Brief regering : COVID-19 vaccinatiestrategie update stand van zaken
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 851
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 januari 2020
Vanaf vandaag, 4 januari, kunnen zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg, gehandicaptenzorg,
en medewerkers in de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning bellen met het GGD call center
om een afspraak te maken voor hun COVID-19 vaccinatie. Zij ontvangen hiervoor vanuit
hun werkgever een brief. Op woensdag 6 januari starten de GGD’en en ziekenhuizen beiden
met het zetten van de eerste prikken. Maandag 4 januari markeert zo een belangrijk
moment in de uitvoering van de vaccinatiecampagne in Nederland. Natuurlijk had ik
graag gehad dat dit moment nog in het voorgaande jaar had gelegen, zoals in andere
landen om ons heen.
Sinds het begin van de bestrijding van de corona crisis richt de aanpak van het kabinet
zich op twee doelen: het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare
gezondheid, en zorgen dat de zorg niet overbelast raakt. Dit is vanzelfsprekend ook
leidend voor de aanpak van de vaccinatie. Op basis van het advies van de Gezondheidsraad
van 19 november jl. is de vaccinatiestrategie gericht op het voorkomen en verminderen
van (ernstige) ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19. Binnen de strategie hebben
we gekozen voor de hoofdroute die begint bij het vaccineren van de groepen mensen
die het meest kwetsbaar zijn en de zorgmedewerkers die voor hen zorgen. Het doel is
om in een zo kort mogelijk tijdsbestek, zo veel mogelijk mensen te beschermen tegen
het virus.
In de tenuitvoerlegging van deze hoofdroute hanteer ik drie uitgangspunten:
• De vaccinatie is zorgvuldig, veilig en verantwoord. Dit is noodzakelijk voor kwaliteit
van de uitvoering, vertrouwen in de vaccinatie, én de vaccinatiebereidheid.
• De vaccinatie is efficiënt en snel. We optimaliseren zoveel mogelijk de uitvoeringskracht
van betrokken partijen en willen dat de geschiktheid van de verschillende typen vaccins
zo goed mogelijk aansluit bij de verschillende doelgroepen. Hiermee wordt zo snel
mogelijk bescherming opgebouwd tegen het virus.
• In de aanpak zijn we wendbaar waar dat nodig is, bijvoorbeeld bij nieuw beschikbare
informatie en bij veranderingen in de epidemiologische situatie, Bij elke nieuw stukje
van de puzzel, moeten we onze aanpak kunnen aanpassen. Ook hierbij werken we samen
met de uitvoerende partijen die ervaring en capaciteit hebben.
Afhankelijkheden
Om de samenleving zo effectief mogelijk bescherming te beiden, moeten we ook nieuwe
informatie een plek kunnen geven in onze aanpak. Dit geldt voor de gehele aanpak van
deze crisis. Specifiek voor de vaccinatiestrategie geldt dat wij in de realisatie
steeds rekening hebben te houden met -in hoofdzaak- drie afhankelijkheden:
• De geschiktheid van vaccins voor specifieke groepen;
• Het moment van beschikbaarheid van vaccins, en de aantallen waarin ze worden geleverd;
en,
• De logistieke kenmerken van vaccins: leveringswijze, omvang ed.
Keuzes binnen de hoofdroute
In de afgelopen weken deden zich drie ontwikkelingen voor die het kabinet nopen tot
het maken van keuzes binnen de vastgestelde hoofdroute.
• Allereerst het advies van de Gezondheidsraad van 24 december jl. waarin de Gezondheidsraad
adviseert het BioNTech/Pfizer vaccin zo veel mogelijk te reserveren voor mensen van
60 jaar en ouder en te starten met het vaccineren van de oudsten.
• Ten tweede, heeft het RIVM -als gevolg van dit advies- gekeken of inzet van het BioNTech/Pfizer
vaccin mogelijk is bij de kwetsbare groepen in de huisartspraktijken en geconcludeerd
dat dit niet mogelijk is.
• En tot slot, de veranderende epidemiologische situatie van de afgelopen weken, waaronder
de ontwikkelingen van de VK variant van het virus en de grotere druk in de acute COVID-zorg
in de ziekenhuizen
In paragraaf 3 (ontwikkeling en keuzes) van deze brief ga ik nader in op deze ontwikkelingen
en de gevolgen hiervan voor de uitvoering van de hoofdroute van de vaccinatiestrategie.
Door een optimale inzet van mensen, middelen en structuren loopt de uitvoering zo
snel als mogelijk is. De meest bepalende factoren voor de snelheid van de vaccinatie
zijn de snelheid en de omvang van de leveringen. Andere factoren zijn de distributie
van het vaccin, de toediener, de setting en de personen die gevaccineerd worden. Het
doel is om zo min mogelijk vaccin «op de plank» te hebben, met uitzondering van vaccin
gereserveerd voor de tweede dosis. Het doel is om zo kort mogelijk op de levering
te zitten, en zo de doorlooptijd tot vaccinatie kort te houden. De vaccins die Nederland
binnen krijgt, komen zo beschikbaar voor die groepen die het volgens de hoofdroute
het hardst nodig hebben. De afspraken van de afgelopen week hebben steeds tot doel
gehad om de uitvoering te optimaliseren en recht te doen aan onze doelstelling.
Afhankelijk van de grootte en de timing van de leveringen, de snelheid van de uitvoering,
en de vaccinatiebereidheid, verwacht ik dat eind derde kwartaal 2021 de hele Nederlandse
volwassen bevolking (van 18 jaar en ouder) de mogelijkheid moet hebben gekregen zich
te laten vaccineren.
Met mijn brief van 24 december jl.1 heb ik u het advies van de Gezondheidsraad over de inzet van het BioNTech/Pfizer
vaccin aangeboden. Ik heb aangegeven in de eerste helft van januari 2021 uw Kamer
te informeren over de implicaties van de inhoud van het advies voor de hoofdroute
van de vaccinatiestrategie. Met deze brief kom ik hieraan tegemoet. Achtereenvolgend
zal ik ingaan op:
• De strategie die het kabinet volgt;
• De ontwikkelingen die zich in de afgelopen weken hebben voorgedaan, en de keuzes die
als gevolg daarvan zijn gemaakt;
• De stand van zaken van de leveringen van de verschillende vaccins;
• De stand van zaken van voorbereidingen op de vaccinatie;
• Vaccinatie in Caribische delen van het Koninkrijk;
• De stand van zaken van de registratie;
• Internationale ontwikkelingen;
• En tot slot, de communicatiecampagne.
In de brief geef ik ook antwoord op de vragen van de leden Klaver en Kröger van GroenLinks
gesteld op 31 december 2020 over de berichtgeving «Gommers en Kuipers: «Begin maandag
met vaccineren ziekenhuispersoneel».2 Tevens voldoe ik hiermee aan het verzoek om een schriftelijke reactie aan uw Kamer
te sturen op het bericht «Ziekenhuizen: ons personeel moet voorrang krijgen bij vaccinatie»
zoals ik op 23 december heb ontvangen. Ook geef ik in deze brief antwoord op de vragen
van het lid Sazias zoals gesteld in de e-mailprocedure van 4 januari over de grootte
van de groep huisartsen en zorgmedewerkers en de omvang van de leveringen van vaccins.
Tot slot wil ik u mede delen dat in de loop van de week meer informatie beschikbaar
komt over de mutatie van het virus uit het Verenigd Koninkrijk. Het Outbreak Management
Team (OMT) zal daar aanstaande vrijdag 8 januari over adviseren. Dit OMT advies zal
worden meegenomen in de voortgangsbrief van 12 januari as.
2. Strategie
Al voor de zomer van 2020 is samen met het RIVM een start gemaakt met de voorbereidingen
voor de uitvoering van de vaccinatiecampagne. Zo is een verkenning uitgevoerd naar
de opzet en organisatie van de campagne samen met de relevante uitvoeringspartijen.
Onderdelen van deze verkenning door het RIVM zijn de geschiktheid van de bestaande
distributie infrastructuur (gebruikt voor de jaarlijkse griepvaccinatie en het Rijksvaccinatieprogramma)
voor de COVID-19 vaccinaties. Ook is gekeken naar de noodzakelijke capaciteit voor
vaccinopslag van vaccins in verschillende temperatuurzones. Vanzelfsprekend zijn naast
de ervaringen met jaarlijkse griepvaccinatie en het Rijksvaccinatieprogramma, ook
de lessons learned van de pandemische griep uit 2009 (de Mexicaanse griep) onderdeel geweest van de
voorbereidingen. Door het RIVM is op basis van deze verkenning geadviseerd om bij
de COVID-19 vaccinatiecampagne aansluiting te zoeken bij de bestaande uitvoeringsroutes
en structuren. Daarmee wordt gebruik gemaakt van kennis en ervaring en zijn meerdere
uitvoeringskanalen beschikbaar die naast elkaar kunnen vaccineren. Zo kunnen, indien
nodig, veel vaccins tegelijkertijd worden ingezet. In mijn brief van 13 oktober jl.3 heb ik aangegeven dat we zoveel mogelijk gebruik maken van reeds bestaande uitvoeringsroutes
en heb ik de aanpak toegelicht.
Op 20 november jl.4 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de vaccinatiestrategie. Deze strategie is vastgesteld
op basis van het advies van de Gezondheidsraad van 19 november jl. en is leidend in
de keuzes voor de uitvoering. De strategie richt zich op het voorkomen en verminderen
van (ernstige) ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19. Hierbij wordt prioriteit
gegeven aan kwetsbare groepen (60-plussers en medische risicogroepen) en zorgmedewerkers
die met deze groepen in contact komen. Het kabinet heeft ervoor gekozen te beginnen
met die groep waar de kans op ernstige ziekte en overlijden het hoogst is.
Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven, moeten we wendbaar kunnen zijn bij de
uitvoering van deze strategie, omdat er steeds meer informatie over de vaccins beschikbaar
komt. In eerste instantie was de verwachting dat het vaccin AstraZeneca als eerste
vaccin beschikbaar zou komen. In november bleek dat BioNTech/Pfizer eerder de markttoelating
aanvroeg bij het EMA. Toen meer informatie beschikbaar kwam over het moment van de
toelating en (logistieke) specificaties van het BioNTech/Pfizer vaccin is gebleken
dat we keuzes moesten maken in de uitvoering van de hoofdroute. Ik kan nu vaststellen
dat we onvoldoende wendbaar zijn gebleken om de veranderingen die zich voordeden snel
genoeg te kunnen accommoderen. Dat had wellicht anders gekund en gemoeten. Ik had
de GGD’en eerder kunnen vragen de systemen in gereed te brengen voor de eventualiteit
dat wij toch al eerder een beroep op hun zouden moeten doen, vanwege hun kennis en
expertise met grootschaligheid van vaccinatie campagnes.
Vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid
na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te
voorkomen, heeft het kabinet begin december op advies van het RIVM gekozen voor toediening
van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. In mijn brief van 8 december
jl.5 heb ik u toegelicht wat deze keuze betekent voor de ten uitvoerlegging van de hoofdstrategie.
Namelijk, dat zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg en kleinschalige woonvormen,
gehandicaptenzorg (intra- en extramuraal), en medewerkers in de wijkverpleging en
Wmo-ondersteuning het BioNTech/Pfizer vaccin toegediend krijgen via centrale locaties
van de GGD. Omdat in de eerste maanden van 2021 ook registratie en levering van het
Moderna vaccin is voorzien, heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet ervoor gekozen
heeft dit vaccin aan te bieden aan de bewoners van verpleeghuizen en instellingen
voor mensen met een verstandelijke beperking, inclusief kleinschalige woonvormen.
Toediening kan door de instellingsarts of door de huisarts gebeuren. Het Moderna vaccin
is naar verwachting meer geschikt voor kleinschalige distributie en mede daardoor
eenvoudiger toepasbaar op deze locaties.
Op 21 december jl. heeft het European Medicine Agency (EMA) positief geoordeeld over toelating van het BioNTech/Pfizer vaccin tot de Europese
markt. De Gezondheidsraad heeft, op mijn verzoek, op 24 december jl. zijn vervolgadvies
opgeleverd over de doelgroepen die in aanmerking komen voor vaccinatie met het BioNTech/Pfizer
vaccin en eventuele contra-indicaties. De Gezondheidsraad adviseert het BioNTech/Pfizer
vaccin zo veel als mogelijk te reserveren voor mensen van 60 jaar en ouder en te starten
met het vaccineren van de oudsten. Reden hiervoor is dat het vaccin boven verwachting
goed werkt bij 60-plussers (werkzaamheid van boven de 90%). Dat betekent dat de werkzaamheid
van het vaccin niet afneemt op hoge leeftijd, wat bij veel vaccins wel het geval is.
Ik heb u dit advies aangeboden met mijn brief van 24 december jl. In deze brief heb
ik op basis van dit advies gemeld dat ik, na vaccinatie van de eerste groep zorgmedewerkers,
de volgende leveringen van het BioNTech/Pfizer vaccin primair wil inzetten voor die
groepen waarvoor dit vaccin boven verwachting werkzaam is: de mensen boven de 60 jaar.
3. Ontwikkelingen en keuzes
Met het advies van de Gezondheidsraad van 24 december jl. hebben wij een nieuw puzzelstuk
gekregen in de uitvoering van de vaccinatiestrategie. Dat is zoals hiervoor gemeld,
één van de drie ontwikkelingen die het kabinet nopen tot het maken van keuzes binnen
de vastgestelde hoofdroute.
Het BioNTech/Pfizer vaccin blijkt verrassend goed te werken bij 60-plussers. Ik heb
in mijn brief van 24 december jl. over het advies het voornemen geuit met de uitvoerende
partijen de consequenties van het advies te bezien en, deze te vertalen naar de gekozen
route en dit verder uit te werken op basis van de ons beschikbare informatie over
de verschillende vaccins en de verwachte leveringen. Aansluitend op het advies van
de Gezondheidsraad heb ik het RIVM de opdracht gegeven om met de LHV ondersteund door
extern advies – te bezien kleinschalige inzet van het BioNTech/Pfizer vaccin mogelijk
is bij huisartsenpraktijken. Dit zou laagdrempelige toediening van het vaccin mogelijk
maken voor mensen boven de 60 jaar. Geconcludeerd is echter dat een dergelijke logistieke
operatie zeer omvangrijk complex, arbeidsintensief en kritiek is. Bovendien leidt
het tot verspilling van vaccin. Door de beperkte houdbaarheid van het vaccin moeten
de leveringen vlak voor de vaccinaties plaatsvinden en moeten de vaccinaties op afspraak
ingepland worden om zo verspilling te voorkomen. Op basis van het aantal huisarts(praktijk)en
(5.500), de grootte van de leveringen van het BioNTech/Pfizer vaccin en het aantal
prikken vraagt dit een grote inspanning van de logistiek dienstverlener. Bovendien
krijgt elke huisarts maar een beperkt aantal doses. Samen met RIVM en ook de LHV heb
ik besloten dat een dergelijk kwetsbaar proces niet wenselijk is.
Deze conclusie en het advies van de Gezondheidsraad over het BioNTech/Pfizer vaccin
hebben ertoe geleid dat ik het RIVM heb gevraagd te onderzoeken of het mogelijk is
of grote verpleeghuizen en instellingen voor gehandicaptenzorg alsnog het BioNTech/Pfizer
vaccin kunnen ontvangen. Het Moderna vaccin, tevens een mRNA vaccin, wordt daarmee
vrij gespeeld en kan dan worden verstrekt aan de huisartsen. Het Moderna vaccin kan
naar verwachting op een kleinschalige manier bij de oudste doelgroep benut worden.
Ook andere ontwikkelingen spelen een rol bij de keuzes die gemaakt worden binnen de
hoofdroute. De epidemiologische situatie is in de afgelopen weken veranderd. Niet
alleen hebben we te maken met een mutatie van het virus (de VK-variant, die zich sneller
lijkt te verspreiden), er is ook sprake van een toename van een druk op de acute ziekenhuiszorg.
De stroom COVID-19-patiënten die opgenomen moeten worden op een klinisch verpleegbed
of op de intensive care is omvangrijk. Volgens de laatste prognoses zal de druk de
komende periode aanzienlijk blijven. Tegelijkertijd kampen de COVID-verpleegafdelingen
en IC-afdelingen met een hoge uitval van personeel, ook vanwege COVID-19 besmettingen
of verdenkingen daarvan. Ook de ambulancezorg, die juist zo relevant is voor onder
meer de logistiek van de landelijke patiënten spreiding, kampt met deze problematiek.
Juist door de hoge uitval van dit personeel komt de zorg verder onder druk te staan.
Immers, de uitval van personeel werkt direct rooster technisch door en heeft rechtstreeks
effect op het aantal bedden dat een ziekenhuis bemenst kan krijgen, of het aantal
ambulances dat een ambulancedienst kan laten rijden. Het risico dat verdere uitval
van personeel niet alleen tot meer lokale knelpunten leidt, maar ook tot ontwrichting
van de zorg op regionaal of zelfs landelijk niveau, is groot. In het advies van de
Gezondheidsraad over het vaccin van BioNTech/Pfizer van 24 december jl. wijst de Gezondheidsraad
er al op dat dit vaccin heel selectief in de curatieve zorg ingezet kan worden om
de zorg in stand te houden op plaatsen waar acute gezondheidsschade optreedt door
uitval van zorgmedewerkers.
Samenvattend hebben de uitzonderlijkheid van het BioNTech/Pfizer vaccin zoals in het
advies van de Gezondheidsraad verwoord, de ondoenlijkheid om het BioNTech/Pfizer vaccin
kleinschalig in te zetten bij de huisartspraktijken én de epidemiologische situatie
die noopt tot handelen bij de medewerkers acute zorg, geleid tot aanvullende keuzes
ten aanzien van de tenuitvoerlegging van onze hoofdroute.
Als gevolg van de hiervoor geschetste ontwikkelingen, vinden aanpassingen plaats in
de hoofdroute die consequenties hebben voor partijen. Deze keuzen zijn in goed overleg
met betrokken partijen tot stand gekomen. Ik wil daarbij nogmaals benadrukken dat
betrokken partijen bereid zijn en blijven om hun bijdrage te leveren. Dit vraagt ook
van hen veel flexibiliteit. Eerder noemde ik in dit verband al de GGD, ik wil hier
graag in het bijzonder de huisartsen noemen, die op basis van de aangepaste hoofdroute
deels andere groepen gaan vaccineren. Ik wil graag mijn waardering uitspreken voor
hen en alle andere partijen die hun bijdrage leveren in dit traject.
Keuzes moeten soms snel gemaakt worden op basis van nieuwe ontwikkelingen zoals de
druk op de acute ziekenhuiszorg laat zien. Ik hecht eraan te melden dat de nadere
invulling van de hoofdroute sterk wordt bepaald door de gelimiteerde beschikbaarheid
van het vaccin. Zeker in januari beschikken we over een beperkt aantal doses. We zijn
dus echt afhankelijk van de snelheid en de omvang van de leveringen. Een dosis vaccin
kun je bovendien maar één keer geven. Door het naar voren halen van de groep zorgmedewerkers
in de acute zorg, herschikken we de beschikbare aantallen vaccin. Dit heeft geen gevolgen
voor de start van de vaccinatie van de eerste groep zorgmedewerkers en van de groep
kwetsbaren, maar wel (beperkt) voor de doorlooptijd
Bovenstaande ontwikkelingen en keuzes brengen ons tot de volgende invulling van de
hoofdroute. Deze zijn ook opgenomen in de bijlagen 1 en 26.
Vaccinatie met eerste tranche BioNTech/Pfizer
Handhaven start vaccinatie kwetsbaren en hun zorgmedewerkers
Op 6 januari start de gezamenlijke vaccinatie van GGD’en en ziekenhuizen. Vanaf 8 januari
start, zoals eerder aangekondigd, op 3 centrale locaties van de GGD’en de vaccinatie
van de eerste groep zorgmedewerkers voor kwetsbaren. Ik handhaaf deze aanpak. Deze
staat al volop in de steigers en ik wil niet tornen aan de verwachtingen die er zijn.
Zodra er overigens een mogelijkheid is om aan zorgverleners een ander vaccin te geven
dan het BioNTech/Pfizer vaccin, zal dat gebeuren. Daarmee behouden we het BioNTech/Pfizer
zoveel mogelijk voor de oudere doelgroep.
Ik handhaaf ook de vaccinatie aan de groep verpleeghuisbewoners en mensen met verstandelijke
beperking in een instelling. Deze groep wordt binnen de instelling gevaccineerd door
de instellingsarts of de huisarts. Vaccinatie van deze groep was voorzien met het
Moderna vaccin en daarmee ook afhankelijk van de levering van dat vaccin. De EMA heeft
vandaag een positief advies gegeven over de toelating van het vaccin van Moderna.
Dat betekent dat het vaccin geleverd kan worden. Moderna is een mRNA vaccin, evenals
BioNTech/Pfizer, en de verwachting is dat deze ook goed zal werken bij de oudere leeftijdsgroepen
en 60-plussers met een kwetsbare gezondheid.
Ik laat het RIVM onderzoeken of kleinschalige inzet in de verpleeghuizen en instel-lingen
voor gehandicaptenzorg van het BioNTech/Pfizer vaccin toch mogelijk is. Dat zou dan
wat mij betreft eenmalig zijn en om een beperkt aantal locaties gaan. De vooruitzichten
zijn dat het lukt, mits het alléén de grote instellingen betreft, er per instelling
op één adres geleverd wordt en de instelling zelf zorgt voor de distributie naar nabijgelegen
locaties van dezelfde organisatie en de IGJ instemt met een proces van ompakken. Voor
de kleinschalige locaties waar BioNTech/Pfizer niet beschikbaar gemaakt kan worden,
zal gevaccineerd blijven worden met Moderna.
De reden dat ik het Moderna vaccin liever minder inzet in deze groep, is dat deze
meer geschikt is voor toediening voor de thuiswonende 60-plussers via de huisarts.
Ik verwacht dat er gestart wordt met vaccineren in de instellingen in februari.
Vaccinatie medewerkers COVID-19 bedden en -ambulances
Gezien de actuele ernstige ontwikkelingen rondom de epidemiologische situatie, de
toenemende druk op de ziekenhuiszorg en ook gelet op de aandacht die de Gezondheidsraad
in haar advies heeft voor eventuele ontwrichtende omstandigheden, heeft het kabinet
besloten om in actie te komen voor het vitale zorgproces rond de directe COVID-zorg
in de ziekenhuizen en de ambulancediensten. Het kabinet kiest daarbij voor een parallelle
aanpak om zo spoedig mogelijk in januari ook te starten met de distributie het BioNTech/Pfizer-vaccin
ten bate van de vaccinatie van de zorgmedewerkers die essentieel zijn voor het bemensen
van de COVID-bedden (klinisch en IC), de spoedeisende hulp en de ambulances voor de
COVID-zorg. Deze duidelijk afgebakende groep van ongeveer 30.000 mensen wordt conform
de jaarlijkse griepprik gevaccineerd. Het vaccin is moeilijk hanteerbaar, maar het
Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) heeft aangegeven dat de ziekenhuizen de voorzieningen
en kennis in huis hebben om hiermee om te kunnen gaan. Het is evenwel van belang om
goede afspraken over de uitvoering te maken. Het LNAZ is daarom met een plan van aanpak
voor het vaccineren van de hierboven genoemde doelgroep gekomen. In dit plan wordt
ingegaan op uitvoeringsaspecten als de logistiek, het proces van het vaccineren zelf,
de communicatie en de deskundigheidsbevordering. Ik heb het RIVM gevraagd om te beoordelen
of een zorgvuldige start van het vaccineren van het zorgpersoneel van de COVID bedden
in de ziekenhuizen volgens dit plan van de LNAZ mogelijk is. Het RIVM heeft hier positief
op gereageerd.
Vaccinatie groep 60-plussers
Ik wil zo spoedig mogelijk starten met het vaccineren van de groep thuiswonende ouderen.
Daarmee voldoe ik ook aan de toezeggingen die ik tijdens de Kamerdebatten heb gedaan
aan het lid Wilders van de PVV om leeftijdsgroepen boven de 60 jaar zo spoedig mogelijk
te vaccineren. Het lid Wilders diende hiervoor twee moties7 in die ik heb ontraden maar waarvan ik wel de essentie ondersteunde. In overleg met
de GGD en de LHV heb ik besloten deze groep te splitsen. Vooralsnog denk ik daarbij
aan een splitsing rond het 75ste levensjaar, maar dit kan nog door allerlei factoren
worden beïnvloed, zoals de capaciteit bij de GGD en de huisartsen, maar ook de omvang
en levering van de vaccins. Ook mobiliteit is een factor. Vanzelfsprekend zal hierbij
ook het advies van de Gezondheidsraad over het Moderna vaccin nog van invloed kunnen
zijn.
De groep thuiswonende van 60–75 jaar, zo’n 3.000.000 mensen, zullen gevaccineerd worden
in de centrale locaties van de GGD. De groep thuiswonende ouderen van 75 jaar en ouder,
zo’n 1.300.000 mensen en niet-mobiele mensen ouder dan 60 jaar, kunnen bij de huisarts
terecht
Omstreeks maart wordt naar verwachting, parallel aan de vaccinatie van de zorgmedewerkers,
gestart met de vaccinatie van de groep ouderen van 60–75 jaar. Deze groep wordt gevaccineerd
door de GGD’en met het BioNTech/Pfizer vaccin, op de centrale locaties.
Omstreeks maart wordt naar verwachting tevens gestart met de groep thuiswonende mensen
ouder dan 75 jaar (start met oudste leeftijdsgroepen) en de niet-mobiele thuiswonende
mensen van 60–75 jaar in de huisartsenpraktijk. Zij worden gevaccineerd met het vaccin
Moderna. Deze werkwijze is conform de jaarlijkse griepvaccinatie.
Vervoer
De groep mensen van 60–75 jaar, wordt uitgenodigd om naar centrale GGD-locaties te
reizen. De verwachting is dat de meeste mensen zelf in staat zijn naar de GGD-locatie
te gaan of zich te laten brengen. Een klein deel zal niet in staat zijn om dit te
doen of heeft extra ondersteuning nodig. In de uitnodigingsbrief voor vaccinatie van
het RIVM wordt informatie gegeven over de wijze waarop vervoer geregeld kan worden
indien men daartoe niet zelf in staat is. Op die manier proberen we zoveel mogelijk
mensen van de groep 60–75 jaar naar de centrale locatie te brengen. De mensen die
thuis wonen en te kwetsbaar zijn om naar een centrale locatie te reizen en mensen
boven 75 jaar, worden door de huisarts in de huisartsenpraktijk of thuis gevaccineerd.
Overige groepen
In de hoofdroute, zoals in november aan uw Kamer toegezonden, volgen na de hierboven
genoemde groepen: de mensen onder 60 jaar met medische indicatie, zorgmedewerkers,
en de groep 18–60 jarigen. In mijn brief van 21 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 838) heb ik aangegeven dat ik in mijn volgende voortgangsbrieven uw Kamer zou informeren
over de nadere prioritering binnen de hoofdroute. Ik gaf aan dat dit afhankelijk is
van bijvoorbeeld de geschiktheid van deze vaccins voor specifieke groepen, de beschikbaarheid
en leveringstermijnen etc. Ik beloofde in te gaan op specifieke groepen, zoals andere
groepen zorgmedewerkers, en kwetsbare groepen zoals intramurale GGZ-patiënten en mensen
met een PGB. Ook andere groepen hebben aangegeven eerder gevaccineerd te willen worden.
In de afgelopen week is alleen maar duidelijker geworden dat de snelheid en omvang
van de levering van vaccins leidend is.
Ik heb de groepen nog eens goed tegen het licht gehouden. Daarbij blijft het advies
van de Gezondheidsraad van 19 november jl. uitgangspunt. Eerder in deze brief heb
ik toegelicht dat het zorgpersoneel in de acute zorg eerder gevaccineerd zal worden.
i. Patiënten binnen de geestelijke gezondheidszorg en beschermd wonen
Binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz) bevinden zich zeer kwetsbare patiëntengroepen.
Zorgen zijn er in het bijzonder over de patiëntengroep die intramuraal, bijvoorbeeld
in een gesloten setting, behandeld wordt. Net als verpleeghuisbewoners en bewoners
van kleinschalige woonvormen en instellingen binnen de gehandicaptenzorg, leven patiënten
binnen ggz-instellingen met veel (kwetsbare) mensen samen op één plek en hebben zij,
naast contact met hun medebewoners, veelvuldig en langdurig contact met zorgverleners.
Van deze groep ggz-patiënten is bekend dat verwardheid, beperkt begripsvermogen of
zelfs ontoerekeningsvatbaarheid veel voorkomende onderdelen van het ziektebeeld zijn.
Deze patiënten hebben moeite met het begrijpen en naleven van de COVID-19-gerelateerde
maatregelen, wat voor henzelf maar ook voor hun omgeving risicovol is. Werken met
deze patiënten maakt het extra moeilijk voor zorgverleners om de gebruikelijke beschermende
maatregelen (mondneusmaskers of beschermende kleding) toe te passen. Dat kan zelfs
escalerend en daarmee averechts werken. Bovendien is van deze groep ggz-patiënten
bekend dat zij veelal kampen met gezondheidsproblemen op meerdere gebieden (de levensverwachting
van patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen is 15 tot 25 jaar korter dan
de gemiddelde levensverwachting, onder andere door het veelvuldig voorkomen van hart-
en vaataandoeningen) en mede daardoor niet alleen bevattelijker zijn voor het virus,
maar ook meer risico lopen op ernstige complicaties van het virus.
Ook medewerkers van ggz-crisisdiensten werken met deze groep ggz-patiënten. Deze medewerkers
kunnen de situatie die zij aantreffen vooraf meestal moeilijk inschatten vanwege ernstige
ontregeling van de patiënt (en soms ook naasten) waarbij agressief gedrag veelvuldig
voorkomt. Er zijn al meerdere besmettingen ontstaan als gevolg van spuugincidenten.
Ik heb besloten om ook prioriteit te geven aan de vaccinatie van patiënten in de ggz
die intramuraal worden behandeld (inclusief forensische zorg), de zorgmedewerkers
in intramurale settingen én de zorgmedewerkers van de ggz-crisisdiensten. Binnen de
groep van patiënten/cliënten zijn in elk geval te onderscheiden: cliënten die wonen
in een (kleinschalige) instelling voor beschermd wonen, 60-plussers, mensen met ernstige
psychiatrische aandoeningen en mensen die gedwongen worden behandeld. Samen met hun
zorgverleners gaat het om zo’n 85.000 personen. De groep 60-plussers komt in aanmerking
voor een mRNA-vaccin (BioNTech/Pfizer of naar verwachting Moderna) in lijn met de
volgordelijkheid die elders in deze brief is beschreven. De overige patiënten en de
medewerkers zullen zo snel mogelijk het aanbod krijgen om het vaccin van AstraZeneca
toegediend te krijgen. Het is uiteraard van groot belang dat de vaccinatie goed uitvoerbaar
is voor de instellingen. Daarom zal ik met betrokken partijen nader spreken over de
wijze van uitvoering.
ii. Vaccinatie huisartsen
Net als de medewerkers in de verpleeghuissector, in de ziekenhuizen en de ambulancezorg
nemen de huisartsen een belangrijke rol in de zorgverlening voor covid-patiënten.
De huisartsen staan aan het begin van veel zorgprocessen, zien in de huisartsenspoedzorg
veel COVID-19 patiënten en ontlasten de ziekenhuizen door zorg thuis te leveren. Ze
zijn daarmee onmisbaar bij het in stand houden van de zorg in Nederland. De huisartsen
vervullen ook een cruciale rol vervullen bij het vaccineren van grote groepen mensen
in de samenleving. Het is belangrijk dat de huisartsen (en de zorgverlenende medewerkers
uit hun praktijk) snel de mogelijkheid krijgen om zich te laten vaccineren, waarbij
de uitvoering zo goed mogelijk aansluit bij hun specifieke situatie (decentraal en
kleinschalig georganiseerd). Om die reden bieden we de vaccinerende huisartsen en
hun zorgverlenende medewerkers in de praktijk de mogelijkheid tot vaccinatie met het
Moderna-vaccin, zodra de huisartsen zelf overgaan tot vaccineren. Dit is het geval
bij het vaccineren met het Moderna vaccin van mensen met een verstandelijke beperking
in instellingen zonder een instellingsarts. Dit is naar verwachting uiterlijk eind
januari.
Mocht de toelating en levering van het Moderna-vaccin onverhoopt toch langer op zich
laten wachten, dan zullen we bezien op welke wijze we de huisartsen die spoedzorg
verlenen de mogelijkheid kunnen bieden om zich langs andere weg te vaccineren. Alles
zal er op gericht zijn dat deze belangrijke groep zorgverleners in het Nederlandse
zorglandschap snel te vaccineren.
iii. Andere vaccinerende zorgverleners
Ook voor andere zorgverleners die vaccineren geldt dat zij een vaccinatie ontvangen.
Het RIVM heeft op 31 december jl. de richtlijn «professionele uitvoeringsrichtlijn
COVID-19 vaccinaties» gepubliceerd. De richtlijn is bedoeld voor de professionals
die betrokken zijn bij de uitvoering van de COVID-19-vaccinatie. In de richtlijn staan
de kaders voor de uitvoering van de vaccinatie en de medische informatie over de uitvoering.
In de richtlijn is vermeld dat professionals die de vaccinatie zetten deze, de restant
doses mogen vaccineren onder de eigen bij vaccinatie betrokken medewerkers. Dit geldt
in eerste instantie dus voor de mensen die in de centrale locaties prikken.
iv. Overige groepen
Voor wat betreft de andere groepen die hebben gevraagd eerder gevaccineerd te worden,
constateer ik dat er vaak overlap is tussen groepen. Ook is het vaak moeilijk om onderscheid
te maken tussen de verschillende groepen in de uitvoering. Vooralsnog zal ik daarom
alle overige zorgmedewerkers als één groep beschouwen. Ten aanzien van de mensen met
een PGB die om aandacht voor hun positie hebben gevraagd omdat zij zelfstandig wonen
en niet in een instelling, constateer ik dat dikwijls sprake is van een medische indicatie.
Zij behoren dus al tot die groep die eerder een vaccinatie krijgen, vergelijkbaar
met de griepvaccinatie.
Iedereen wil graag zo spoedig mogelijk het vaccin ontvangen. Om die reden blijven
we alert of op basis van (epidemiologische) ontwikkelingen veranderingen in de prioritering
nodig zijn. Ik vaar daarbij ook op de adviezen van de Gezondheidsraad. Andere landen
werken met vergelijkbare schema’s als Nederland. Ook zij kennen de belemmering van
de beschikbaarheid van het vaccin.
Dit brengt ons uiteindelijk tot de voorlopige volgende invulling van de uitvoering.
Deze invulling- het kan niet vaak genoeg worden benadrukt – is afhankelijk van de
snelheid en omvang van de levering van de vaccins op basis van de goedkeuring door
het EMA en de markttoelating door de Europese Commissie. Onderstaande data zijn dan
ook indicatief.
Tijdpad en tempo
Voor de groepen mensen onder 60 jaar met medische indicatie, overige zorgmedewerkers,
en groep 18–60 jarigen zijn goedkeuring, toelating, en levering van de vaccins van
AstraZeneca, CureVac en Janssen bepalend. De huisartsen zullen de vaccinatie verzorgen
van de groep onder de 60 jaar met medische indicatie. Zij starten hiermee zodra AstraZeneca
levert. Op basis van de nu beschikbare informatie verwacht ik dit dat dit half februari
zal zijn. Huisartsen en GGD’en gaan samen de gezonde groep 18–60 jarigen vaccineren.
Naar verwachting wordt hiermee in de eerste helft van het tweede kwartaal gestart,
in april/mei. Voor zorgpersoneel wordt nog nader uitgewerkt waar zij gevaccineerd
worden. Vooralsnog ga ik ervan uit dat overig ziekenhuispersoneel in het eigen ziekenhuis
gevaccineerd wordt, zorgpersoneel van zorginstellingen in de eigen instelling, en
zorgmedewerkers die niet terecht kunnen in de eigen organisatie bij de GGD’en op de
centrale locaties. Ook hiervoor geldt dat we starten in het tweede kwartaal, naar
verwachting in april.
Met bovenstaande aanpak van de vaccinatiestrategie wordt zo goed mogelijk gebruik
gemaakt van de beschikbare capaciteit in een zo optimaal mogelijke combinatie van
fijnmazigheid en nabijheid enerzijds via de huisarts en binnen de eigen instelling,
en grootschaligheid anderzijds door de centrale vaccinatielocaties van de GGD’en.
We benutten alle capaciteit van de uitvoerende partijen die aanwezig is. Hierdoor
spelen we in op de ontwikkelingen. Daarmee bereiken we dat we de hoofdroute kunnen
uitvoeren. Tegelijkertijd starten we ook eerder met het vaccineren van zorgmedewerkers
in de acute zorg én zorgen we ervoor – door de inzet van de huisartsen en de GGD’en
– dat we de thuiswonende 60-plussers via de centrale locaties en de huisartsenpraktijken
eerder kunnen vaccineren met het vaccin dat voor hen het meest effectief is.
4. Komende leveringen
De uitvoering van de vaccinatie strategie blijft afhankelijk van goedkeuring, toelating
en levering van de verschillende vaccins. De geactualiseerde leveringen voor alle
aangekochte vaccins, behoudens goedkeuring door het EMA, zijn weergegeven in tabel
1.
Tabel 1. Indicatief leveringsoverzicht (x 1mln).
Dec 2020
1Q2021
2Q2021
3Q2021
4Q2021
1Q2022
Totaal
BionTech/
Pfizer
0,165
2,2
3
3
–
–
8,4
BionTech/Pfizer opties
0
0,5
1,5
1
0,8
3,8
Moderna
0
0,4
1,36
1,36
3,1
–
6,2
AstraZeneca
0
4,5
5,2
2
–
–
11,7
CureVac
0
0,6
1,6
2
2,2
2,2
8,6
Janssen
0
0
3
6
2,3
–
11,3
Sanofi
0
–
–
5,85
5,85
–
11,7
Totaal
0,165
8,2
15,7
21,2
14,25
2,2
61,7
Ik blijf hier echter benadrukken dat het gaat om verwachte leveringen. In de praktijk
blijven wijzigingen op het leveringsschema tot het laatste moment mogelijk. Alle landen
in de Europese Unie worden hiermee geconfronteerd. De verdeling over de landen blijft
overeenkomstig de eerdere afspraken. In Europees verband zet ik mij in op het maximeren
van de beschikbaarheid van vaccins. De huidige stand van zaken ten aanzien van de
verschillende vaccins is als volgt.
BioNTech/Pfizer
Op dit moment, is nog alleen het vaccin van BioNTech/Pfizer in de Europese Unie goedgekeurd.
De eerste leveringen van het vaccin hebben eind december plaatsgevonden. De Europese
Commissie en de EU-lidstaten hebben besloten om gebruik te maken van de opties onder
ons contract met BionTech/Pfizer. Voor Nederland betekent dit dat we dit jaar nogmaals
ruim 3,8 miljoen extra doses van dit vaccin tegemoet kunnen zien. De start van de
levering van deze extra vaccins staat gepland vanaf maart 2021. De exacte levering
is echter mede afhankelijk van hoe snel de nieuwe productiefaciliteiten van BioNTech/Pfizer
goedgekeurd zullen worden.
Moderna
Het EMA zal naar verwachting vandaag een advies geven over het vaccin van Moderna.
Dat is eerder dan voorzien. Bij een positief advies kan de Europese Commissie naar
verwachting kort daarna, binnen twee dagen markttoelating verlenen. Ik heb de Gezondheidsraad
gevraagd te adviseren over de inzet van het Moderna vaccin bij de beoogde doelgroepen
en de mogelijke contra-indicaties. Dit advies verwacht ik op 8 januari. De precieze
leveringsdatum van het vaccin in Nederland is nog niet bekend, maar de verwachting
is dat de eerste vaccins uiterlijk eind januari kunnen worden geleverd.
Het advies van de Gezondheidsraad zal ons een nieuw puzzelstukje in handen geven.
Samen met de eerder genoemde drie afhankelijkheden (geschiktheid, beschikbaarheid,
en logistieke kenmerken) kan dit leiden tot aanpassing in de aanpak van de uitvoering
van de vaccinatie strategie. Met de nu beschikbare informatie koersen we op de inzet
van Moderna voor in ieder geval de drie doelgroepen die ik in de vorige paragraaf
heb genoemd:
• Bewoners van de verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke
beperking, die niet beschikken over een instellingsarts en waarbij de huisarts degene
is die vaccineert.
• Verpleeghuizen en instellingen waarbij wel een instellingsarts aanwezig is.
• Thuiswonenden ouder dan 75 jaar en niet mobiele mensen vanaf 60 jaar. Zij zullen het
vaccin bij de huisarts aangeboden krijgen. We benutten het Moderna vaccin zoveel mogelijk
voor 60-plussers, omdat deze naar verwachting als mRNA vaccin ook zeer geschikt is
voor deze doelgroep. Vanzelfsprekend wachten we het oordeel van de Gezondheidsraad
wel af.
Het RIVM stelt direct na toelating door EMA een uitvoeringsrichtlijn op. Deze is naar
verwachting gelijk aan het advies van de Gezondheidsraad gereed, 8 januari. Met de
uitvoerende partijen bereiden we het vaccinatieproces voor. De vaccinatie wordt in
de instellingen zelf aangeboden, door de instellingsarts of de huisarts, naar verwachting
begin februari. Er is afgesproken door de betrokken uitvoerende partijen dat de zorgverlener
die gaat vaccineren, de cliënt een uitnodiging stuurt. Het RIVM ontwikkelt hiervoor
in samenwerking met de zorgkoepels een uitnodigingsbrief met daarbij een toegankelijke
infographic. Gezien de toediening in verpleeghuizen en instellingen is het ook noodzakelijk om
in het geval van wilsonbekwamen uitdrukkelijk toestemming te verkrijgen van de wettelijk
vertegenwoordiger. Voor het informeren van cliënten en wettelijk vertegenwoordigers
wordt de uitnodigingsbrief gebruikt met een toestemmingsformulier. Of als het niet
mogelijk is om schriftelijke toestemming te realiseren in het proces, via een met
kwaliteitswaarborgen omgeven mondelinge procedure. Waarin men geïnformeerd wordt waarom
de centrale registratie belangrijk is in het individuele en collectieve gezondheidsbelang,
en men om actieve instemming wordt gevraagd.
AstraZeneca
In het Verenigd Koninkrijk is recent een vergunning voor gebruik in noodsituaties
afgegeven voor het vaccin van AstraZeneca. Zoals tabel 1 laat zien, is het vaccin
in grote aantallen besteld. Overigens niet alleen door de EU, maar wereldwijd. Dat
maakt het vaccin belangrijk voor onze aanpak. Tegelijkertijd is er nog discussie over
de volledigheid van de door AstraZeneca aangeleverde wetenschappelijke data, waarop
markttoelating moet worden gebaseerd. De landen van de Europese Unie kiezen er op
dit moment niet voor om het VK te volgen en, in afwachting van aanvullende wetenschappelijke
data, wel vast een marktvergunning onder de noodprocedure af te geven. In de eerste
week van januari bespreekt de EMA de door AstraZeneca overlegde data. Dat leidt aansluitend
tot een procedure die gericht is op het zo snel als mogelijk afgeven van een positief
advies aangaande de veiligheid en effectiviteit van het vaccin, op basis waarvan de
Europese Commissie markttoelating kan verlenen. Ik ben optimistisch dat we zo snel
als verantwoord is, ook in de EU over dit vaccin kunnen beschikken.
5. Stand van zaken uitvoering
Vanaf vandaag 8.00uur is het afsprakennummer van de GGD geopend. Het callcenter is
bereikbaar van 8.00–20.00, 7 dagen per week. Zorgmedewerkers die een brief hebben
ontvangen van hun werkgever kunnen via het telefoonnummer in de brief een afspraak
plannen. Met één telefoontje is het mogelijk direct de twee afspraken voor vaccinatie
met het BioNTech/Pfizer-vaccin in te plannen. Ook voor zorgmedewerkers wonend in het
buitenland, maar werkzaam in Nederland is dit telefoonnummer beschikbaar voor het
maken van een afspraak bij een GGD locatie naar keuze. Dankzij webinars en e-learning zijn inmiddels ruim 2.000 medewerkers van het callcenter goed opgeleid.
Vanaf 8 januari worden de eerste zorgmedewerkers gevaccineerd in de drie GGD regio’s
Hart voor Brabant, Utrecht en Rotterdam, in de locaties: gemeente Veghel, Rotterdam
en Houten. De drie regio’s zetten minimaal 250 en maximaal 300 afspraken per dag open,
wat optelt tot ruim 8200 plekken in de eerste week. Op 11 januari volgen de regio’s
Drenthe, Amsterdam en Haaglanden. Ook zij zetten minimaal 250 en maximaal 300 afspraken
per dag open. Daarmee heeft de GGD twee pilotgroepen; de pilots lopen tot 14 januari.
Op 15 januari starten allen GGD-regio’s; van 15 tot 17 januari hebben GGD regio’s
die kunnen, ook de mogelijkheid het maximaal aantal afspraken open te zetten dat per
regio is gegeven. De regio’s die niet in de pilotgroepen zaten kunnen er ook voor
kiezen om met een lager aantal dan het maximum te starten om eventuele opstartproblemen
op te vangen. Vanaf 18 januari zetten alle regio’s het maximaal aantal afspraken per
dag open. En kunnen zorgmedewerkers op 25 locaties8 terecht voor de vaccinatie. Er wordt altijd gepland in de cyclus van 2*3 weken (3
weken voor de eerste prik, en 3 weken voor de tweede prik). Uitgaande van het huidige
leveringsschema van BioNTech/Pfizer kunnen vanaf 18 januari maximaal 66.000 zorgmedewerkers
per week worden gevaccineerd.
Vergoeding kosten reistijd en borgen zorgcontinuïteit
Het kabinet vindt het van groot belang dat medewerkers in de zorg hun verantwoordelijkheid
nemen en optimaal gebruik maken van de vaccinatiecapaciteit die vanaf 8 januari beschikbaar
komt. De regionale vaccinatielocaties kennen ruime openingstijden en zijn alle dagen
van de week te bezoeken. De verwachting is dat veel mensen hiervan buiten werktijd
gebruik maken, ook om te voorkomen dat continuïteit van de zorg in het gedrang komt.
Het kabinet vindt het van belang dat werkgevers dan wel opdrachtgevers hierin ondersteunend
zijn gegeven hun verantwoordelijkheid voor goede zorg en een veilige werkomgeving.
Sommige werkgevers organiseren bijvoorbeeld collectief vervoer voor hun medewerkers.
Niettemin kan het nodig zijn dat medewerkers een vaccinatieafspraak maken op een tijdstip
dat ze zijn ingeroosterd om te werken. In dat geval kunnen werkgevers de kosten die
gemoeid zijn met de inzet van ander zorgpersoneel vergoed krijgen op basis van de
meerkostenregelingen. Daartoe kunnen de bestaande meerkostenregelingen voor de Wet
Langdurige Zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet9 worden benut. Verzekeraars hebben toegezegd dat ze in principe voor de periode tot
1 april een tijdelijke meerkostenregeling voor de wijkverpleging (Zorgverzekeringswet)
maken waarbij de kosten voor extra inzet van personeel omwille van zorgcontinuïteit
kunnen worden vergoed. Ook de reiskosten, die al dan niet collectief gemaakt worden
voor het vaccineren, vallen onder de meerkostenregelingen.
Een betrokken opstelling van werknemers en werkgevers, het compenseren van de extra
kosten als gevolg van vervangend personeel en de reiskosten van en naar één van de
grote vaccinatielocaties bevorderen dat deze vaccinatielocaties optimaal benut worden
terwijl tegelijkertijd de zorg aan kwetsbare mensen kan doorgaan en we de coronacrisis
samen onder controle krijgen.
Inzet en opleiding personeel
In mijn brief van 21 december jl. heb ik toegelicht dat de GGD’en voor de eerste tranche
BioNTech/Pfizer-vaccins circa 350–400 prikkers nodig hebben en circa 1.500 ondersteunende
medewerkers. Bij deze berekening werd uitgegaan van het «prikken» van de medewerkers
van de verpleeghuizen, kleinschalige woonvormen, instellingen in de gehandicaptenzorg
en de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning.
De regionale GGD’en zijn begonnen met het werven van personeel, via het eigen netwerk
en via uitzendbureaus en veel mensen bieden zich aan om te komen helpen. Een aantal
grote aanbieders van personeel staat klaar om direct in te stappen als dat gevraagd
wordt. Vanaf 18 januari is er bij alle GGD-locaties voldoende personeel om de benodigde
vaccinaties voor de nu door de GGD te bedienen groepen uit te voeren. Het werven van
personeel zal in de komende tijd doorgaan, en zal ook nodig zijn zodra er meerdere
en grotere hoeveelheden vaccins beschikbaar komen en nieuwe doelgroepen aan de beurt
komen.
Sinds 29 december 2020 hebben alle GGD'en toegang tot een e-learning omgeving waarin beoogde medewerkers worden getraind voor de activiteit die zij gaan
uitvoeren. Er zijn e-learnings beschikbaar voor de medewerkers die in het callcenter de mensen te woord staan, die
helpen bij het voorbereiden van de vaccins en voor de medewerkers die gaan vaccineren.
Na het volgen van deze e-learning volgt een korte praktijkles op de locatie.
Landelijk is er vanuit GGD GHOR Nederland voortdurend contact met de regionale GGD’en
om de personele capaciteit te borgen. In mijn vorige brief heb ik u al gemeld dat
Defensie en het Rode Kruis klaar staan. Afgelopen week heeft de Nederlandse Vereniging
voor Doktersassistenten (NVDA) laten weten dat via een door hen ingericht meldpunt
zich al zo’n 2.500 doktersassistenten hebben gemeld. Ik ben blij dat ook deze groep,
met de juiste ervaring, zo nodig snel kan inspringen.
Met alle uitvoeringsorganisaties ga ik ervoor zorgen dat zij, in het geval van tekorten
aan eigen personeel, zo mogelijk gebruik kunnen maken van de aanbiedingen die er zijn.
Logistiek
In mijn brief van 21 december jl. heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de logistieke
voorbereidingen op de uitvoering van de vaccinatie campagne. Het Logistiek Coördinatie
Centrum van het RIVM (LCC) en GGD-GHOR Nederland werken gezamenlijk het plannings-
en distributieproces uit voor het bevoorraden van de centrale vaccinatielocaties bij
de GGD. Het LCC RIVM en de GGD’en hebben dagelijks per vaccinatielocatie contact over
de voorraad op de locatie en het aantal geplande vaccinaties. Op deze manier kan snel
worden bepaald of en wanneer nieuwe vaccins uitgeleverd moeten worden.
Voor het bereiden van dit vaccin is verdunningsvloeistof nodig. Deze verdunningsvloeistof
zit niet in de vaccinverpakking en wordt door het RIVM geleverd bij het vaccin. Ook
voorziet het RIVM de levering van spuiten en naalden voor de bereiding en voor de
toediening van het vaccin.
De levering van Pfizer vaccins aan de vaccinatielocaties van de GGD wordt uitgevoerd
met gekoeld transport tussen +2 en +8°C. De opslag van de vaccins bij de GGD vaccinatielocatie
vindt ook onder deze temperatuurconditie plaats.
De GGD’en dragen zorg voor goed vaccinbeheer, vanaf het moment van levering van de
vaccins. Iedere locatie heeft een vaccinverantwoordelijke die toezicht houdt op de
ontvangst, opslag en distributie van vaccins en toedieningsmaterialen op de locatie
(cold chain, uiterste gebruik datum, batch wissel, spillage en productklachten). Daarnaast
betreft het vaccinbeheer het materiaal, waaronder medische koelkasten die voldoen
aan de eisen.
6. Vaccinatie in Caribische delen van het Koninkrijk
Eerder heb ik mede namens de Staatssecretaris van VWS aangegeven dat de Caribische
delen van het Koninkrijk zo gelijktijdig mogelijk worden voorzien van vaccins als
Europees Nederland. De Gezondheidsraad heeft zowel voor Caribisch Nederland (BES)
als voor de landen van het Koninkrijk (CAS) advies uitgebracht over de prioritering
bij vaccinatie. Het laatste Gezondheidsraad advies van 24 december over Biontech/Pfizer
is ook van toepassing voor alle eilanden in het Caribische gebied. Momenteel treft
het RIVM samen met de gezondheidsautoriteiten van alle eilanden voorbereidingen om
verschillende vaccins vanaf half februari 2021 te kunnen inzetten. Net als in Nederland
zal conform de adviezen van de Gezondheidsraad begonnen worden met het vaccineren
van 60-plussers en zorgpersoneel. Op de eilanden worden, gezien de gunstige werking,
de 60-plussers ook gevaccineerd met een mRNA vaccin. De verwachting is dat het vaccin
van AstraZeneca in te zetten is voor bredere vaccinatie doelgroepen op de eilanden.
Medio januari is er meer zicht op de beschikbaarheid van de vaccins van Moderna en
AstraZeneca en daarom zal rond dat tijdstip besloten worden in welke hoeveelheden
elk vaccin beschikbaar komt voor de eilanden. Gezien de beperkte zorgvoorzieningen,
het kleine aantal bewoners en het voorkomen van spillage is het voornemen om alle
vaccinatiedoelgroepen op Saba en St. Eustatius tegelijkertijd te vaccineren. Er wordt
dan ook in ieder geval direct gestart met vaccineren half februari van het zorgpersoneel
op de eilanden en alle inwoners op Saba en St. Eustatius.
7. Registratie
In vorige Kamerbrieven en debatten heb ik uw Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen
van de centrale registratie, en de ICT die daarvoor benodigd is. Ik heb tijdens het
plenaire debat van 17 december jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 39, Debat over de
berichtgeving dat vaccinatie tegen het coronavirus niet meer in 2020 start) aan het
lid Klaver van Groenlinks toegezegd uw Kamer in een separate brief te informeren over
de wijze waarop ik samen met de uitvoerende partijen invulling geef aan centrale registratie
in het vaccinatieprogramma COVID-19. Omdat op 5 januari a.s. een extra Kamerdebat
plaatsvindt, ga ik al in deze brief uitgebreider in op ICT en centrale registratie.
Na het debat zal ik desgewenst resterende vragen en onderwerpen in de eerstvolgende
voortgangsbrief beantwoorden.
Hieronder zal ik eerst ingaan op de verschillende bestaande decentrale systemen van
de GGD’en, huisartsen en andere zorgverleners. Daarna ga ik in op het centraal informatiesysteem,
en op de koppelingen daartussen.
Het systeem van de GGD’en: CoronIT
Elke toediener van vaccins houdt een eigen registratie bij. De GGD’en gebruiken het
systeem CoronIT voor het registeren van vaccinaties. Dit is het registratiesysteem
dat sinds maart 2020 in gebruik is voor alle registraties rondom het testen. Het systeem
is doorontwikkeld ten behoeve van het proces van (COVID-19) vaccineren. Het fundament
is met andere woorden hetzelfde. De functionaliteiten in CoronIT bestaat op hoofdlijnen
uit de volgende onderdelen:
• Afspraak plannen op een vaccinatielocatie.
• Registratie vaccinatie met persoonsgegevens.
• Afdrukken van een registratiebevestiging.
• Aanleveren van vaccinatie data aan het centraal registratiesysteem van RIVM (CIMS)
en huisartssystemen.
Het plannen van afspraken en de registratie- en afdrukfunctie zijn reeds ingericht
en getest door specifiek daarvoor ingezette testers. Deze testers kennen CoronIT,
omdat zij ook bij het testen van de functionaliteit voor het testen betrokken zijn
geweest. Aanvullend heeft een dry-run plaatsgevonden waarmee het gehele proces is
doorlopen en getest.
In 2020 is (voor oplevering van het systeem voor testen) uitvoerig onderzoek gedaan
naar de veiligheid van CoronIT door externe (onafhankelijke) experts (zoals FoxIT)
door middel van zogenaamde pen-testen. Bij dit soort testen wordt getoetst op kwetsbaarheden;
of het systeem kwetsbaar is voor bijvoorbeeld een cyberaanval. De resultaten daaruit
hebben niet geleid tot extra benodigde acties. De registratie én doorgifte van data
is getoetst aan de regelgeving ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens.
Mocht CoronIT onverhoopt niet beschikbaar zijn door een storing, dan zijn noodprocedures
ingericht en geïmplementeerd, zodat het plannen van vaccinatie-afspraken en het registreren
van vaccinaties zo snel mogelijk weer doorgang kan vinden. Deze noodprocedures bestaan
uit werkinstructies voor de priklocaties die aangeven op welke wijze men tijdelijk
verder kan werken zonder gebruik van CoronIT.
Overige decentrale systemen
Huisartsen maken voor het voeren van dossier over hun patiënten gebruik van huisartsinformatiesystemen
(HIS-en) of een praktijkmanagementsysteem. Dit zijn softwareapplicaties waarin huisartsen
patiëntgegevens vastleggen. Het medisch dossier en medicatiegegevens maken integraal
onderdeel uit van deze systemen.
Instellingen voor medisch specialistische zorg, zoals ziekenhuizen, die eigen medewerkers
vaccineren voeren de registratie daarvan op allerlei verschillende manieren uit. Dit
gebeurt bijvoorbeeld op papier, in zelf gemaakte applicaties of in applicaties die
daartoe van de markt verworven zijn.
In de sectoren verpleeghuizen, verstandelijk gehandicapten, thuiszorg en GGZ, bestaan
niet overal elektronische cliëntendossiers die uitwisseling met bijvoorbeeld het RIVM
zouden kunnen ondersteunen. Bij die instellingen kan voor de registratie van vaccinatiedata
gebruik worden gemaakt van de bestaande Elektronische Voorschrijf Systemen (EVS).
Dit zijn geautomatiseerde systemen, waarmee langs elektronische en gestructureerde
weg medicatie-voorschriften kunnen worden vastgelegd en waarmee tegelijkertijd onveilige
situaties kunnen worden gesignaleerd tijdens het voorschrijven van geneesmiddelen.
Het centraal registratiesysteem: CIMS
Zoals ik in eerdere brieven aan uw Kamer heb gemeld, speelt centrale registratie een
belangrijke rol bij het COVID-19 vaccinatieprogramma en daarmee bij de bestrijding
van deze pandemie. Het landelijk systeem voor verwerking van COVID-19 vaccinatiegegevens
op persoonsniveau dat door RIVM is ontwikkeld is het COVID-19 vaccinatie informatie-
en monitoringsysteem (CIMS).
Centrale registratie is van essentieel belang om op landelijk en regionaal niveau
goed zicht te kunnen houden op de veiligheid en de effectiviteit van de afzonderlijke
vaccins bij verschillende doelgroepen. Het gaat hierbij onder meer om het voorkomen
van ziekte, de duur van bescherming, het effect op besmettelijkheid en de duur daarvan.
Daarnaast gaat het om het snel kunnen opsporen van bijwerkingen. Dit is temeer van
belang, omdat met verschillende typen vaccins wordt gewerkt met verschillende productkenmerken.
Een centraal vaccinatieregister maakt het ook mogelijk om mensen sneller op individuele
basis te informeren mocht zich een veiligheids- of effectiviteitsprobleem met een
bepaald vaccin of een bepaalde batch voordoen.
Ook biedt een centraal register inzicht in de vaccinatiegraad in de verschillende
doelgroepen. Betrouwbare informatie over de vaccinatiegraad en de effectiviteit zijn
van groot belang om het vaccinatieprogramma te sturen en om de bijdrage van het vaccinatieprogramma
aan het bestrijden van het Coronavirus goed te kunnen inschatten. Met geaggregeerde
data en/of decentrale registraties alleen, zijn deze gegevens niet volledig en nauwkeurig
genoeg voorhanden. Dit omdat er zo veel verschillende decentrale registraties zijn
bij alle uitvoerenden (tientallen GGD-locaties, honderden instellingen, duizenden
huisartsen etc.) dat het niet te doen is om actuele sturingsinformatie tijdig te krijgen
voor bijsturen van de strategie.
Een centraal register geeft mensen zelf daarnaast de mogelijkheid om op termijn –
in aanvulling op de aan hen op papier uitgereikte en na hun vaccinatie meegegeven
informatie – hun eigen vaccinatiestatus in te zien.
Het RIVM past het principe van dataminimalisatie toe, dat wil zeggen dat niet meer
gegevens worden verwerkt dan strikt noodzakelijk. Voor centrale gegevensverwerking
met koppeling van persoonsgegevens zijn de volgende persoonsgegevens nodig: het Burgerservicenummer,
geboortedatum, voornaam en achternaam, adresgegevens, reden vaccinatie (leeftijd,
medische aandoening ja/nee, zorgmedewerker ja/nee), datum en plaats waar de vaccinatie
is toegediend, naam van het vaccin en het batchnummer.
Van degenen die toestemming hebben gegeven voor opname van hun vaccin-gegevens in
het landelijke vaccinatieregister (zie ook hieronder bij koppelingen), worden de individuele
gegevens gebruikt om informatie te generen zoals beschreven bij de doelstellingen
van de centrale registratie. Het RIVM berekent op basis hiervan de vaccinatiegraad
en de effectiviteit van de verschillende vaccins. Daarnaast kunnen de gegevens van
personen die toestemming hebben gegeven geanonimiseerd beschikbaar komen voor wetenschappelijk
onderzoek voor diezelfde doelen.
Informatiebeveiliging CIMS
De informatiebeveiliging van CIMS is ingericht volgens de strenge normen van de rijksoverheid.
Mede op basis van onafhankelijke onderzoeken wordt zeker gesteld dat het systeem veilig
in gebruik kan worden genomen bij de start van de vaccinatiecampagne. Vanwege recent
gesignaleerde beveiligingsrisico’s (onder meer de hack bij het EMA) is extra onderzoek
gedaan. De bevindingen daaruit worden gemitigeerd door het treffen van aanvullende
maatregelen. Het treffen van deze maatregelen staat start van de vaccinatiecampagne
per 8 januari niet in de weg. Ik houd dit scherp in de gaten. Indien CIMS, vanwege
de genoemde aanvullende maatregelen, dataverwerking op persoonsniveau nog niet toelaat,
kunnen gegevens worden opgevraagd bij de uitvoerder van de vaccinatie, dus de GGD,
de huisarts of de instelling. Wel kan dit leiden tot vertraging in de analyses en
rapportages en levert dit extra administratieve lasten op voor de uitvoerende partijen.
Vraagstuk koppeling van (persoons)data aan het centrale register
De Wet publieke gezondheid geeft het RIVM de taak om regie te voeren op de vaccinatie.
Dit biedt een juridische grondslag voor centrale registratie en de daarvoor benodigde
verwerking van gegevens (artikel 6, eerste lid, Wpg. artikel 11, tweede lid, Besluit
publieke gezondheid). Omdat het bij centrale registratie gaat om verwerking van persoonsgegevens
op een zeer omvangrijke schaal, heb ik goed gekeken naar het juridisch kader met betrekking
tot privacy en het medisch beroepsgeheim. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd
aan een Data Protection Impact Assessment (DPIA). Ik heb daarnaast ook uitvoerig gesproken
met de vaccinerende artsen en heb afstemming gezocht met de Autoriteit Persoonsgegevens.
Dit heeft geresulteerd in de volgende lijn.
De zorgverlener heeft, om de benodigde gegevens te mogen verstrekken en het beroepsgeheim
te doorbreken, uitdrukkelijke toestemming nodig van de gevaccineerde. In het geval
van wilsonbekwamen is uitdrukkelijk toestemming nodig van de wettelijk vertegenwoordiger.
De zorgverlener moet deze toestemming verkrijgen van de te vaccineren cliënten of
diens wettelijk vertegenwoordiger voordat gegevens aan het RIVM worden verstrekt.
Bij de oproep/uitnodiging tot vaccinatie wordt de burger daarom via een toestemmingsformulier,
of als het niet mogelijk is om schriftelijke toestemming te realiseren in het proces,
via een met kwaliteitswaarborgen omgeven mondelinge procedure geïnformeerd waarom
de centrale registratie belangrijk is in het individuele en collectieve gezondheidsbelang
en wordt om actieve instemming gevraagd. Tevens wordt uitgelegd wat met de verzamelde
data gebeurt en wordt aangegeven dat de burger altijd later de mogelijkheid heeft
zijn vaccinatiegegevens bij het RIVM te laten verwijderen en hoe men dit kan doen.
Van mensen die ofwel niet opkomen voor vaccinatie ofwel wel komen maar geen toestemming
geven voor het delen van de vaccinatiedata, worden alleen anonieme data op geaggregeerd
niveau met het RIVM gedeeld. Het al dan niet toestemming geven voor het delen van
data heeft overigens natuurlijk geen gevolgen voor de vaccinatie zelf. Ook als mensen
geen toestemming geven, kunnen zij gewoon gevaccineerd worden.
De boven beschreven aanpak past binnen het juridisch kader van de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).
Ook komt dit tegemoet aan de twee moties10 van het lid Azarkan van DENK die in uw Kamer zijn aangenomen waarin wordt verzocht
mensen te informeren over opname van hun vaccinatiegegevens in een database, en om
vooraf toestemming te vragen over opname van vaccinatiegegevens in een database. Ik
heb in mijn vorige brief aan uw Kamer al aangegeven hieraan tegemoet te zullen komen.
Voor de betrouwbaarheid van gegevens en statistieken is het van groot belang dat zoveel
mogelijk mensen toestemming geven. Het RIVM geeft aan dat data van tenminste 95% van
degenen die opkomen voor vaccinatie in de centrale database moeten komen om betrouwbare
uitspraken te kunnen doen over vaccinatiegraad en de effectiviteit van vaccins ten
behoeve van bijvoorbeeld het bijsturen van de vaccinatiestrategie. Om die reden zal
ik samen met het RIVM nauwlettend volgen hoeveel mensen toestemming geven tot het
delen van data. Ik ben voornemens het RIVM te vragen om begin februari een eerste
meting te doen en begin maart een tweede. Mocht hieruit blijken dat het RIVM kan beschikken
over minder dan 95% van de gegevens, wil ik hierover opnieuw in overleg treden met
de vaccinerende zorgverleners. Het automatisch doorleveren van gegevens zonder uitdrukkelijke
toestemming zou alleen met een aparte wettelijke grondslag kunnen worden gerealiseerd.
Mocht dit nodig blijken zal ik uw Kamer uiteraard op de hoogte brengen.
Technische koppeling van de decentrale systemen aan het centrale systeem
Toedieners van vaccins zijn gehouden daarvan dossier te voeren. Het uitgangspunt is
daarom «registratie aan de bron». Dat wil zeggen dat de toediener van vaccins verantwoordelijk
is voor de juistheid en compleetheid van de registratie in het decentrale systeem,
het verkrijgen van toestemming van de cliënt ten behoeve van aanleveren van vaccinatiedata
aan het RIVM, en voor het tijdig aanleveren van de data.
Het RIVM heeft de specificaties van de voor CIMS benodigde vaccinatiedata beschikbaar
gemaakt, evenals aansluitvoorwaarden. Voor elke fase in de vaccinatiestrategie worden
de betreffende decentrale systemen gekoppeld aan het landelijk systeem. Toedieners
van vaccins die niet over een eigen registratiesysteem beschikken dat geautomatiseerd
gegevens kan doorleveren aan het centrale registratiesysteem, kunnen gebruik maken
van een in ontwikkeling zijnde invoerapplicatie, welke technisch gereed is bij de
start van de vaccinatiecampagne.
Vanaf half januari zijn de huisartsinformatiesystemen zodanig aangepast dat huisartsen
doelgroepen kunnen oproepen. De HIS’en zijn per 1 februari gereed om de vaccinatiegegevens
te kunnen registreren en de informatie van gevaccineerden die toestemming hebben gegeven
naar het RIVM te zenden. De implementatie van verzending van geaggregeerde gegevens
vanuit de huisartsinformatiesystemen naar RIVM bij het ontbreken van toestemming van
patiënten vraagt nog ontwikkeltijd en de datum waarop dit is gerealiseerd is nog niet
bekend.
In de sectoren verpleeghuizen, verstandelijk gehandicapten, thuiszorg en GGZ kan,
zoals hiervoor ook beschreven gebruik gemaakt van de bestaande Elektronische Voorschrijf
Systemen (EVS). Deze systemen zijn goed gestandaardiseerd en worden door een beperkt
aantal leveranciers (4) geleverd. Over de koppelingen van die systemen met het centrale
registratiesysteem worden op dit moment afspraken gemaakt.
Instellingen voor medisch specialistische zorg, zoals ziekenhuizen, die eigen medewerkers
vaccineren doen dit op diverse manieren (zoals hierboven beschreven). Er is nog geen
koppeling tussen de gebruikte systemen en het centraal registratiesysteem. Voor situaties
als deze waar geautomatiseerde koppelingen niet bestaan of niet tijdig gemaakt kunnen
worden, kan gebruik worden gemaakt van de hierboven genoemde invoerapplicatie. Deze
wordt ontwikkeld als alternatief voor het met een eigen systeem registreren en automatisch
verzenden naar RIVM. Daarnaast kan deze applicatie indien nodig gebruikt worden in
specifieke groepen zoals dak- en thuislozen, asielzoekers en gedetineerden. Bij het
ontwikkelen van deze applicatie doe ik geen concessies aan aspecten als informatiebeveiliging
en privacy.
Toekomstige ontwikkelingen
Zoals ik in mijn brief van 21 december jl. heb aangegeven is het vanaf eind maart
2021 mogelijk voor mensen die toestemming hebben gegeven dat hun vaccinatiedata gedeeld
worden met het RIVM, hun eigen gegevens omtrent vaccinatie in te zien in het centrale
registratiesysteem. Dit komt naast de informatie die zij op papier ontvangen na vaccinatie.
Het RIVM werkt in dit kader aan een cliëntportaal voor het tonen van vaccinatiegegevens
waarvoor toegang wordt verleend met een DigiD. Ik heb ook aangegeven mede op basis
van het advies van de Gezondheidsraad over ethische aspecten (voor 1 februari 2021
gevraagd) in te gaan op de vraag in hoeverre de overheid een rol, verantwoordelijkheid
of plicht heeft om te voorkomen dat private partijen eisen dat klanten/werknemers/leerlingen
gevaccineerd zijn en welke (juridische) mogelijkheden de overheid hierbij heeft.
8. Start vaccinatiecampagnes in verschillende Europese landen
Veel EU-lidstaten zijn na de kerst gestart met vaccineren. Een aanzienlijk aantal
landen is daarbij eerder gestart met vaccineren dan zij op basis van hun planning
hadden beoogd. Daarbij zie ik echter ook dat in veel landen die start vooruitloopt
op de daadwerkelijk geplande start van de vaccinatiecampagnes. Vrijwel alle landen
geven aan dat, net als in Nederland, pas in de loop van januari het vaccinatiepotentieel
optimaal zal kunnen worden benut. Een aantal landen (o.a. Duitsland, Denemarken en
Luxemburg) geeft aan nu reeds klaar te zijn voor vaccineren op een grotere schaal.
Tegelijk zijn de ontvangen aantallen vaccins op dit moment in de hele EU nog relatief
bescheiden en worden zij naar rato verdeeld over de lidstaten. Pas bij het beschikbaar
komen van grotere geleverde volumes in de loop van januari, kunnen ook deze landen
pas echt grootschaliger gaan vaccineren. Landen als Oostenrijk, België en Frankrijk
plannen de grootschaligere uitrol van hun vaccinatiecampagnes eveneens in januari.
9. Communicatie
Doel van de vaccinatie is om snel, zorgvuldig en veilig te komen tot een vaccinatiegraad
waarmee we de samenleving beschermen tegen COVID-19. Voor die bescherming is vaccinatie
de belangrijkste stap en zetten we in op een zo hoog mogelijke vaccinatiebereidheid.
In november 2020 was de vaccinatiebereidheid als volgt:
Bron: IO-Research-peiling-november-2020-Corona-Vaccineren.pdf
Via een geïntegreerde communicatiestrategie en -aanpak die is gebaseerd op gedragswetenschappelijke
inzichten dragen we bij aan het bereiken van het genoemde doel. Zo willen we het algemeen
publiek en specifieke doelgroepen informeren, twijfels over veiligheid en bijwerkingen
van vaccins wegnemen en desinformatie actief bestrijden.
Via communicatie informeren, motiveren en activeren we de Nederlandse bevolking. Dat
moet mede leiden tot een vergroting van het draagvlak voor vaccins en maximalisering
van de vaccinatiebereidheid. Hier richten we ons op alle Nederlanders van 18 jaar
en ouder, met speciale aandacht voor:
• Zorgprofessionals en hun werkgevers
• 60-plussers
• Anderstaligen
• Laagopgeleiden en laaggeletterden
• Mensen met een beperking
• Koepel-, branche-, vak-, belangenverenigingen en kenniscentra van/voor genoemde groepen.
Focus ligt daarbij op de groep mensen die (waarschijnlijk) kiest voor vaccinatie,
en op de groep die het nog niet zeker weet (twijfelt).
De communicatie over vaccinatie moet transparant, betrouwbaar en wetenschappelijk
onderbouwd zijn, met als doel dat mensen een geïnformeerde keuze kunnen maken11. De communicatieaanpak bestaat uit vier deeltrajecten:
• Publiekscommunicatie
• Stakeholdermanagement
• Maatschappelijke dialoog
• RIVM (zorgprofessionals, vaccinatieproces, gedragsexpertise)
De publiekscampagne is op 14 december jl. gestart. Er worden radio en tv-commercials,
dagbladadvertenties en een speciale website www.coronavaccinatie.nl ingezet. Uiteraard zijn we ook actief op social media. Via onderzoek onder algemeen
publiek en specifieke doelgroepen zorgen we ervoor dat de communicatie voortdurend
goed aansluit op wat er leeft in de samenleving.
Omdat zorgmedewerkers van verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen, gehandicaptenzorg,
wijkverpleging en WMO-ondersteuning als eerste kunnen worden gevaccineerd, besteden
we in de communicatie speciale aandacht aan deze groep. Zo spelen zij de hoofdrol
in visuele middelen zoals de tv-commercial en advertenties. De online advertentiecampagne
op websites en social media richt zich ook op deze groep. In december is er een toolkit
gelanceerd voor werkgevers. Hierin zitten allerlei communicatiemiddelen die zij kunnen
gebruiken richting hun medewerkers. In januari wordt ook een online talkshow voor
zorgmedewerkers opgenomen, waarin zij vragen kunnen stellen aan experts.
10. Volgende stappen
In deze brief heb ik aangegeven zo trouw mogelijk te willen blijven aan de gekozen
vaccinatiestrategie en hoofdroute van het kabinet van 20 november jl. naar aanleiding
van het advies van de Gezondheidsraad van 19 november jl. Bepalend voor de hoofdroute
is «strategie 1»: het verminderen van (ernstige) ziekte en sterfte als gevolg van
COVID-19. In haar advies heeft de Gezondheidsraad ook andere strategische richtingen
geformuleerd, af te wegen in de context van de (actuele) epidemiologische situatie.
Strategie 2 betreft: het terugdringen van de verspreiding van het coronavirus. En
strategie 3, waar niet alleen naar gezondheidsoverwegingen wordt gekeken, maar ook
naar maatschappelijke argumenten, waarbij het gaat om mensen die een belangrijke rol
spelen in het draaiende houden van de samenleving.
Gelet op onder meer ontwikkelingen in de epidemiologische situatie en de ontwikkelingen
rond de mutatie van het virus zie ik aanleiding om advies te vragen over de noodzaak
van mogelijke aanpassingen en/of aanvullingen in de vaccinatiestrategie en gekozen
hoofdroute. Ik zie daarbij meerwaarde in een gecombineerde advies aanvraag van de
Gezondheidsraad en het Outbreak Management Team (OMT) en vraag hen uiterlijk 18 januari
mij te adviseren over:
Strategische hoofdroute:
• Geeft onder meer de VK-variant van het virus aanleiding om de strategische hoofdroute
aan te passen?
• Bij welke stand van de epidemie is er aanleiding om elementen van strategie 2 en 3
van het advies van de Gezondheidsraad op te nemen in de strategie van het kabinet
en om welke elementen gaat het dan?
• Is er aanleiding, gegeven de stand van de epidemie, om binnen de leeftijdsgroepen
een andere volgorde te hanteren dan «van oud naar jong», bijvoorbeeld in de volgorde
van de vaccinatie van de groep 18–60 jaar, of binnen de groep 60–75?
Immuniteit/vaccinatiegraad:
• Welke vaccinatiegraad moeten we bereiken voor groepsimmuniteit voor COVID-19, welke
rol spelen daarin zaken als het soort vaccin (effectiviteit van het type vaccin),
in welke doelgroep, mutaties van het virus (in het bijzonder de VK-variant), het niet
vaccineren van de groep jonger dan 18 jaar? Afgezet tegen de R0.
• Is te zeggen hoe lang de immuniteit blijft bestaan (vergelijk griepvaccinatie)?
• Vanaf welke mate van bescherming van de meest kwetsbaren kunnen de meest beperkende
maatregelen worden afgeschaald? Geef ons een denkkader om te treffen maatregelen in
relatie te brengen met de ontwikkeling van de vaccinatiegraad in verschillende groepen
en soorten gebruikte vaccins. Neem daarin mee de effectiviteit van het vaccin tav
verspreiding van COVID-19.
• Vanaf welk moment in tijd kunnen uitspraken gedaan worden over het beperken van transmissie
na vaccinatie, wanneer is iemand niet meer besmettelijk?
• Welke mogelijkheden zijn er om versneld de epidemie af te remmen, cq om immuniteit
te versnellen, bijvoorbeeld door ruimte te creëren voor andere mensen om eerder te
prikken door de tweede prik later te geven, of door het later vaccineren van mensen
die een positieve testuitslag hebben gehad of de ziekte doorgemaakt hebben zonder
getest te zijn.
• Zijn er in de bestaande hoofdroute aanpassingen te doen die bijdragen aan bereiken
van immuniteit, bijvoorbeeld door het includeren van een (deel) van groep jonger dan
18 jaar?
• Wat is laatste stand van denken over de beschermingsduur van een individu na vaccinatie
en een individu met natuurlijk opgebouwde bescherming?
• Is er toegevoegde waarde voor de bescherming en de immuniteit in het aanvullend vaccineren
met een ander (type) vaccin dan mensen in eerste instantie hebben gekregen? Zo ja
bij welk type vaccin?
• Zijn er eventueel groepen die op grond van gastheerfactoren eerst uitgesloten zouden
moeten worden van vaccinatie, bijv. omdat in hen het virus eerder de kans krijgt om
escape-mutanten (die niet of verminderd op vaccin reageren) te ontwikkelen?
De reactie van de Gezondheidsraad en het OMT op de adviesaanvraag zal ik u zo spoedig
mogelijk na ontvangst doen toekomen. De komende weken ligt de focus van alle betrokken
partijen op het zetten van de eerste doses vaccins bij de meeste kwetsbaren en hun
zorgmedewerkers, en voor de maanden daarna een steeds groter groeiende groep van de
bevolking. Alle betrokken partijen zetten zich hier zeer voor in.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport