het is van belang op te merken dat de door u gevraagde informatie op dit moment grotendeels
vertrouwelijke informatie betreft. Zo wordt financiële- en aanbestedingsgerelateerde
informatie in relatie tot de aankoop van een wapensysteem, conform het DMP, voorafgaand
aan de gunning in openbare stukken alleen in bandbreedtes aangeduid. Dit is ter bescherming
van de onderhandelingspositie van de Staat bij de aankoop van wapensystemen. Dat betekent
dat ik bepaalde door u gevraagde informatie voorafgaand aan de gunning alleen in een
vertrouwelijke rapportage met u kan delen.
Hierbij vraag ik tevens aandacht voor een specifiek punt uit uw uitgangspuntennotitie
waarin u ervoor pleit dat alle bedragen in de voortgangsrapportages duidelijk herleidbaar
zijn tot de bedragen in de Defensiebegroting (en suppletoire begrotingswetten) en
vice versa. U vraagt om de budgetten voor de Vervanging Onderzeebootcapaciteit herkenbaar
in de Defensiebegroting en verantwoording te presenteren door middel van een heldere
meerjarige budgettaire overzichtstabel voor de komende vijftien jaar. Deze herleidbaarheid
is voorafgaand aan de gunning in openbare informatie, zoals de Defensiebegroting en
de verantwoording, niet mogelijk. Dit zou namelijk de belangen van de Staat schaden
ten aanzien van diens onderhandelingspositie. Ook is het niet mogelijk alle informatie
met de Tweede Kamer te delen, omdat deze informatie de commerciële belangen van de
werven, bijvoorbeeld in buitenlandse aanbestedingen, zou schaden. Daarom bericht ik
u gedurende de D-fase in een vertrouwelijke bijlage bij de rapportage over financiële
informatie. Na de D-fase kan ik financiële informatie over de gecontracteerde investering,
de exploitatie en de realisatie van nieuwe onderzeeboten openbaar aan u rapporteren.
Deze beperking geldt ook voor informatie over de inzetbaarheid van wapensystemen.
Deze informatie kan ik, zoals gebeurt bij de huidige inzetbaarheidsrapportage, alleen
vertrouwelijk met u delen, omdat dit rapportagedeel operationeel vertrouwelijke informatie
bevat over de gereedheid van de krijgsmacht en daarbij ingaat op de status van specifieke
capaciteiten en inzetbare eenheden. Omdat de halfjaarlijkse inzetbaarheidsrapportage
bij verantwoordingsdag en Prinsjesdag uitkomt is het des te belangrijker de uiterlijke
data voor het aanleveren van rapportages over het groot project Vervanging Onderzeebootcapaciteit
op deze verantwoordingsmomenten aan te passen.
Internationale ontwikkelingen
In de uitgangspuntennotitie vraagt uw Kamer om in de rapportage te berichten over
internationale ontwikkelingen. Het dossier Vervanging Onderzeeboten is, anders dan
bijvoorbeeld bij de F-35, geen internationaal inkooptraject met meerdere landen. De
mate waarin in de realisatie- en exploitatiefase synergie kan ontstaan met het moederland
van de kandidaat-werf, dient in de D-fase nader te worden onderzocht.
Ten aanzien van de door u gevraagde samenvatting en appreciatie van de meest relevante
internationale openbare rapporten over de vervanging van onderzeeboten zal ik de komende
periode nagaan in hoeverre Defensie aan dit verzoek kan voldoen. De ontwikkelingen
in andere landen blijft Defensie zo goed als mogelijk volgen, echter het is mogelijk
dat ons niet alles bereikt. Het is dan ook niet altijd goed mogelijk om een appreciatie
te geven van aspecten als het materieelverwervingsproces of de inzetbaarheid van de
onderzeebootcapaciteit van andere landen bijvoorbeeld vanwege de vertrouwelijkheid.
Ik kan naar aanleiding van internationale rapporten wel berichten over mogelijke lessen
die Nederland hieruit kan trekken voor het groot project Vervanging Onderzeebootcapaciteit.
Accountantscontrole
De Auditdienst Rijk (ADR) zal voorafgaand aan de basisrapportage aan de vaste commissie
van Defensie een voorstel doen voor het door de ADR uit te voeren (jaarlijkse) onderzoek
in de D-fase en daarbij ook alvast suggesties doen voor het (jaarlijkse) onderzoek
in de realisatiefase van het grote project Vervanging Onderzeebootcapaciteit. Te zijner
tijd zal de ADR een verder uitgewerkt voorstel doen voor het onderzoek in de realisatiefase.
Ik informeer u voorts graag dat informatie van derden die bij Defensie beschikbaar
is, vanzelfsprekend beschikbaar is voor controle door de Algemene Rekenkamer en de
ADR. Informatie die valt onder de non-disclosure agreements kan daarbij derhalve worden
ingezien. Met de beperking ten aanzien van het openbaar maken van informatie dient
de controlerende instantie in diens rapportage rekening te houden. De ADR heeft daarnaast
de mogelijkheid om incidenteel informatie in te winnen of een onderzoek in te stellen
onder andere naar de financieel-economische gang van zaken bij de kandidaat-werven/winnende
werf en naar de calculatie en prijsstelling met betrekking tot de offertes/overeenkomst(en).
In de Comptabiliteitswet is geregeld dat de Algemene Rekenkamer hiertoe dezelfde bevoegdheden
heeft.
Moties
In de motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 30) en de motie van de leden van Helvert en Stoffer (Kamerstuk 35 570 X, nr. 63) is gepleit voor en gevraagd naar de betrokkenheid van de Gouden Driehoek bij de
vervanging van de onderzeeboten. Zoals ik eerder heb aangegeven beschikt Nederland
niet meer over een zelfscheppende onderzeebootbouw. Defensie heeft in een eerdere
fase verkend of een Nederlandse werf de vervangende onderzeeboten volledig zou kunnen
bouwen. Dit bleek niet mogelijk. Het verwervingsproces voor de vervanging van de onderzeeboten
is daarom gestart met buitenlandse kandidaat-werven en geschiedt nu in concurrentie
met drie buitenlandse kandidaat-werven. Deze moties sluiten desalniettemin grotendeels
aan bij het werk dat Defensie samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK) in dat kader verricht.
De D-fase bestaat uit drie hoofdstappen, namelijk de voorbereiding, dialoog en gunning.
Defensie is, samen met de departementen die vertegenwoordigd zijn in de Ministeriële
Commissie Onderzeebootvervanging (MCOV), ter voorbereiding op de dialoog met de kandidaat-werven,
bezig met het bepalen van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang. Ter borging van
het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie worden onder
meer bepaalde elementen na toetsing als cruciaal aangemerkt. Dit zal resulteren in
eisen en wensen ten aanzien van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en de strategische
autonomie waarmee de Nederlandse defensie industrie en technologische basis (NLDTIB),
ook wel aangeduid als de Gouden Driehoek, betrokken wordt. Tijdens de dialoog worden
verificatie- en validatiemomenten voorzien, aan de hand waarvan Defensie de door de
kandidaat-werven verstrekte informatie toetst tegen een door Defensie opgesteld concept
programma van eisen (Kamerstuk 34 225, nr. 25). Door de stapsgewijze aanpak van de D-fase zal hier kortom meer zicht op zijn gedurende
de dialoog. Gelet op het feit dat ik heb voorgesteld om de basisrapportage op verantwoordingsdag
2021 aan uw Kamer te sturen, stel ik voor om u niet, zoals gevraagd in de motie Stoffer
c.s., bij de voorjaarsnota, maar op verantwoordingsdag samen met EZK een eerste (procesmatige)
update te geven.
Zoals in de B-brief (Kamerstuk 34 225, nr. 24) is opgenomen streeft het kabinet naar het beste product voor de beste prijs met
een zo groot mogelijke betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven. Een belangrijk
instrument hierbij is het opstellen van een industriële samenwerkingsovereenkomst,
die door EZK in een parallel spoor met de kandidaat-werven wordt uitgewerkt. In deze
overeenkomst zullen zowel de kwantiteit als kwaliteit van de industriële activiteiten,
in nauwe samenhang met de gewenste graad van strategische autonomie, worden verwoord.
De Nederlandse marinebouwsector in brede zin dient op het gebied van onderzeeboten
een zo goed mogelijke positie te verkrijgen in de toeleveringsketens van buitenlandse
werven. Een goede positie als toeleverancier biedt de Nederlandse gouden driehoek
de kans om de eigen kennis te vergroten, waarvan Defensie ook weer profiteert. De
D-fase moet daar meer duidelijkheid over geven.
Daarnaast wordt in de D-fase nadere invulling gegeven aan het wezenlijk nationaal
veiligheidsbelang en strategische autonomie. Activiteiten van EZK in het kader van
de DIS kunnen daarnaast resulteren in een grotere betrokkenheid van de NLDTIB. Exportkansen
van Nederlandse kennis en technologie zijn echter naar verwachting in de D-fase nog
niet bekend. Exportkansen worden veelal pas inzichtelijk bij en na de bouw van een
product. Ik zal de kandidaat-werven hier naar aanleiding van de motie van Van Helvert/Stoffer
in de D-fase op bevragen. In de basisrapportage kan ik u hier alvast procesmatig over
berichten. Vervolgens, indien hier nieuwe informatie over is te delen, zal ik dit
vanaf 2022 in de voortgangsrapportage opnemen.
Tot slot vraag ik aandacht voor hetgeen ik reeds mondeling in uw Kamer heb meegedeeld,
namelijk hoewel Defensie hard aan (materieel)projecten werkt, kan de situatie omtrent
Covid-19 invloed hebben op de voortgang van dit project. Dit kan daarmee ook van invloed
zijn op de informatiedichtheid van rapportages over de vervanging van de onderzeeboten.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser
Indieners
-
Indiener
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.