Brief regering : Reactie op het rapport ‘Ongekend Onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag
Nr. 4
                   BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2021
Het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
                  (verder: POK) toont ons een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de Nederlandse
                  overheid. Het vervult het kabinet met een diep gevoel van schaamte. De grondbeginselen
                  van de rechtsstaat zijn geschonden. Door harde regelgeving, vooringenomen handelen,
                  het ontbreken van de menselijke maat en door geen gehoor te geven aan noodsignalen,
                  hebben tienduizenden ouders en kinderen hun leven de afgelopen tien jaar zien veranderen
                  in een moeras van ellende. Dit had nooit mogen gebeuren.
               
Wij bieden onze excuses aan, aan alle gedupeerde ouders en hun kinderen. Zij hebben
                  het onterecht ongekend zwaar gehad. Vanwege de financiële problemen waarin zij zijn
                  geraakt, maar zeker ook vanwege de emotionele gevolgen, omdat zij niet werden gehoord
                  of geloofd. Uit gesprekken met ouders wordt duidelijk hoe zij zich hebben ingezet
                  om hun kinderen toch een zo goed mogelijke jeugd te geven en zelf door deze moeilijke
                  periode heen te komen. Ondanks een overheid bij wie zij geen gehoor kregen.
               
De POK constateert dat ouders jarenlang geen schijn van kans hadden. De overheid stond
                  niet naast, maar tegenover hen. Nederland hoort een land te zijn waar je wordt beschermd
                  door de overheid en waarin je niet bang hoeft te zijn als er een brief van de overheid
                  op je deurmat valt. Maar deze ouders is precies het omgekeerde overkomen: voor hen
                  werd de overheid ontoegankelijk en vormde een continue bedreiging.
               
Het systeem van toeslagen was te fraudegevoelig. Dat zorgde voor een roep om meer
                  controle en handhaving. Die controle en handhaving is volledig doorgeschoten.
               
De overheid pakte signalen van wat er misging niet op en leerde daardoor niet van
                  wat er misging. De problematiek bij de kinderopvangtoeslag werd voor veel betrokken
                  ambtenaren en politici pas duidelijk toen zij uiteindelijk met gedupeerde ouders en
                  kinderen spraken. We danken het aan enkele volhouders in de journalistiek, advocatuur,
                  de Tweede Kamer en binnen de overheid dat deze misstand in volle omvang aan het licht
                  is gekomen en we uiteindelijk deze crisis serieus zijn gaan nemen.
               
Het rapport van de POK laat ook zien dat de informatiehuishouding en informatievoorziening
                  gebrekkig was en dat daardoor het probleem verergerde. Dat moet anders.
               
Het kabinet is de POK zeer erkentelijk voor haar rapport. Het rapport van de POK maakt
                  pijnlijk duidelijk dat er veranderingen nodig zijn. In het systeem van toeslagen,
                  bij de Belastingdienst en Toeslagen en bij de betrokken ministeries. Met het rapport
                  in de hand kijken we kritisch naar het functioneren van de rijksoverheid. Want we
                  willen niet dat het nog een keer zo mis gaat. Het kabinet ziet in de ernst van de
                  lessen uit dit rapport aanleiding om breder dan alleen het domein van de toeslagen
                  te kijken wat er beter kan en moet.
               
Onze eerste prioriteit is het helpen van de gedupeerde ouders en hun kinderen. Met
                  de hersteloperatie en de andere maatregelen die we nemen, hopen we bij te dragen aan
                  een betere toekomst voor de ouders en hun kinderen. Om het gedane onrecht enigszins
                  recht te zetten en het vertrouwen in de overheid stap voor stap weer op te bouwen.
               
Deze brief beschrijft de inzet van het kabinet op hoofdlijnen. Het kabinet gaat hierover
                  graag het gesprek aan met uw Kamer en met de medeoverheden en de uitvoeringsorganisaties.
                  Het is duidelijk dat de aanpak een forse investering vergt, zowel bij de ministeries,
                  als bij uitvoeringsorganisaties. En dat het tijd zal kosten dit goed te doen. Wij
                  realiseren ons ook dat vertrouwen te paard gaat en te voet komt, en dat een open dialoog
                  over de vervolgstappen daarbij cruciaal is.
               
In bijlage 31 wordt in meer detail ingegaan op de stand van zaken op de Hersteloperatie Toeslagen
                  en de specifieke acties en maatregelen die eerder zijn doorgevoerd en aangekondigd
                  op het terrein van de Belastingdienst en Toeslagen.
               
1. Herstel van gedupeerde ouders verruimen en versnellen
               
Genoegdoening voor de getroffen ouders heeft de hoogste prioriteit. Het opvolgen van
                  de bevindingen van de POK en het herstel van vertrouwen in de overheid begint daar.
                  Daarom hebben we daaraan voorrang gegeven in onze reactie. Op 22 december hebben we
                  u hierover een aparte brief gestuurd.2
We breiden de compensatieregeling uit, zodat ouders die door de kinderopvangtoeslagproblematiek
                  zijn geraakt onder een ruimere regeling vallen. We betalen € 30.000 aan alle ouders
                  die gedupeerd zijn door de «alles-of-niets» uitleg van de kinderopvangtoeslag of de
                  buitensporige fraudejacht, vooruitlopend op de verdere afhandeling van hun zaak. We
                  voeren overleg met schuldeisers om met hen afspraken te maken dat het bedrag ook ten
                  goede komt aan ouders en niet direct volledig verdwijnt in aflossing van schulden.
                  Daarnaast schalen we de hersteloperatie op en leggen we samen met gemeenten op korte
                  termijn contact met alle ouders. We bieden de gedupeerde ouders samen met de gemeenten
                  ook hulp aan bij problemen die als gevolg van de kinderopvangtoeslag-problematiek
                  zijn ontstaan op het gebied van zorg, wonen, werk en schulden. Ten slotte gaan we
                  in overleg met het Kindpanel om te kijken op welke wijze recht kan worden gedaan aan
                  het leed dat gedupeerde kinderen is aangedaan. Hiermee gaat het er om hen een extra
                  steun in de rug te geven en weer een toekomst te bieden.
               
Bijlage 23 bevat een toelichting op de verdere uitwerking van de tegemoetkoming van € 30.000.
                  Die uitwerking is vastgelegd in een besluit dat wij uw Kamer als bijlage bij deze
                  brief toesturen (zie bijlage 1)4. Met dat besluit sturen we ook de eerste incidentele suppletoire begroting 2021 mee,
                  waarin de extra uitgaven voor het herstel zijn begroot. Vanwege het spoedeisende karakter
                  van deze maatregelen doet het kabinet in de incidentele suppletoire begroting een
                  beroep op lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016, zodat we nog deze
                  maand kunnen starten met uitbetalen aan gedupeerde ouders. Op een later moment zullen
                  we een uitwerking van de herstelregelingen voor de andere toeslagen naar de Kamer
                  sturen. Met het openstellen van deze regelingen wordt ook aan gedupeerden van andere
                  toeslagen recht gedaan.
               
2. Stoppen met Toeslagen in de huidige vorm
               
De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat het toeslagenstelsel fundamentele problemen
                  kent. De voorschotsystematiek en de vele complexe voorwaarden leiden tot een groot
                  aantal (hoge) terugvorderingen. Het risico op terugvorderingen ligt bovendien volledig
                  bij de aanvrager. Het afgelopen jaar is onderzocht welke alternatieven er zijn om
                  het stelsel van toeslagen ingrijpend te kunnen wijzigen en hoge terugvorderingen tot
                  het verleden te laten behoren. Doorgaan zoals in het verleden kan niet meer. Voor
                  het kabinet is het overduidelijk dat de problemen niet binnen het huidige toeslagenstelsel
                  kunnen worden opgelost en dat we toe moeten naar een nieuw stelsel. Daartoe zijn,
                  mede op verzoek van uw Kamer5, diverse scenario’s uitgewerkt en aan uw Kamer aangeboden. 6
Wat betreft de financiering van de kinderopvang is het kabinet van mening dat op termijn
                  de verantwoordelijkheid voor de financiering niet meer (volledig) bij de ouders moet
                  worden gelegd, waarbij bepaalde complexe voorwaarden (zoals bijvoorbeeld de hoogte
                  van het inkomen, het aantal gebruikte uren kinderopvang, het aantal uren werk en de
                  uurprijs) voor hen komen te vervallen. Alleen zo kunnen we zorgen voor goede kinderopvang,
                  waarmee ouders hun werk en de zorg voor kinderen goed kunnen combineren, zonder de
                  negatieve effecten die het huidige stelsel kent. Het kabinet wil daarom dat zo snel
                  mogelijk wordt gestart met de nadere uitwerking hiervan.
               
Ook voor de andere toeslagen zijn stappen nodig richting een alternatief voor het
                  huidige toeslagenstelsel. Hierbij is het belangrijk om realistisch te zijn: de komende
                  jaren kunnen verdere stappen genomen worden om het aantal mensen dat afhankelijk is
                  van toeslagen te verminderen, maar het duurt waarschijnlijk nog jaren voordat het
                  toeslagenstelsel volledig is vervangen door een ander stelsel. Het rapport van de
                  POK laat zien hoe belangrijk het is om niet alleen te werken aan een stelselherziening
                  die in de toekomst verlichting geeft, maar in de tussentijd al zoveel mogelijk knelpunten
                  aan te pakken.
               
Nog vóór de formatie wordt geïnventariseerd welke verdere verbeteringen op kortere
                  termijn mogelijk zijn binnen het huidige stelsel, als invulling van motie van de leden
                  Lodders en Van Weyenberg7. Uiteraard nemen we de lessen uit de POK over het betrekken van de uitvoering daar
                  nadrukkelijk in mee. Een eerste belangrijke stap is gezet met het proportioneel vaststellen
                  van de kinderopvangtoeslag en de mogelijkheid om terugvorderingen in bijzondere situaties
                  te matigen. In 2020 is dit met de Wet Verbetering Uitvoerbaarheid Toeslagen omgezet
                  in wetgeving.8 Met deze wet en het Verbeterprogramma Kinderopvangtoeslag is al een aantal verbeteringen
                  doorgevoerd met als doel nieuwe schrijnende situaties te voorkomen en het aantal terugvorderingen
                  te verminderen.
               
3. Leren van de praktijk: signalen serieus nemen
               
De overheid moet open staan voor wat er beter kan. Als er fouten worden gemaakt, is
                  het een absolute voorwaarde dat de signalen daarover worden opgepakt en problemen
                  worden opgelost. Mensen mogen uiteindelijk niet de dupe worden van fouten van de overheid.
                  De overheid hoort actief te onderzoeken hoe regelingen in de praktijk werken en toegankelijk
                  te zijn als er vragen of onduidelijkheden zijn.
               
Bij de problemen met de kinderopvangtoeslag heeft de overheid de werking van de regeling
                  in de praktijk onvoldoende in kaart gebracht. We zijn onvoldoende in staat gebleken
                  om te luisteren naar signalen van ouders en uit de praktijk van hulpverleners en de
                  rechtspraak. En we hebben die signalen niet snel en doortastend opgepakt.
               
Signalen over problemen met hoge terugvorderingen en nihilstellingen waren er al vroeg.
                  Denk hierbij aan de waarschuwingen bij Financiën en SZW over disproportioneel hoge
                  terugvorderingen in de jaren 2012–2016, en het rapport «Geen Powerplay maar Fair Play»
                  van de Nationale ombudsman uit 2017. Deze signalen hebben lange tijd niet tot verandering
                  geleid. Zoals de POK in haar rapport opmerkt, hielp het daarbij niet dat de signalen
                  vaak werden gekoppeld aan een concreet geval, zonder dat de gehele omvang van de problematiek
                  in beeld kwam. Voor veel betrokken ambtenaren en politici werd de volle omvang van
                  de problematiek pas duidelijk toen zij vele jaren later met gedupeerde ouders en kinderen
                  spraken.
               
De lessen van de POK zijn allereerst van toepassing op de situatie rond de kinderopvangtoeslag.
                  Het kabinet wil leren van deze lessen zodat we op andere plekken binnen de overheid
                  vergelijkbare problemen kunnen voorkomen. Dergelijke problemen mogen nooit meer gebeuren.
                  We kijken daarom zowel bij belastingdienst en Toeslagen, als gericht binnen de hele
                  overheid of en hoe naar aanleiding van de lessen vanuit de POK maatregelen nodig zijn.
                  We zijn daarbij extra alert om eventueel gemiste signalen alsnog te herkennen.
               
Signalen beter herkennen, erkennen en opvolgen bij de Belastingdienst en Toeslagen
Voor de Belastingdienst en Toeslagen wordt een aantal specifieke maatregelen genomen
                  om te zorgen dat signalen vanuit de praktijk worden herkend, erkend en vertaald in
                  beleid. De samenwerking tussen Toeslagen en de vier ministeries die het beleid van
                  toeslagen maken wordt verder verbeterd. Zo komen problemen in de uitvoering ook bij
                  beleidsmakers op de verschillende ministeries terecht en wordt er gezamenlijk gewerkt
                  aan een oplossing. Daarvoor is het cruciaal dat de vier ministeries en Toeslagen heldere
                  afspraken maken over verantwoordelijkheden, en er duidelijke routes zijn voor hoe
                  signalen vanaf de werkvloer bij de top van Toeslagen, bij de ministeries, en bij de
                  bewindspersonen terecht komen. De afgelopen periode zijn al veel stappen gezet om
                  deze samenwerking te verbeteren, bijvoorbeeld via het Verbetertraject Kinderopvangtoeslag9. Hier gaan we de komende periode mee door.
               
Toeslagen en de Belastingdienst beginnen dit jaar naar voorbeeld van SVB en UWV met
                  het opzetten van een «stand van de uitvoering», waarmee zij ongefilterd en overzichtelijk
                  signalen met het kabinet delen. Het kabinet deelt dit vervolgens met het parlement.
                  Praktijksignalen vanuit de rechterlijke macht, cliëntenraden en sociale advocatuur
                  worden hier ook in meegenomen. Daarnaast richten we burgerpanels in bij Belastingdienst
                  en Toeslagen.
               
Aanvullend op de «stand van de uitvoering» bij de Belastingdienst en Toeslagen zal
                  er ook jaarlijks een overheids- en uitvoeringsbrede «Staat van de Uitvoering» worden
                  opgesteld. De «Staat van de Uitvoering» bundelt inzichten uit afzonderlijke domeinen
                  en wordt vergezeld door een rijksbreed en trendmatig beeld van de uitvoeringspraktijk.
                  De «Staat van de Uitvoering» focust nadrukkelijk op «slepende problematiek» voorbij
                  de waan van de dag.
               
Breder binnen de overheid signalen beter herkennen, erkennen en opvolgen
Voor de gehele rijksoverheid zorgen we dat beleidsmakers, bestuurders en bewindspersonen
                  op de ministeries veel vaker met hun uitvoeringsorganisaties en met de mensen voor
                  wie zij werken in contact komen. Op meerdere plekken binnen de overheid zijn hier
                  al goede initiatieven voor ontwikkeld, zoals de DUO Jongerenadviesraad die de Dienst
                  Uitvoering Onderwijs adviseert over voorlichting en communicatie. Ook verbetert DUO
                  via online enquêtes, de klachtenregeling en eigen onderzoek structureel haar dienstverlening.10 Een ander voorbeeld is «Garage de Bedoeling» van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
                  waarin betrokken medewerkers aan de slag gaan met een vraagstuk waarbij een onbedoeld
                  effect lijkt te zijn ontstaan bij een wet of regeling.11 Deze of vergelijkbare initiatieven verbreedt het kabinet naar andere uitvoerders
                  en de ministeries.
               
We gaan van casusoverleggen een vast onderdeel maken van het werk van beleidsmakers,
                  bestuurders en bewindspersonen. Zo bespreken zij samen met uitvoerders dilemma’s uit
                  de praktijk en op basis van die gesprekken desgewenst het beleid aanpassen. Dit gesprek
                  maakt het mogelijk om explicieter overwegingen van algemeen belang te spiegelen aan
                  een concrete casus, ook al zal het niet altijd kunnen of verstandig zijn om op basis
                  van één casus het algemeen beleid aan te passen. Deze casussen zullen periodiek worden
                  besproken in de opdrachtgever-opdrachtnemer overleggen.
               
Het kabinet gaat daarnaast in gesprek met de Rijksinspecties, waaronder ook de nieuwe
                  Inspectie Belastingdienst, Toeslagen en Douane, met de Nationale ombudsman, de hoogste
                  bestuursrechters, de advocatuur, cliëntenraden en de Raad voor de rechtspraak om te
                  bezien hoe we daarbij aanvullend signalen kunnen krijgen over wet- en regelgeving
                  en de uitvoeringspraktijk, als die ertoe leiden dat mensen in de knel komen.
               
Extra toetsing op de praktische werking bij veranderingen van wet- en regelgeving
Uitvoeringsorganisaties hebben reële randvoorwaarden en uitvoerbare wet- en regelgeving
                  nodig om hun taken goed uit te voeren. Daarom zal het kabinet maatregelen nemen om
                  de uitvoerbaarheid beter te borgen in het beleids- en wetgevingsproces. Dat begint
                  ermee dat we bij nieuw beleid meer samenwerken met uitvoerders, medeoverheden en vertegenwoordigers
                  van de verschillende doelgroepen. We gaan er meer rekening mee houden als zij twijfels
                  hebben over uitvoerbaarheid of hoe het beleid in de praktijk zal uitwerken.
               
Het kabinet wil nieuwe wet- en regelgeving voortaan een jaar na start van de uitvoering
                  toetsen. We doen dat nu al voorafgaand aan invoering als beleid wordt opgesteld (de
                  «uitvoeringstoets») en voegen daar nu een expliciete toets een jaar na start van de
                  uitvoering aan toe (de «invoeringstoets»). Hoofdvragen van die toets worden: werkt
                  dit inderdaad zoals we bedoeld hadden? Kloppen de aannames uit de uitvoeringstoets
                  nog steeds? Wat is de kwaliteit van de uitvoering? En zijn er misschien knelpunten
                  of nieuwe inzichten waar we aan de voorkant niet aan gedacht hadden? Hoe pakt het
                  uit voor de mensen waarvoor de wet bedoeld is?
               
Ook zal in beleidsevaluaties de uitvoerbaarheid van het beleid een prominentere rol
                  gaan spelen. Het kabinet hoopt dat het volgende kabinet deze lijn doorzet en daarbij
                  aan de uitvoerders een – waar mogelijk gezamenlijke – uitvoeringstoets op het regeerakkoord
                  vraagt. Tot slot zal het kabinet in gesprek gaan met het presidium van de Tweede Kamer
                  om te onderzoeken hoe de impact op de uitvoering nog meer kan worden meegenomen bij
                  moties en amendementen.
               
4. Versterken dienstverlening bij alle onderdelen van de overheid
               
De overheid moet toegankelijk zijn. Het kabinet wil dat de dienstverlening eenvoudig
                  is. Dat het makkelijk is om nadere informatie en uitleg te krijgen. En dat het helder
                  is hoe je, indien gewenst, in bezwaar of beroep kunt gaan tegen beslissingen van de
                  overheid. Hier is de uitvoering door Toeslagen ten aanzien van de ouders ernstig tekortgeschoten.
                  Veel gedupeerden zijn gefrustreerd over de manier waarop ze te woord zijn gestaan
                  en hoe ze zijn aangeschreven. Ook als ouders anderen inschakelden, zoals advocaten
                  en journalisten, werden hun problemen niet adequaat opgepakt en hun vragen niet beantwoord.
               
Een opgave voor de gehele rijksoverheid en uitvoering
Met het traject Werk aan Uitvoering (WaU)12 zijn de opgaven die spelen rond de uitvoering in brede zin aan de orde gesteld: versterking
                  van dienstverlening, meer ruimte voor de professionals in de uitvoering, meer en betere
                  samenwerking tussen en binnen overheidsorganisaties, vermindering van complexiteit
                  en stapeling van wet- en regelgeving en soepeler samenspel tussen politiek, beleid
                  en uitvoering. Ook ziet het kabinet de rapportage van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties
                  (TCU) tegemoet, waar de verhoren al veel inspiratie boden voor een versterking van
                  de publieke waarden in de uitvoering van overheidstaken. Daarnaast loopt er een brede
                  evaluatie13 naar de kaders voor de organisaties op afstand. Hierin komen ook de verhoudingen
                  tussen beleid en uitvoering en de verschillende typen organisaties op afstand, waaronder
                  zelfstandige uitvoeringsorganisaties zoals UWV en SVB, terug. Afronding van deze evaluatie
                  is eind 2021 voorzien.
               
In de kabinetsreactie op het traject WaU licht het kabinet in hoofdlijnen toe hoe
                  het met de opgaven in de uitvoering in brede zin aan de slag wil gaan. Deze kabinetsreactie
                  zal naar verwachting vóór de verkiezingen voor de Tweede Kamer naar uw Kamer worden
                  gestuurd.
               
Vooruitlopend op de kabinetsreactie Werk aan Uitvoering en het nog te verschijnen
                  rapport van de TCU neemt het kabinet naar aanleiding van het rapport van de POK alvast
                  maatregelen die zien op de Belastingdienst en Toeslagen en deels ook zien op alle
                  onderdelen van de overheid. De maatregelen zijn in lijn met de lessen uit het traject
                  WaU. De maatregelen worden de komende periode nader uitgewerkt samen met de uitvoerders,
                  medeoverheden en vertegenwoordigers van de verschillende doelgroepen. Nadat de verschillende
                  maatregelen zijn uitgewerkt en van uitvoeringstoetsen zijn voorzien, wordt een nadere
                  planning voor de implementatie gemaakt. Het is duidelijk dat dit een forse investering
                  vergt, zowel bij de ministeries, als bij uitvoeringsorganisaties. En dat het tijd
                  kost om dit goed te doen.
               
Toegankelijke dienstverlening: contact met iemand van vlees en bloed
Het contact met de overheid is de afgelopen jaren in toenemende mate gedigitaliseerd.
                  Juist door die digitale processen gaat veel goed in de uitvoering. Maar als mensen
                  daarin vastlopen of in de knel komen, moet er een medewerker zijn met kennis van zaken
                  die hen te woord staat en verder helpt. Voor laagdrempelige ondersteuning aan mensen
                  is het van belang dat organisaties goed bereikbaar zijn. Mensen kunnen altijd bellen
                  en worden dan met tijd en aandacht verder geholpen.
               
In de praktijk betekent dit dat we loketten hebben waar mensen langs kunnen komen
                  met vragen en waar medewerkers hen te woord kunnen staan. Dat betekent ook dat we
                  onze medewerkers de tijd geven om mensen passende aandacht en ondersteuning te bieden.
               
Ook de Belastingdienst en Toeslagen worden makkelijker bereikbaar, via de telefoon
                  en op locatie. De Belastingdienst en Toeslagen breiden in 2021 het aantal locaties
                  uit waar mensen langs kunnen komen voor hulp. Hiermee bouwt het kabinet voort op de
                  maatregelen uit de Kamerbrief «Verbeteringen Belastingdienst»14, waarin het kabinet heeft aangekondigd via onder andere de Stellateams15 te investeren in het leveren van maatwerk aan burgers en bedrijven die minder zelfredzaam
                  zijn. Er is ook een Stellateam voor Toeslagen dat kan begeleiden bij problemen die
                  te complex zijn om alleen binnen Toeslagen en de Belastingdienst op te lossen. Waar
                  nodig blijft deze persoonlijke begeleiding, met een vast contactpersoon van Toeslagen,
                  ook voor langere tijd beschikbaar voor die burger, zodat toekomstige problemen kunnen
                  worden voorkomen.
               
Passende dienstverlening: er is geen verkeerde deur
Voor mensen is het niet altijd makkelijk te doorgronden bij welke overheidsorganisatie
                  een vraag kan beantwoord worden. We laten ons inspireren door het principe «er is
                  geen verkeerde deur». Als mensen aankloppen bij een loket van een uitvoeringsorganisatie
                  of gemeente waar ze niet geholpen kunnen worden, mag dat er niet toe leiden dat ze
                  aan hun lot worden overgelaten. Als iemand bijvoorbeeld de Belastingdienst of UWV
                  belt met vragen over een AOW-uitkering, is het van belang dat medewerkers van deze
                  diensten deze persoon goed op weg helpen. Idealiter volgt de verwijzende organisatie
                  de persoon in kwestie totdat de juiste organisatie deze persoon verder helpt. Betere
                  samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties is nodig om te voorkomen dat mensen tussen
                  wal en schip vallen of van het kastje naar de muur worden gestuurd.
               
Het eerste kwartaal van 2021 brengt het kabinet vanuit het traject WaU in kaart hoe
                  aan bovenstaande uitgangspunten het beste recht kan worden gedaan. We gaan hierbij
                  uit van bestaande en bekende digitale en fysieke loketten. We besteden aandacht aan
                  het slimmer en breder inrichten van de loketfunctie en het beter kunnen en mogen delen
                  van informatie tussen verschillende overheden en uitvoeringsorganisaties. Om deze
                  manier van werken mogelijk te maken is ook nodig dat het kabinet blijft werken aan
                  belangrijke randvoorwaarden voor het versterken van de overheidsbrede dienstverlening,
                  zoals de Generieke Digitale Infrastructuur.
               
Als mensen niet weten waar ze moeten zijn om een onjuist gegeven in een overheidsregistratie
                  te laten herstellen, kunnen ze sinds 1 januari 2021 terecht bij het meldpunt fouten
                  in overheidsregistraties (MFO).16 Dit meldpunt brengt mensen en overheidsorganisaties met elkaar in contact om samen
                  naar een oplossing te zoeken. De ervaringen van dit meldpunt gebruiken we om andere
                  overheidsdiensten te leren om signalen van mensen beter op te pakken en op te volgen.
               
Verbeteren samenwerking tussen uitvoerders bij ingewikkelde situaties
Ten slotte zijn er mensen die met meerdere overheidsorganisaties te maken hebben en/of
                  waarvan de casus complex is. Onze medewerkers in de uitvoering moeten alert zijn op
                  signalen als dit het geval is en extra hulp nodig is. Zodra zij dit signaleren zorgen
                  we dat iemand passend wordt geholpen in de maatwerkplaats van de relevante uitvoeringsorganisatie
                  of indien noodzakelijk met meerdere uitvoeringsorganisaties. Deze mensen worden vanaf
                  de signalering actief ondersteund en begeleid en voor de situatie wordt actief een
                  oplossing gezocht.
               
Soms lopen de uitvoeringsorganisaties en gemeentelijke uitvoerders vast bij het kunnen
                  realiseren van passende ondersteuning voor mensen. Het betreft dan veelal een unieke
                  samenloop van factoren. Om ook in deze multiprobleemsituaties tot oplossingen te kunnen
                  komen, sluiten we alle uitvoeringsorganisaties aan bij het Landelijk Maatwerkloket
                  Multiproblematiek. Dit loket stellen we ook open voor alle gemeenten. Via dit loket,
                  dat fungeert als landelijk hulploket, kunnen instrumenten als de Overbruggingsprocedure
                  of het Landelijk Escalatie Team (LET) worden ingezet.17 We zullen in verbinding met gemeenten, landelijke uitvoeringsorganisaties en het
                  Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek een ingang bij de ministeries creëren voor
                  vragen vanuit het sociaal domein.
               
Daarnaast wordt het experimentele Landelijk Maatwerkregister nu breed opengesteld
                  voor alle gemeenten en landelijke uitvoerders, zodat maatwerkprofessionals snel contact
                  krijgen met de partijen die nodig zijn voor een oplossing in geval van multiproblematiek.
                  Uit de kleinschalige proef in het afgelopen jaar blijkt dat bij een brede openstelling
                  fors extra capaciteit nodig is.
               
De Nationale ombudsman
Er blijft altijd het risico dat goedwillende mensen als gevolg van een samenloop van
                  omstandigheden en ondanks bovenstaande initiatieven toch klem komen te zitten. De
                  Nationale ombudsman is dan de aangewezen plek waar mensen terecht kunnen. In principe
                  worden klachten eerst behandeld bij de betreffende uitvoeringsinstantie, voordat de
                  ombudsman een klacht in behandeling neemt. Maar als mensen in schrijnende situaties
                  zich bij de ombudsman melden, kan hij ook direct in actie komen. Naar aanleiding van
                  de problemen met de kinderopvangtoeslag ziet de Nationale ombudsman ruimte om dit
                  vaker te doen. Het kabinet is daar verheugd over, omdat dit een «veiligheidsslot»
                  vormt voor mensen in zeer schrijnende situaties.
               
5. Wet- en regelgeving en de menselijke maat
               
Beter beleid, betere wetgeving
Het rapport van de POK laat zien dat het bestaande bestuursrecht een te strikte toepassing
                  van de regels niet heeft kunnen verhinderen. Duidelijk is dat maatwerk en de menselijke
                  maat in het bestuursrecht moeten worden versterkt. Dit begint met de kwaliteit van
                  de sectorale wetgeving, die immers primair de basis moet verschaffen om dat maatwerk
                  daadwerkelijk te kunnen leveren. Het fundament hiervoor moet breed worden vormgegeven
                  zodat hierop in sectorale wetgeving kan worden teruggegrepen. Dit betekent dat de
                  algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheidsbeginsel,
                  een betere doorwerking moeten krijgen in beleid en wetgeving, zodat wetgeving in de
                  toepassing rechtvaardig uitpakt. Daarom zet het kabinet stappen voor een nadere regeling
                  van de verhouding tussen het evenredigheidsbeginsel en sectorale wetten, door wijziging
                  van de Awb of van sectorale wetgeving of een combinatie daarvan. Dit komt aan het
                  slot van deze paragraaf nader aan de orde.
               
Het is belangrijk om bij de voorbereiding van nieuw beleid en regelgeving steeds goed
                  te kijken naar de werking van regelgeving in de praktijk, juist ook voor burgers.
                  Om weloverwogen een besluit te nemen moeten alle te verwachten effecten en doenbaarheid
                  goed worden onderzocht en in beeld gebracht. Daartoe zal het kabinet beter gebruik
                  maken van het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) waarin alle
                  kwaliteitseisen voor beleid en wetgeving zijn opgenomen.18 Bovendien zal de rijksbrede wetgevingstoetsing door het Ministerie van Justitie en
                  Veiligheid, naar voorbeeld van de financiële toetsing door de Inspectie Rijksfinanciën,
                  worden versterkt om beter toezicht te houden op de vraag of het beleid en de wettelijke
                  regels uitvoerbaar en doenbaar zijn voor burgers en voor uitvoeringsorganisaties.
                  Is duidelijk wat de wetgever van hen verwacht? Is dit in de praktijk wel realistisch?
                  Zitten er niet onbedoeld discriminerende elementen in de nieuwe wetgeving? 19 Zijn er voldoende waarborgen om ongeoorloofd gebruik van gegevens te voorkomen? In
                  elk voorstel moet herkenbaar zijn vermeld welke alternatieven vanuit het burgerperspectief
                  zijn onderzocht en welke effecten deze alternatieven zouden hebben. Hierbij moeten
                  de uitvoeringstoetsen van uitvoeringsorganisaties en vooral hun kennis en ervaring
                  goed worden benut. Iedereen die de wet moet toepassen of naleven, moet dus steeds
                  in een vroegtijdig stadium bij het voorbereiden van nieuw beleid en nieuwe wetgeving
                  worden betrokken. Hetzelfde geldt voor burgers en bedrijven die met nieuw beleid en
                  wetgeving te maken krijgen.
               
Daarnaast is de inzet van het kabinet om strikt gebonden bevoegdheden in sectorale
                  wetten waar nodig te vervangen door bevoegdheden met beoordelingsruimte of hardheidsclausules.20 Het opnemen van dergelijke «veiligheidsventielen» sluit aan bij de kabinetsreactie
                  op het rapport «Regels en ruimte» van 16 januari 202021 waarin onder meer is uiteengezet dat bij de uitvoering van wet- en regelgeving niet
                  het adagium «regel is regel» moet worden gehanteerd, maar dat de algemene beginselen
                  van bestuur leidend moeten zijn, waarbij de bedoeling van de wetgever richting geeft
                  aan de toepassing ervan.
               
Concrete verbeteringen in de wetgeving van Financiën en SZW
Wat betreft de sectorale wetgeving op het terrein van de Belastingdienst en Toeslagen
                  en ook de socialezekerheidswetgeving in bredere zin, lopen inmiddels diverse initiatieven
                  om maatwerk beter mogelijk te maken en de menselijke maat in deze wetgeving terug
                  te brengen. Het kabinet licht deze initiatieven hieronder graag toe.
               
De maatregelen die de Belastingdienst als schuldeiser kan inzetten, kunnen in individuele
                  gevallen onredelijk streng uitpakken. De eerdere aanpak rondom opzet en grove schuld
                  (O/GS) leidde er bovendien toe dat bij de invordering van schulden bij Toeslagen mensen
                  onterecht als fraudeur werden bestempeld. Deze aanpak is inmiddels afgeschaft.22 Iedereen met een toeslagschuld heeft onder het nieuwe beleid in beginsel het recht
                  op een persoonlijke betalingsregeling op basis van betalingscapaciteit van twee jaar,
                  waarna de restschuld niet meer wordt geïnd.
               
Samen met de specifieke aanpak voor Toeslagen houden we ook de invorderingsstrategie
                     van Belastingdienst tegen het licht, in het bijzonder voor mensen die langdurig te
                     maken hebben met hoge schulden. We kijken daarbij zowel naar regelgeving als naar
                     verbeteringen in de uitvoering.
                  
De Invorderingswet gaan we herijken om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is
                     om rekening te houden met omstandigheden van mensen. We zullen in ieder geval kijken
                     naar de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een betalingsregeling en willen
                     een hardheidsclause toevoegen. We maken een gestructureerde inventarisatie van gevallen
                     waarin de invorderingsmaatregelen van de Belastingdienst onredelijk streng uitpakken.
                  
In de uitvoering nemen we vooruitlopend op de heroverweging van de regelgeving reeds
                  maatregelen om mensen die knel dreigen te komen beter ter helpen. De Belastingdienst
                  heeft het afgelopen jaar een visie schulden ontwikkeld. Op basis van deze visie zal
                  dit jaar een plan van aanpak inclusief een communicatiestrategie opgesteld worden,
                  waarover ik uw Kamer te zijner tijd informeer. Eerder is aan uw Kamer al gemeld dat
                  de Belastingdienst bij haar invorderingsstrategie anders om zal gaan met mensen die
                  niet kunnen betalen.23 Wanneer goedwillende burgers een betalingsachterstand oplopen, krijgen zij een betalingsregeling
                  om te voorkomen dat schulden onnodig oplopen. Daarnaast gaat de Belastingdienst in
                  2021 burgers beter en actiever informeren over het incassoproces en de mogelijkheden
                  voor het vragen van uitstel van betaling en het treffen van een betalingsregeling.
                  Dat doet de Belastingdienst bijvoorbeeld door het verbeteren van de informatie op
                  de website. Op het Kennisnetwerk voor maatschappelijke partners voegt de Belastingdienst
                  relevante informatie over de incassoprocessen voor de doelgroep toe, zodat die maatschappelijke
                  partners mensen nog beter kunnen helpen. Ook doet de Belastingdienst mee aan de publiekscampagne
                  «Kom uit je schuld» van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. En de
                  Belastingdienst participeert in het «collectief schuldregelen», dat een initiatief
                  is van (onder andere) SchuldenlabNL.
               
Het kabinet gaat breder op zoek naar regelgeving die in de praktijk te hard uitpakt.
                  We gaan actief inventariseren bij de uitvoering, belangenorganisaties en de Nationale
                  ombudsman welke mogelijke hardheden er in wet- en regelgeving bestaan die mensen in
                  de knel kunnen brengen met betrekking tot frauderegelgeving en invordering. Het kabinet
                  kijkt daarbij in ieder geval naar de invorderingsplicht op het terrein van bijstand,
                  de terugvorderingstermijn in de sociale zekerheid en de wanbetalersregeling zorgpremie.
               
Op het terrein van de sociale zekerheidswetgeving heeft de Staatssecretaris van Sociale
                  Zaken en Werkgelegenheid in november 2020 aangekondigd te onderzoeken op welke wijze
                  het fraudebegrip in deze wetgeving verankerd kan worden24. De uitkomsten moeten breder getrokken worden, en in ieder geval voor de Belastingdienst
                  en Toeslagen. Dit zorgt voor eenduidigheid in het systeem. Een dergelijke definitie
                  geeft een helder signaal van wat wij als «fraude» zien en wat niet. Een (kleine) fout
                  mag nooit leiden tot het stempel fraudeur. Tegelijkertijd staat het kabinet voor een
                  gepaste reactie als burgers willens en wetens de regels overtreden. We vinden het
                  van belang dat we streng zijn waar nodig en zacht waar het kan. De menselijke maat
                  moet daarbij centraal staan. In de brief aan uw Kamer van 14 september jl. is de uitwerking
                  van dit principe voor de Belastingdienst en in het verlengde voor Toeslagen toegelicht.25
Ook kijkt het kabinet samen met uitvoerders, hoe we op de genoemde terreinen naar
                  een toekomstbestendig handhavingsinstrumentarium kunnen komen, waar voldoende ruimte
                  is om maatwerk te leveren. Ministeries en uitvoerders zullen nagaan waar nu nog sprake
                  is van ongewenste financiële prikkels in relatie tot handhaving.
               
Het kabinet werkt voorts aan een wetsvoorstel multiprobleemsituaties met extra bevoegdheden
                  die het voor lokale en landelijke professionals makkelijker maken om maatwerk te kunnen
                  leveren als de situatie daarom vraagt. Daarmee krijgen uitvoeringsorganisaties en
                  gemeenten een expliciete legitimatie om in urgente vastgelopen multiprobleemsituaties
                  af te kunnen wijken van de standaard route als daartoe noodzaak is. Ook bevat dit
                  wetsvoorstel een bepaling waarmee gemeenten meer slagkracht krijgen om betrokken partijen
                  om tafel te krijgen om een oplossing te kunnen realiseren en om informatie te kunnen
                  uitwisselen.26
De voorgenomen Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein zal er aan bijdragen
                  dat gemeenten in samenwerking met andere partijen, waaronder uitvoeringsorganisaties,
                  beter in staat zijn hun burgers passende ondersteuning te bieden bij het behouden
                  en vergroten van zelfredzaamheid en participatie. Het wetsvoorstel regelt hiertoe
                  een wettelijke taak voor gemeenten voor een gecoördineerde aanpak van meervoudige
                  problematiek op het sociaal domein en andere domeinen zoals schulden, wonen, zorg
                  en onderwijs, en de hiervoor noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen partijen.27
De maatregelen in paragraaf 4 en 5 leveren dilemma’s op. Het kabinet zet er samen
                  met medeoverheden, uitvoeringsorganisaties en ministeries op in, om die dilemma’s
                  steeds transparant te maken. Er blijven situaties waarin burgers meer van de overheid
                  verwachten dan deze kan bieden, bijvoorbeeld vanwege de grenzen die er altijd in inkomensondersteuning
                  zullen zijn om de gerichtheid ervan te bewaken. Uitgangspunt is steeds dat die dilemma’s
                  politiek expliciet zijn gewogen en dat mensen die weging kunnen opvragen en volgen.
               
Het algemene bestuursrecht
Tegelijkertijd is het van belang te kijken naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb),
                  als centrale wet waarin de rechtsbetrekking tussen burger en overheid wordt genormeerd
                  en de rechtsbescherming van burgers tegen beslissingen van de overheid is geregeld.
                  Alle inspanningen moeten erop zijn gericht om in een vroeg stadium conflicten op te
                  lossen, misverstanden uit de weg te ruimen en het gesprek aan te gaan, zodat mensen
                  niet nodeloos in de fase van bezwaar of beroep belanden. Komt het toch tot een formeel
                  bezwaar, dan moet de bezwaarprocedure de functie vervullen die de Awb altijd al heeft
                  bedoeld: een laagdrempelige, niet gejuridiseerde, kosteloze voorziening voor de burger
                  waarbij de overheid nog eens goed kijkt of het genomen besluit terecht is (integrale
                  heroverweging). In die fase, maar ook als het geschil desondanks toch bij de rechter
                  belandt, spant de overheid zich er steeds voor in om er met de betrokkene uit te komen
                  via laagdrempelige vormen van geschilbeslechting, bijvoorbeeld via mediation. De Awb
                  zal meer mogelijkheden én verplichtingen bevatten voor bestuursorganen om bij beslissingen
                  die burgers rechtstreeks in hun belang treffen, maatwerk te leveren. De algemene beginselen
                  van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheidsbeginsel, zijn daarbij steeds
                  leidend. Bij de uitvoering van wet- en regelgeving kunnen dan onbedoelde gevolgen
                  worden vermeden. De bedoeling is dat meer maatwerk wordt bevorderd én fouten van burgers
                  niet direct worden uitgelegd als fraude.
               
Naar een bestuursrecht waarin de menselijke maat centraal staat
Het POK-rapport maakt duidelijk dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
                  een betere doorwerking moeten krijgen in beleid en wetgeving, zodat wetgeving in de
                  toepassing rechtvaardig uitpakt. Zoals vermeld, zet het kabinet stappen voor een nadere
                  regeling van de verhouding tussen het evenredigheidsbeginsel en sectorale wetten.
                  Ook het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel zijn van belang. Wetgeving
                  moet voorspelbaar en eenduidig zijn voor burgers, bedrijven en bestuursorganen, zodat
                  zij weten waar ze aan toe zijn (rechtszekerheid) en iedereen moet in beginsel aan
                  wetgeving dezelfde rechten kunnen ontlenen (rechtsgelijkheid). Het creëren van «veiligheidsventielen»
                  in wetgeving (in de vorm van beoordelingsruimte, hardheidsclausules of anderszins)
                  moet daarom steeds worden bezien in de context van hetgeen de desbetreffende wet beoogt
                  te normeren. Zo staat bijvoorbeeld in wetgeving over de hoogte van verkeersboetes
                  de hoogte van de boete vast, maar moet er wel ruimte zijn op het gebied van betalingsregelingen
                  en een redelijke invordering. Maar in die gevallen waarin de wetgeving evident onredelijk
                  hard uitpakt, moeten instanties de ruimte krijgen om in het voordeel van de burger
                  te beslissen.
               
6. Discriminatie en het gebruik van nationaliteit
               
Het kabinet wil hier nogmaals volstrekt helder zijn: discriminatie kan en mag niet.
                  De overheid heeft daarbij een belangrijke voorbeeldrol. Een eerlijke en onbevooroordeelde
                  behandeling staat aan de basis van het vertrouwen in de overheid. Het kabinet realiseert
                  zich ten volle dat dit vertrouwen diep beschadigd is bij ouders die te maken hebben
                  gehad met discriminatoire bejegening. Helaas moeten we constateren dat dit bij de
                  fraudeaanpak bij Toeslagen aan de orde was. Ouders met een niet-Nederlandse nationaliteit
                  en ouders met een dubbele nationaliteit hadden alleen al op basis daarvan meer kans
                  om door de Belastingdienst gecontroleerd te worden. Het kabinet betreurt dit ten zeerste
                  en wil ervoor zorgen dat dit nooit meer kan gebeuren. Er is bij de fraudeaanpak specifiek
                  op nationaliteit gezocht. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft aangegeven dat
                  zij voornemens is een sanctie op te leggen op basis van deze overtredingen.
               
Los hiervan hebben ouders meermaals aangegeven dat zij hebben ervaren dat zij anders
                  behandeld zijn dan anderen, omdat zij bijvoorbeeld een dubbele nationaliteit hebben.
                  Ook zijn ouders geconfronteerd met discriminerend of ongepast taalgebruik. Signalen
                  van dit soort discriminerend en/of ongepast taalgebruik en uitingen worden onderzocht
                  en passend opgevolgd. Medewerkers van de Belastingdienst en Toeslagen moeten weten
                  dat dit soort taalgebruik niet acceptabel is. Zij moeten zich ervan bewust zijn welke
                  schade wordt aangericht bij ouders en hoe kwetsend dit is.
               
Voorkomen van discriminatie
De afgelopen periode hebben Toeslagen en de Belastingdienst stappen gezet om herhaling
                  te voorkomen. Zo zijn alle gegevens over dubbele nationaliteit die nog in de systemen
                  van Toeslagen stonden verwijderd. Ook is het kenmerk nationaliteit verwijderd uit
                  het risicosysteem van Toeslagen. Het opvragen van nationaliteit bij onderzoeken naar
                  georganiseerd misbruik en oneigenlijk gebruik van toeslagen is dan ook niet meer mogelijk.
                  Zoals in de brief van 13 oktober28 aan uw Kamer is gemeld, rondt de Belastingdienst het in kaart brengen van het gebruik
                  van nationaliteit en in de systemen van de Belastingdienst uiterlijk 31 maart 2021
                  af.
               
Het voorkomen van discriminatie en ongeoorloofd gebruik van gegevens zoals nationaliteit,
                  is niet alleen een kwestie van data verwijderen. Ook kan daaraan bijdragen dat bij
                  de invoeringstoets een jaar na start van de uitvoering (zoals eerder in deze brief
                  aangekondigd) net als bij de uitvoeringstoets voorafgaand aan inwerkingtreding van
                  beleid aandacht zal worden besteed aan mogelijk (indirect) discriminerende aspecten.
                  Misschien wel belangrijker is dat medewerkers zich voldoende bewust zijn van de regels
                  over het gebruik van gevoelige persoonsgegevens zoals nationaliteit. En dat discriminatoire
                  of denigrerende uitlatingen op de werkvloer niet worden getolereerd. Aan dit onderwerp
                  zal in het kader van de cultuurprogramma’s bij de Belastingdienst en Toeslagen bijzondere
                  aandacht worden besteed. We trainen de medewerkers bij de Belastingdienst en Toeslagen
                  om verantwoord met persoonsgegevens om te gaan. Zo maken de Belastingdienst en Toeslagen
                  in dialoogsessies in de hele organisatie concreet wat rechtsstatelijk handelen in
                  de dagelijkse werkpraktijk binnen alle lagen van de organisatie betekent.
               
Maatregelen bij signalen van discriminatie
Bij de vierde Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag is uw Kamer geïnformeerd over
                  de wijze waarop de hersteloperatie van Toeslagen (vermoedens van) discriminatie adresseert.
                  Als Toeslagen in de behandeling van dossiers ziet dat discriminatie een rol heeft
                  gespeeld bij de terugvordering van toeslagen, hebben gedupeerde ouders recht op de
                  compensatieregeling. Daarnaast heeft Toeslagen afspraken gemaakt met het College voor
                  de Rechten van de Mens. Het College is een onafhankelijke organisatie die de mensenrechten
                  in Nederland beschermt en oordelen geeft over discriminatiezaken. Als ouders het vermoeden
                  hebben dat er sprake is geweest van discriminatie kunnen zij het College vragen om
                  een oordeel in hun zaak. Het College oordeelt vervolgens of er sprake is geweest van
                  discriminatie. Toeslagen neemt dit oordeel altijd over. Voor alle ouders die zich
                  melden bij de organisatie herstel Toeslagen (UHT) kijken wij ook zelf in het dossier
                  van een ouder of we kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van discriminatie.
                  Uiteraard stellen we de ouder daar dan van op de hoogte. Ook dan krijgen gedupeerde
                  ouders de compensatieregeling.
               
Ook buiten de Belastingdienst en Toeslagen blijft het kabinet alert op signalen over
                  oneigenlijk gebruik van nationaliteit of discriminatie op enige grond, bijvoorbeeld
                  etniciteit of godsdienst. Signalen van onjuist gebruik van gegevens zoals nationaliteit
                  of discriminatie kunnen worden gemeld bij de organisatie door wie iemand zich gediscrimineerd
                  voelt; daarnaast kan ook een melding worden gedaan bij het College voor de Rechten
                  van de Mens. Deze signalen moeten altijd grondig worden onderzocht en passend worden
                  opgevolgd. Met het College voor de Rechten van de Mens gaan we overleggen hoe cliënten
                  van andere grote uitvoeringsorganisaties (zoals UWV, SVB en DUO) met klachten over
                  discriminatie kunnen worden doorverwezen naar het College, als de uitvoeringsinstantie
                  zelf niet kan vaststellen dat er sprake is van discriminatie.
               
Bij doorverwijzing van een klacht over discriminatie naar het College voor de Rechten
                  van de Mens wijst de uitvoeringsdienst degene die het betreft op de mogelijkheid van
                  ondersteuning door een meldpunt antidiscriminatie dat in elke gemeente onafhankelijke
                  bijstand verleent aan personen bij de afwikkeling van hun discriminatieklacht.29 Het gaat daarbij om juridische en emotionele ondersteuning bij het indienen van een
                  klacht over discriminatie en bij een eventuele zitting bij het College. Een en ander
                  zal leiden tot een aanzienlijke uitbreiding van de werkzaamheden van de meldpunten
                  antidiscriminatie en vereist aanpassing van de regelgeving voor de meldpunten.
               
Maatregelen om vooroordelen te herkennen
Het kabinet gaat ook inzetten op actieve aanpak van «onbedoelde» discriminatie in
                  de uitvoeringsorganisaties. Een voorbeeld is het programma van de politie gericht
                  op de basisteams. Overigens laat dit onverlet dat goed leiderschap op dit punt een
                  eerste vereiste is. Ook hier zal de inzet op actieve voorbeeldfunctie verhoogd worden
                  in het veld en bij de uitvoeringsorganisaties. Belangrijk is dat zo’n aanpak vooral
                  moet uitgaan van wat effectief is op de werkvloer.
               
Discriminatie kan verder worden verminderd door medewerkers van uitvoeringsdiensten
                  meer inzicht te bieden in vooroordelen die, vaak onbewust, een rol spelen bij de uitvoering
                  van hun werk. Het College voor de Rechten van de Mens biedt trainingen waarbij medewerkers
                  van bedrijven en (overheids-)organisaties wordt geleerd hun eigen vooroordelen te
                  herkennen, zodat wordt voorkomen dat deze effect hebben op hun dagelijks handelen.
                  Met het College voor de Rechten van de Mens zullen afspraken worden gemaakt over de
                  mogelijkheid om trainingen te geven aan medewerkers van de Belastingdienst en Toeslagen,
                  en daarna ook aan medewerkers van andere grote uitvoeringsinstanties, zoals het UWV,
                  de SVB en DUO. Om in deze en bovengenoemde taken te voorzien zal de ondersteunende
                  capaciteit van het College voor de Rechten van de Mens worden versterkt.
               
Daarnaast hebben overheidsinstellingen de mogelijkheid om over (wijziging) van beleidsregels
                  het College voor de Rechten van de Mens te vragen of met dat beleid onderscheid is
                  of wordt gemaakt, een zogenaamd onderzoek omtrent eigen handelen. Ook kan het College
                  uit eigen beweging onderzoeken of zodanig onderscheid is of wordt gemaakt. Het kabinet
                  zal met het College bezien of en hoe het gebruik van deze instrumenten kan worden
                  bevorderd.
               
Om discriminatie, ook door overheidshandelen, terug te dringen zijn onder meer een
                  gecoördineerde aanpak en onderzoek van belang. In een brief van 9 december 2020 (Kamerstuk
                  30 950, nr. 216) heeft de Minister van BZK aangekondigd een verkenning uit te laten voeren naar een
                  Nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme. Na deze verkenning zal de Staatscommissie
                  Discriminatie en Racisme worden ingesteld.
               
Het Ministerie van SZW is aan de slag om samen met UWV en SVB een inventarisatie te
                  maken over de wijze waarop binnen de sociale zekerheid gebruik wordt gemaakt van nationaliteit
                  in wetten, regelingen, procedures en risicomodellen. Hierbij gaan we ook kijken naar
                  uitvoeringspraktijk en cultuur. Het kabinet zal deze inventarisatie Rijksbreed oppakken
                  voor alle ministeries en uitvoeringsorganisaties.
               
7. Informatievoorziening aan parlement en samenleving: openheid is de standaard
               
Het kabinet kiest radicaal voor ruime informatievoorziening aan de Kamer. De POK is
                  zeer kritisch op de informatievoorziening vanuit ministeries aan hen. Daarnaast loopt
                  er al langer discussie over de verstrekking van informatie door het kabinet aan de
                  Kamer, mede in het kader van artikel 68 Grondwet. Dat is niet goed voor het functioneren
                  van de politiek, aangezien artikel 68 Grondwet de hoeksteen van de democratie genoemd
                  mag worden. Het kabinet trekt zich deze kritiek zeer aan.
               
Stukken kinderopvangtoeslag openbaar
Als een eerste stap om de daad bij het woord te voegen, richt het kabinet een online
                  informatiepunt in waarop stukken die gerelateerd zijn aan de gebeurtenissen rondom
                  de kinderopvangtoeslag worden gepubliceerd: http://informatiepuntkinderopvangtoeslag.rijksoverheid.nl. Vanaf 15 januari 2021 staan op deze website de stukken die door het kabinet aan
                  de POK zijn geleverd, waarbij alle informatie die enig verband houdt met de gebeurtenissen
                  rondom de kinderopvangtoeslag ongelakt en leesbaar is in te zien, op enkele vertrouwelijk
                  verstrekte stukken na.30Gelet op het uitzonderlijke karakter van de gebeurtenissen rondom de kinderopvangtoeslag
                  en de ernst van deze zaak worden bij wijze van uitzondering ook de adviezen van de
                  Landsadvocaat die ter inzage zijn verstrekt aan de POK openbaar gemaakt. De komende
                  tijd zullen veel meer stukken over de kinderopvangtoeslag worden gepubliceerd op deze
                  internetpagina. Dit zijn in ieder geval de stukken die onderdeel uitmaken van reeds
                  gepubliceerde besluiten op Wob-verzoeken die raken aan de gebeurtenissen rondom de
                  kinderopvangtoeslag. Ook stukken die – naar aanleiding van verzoeken of op andere
                  wijze – zijn of nog worden gedeeld met uw Kamer zullen op deze site worden opgenomen.
                  Zo wordt informatie toegankelijk voor uw Kamer en iedereen die meer over de problemen
                  met de Kinderopvangtoeslag wil weten. In de vierde Voortgangsrapportage is uw Kamer
                  tevens geïnformeerd dat de problemen bij toeslagen op de hotspotlijst van het Ministerie
                  van Financiën zijn geplaatst. Plaatsing op de hotspotlijst draagt eraan bij dat relevante
                  stukken en informatie over de kinderopvangtoeslag goed worden gearchiveerd. Uw Kamer
                  wordt hierover bij de vijfde voortgangsrapportage nader geïnformeerd.
               
Openbaarmaking onderliggende stukken
Het verbeteren van de informatievoorziening beperkt zich vanzelfsprekend niet tot
                  de kinderopvangtoeslag. We zullen bij elk stuk (wetsvoorstel, brief of nota) dat aan
                  het parlement wordt gestuurd, de onderliggende departementale nota’s die de bewindspersonen
                  hebben gebruikt voor de besluitvorming actief openbaar maken op rijksoverheid.nl en
                  op termijn via PLOOI31. Omdat dit het nodige vraagt van de organisatie van de departementen willen we met
                  de toepassing van deze lijn op deze stukken een start maken vanaf 1 juli a.s. We zullen
                  dit zo ruimhartig mogelijk doen en zo snel mogelijk verhelderen tot welke stukken
                  dit zich precies uitstrekt. Daarmee hoopt het kabinet inzage te geven in de totstandkoming
                  van haar beleid en veel van de vragen achteraf te voorkomen. Daarnaast willen we met
                  de Kamers graag invulling geven aan een praktijk waarin veel vaker dan nu technische
                  briefings, of tijdens commissievergaderingen technische toelichtingen door ambtenaren
                  verzorgd worden.32
Als de Kamer of een Kamerlid om informatie vraagt kan die alleen geweigerd worden
                  vanwege het belang van de Staat (zoals opgenomen in artikel 68). Dat geldt ook voor
                  specifieke documenten die een Kamerlid vraagt. De afgelopen jaren is volgens de POK
                  een praktijk ontstaan waarin de grond persoonlijke beleidsopvattingen uit de Wet openbaarheid
                  van bestuur (verder: Wob), die een rol speelt bij de invulling van het belang van
                  de staat, is opgerekt om te lakken in informatie aan het parlement. Op zichzelf is
                  het niet, of zo nodig vertrouwelijk, verstrekken van persoonlijke beleidsopvattingen
                  in stukken voor intern beraad onder artikel 68 van de Grondwet een geaccepteerde praktijk.33 Het stelsel van de ministeriële verantwoordelijkheid houdt immers in dat de Minister
                  verantwoordelijk is voor het handelen van de ambtenaren die hij of zij in dienst heeft
                  en alleen de Minister in het openbaar en politiek verantwoording aflegt over de door
                  hem of haar gemaakte keuzes. Het kabinet wil niettemin meer openheid bieden over de
                  afwegingen die ten grondslag liggen aan het beleid. Daarom wil het kabinet transparanter
                  zijn bij het openbaar maken van stukken die zijn opgesteld voor intern beraad. Het
                  kabinet wil de grond «persoonlijke beleidsopvattingen» niet langer hanteren als invulling
                  van de weigeringsgrond «belang van de staat» uit artikel 68 Grondwet. De andere gronden
                  die vallen onder het belang van de staat zullen, indien aan de orde, gehanteerd blijven.34
Deze nieuwe lijn geldt zowel voor documenten die op verzoek van de Kamer worden verstrekt
                  als voor documenten die het kabinet op eigen initiatief openbaar maakt. Indien een
                  bewindspersoon voornemens is een stuk te weigeren met een beroep op het belang van
                  de staat, zal de centrale juridische directie van het departement een zelfstandig
                  oordeel over dit voornemen uitbrengen aan de Minister. Dit vraagt versterking van
                  de juridische functie binnen de departementen.
               
Besluitenlijsten van de ministerraad en adviezen van de Landsadvocaat
Op korte termijn zal de Minister-President de besluitenlijst van de ministerraad openbaar
                  maken op de dag van de vergadering. Verder wil het kabinet op termijn de informatiewaarde
                  van de besluitenlijst verbeteren door publicatie van een geannoteerde besluitenlijst.
                  Adviezen van de landsadvocaat willen we openbaar maken voor zover die niet zien op
                  procedures, maar het karakter hebben van algemene juridische beleidsadviezen. Adviezen
                  die de Landsadvocaat geeft in het licht van lopende of mogelijke procedures zullen
                  we niet openbaar maken, omdat het procesbelang van de Staat daaraan in de weg staat.
                  Indien na afloop van een procedure het procesbelang daaraan niet meer in de weg staat
                  kan alsnog tot openbaarmaking worden overgegaan, tenzij het belang van de Staat zich
                  daartegen verzet. De wijze van openbaarmaking van adviezen van de Landsadvocaat zal
                  in overleg met de Landsadvocaat verder worden uitgewerkt. Deze nieuwe lijn is van
                  toepassing op nieuwe adviezen en gaat in per 1 juli a.s.
               
Voortzetten dialoog
Het kabinet ziet grote kansen om de transparantie verder te vergroten. Tegelijkertijd
                  vraagt openbaarheid van adviezen van ambtenaren wel het waarborgen van voldoende veiligheid
                  en ruimte voor ambtenaren, ook als adviezen kritisch of afwijkend zijn. En die ruimte
                  kunnen kabinet en Kamer alleen samen geven. Het kabinet zou graag met de Kamer spreken
                  over hoe dit in de onderlinge werkwijze kan worden verzekerd. Dit zou kunnen worden
                  besproken in de dialoog die het kabinet met uw Kamer, de Raad van State en de media
                  wil voeren over het advies over ministeriële verantwoordelijkheid van de Raad van
                  State.35 Om de gevolgen die openbaarheid heeft op het ambtelijk werk en de ambtelijke organisatie
                  te kunnen beoordelen, zal het kabinet ook een uitvoeringstoets laten doen.
               
Over de toepassing van de weigeringsgrond «belang van de staat» in de praktijk kan
                  uiteraard discussie ontstaan. In ons parlementair stelsel is het aan de Tweede Kamer
                  om te oordelen of zij juist is geïnformeerd. Het kabinet wil graag in samenspraak
                  met de Kamer bezien op welke wijze advisering van de Kamer over dit soort situaties
                  bij een commissie of onafhankelijke instantie zou kunnen worden belegd.
               
Samenvattend
Het kabinet zal bij elk stuk (wetsvoorstel, brief of nota) dat aan het parlement wordt
                  gestuurd, de onderliggende departementale nota’s die de bewindspersonen hebben gebruikt
                  voor de besluitvorming, actief openbaar maken. Ook willen we veel vaker dan nu technische
                  briefings geven, of tijdens commissievergaderingen technische toelichtingen door ambtenaren
                  laten verzorgen.36 Verder wil het kabinet meer openheid geven over de afwegingen die ten grondslag liggen
                  aan het beleid door transparanter te zijn wanneer interne ambtelijke stukken worden
                  verstrekt. In die interne ambtelijke stukken zullen persoonlijke beleidsopvattingen
                  van ambtenaren niet langer worden gelakt. Ook zal de Minister-President op korte termijn
                  de besluitenlijst van de ministerraad openbaar maken op de dag van de vergadering.
                  Op termijn zal de informatiewaarde van de besluitenlijst worden verhoogd met de toevoeging
                  van annotaties aan de besluitenlijst. Adviezen van de landsadvocaat willen we openbaar
                  maken voor zover die het karakter hebben van algemene juridische beleidsadviezen.
                  Adviezen die zien op procedures worden alleen openbaar, indien na afloop van een procedure
                  het procesbelang daaraan niet meer in de weg staat en het belang van de Staat zich
                  daar niet tegen verzet. Tot slot wil het kabinet in dialoog met uw Kamer en andere
                  betrokken partijen om te bespreken hoe de ruimte voor kritische of afwijkende advisering
                  en de veiligheid van ambtenaren geborgd kunnen blijven.
               
8. Informatiehuishouding: de basis op orde
               
Om de andere manier van informatievoorziening aan het publiek en aan de Kamers die
                  in hoofdstuk 7 is aangekondigd voor elkaar te krijgen, moeten we Rijksbreed de achterstand
                  in onze informatiehuishouding sneller gaan inhalen en gaan verbeteren. Wij moeten
                  onze informatie, ook volgens de Archiefwet, duurzaam toegankelijk, vindbaar, juist,
                  volledig en betrouwbaar bewaren. Zodat wij ons handelen voor, tijdens en na afloop
                  van het maken van beleid en wetgeving altijd onderbouwd kunnen verantwoorden. Juiste
                  en toegankelijke informatie is ook nodig voor de dagelijkse bedrijfsvoering van de
                  overheid zelf. Goede informatiehuishouding is een randvoorwaarde voor een goede informatievoorziening
                  en een noodzakelijk element in onze democratische rechtsstaat. Goede informatiehuishouding
                  is ook hard nodig voor een beter samenspel tussen Kamerleden, kabinet en ambtenaren
                  – een advies 37 dat we voor de zomer al mee kregen van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid.
               
Het moet altijd en overal duidelijk zijn, welke normen gelden en wie verantwoordelijk
                  is voor welke informatie. Dat betekent dat wetten en regels op dezelfde manier worden
                  uitgelegd en er goed toezicht komt op de kwaliteit van onze informatiehuishouding.
                  Dit vraagt om standaardisatie en harmonisatie van het beleid voor informatiehuishouding.
               
Bovendien zijn instrumenten nodig die de duurzame toegankelijkheid van informatie
                  borgen; hulpmiddelen die ervoor zorgen dat we informatie ook over een paar jaar nog
                  steeds makkelijk kunnen terugvinden en dat die informatie nog steeds leesbaar is.
                  Dat betekent dat we concrete eisen aan informatiesystemen gaan stellen die de informatie
                  van nu voor straks moeten bewaren.
               
Informatiehuishouding is een belangrijk onderdeel van het werk van een ambtenaar.
We gaan investeren in de professionaliteit van de ambtenaren op dit punt. Daarbij
                     kijken we ook naar nieuwe technieken voor het opslaan en vinden van informatie en
                     geven we dat een plek in ons dagelijks werk.
                  
Generiek actieplan
Al deze elementen komen samen in een actieplan informatiehuishouding. Hierbij geldt
                  het bovenstaande als uitgangspunt voor informatievoorziening aan de Kamers. De Woo
                  geldt als uitgangspunt voor actieve openbaarheid. De nieuwe Archiefwet geldt als uitgangspunt
                  voor het archiefbeheer. Het actieplan stelt kaders voor de informatiehuishouding voor
                  het hele Rijk. Er zal onder andere in staan hoe ambtelijke en bestuurlijke besluitvorming
                  wordt vastgelegd.
               
De basis voor het actieplan is een analyse van de huidige stand van de informatiehuishouding.
                  Hiervoor maken wij naast het rapport «Ongekend Onrecht» gebruik van het al eerdergenoemde
                  advies van de Raad van State, en van adviezen van de Inspectie Overheidsinformatie
                  en Erfgoed (IOE), de speerpunten uit de nieuwe I-strategie 2021–2025, een enquête
                  van het Rijksprogramma Duurzaam Digitale Informatiehuishouding (RDDI) en bestaande
                  meerjarenplannen en zelfevaluaties van ministeries en uitvoeringsorganisaties.
               
Het actieplan wordt gemaakt onder regie van het overleg van de Secretarissen-generaal
                  en is op 1 april klaar. Het actieplan bevat concrete maatregelen voor de verbetering
                  van de informatiehuishouding. Daarbij maken we onderscheid tussen de rijksbrede verantwoordelijkheid
                  en de verantwoordelijkheid van de individuele ministeries. Het actieplan geeft tevens
                  inzicht in de kosten.
               
Departementale actieplannen
De ministeries hebben elk hun eigen opgaven en dat maakt hun informatiehuishouding
                  vaak ook verschillend van elkaar. Daarom maakt elk departement ook een eigen actieplan.
                  Deze actieplannen beschrijven hoe de informatiehuishouding van de eigen organisatie
                  er nu uit ziet, en hebben een stappenplan om de Rijksbrede doelen uit het overkoepelende
                  actieplan te bereiken. Per stap worden de tijd, kennis en capaciteit die nodig is
                  en de risico’s in kaart gebracht. Deze plannen zijn uiterlijk 1 juli klaar.
               
Open overheid
Voor het verbeteren van de actieve openbaarmaking is het platform open overheidsinformatie
                  (PLOOI) nu al beschikbaar. Plooi fungeert als een verwijsindex, en biedt in die vorm
                  een overzicht van alle overheidsinformatie op één centrale vindplaats. Overheidsorganisaties
                  kunnen hier op dit moment op vrijwillige basis op aansluiten. Als straks de Woo van
                  kracht wordt, wordt dit een verplichting voor alle overheidsorganisaties, zowel voor
                  het rijk als de decentrale overheden. Daarmee ontstaat een volledig en eenduidig overzicht
                  van alle verplicht actief openbaar gemaakte documenten. Het Adviescollege openbaarheid
                  en informatiehuishouding dat ingesteld wordt met de inwerkintreding van de Woo, zal
                  adviseren over het openbaarheidsbeleid van de overheid: over onder andere de uitvoering
                  van de regels over openbaarmaking van publieke informatie, de toegang tot de publieke
                  informatie en over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur
                  die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de openbaarmaking en de
                  ontsluiting van publieke informatie. Ook biedt dit college de mogelijkheid aan belanghebbende
                  groepen zoals journalisten en wetenschappers, om bij openbaarmakingskwesties een klacht
                  in te dienen. Zo wordt het toezicht op (de verbetering van) de informatiehuishouding
                  en het openbaarheidsbeleid van de overheid ook verder versterkt.
               
Coördinatie en toezicht
We dragen zorg voor stevige coördinatie van de uitvoering van deze plannen door het
                  benoemen van een regeringscommissaris onder de verantwoordelijkheid van de Minister
                  van BZK. Met deze regeringscommissaris willen we iemand met extra gezag laten werken
                  aan het op orde brengen van de informatiehuishouding, en ervoor zorgen dat dit op
                  eenduidige wijze en centraal gebeurt. De regeringscommissaris zal ook de verantwoordelijkheid
                  dragen voor de uitvoering van het generieke actieplan om de informatiehuishouding
                  te verbeteren, en departementen kunnen aanspreken op de voortgang van de departementale
                  plannen. Het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding zal, conform zijn
                  taakopdracht in de Woo, adviseren over dit proces: over de stand van de informatiehuishouding
                  in het bestuur, de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en de toegang
                  tot de publieke informatie. Het streven is dat deze regeringscommissaris op 1 juli
                  2021 aan de slag gaat.
               
Bovendien wordt het onafhankelijk toezicht op naleving van de Archiefwet, en daarmee
                  de kwaliteit van de informatiehuishouding, door de Inspectie Overheidsinformatie en
                  Erfgoed versterkt door diens capaciteit aanzienlijk uit te breiden. Rapporten van
                  de IOE worden gedeeld met de Kamer en vormen een belangrijke bron voor zowel genoemd
                  Adviescollege op basis van de Woo als de regeringscommissaris.
               
Het vervolg
Dit pakket vergt een majeure investering over meerdere jaren om de informatiehuishouding
                  beter op orde te krijgen. Het gaat naar verwachting om inzet van extra middelen en
                  capaciteit bij de departementen en overige rijksonderdelen. Coördinatie en rapportage
                  op de voortgang verloopt via de ambtelijke top via het overleg van secretarissen-generaal
                  van de ministeries. De vooruitgang delen we regelmatig met de Kamers.
               
9. Rol van de andere staatsmachten
               
De POK besteedt in haar rapport aandacht aan de rol van de bestuursrechtspraak. Naar
                  aanleiding hiervan heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
                  Raad van State onlangs op het rapport gereageerd. De reactie is aangeboden aan het
                  kabinet en aan de voorzitters van beide Kamers. In de reactie wordt onder meer gereflecteerd
                  op het handelen van de Afdeling bestuursrechtspraak zelf. Het kabinet acht dit waardevol
                  en ziet de resultaten van deze reflectie met belangstelling tegemoet.
               
De reactie van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak gaat ook uitgebreid
                  in op de inhoud van de wetgeving (Awir en kinderopvangtoeslag). De POK geeft aan dat
                  de wetgever zich mag aanrekenen dat zij wetgeving heeft vastgesteld die spijkerhard
                  was. Wij nodigen het parlement uit om samen met ons te reflecteren hoe dit beter kan.
               
Ook wil het kabinet kritisch kijken naar de wijze waarop de overheid zelf het rechtssysteem
                  benut. Niet elke zaak hoeft tot de hoogste rechter te worden doorgeprocedeerd. Wanneer
                  de overheid zelf de gang naar de rechter overweegt of geconfronteerd wordt met een
                  burger die de gang naar de rechter wil volgen, moet dit voor de overheid altijd aanleiding
                  zijn om opnieuw te overwegen of de eigen handelwijze wel in lijn is met de bedoeling
                  van de wetgever, en of er niet toch meer ruimte is om er gezamenlijk met de betrokken
                  burger uit te komen.
               
10. Versterking van het ambtelijk vakmanschap
               
De rol van ambtenaren is om te adviseren en handelen vanuit hun professioneel vakmanschap.
                  Het kabinet beslist en draagt daarvoor ook de gehele verantwoordelijkheid. De norm
                  is dat ambtenaren werken op basis van openheid en verantwoording. Dat ze kunnen omgaan
                  met tegenspraak en direct contact met burgers. Dat ze effectief samenwerken over (organisatie)grenzen
                  heen. En dat hen daarbij de maatschappelijke opgave helder voor ogen staat. Dat betekent
                  niet alleen iets voor de kennis en vaardigheden van individuele ambtenaren, maar ook
                  voor de samenstelling van teams, de manier van aansturing door leidinggevenden en
                  de organisatorische randvoorwaarden. Dit vraagt van iedereen een bepaalde mate van
                  realiteitsbesef dat cultuurverandering blijvende aandacht en tijd kost. Vanuit BZK
                  wordt een rijksbreed programma opgezet dat inzet op bewustwording en praktische uitwerking
                  van nieuwe werkwijzen en op de benodigde opleiding en training van ambtenaren (beleidsambtenaren,
                  uitvoerende ambtenaren en leidinggevenden).
               
Voor wat betreft het topmanagement van de Rijksdienst heeft naar aanleiding van de
                  nader gewijzigde motie van het lid Lodders c.s.38 de Universiteit Utrecht op verzoek van het kabinet onderzoek verricht naar het functioneren
                  van de Algemene Bestuursdienst (ABD). De vraag was of het ABD-stelsel in voldoende
                  mate bijdraagt aan de gewenste kwaliteit van de top van de Rijksdienst. Dit onderzoek
                  en de kabinetsreactie daarop ontvangt u separaat. In het kader van het rapport van
                  de POK is van belang dat bij werving en selectie van topfuncties binnen de rijksdienst
                  meer dan nu expliciet aandacht zal worden besteed aan wat gegeven de actuele maatschappelijke
                  opgave nodig is om de functie, mede in relatie tot de samenstelling van het managementteam,
                  goed te kunnen vervullen. Relevante aspecten kunnen onder meer zijn ervaring bij grote
                  uitvoeringsorganisaties, decentrale overheden of in het bedrijfsleven en kennis op
                  het gebied van vakinhoud, ICT of organisatieontwikkeling.
               
11. Vervolg: in gesprek over de ambities en maatregelen
               
Deze brief bevat een stevige agenda aan acties en voornemens, waarover het kabinet
                  graag met uw Kamer in gesprek gaat. Dat gesprek is des te belangrijker, omdat we bij
                  de uitvoering van deze agenda nog tal van vragen en dilemma’s tegen gaan komen. Vragen
                  en dilemma’s die een zorgvuldige afweging vragen op politiek niveau: wat regelen we
                  in wetgeving en waar geven we ruimte aan uitvoerders? Hoe wegen we ruimte voor de
                  uitvoerder tegenover het risico dat er fouten worden gemaakt of de uitkomst kabinet
                  en/of Tweede Kamer niet altijd bevalt? Hoe verhoudt zich de noodzaak tot transparantie
                  en democratische controle op besluitvorming met de ruimte voor ambtenaren om zich
                  uit te spreken, risico te nemen, adviezen te schrijven die uit hun context gehaald
                  kunnen worden?
               
Als we vooruitkijken en serieus willen leren van de problemen bij de kinderopvangtoeslag,
                  dan moeten we er open in zijn dat de overheid altijd afwegingen moet maken. Dat eenvoudige
                  oplossingen meestal niet bestaan. Het liefst vinden we maatregelen waarbij het lukt
                  om tegenstellingen te overbruggen. Waar dat niet lukt, moeten keuzes transparant voorliggen,
                  zodat we in gesprek kunnen over de afruilen tussen verschillende doelen en de risico’s
                  die een rol spelen. Zodat we geen Haagse schijnzekerheid creëren, waarin gesuggereerd
                  wordt dat we alle fraude altijd kunnen voorkomen, of er nooit iemand onheus zal worden
                  behandeld. En zodat we gezamenlijk weten waar we tijdens de uitvoering extra op moeten
                  letten.
               
De maatregelen worden de komende periode nader uitgewerkt.39 De uitwerking van deze maatregelen doet het kabinet samen met de uitvoerders, medeoverheden,
                  andere betrokken instellingen en vertegenwoordigers van de verschillende doelgroepen.
                  Het vanaf dag één samen met de uitvoerders en de verschillende doelgroepen ontwerpen
                  van maatregelen ter verbetering is essentieel. Het zal tijd kosten dit goed te doen.
                  Nadat de verschillende maatregelen zijn uitgewerkt en van uitvoeringstoetsen zijn
                  voorzien, wordt een nadere planning voor implementatie gemaakt. Deze brief schetst
                  de richting die het kabinet voor ogen heeft maar in de precieze uitwerking zijn verschillende
                  maatregelen en modaliteiten denkbaar. Het budgettair kader voor de uitwerking van
                  de maatregelen is opgenomen in de budgettaire tabel (bijlage 4)40. Het kabinet reserveert € 0,8 miljard structureel op de Aanvullende Post. Deze middelen
                  worden op basis van een uitgewerkt bestedingsplan toegevoegd aan de begrotingen.
               
12. Tot slot
               
De overheid heeft de getroffen ouders en hun kinderen ongelooflijk in de problemen
                  gebracht en daardoor veel leed veroorzaakt. We kunnen wat is gebeurd niet terugdraaien,
                  maar we kunnen er wel alles aan doen om het onrecht voor ouders recht te zetten én
                  om te voorkomen dat zoiets ooit nog kan gebeuren. Daarnaast willen we ook proberen
                  het leed iets te verzachten, door heel expliciet te zeggen: we zaten fout. Er zijn
                  veel dingen misgegaan, die ons met diepe gevoelens van schaamte vervullen. Daar bieden
                  we onze zeer gemeende excuses voor aan. We gaan de pijn van ouders en kinderen niet
                  weg kunnen nemen, maar hopen door deze diepgevoelde erkenning van de pijn en van de
                  fouten van de overheid wel bij te dragen aan de verwerking van deze zware periode
                  en het vertrouwen in de overheid stap voor stap weer op te bouwen.
               
Om deze redenen neemt het kabinet zijn verantwoordelijkheid en heeft de Minister-President
                  het ontslag van het kabinet aangeboden aan de Koning. Het kabinet acht de urgentie
                  van de maatregelen in deze brief van zodanig groot belang voor het herstel van vertrouwen
                  van burgers in de overheid dat het de Kamer wil vragen het kabinet de ruimte te geven
                  de maatregelen in deze brief uit te voeren. Het kabinet staat daarbij vanzelfsprekend
                  open voor een gesprek over de vraag wat het kabinet wel of niet vermag in de ontstane
                  situatie.
               
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Namens het Kabinet, M. Rutte
Indieners
- 
              
                  Indiener
 M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken
