Brief regering : Reactie op het Capaciteitsplan 2021-2024
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 427
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MEDISCHE ZORG EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 december 2020
Eind 2019 heeft het Capaciteitsorgaan een integrale raming uitgebracht voor de instroom
in de medische en aanverwante (vervolg)opleidingen voor de komende jaren (het Capaciteitsplan).
Aan de Kamer is een reactie op het Capaciteitsplan toegezegd.1 Door het uitbreken van de coronacrisis en vanwege enkele aanpassingen die dit jaar
nog in de ramingen zijn aangebracht, heeft deze reactie enige tijd op zich laten wachten.
In deze brief geven wij, mede namens de Minister van VWS en de Staatssecretaris van
VWS, onze reactie op het Capaciteitsplan, inclusief de aanpassingen die het Capaciteitsorgaan
op 3 april jl. heeft aangebracht naar aanleiding van de herziene CBS Kernprognose
Bevolking 2019 – 2060. Ook zijn in deze brief meegenomen de nieuwe ramingen van de
FZO- en de GGZ-beroepen die het Capaciteitsorgaan dit najaar heeft uitgebracht.2
Allereerst willen wij benadrukken dat de adviezen van het Capaciteitsorgaan zeer waardevol
zijn. Deze adviezen zijn zowel belangrijk bij het terugdringen van de tekorten die
in een groot aantal zorgsectoren reeds aanwezig zijn als bij het voorkomen dat er
op termijn (aanvullende) tekorten ontstaan. Daarom volgen wij waar mogelijk de adviezen
van het Capaciteitsorgaan op.
Hieronder wordt eerst ingegaan op de rol van de adviezen van het Capaciteitsorgaan
bij het beschikbaar stellen van opleidingsplaatsen en op de evaluatie van het ramingsmodel
die de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden, waarmee uitvoering is gegeven aan de
motie van het lid Renkema ter zake.3
Adviezen Capaciteitsorgaan
Al decennia bestaat de behoefte om tekorten en overschotten op de arbeidsmarkt voor
geneeskundig specialisten te voorkomen. Met de oprichting in 1999 van het Capaciteitsorgaan
werd beoogd de versnipperde en weinig succesvolle ad hoc aanpak die tot dan toe werd
gevolgd, beter te structureren. Het Capaciteitsorgaan stelt zich ten doel ramingen
en adviezen voor de instroom in een groot aantal geneeskundige en aanverwante opleidingen
op te stellen, zodat alle betrokken partijen weten welke opleidingsinspanning nodig
is om voldoende zorgprofessionals op te leiden om aan de verwachte zorgvraag te kunnen
voldoen. De verantwoordelijkheid voor de capaciteitsbepaling is bij de partijen gelegd
die samen het Capaciteitsorgaan vormen (beroepsgroepen, verzekeraars, opleidingsinstellingen).
Het Capaciteitsorgaan adviseert aan de overheid en het veld over de jaarlijkse instroom
in erkende medische en tandheelkundige vervolgopleidingen. Het werkveld van het Capaciteitsorgaan
is in de loop der jaren uitgebreid naar beroepen in de ggz en naar medisch ondersteunende
beroepen en specialistisch verpleegkundigen.
De vervolgopleidingen waarover het Capaciteitsorgaan adviseert worden voor een belangrijk
deel bekostigd via een beschikbaarheidbijdrage onder het uitgavenplafond zorg. Deze
beschikbaarheidsbijdrage wordt gefinancierd vanuit de zorgpremies (volgend uit de
Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg). Enkele vervolgopleidingen kunnen om
juridische redenen niet uit premiemiddelen worden gefinancierd. Daarvoor bestaan aparte
subsidieregelingen. Daarnaast adviseert het Capaciteitsorgaan ook over de instroom
in enkele initiële opleidingen. Voor zover deze opleidingen door de overheid worden
bekostigd volgt de bekostiging via de begroting van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) en in sommige gevallen ook deels via de begroting van
VWS.
Het Capaciteitsplan bevat capaciteitsramingen voor een groot aantal beroepen in de
zorg en adviezen voor de instroom in deze opleidingen. Hierbij houdt het Capaciteitsorgaan
rekening met tal van factoren die van invloed zijn op de zorgvraag op lange termijn
(vergrijzing, epidemiologie, technologische ontwikkelingen, taakherschikking, etc.).
De ramingen van het Capaciteitsorgaan verschijnen voor de meeste opleidingen elke
drie jaar, voor enkele kortere opleidingen elke twee jaar. Zo wordt rekening gehouden
met actuele ontwikkelingen en wordt een zo stabiel mogelijke instroom over de jaren
nagestreefd. Dit is van belang, omdat, gegeven de opleidingsduur, bijsturing in veel
gevallen pas na langere tijd effect sorteert. Ook voor de opleidende partijen is het
met het oog op de investeringen die zij moeten doen in onder meer de opleidingsinfrastructuur
van belang om over een reeks van jaren te weten waar zij aan toe zijn en wat van hen
wordt verwacht.
Om erop te kunnen vertrouwen dat de ramingen en adviezen van het Capaciteitsorgaan
van voldoende kwaliteit zijn om beleidsbeslissingen over instroomaantallen op te baseren,
wordt met regelmaat onderzoek gedaan naar het functioneren van het ramingsmodel. Mede
naar aanleiding van de hierboven genoemde motie Renkema, is dit jaar door SEO Economisch
Onderzoek een evaluatie van het ramingsmodel uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het model
logisch in elkaar zit en geen grote omissies kent. SEO heeft enkele suggesties gedaan
om het model verder te verfijnen.4 De verbetersuggesties worden verwerkt in de volgende versie van het ramingsmodel.
Deze is begin volgend jaar gereed en zal worden gebruikt voor het volgende Capaciteitsplan,
dat in 2022 zal verschijnen.
Hierna komt het advies voor alle opleidingen waarvoor wij beleidsverantwoordelijkheid
dragen aan de orde. Zoals gebruikelijk wordt in beginsel het voorkeursadvies van het
Capaciteitsorgaan gevolgd, mits dat budgettair kan. Het betreft hier namelijk relatief
dure opleidingen, die hoger bekostigd zijn dan een gemiddelde opleiding. Er kunnen
zich evenwel situaties voordoen waarbij er om andere dan budgettaire redenen aanleiding
is om af te wijken van de geadviseerde instroom. In het navolgende wordt dit per (groep
van) opleiding(en) besproken. Een overzicht van de geadviseerde en beschikbaar gestelde
opleidingsaantallen is opgenomen als bijlage bij deze brief.
Opleidingen bekostigd via een beschikbaarheidbijdrage
Medisch specialisten
Tot 2018 is de geadviseerde en gerealiseerde instroom in de medisch-specialistische
vervolgopleidingen geleidelijk afgenomen. Dit had te maken met verschuiving van zorg
naar de eerste lijn en thuis. Vanaf 2018 is door diverse factoren sprake van een kentering.
Waar eerder nog werd uitgegaan van dalende ziekenhuisproductie door verschuiving van
zorg, wordt duidelijk dat een verdere verschuiving van taken naar de eerste lijn moeilijk
wordt door een hoge werkdruk en de toenemende zorgvraag in de eerste lijn. Daarnaast
loopt de arbeidstijd van medisch specialisten terug. De trend dat jonge specialisten
minder uren maken dan vroeger wordt door het Capaciteitsorgaan nog eens bevestigd.
Bovendien blijken ook steeds meer oudere specialisten minder lange werkweken te maken.
Dit weegt per saldo zwaarder dan de eveneens optredende trend van latere pensionering.
Daar komt bij dat de fors naar boven bijgestelde bevolkingsprognose van het CBS (uit
december 2019) ook aanleiding gaf voor het Capaciteitsorgaan om het instroomadvies
te verhogen naar het advies zoals we dat nu kennen. Vanwege deze substantiële verhoging
is het evenwel niet inpasbaar binnen de beschikbare budgettaire ruimte om het voorkeursadvies
te volgen. Daarom blijft het aantal beschikbare opleidingsplaatsen in 2022 vooralsnog
constant ten opzichte van 2021 conform het minimumadvies van het Capaciteitsorgaan.
De in het recente GGZ-advies opgenomen verhoging voor psychiatrie met vijf opleidingsplaatsen
betekent dat ook het minimumadvies voor de medisch-specialistische opleidingen in
totaal met vijf plaatsen stijgt. Deze vijf plaatsen worden daarom in 2022 wel ter
beschikking gesteld. Bij de voorjaarsbesluitvorming in 2021 wordt bezien of het mogelijk
is aanvullende dekking te vinden om voor 2022 extra opleidingsplaatsen voor medisch
specialisten beschikbaar te stellen, zodat het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan
opgevolgd kan worden.
Huisartsen
Om aan de toenemende zorgvraag te kunnen blijven voldoen zijn de afgelopen jaren meer
plaatsen voor de huisartsenopleiding beschikbaar gesteld dan het Capaciteitsorgaan
in 2016 adviseerde. De beslissing om boven het geadviseerde aantal te gaan zitten
is destijds mede genomen naar aanleiding van door de Kamer geuite zorgen over de huisartsencapaciteit.
Het Capaciteitsorgaan adviseert nu om het aantal instroomplekken voor huisartsen flink
naar boven bij te stellen. De reden hiervoor is dat huisartsen er steeds meer taken
bij krijgen. Er is sprake van vergrijzing, mensen blijven langer thuis wonen, de zorgvraag
wordt complexer en er is een grotere vraag naar samenwerking en regievoering. Daarnaast
is er sprake van een grotere belasting vanuit de geestelijke gezondheidszorg en de
jeugdzorg en is de inzet nog steeds om daar waar mogelijk zorg van de tweede lijn
naar de eerste lijn te verplaatsen. De werkdruk bij huisartsen is hoog, mede door
het niet of niet voldoende inzetten van praktijkmanagers en andere ondersteuners,
waaronder de physician assistant en de verpleegkundig specialist. Voorts worden er
per huisarts minder uren gewerkt en is er sprake van een grote groep waarnemers die
een beperkt aantal uren per week werkt. Ten slotte heeft het Capaciteitsorgaan in
april jl. ook voor deze opleidingsplaatsen het instroomadvies fors verhoogd naar aanleiding
van de bijgestelde bevolkingsprognose van het CBS.
Om de stijging in aantallen opleidingsplaatsen te kunnen realiseren, zijn naast beschikbare
kandidaten ook meer opleiders en praktijkopleiders (opleidingsinstellingen) nodig.
Deze zijn volgens Huisartsen Opleiding Nederland (HON) niet per direct in voldoende
mate beschikbaar om tenminste het minimumadvies van het Capaciteitsorgaan te volgen.
Alle inzet is er nu op gericht om het aantal opleidingsplaatsen te verhogen, waarbij
in de eerste plaats met de HON wordt bezien in welk tempo toegewerkt kan worden naar
het aantal opleidingsplaatsen conform het minimumadvies van het Capaciteitsorgaan.
In deze context past ook de aangenomen motie van het lid Bergkamp c.s.5 die verzoekt om voor 2021 het aantal bekostigde opleidingsplaatsen te verhogen met
twintig plaatsen. Deze motie wordt uitgevoerd, hetgeen betekent dat er bovenop de
eerder dit jaar in het reguliere toewijzingsproces beschikbaar gestelde opleidingsplaatsen
aanvullend twintig plaatsen bij zullen komen. In de motie wordt tevens verzocht om
bij de toewijzing van deze plaatsen speciale aandacht te hebben voor de regio’s waar
de nood het hoogst is. Dit verzoek zal aan de HON worden doorgegeven, omdat daar het
beste zicht bestaat op de mogelijkheden die er zijn gegeven de beschikbaarheid van
opleiders en kandidaten.
Specialist ouderengeneeskunde
Ook bij het specialisme ouderengeneeskunde is het advies van het Capaciteitsorgaan
fors gestegen. Er zijn meerdere redenen voor dit hogere advies. Allereerst is sprake
van vergrijzing en daarmee een groei van het aantal ouderen met complexe zorgvragen.
Daarnaast treedt naar verwachting een hoge uitstroom van het oudere deel van de beroepsgroep
op, terwijl de instroom in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde nog niet
op peil is.
Gelet op deze ontwikkelingen heeft het Capaciteitsorgaan in dit advies ervoor gekozen
versneld naar een evenwichtssituatie toe te werken, waardoor over maximaal zes jaar
het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde moet zijn verdwenen. Dat kan uiteraard
alleen als de opleidingsplaatsen daadwerkelijk worden ingevuld. De afgelopen jaren
is de instroom in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde achtergebleven bij
het advies van het Capaciteitsorgaan en de beschikbaar gestelde opleidingsplaatsen.
Wel is er een stijgende lijn te zien in het aantal artsen dat start met de opleiding.
De vereniging van specialisten ouderengeneeskunde (Verenso), de samenwerkende opleidingen
tot specialist ouderengeneeskunde Nederland (SOON), branchevereniging ActiZ en de
landelijk werkgever van specialisten ouderengeneeskunde in opleiding (de SBOH) hebben,
mede gelet hierop de handen ineengeslagen om met een gezamenlijke aanpak de aantrekkelijkheid
van het werken als specialist ouderengeneeskunde te vergroten, het beroep meer bekendheid
te geven en de instroom in de opleiding te verhogen. Thans wordt eraan gewerkt om
het vak van specialist ouderengeneeskunde als vast onderdeel op te nemen in het onderwijs
en de coschappen van de studie geneeskunde.
De veldpartijen onderschrijven het nieuwe advies. Zij hebben aangegeven zich optimaal
te zullen inzetten om de beschikbare opleidingsplaatsen zo veel mogelijk in te vullen.
Daarom wordt het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan opgevolgd.
Arts verstandelijk gehandicapten
Het advies voor het aantal opleidingsplaatsen arts voor verstandelijk gehandicapten
(AVG) is eveneens flink verhoogd, zij het dat het in absolute zin om veel lagere aantallen
gaat. Er is meer vraag naar de AVG door een toenemende en complexere zorgvraag vanwege
druk vanuit de maatschappij om zelfstandig te functioneren, ook als men niet beschikt
over benodigde vaardigheden en als een sociaal vangnet ontbreekt. Daarnaast is sprake
van meer verwijzingen door de huisarts en de kinderarts en is er meer toestroom vanuit
de sectoren ggz en forensische zorg. Voorts is de instroom in de opleiding gedaald
en zet verticale substitutie, door bijvoorbeeld de inzet van de physician assistant
en de verpleegkundig specialist, niet door vanwege tekorten bij de betrokken beroepsgroepen
en ander hbo-opgeleid zorgpersoneel.
De afgelopen jaren is het niet gelukt om de beschikbare opleidingsplaatsen in te vullen,
mede door een gebrek aan kandidaten die de opleiding wilden volgen. Om de instroom
in de opleiding te verhogen, het imago van het beroep van AVG te verbeteren en het
beroep aantrekkelijker te maken wordt thans door veldpartijen samen met VWS gewerkt
aan een arbeidsmarktstrategie. VWS heeft een subsidie aan de Nederlandse Vereniging
van Artsen Voor Verstandelijk Gehandicapten verstrekt om deze arbeidsmarktstrategie
te coördineren. Ook met de thans ingezette acties is het echter niet realistisch te
veronderstellen dat het geadviseerde aantal opleidingsplaatsen op korte termijn ingevuld
wordt. Volgens het opleidingsinstituut zijn hiervoor niet voldoende opleiders en praktijkopleiders
(opleidingsinstellingen) beschikbaar. In de loop van volgend jaar wordt met veldpartijen
bekeken in welk tempo kan worden toegewerkt naar het realiseren van het voorkeursadvies
van het Capaciteitsorgaan. Vooralsnog wordt het aantal plaatsen beschikbaar gesteld
waarvan het veld het realistisch acht dat ze kunnen worden ingevuld.
GGZ-beroepen
Het Capaciteitsorgaan heeft recent (20 november jl.) de instroomadviezen voor de beroepen
geestelijke gezondheid en psychiaters bijgesteld. Het Capaciteitsorgaan heeft in zijn
bijstelling gekeken naar de effecten van de demografische prognose van het CBS van
december 2019, de invoering van de Generieke Module Acute Psychiatrie (GMAP) en de
invloed van vier vastgestelde zorgstandaarden (opiaatverslaving, problematisch alcoholgebruik,
persoonlijkheidsstoornissen en psychose). Het Capaciteitsorgaan heeft twee varianten
doorgerekend. Hiervoor is gekozen vanwege de onzekerheid die samenhangt met de invoering
van de vier genoemde zorgstandaarden. Het Capaciteitsorgaan adviseert vervolgens om
nu te kiezen voor de instroomadviezen waarin de impact van deze zorgstandaarden nog
niet is meegenomen. De situatie omtrent de implementatie van de zorgstandaarden zal
het Capaciteitsorgaan evenwel monitoren en zodra deze worden ingevoerd zal het Capaciteitsorgaan
zijn advies naar verwachting bijstellen.
Los van de zorgstandaarden wordt een verhoging van het aantal opleidingsplaatsen voor
alle GGZ-beroepen geadviseerd. Daarbij wordt het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan
zoveel mogelijk opgevolgd. In de afgelopen jaren zijn overigens boven het maximumadvies
incidenteel extra plekken voor gz-psychologen beschikbaar gesteld. Deze extra opleidingsinzet
gaat zich in de komende twee jaar uitbetalen. Er stromen in totaal naar verwachting
ruim 2.000 gz-psychologen uit de opleiding. Het effect daarvan op het zorgaanbod zouden
we al in 2021 en 2022 moeten gaan zien. Daarnaast heeft de Kamer in de aangenomen
motie van het lid Renkema6 verzocht om al in 2021 het aantal plaatsen voor de opleiding tot gz-psycholoog naar
het niveau te tillen dat het Capaciteitsorgaan adviseert voor 2022. Aan deze motie
wordt invulling gegeven, hetgeen concreet betekent dat er voor de opleiding tot gz-psycholoog
45 extra plaatsen beschikbaar worden gesteld in 2021. Deze plaatsen komen dus bovenop
het huidige aantal beschikbaar gestelde plaatsen.
Voor het jaar 2021 zagen we dat er voor de Klinisch Psycholoog (KP) minder opleidingsplaatsen
werden aangevraagd dan op voorhand beschikbaar gesteld. Ook in de jaren daarvoor bleef
de instroom in de KP-opleiding achter. Ook voor 2022 kan daarom niet worden uitgesloten
dat er minder opleidingsplaatsen worden aangevraagd dan nu beschikbaar wordt gesteld.
Indien deze situatie zich wederom voordoet zal met het veld worden bezien op welke
wijze de daadwerkelijke instroom kan worden verhoogd.
FZO-beroepen
Voor een groot aantal medisch ondersteunende en verpleegkundige beroepen wordt de
opleiding eveneens via een beschikbaarheidbijdrage bekostigd. Volgens de hierbij geldende
systematiek worden echter geen opleidingsplaatsen beschikbaar gesteld, maar is een
budget beschikbaar waarop opleidende instellingen een beroep kunnen doen als zij daadwerkelijk
personeel opleiden.
Afgezet tegen de huidige zorgvraag is het aanbod aan zorgprofessionals voor alle FZO-beroepen
en ambulanceverpleegkundigen nog steeds ruim lager dan wenselijk. De problematiek
van grote arbeidsmarkttekorten is daarmee niet veranderd ten opzichte van de vorige
raming. NFU en NVZ hebben inmiddels voor hun leden adviezen opgesteld hoe zij de benodigde
extra opleidingsinspanningen kunnen realiseren. Dit werpt zijn vruchten af, de instroom
in de opleidingen is de afgelopen jaren flink toegenomen, maar er is ook nog een lange
weg te gaan voordat de tekorten zijn weggewerkt. De nieuwe raming van het Capaciteitsorgaan
voor de FZO-beroepen en ambulanceverpleegkundigen draagt bij aan een kwalitatief beter
beeld van de hoeveelheid personeel die opgeleid moet worden voor de verschillende
specialisaties. De ziekenhuizen moeten hun opleidingsinspanningen onverminderd voortzetten
voor deze beroepen.
Opleidingen bekostigd via de begroting van VWS
(Profiel)artsen Maatschappij en Gezondheid
Om over voldoende artsen te beschikken voor de uitvoering van de publieke gezondheidszorg
subsidieert VWS de opleidingen tot arts infectiebestrijding, jeugdarts, medisch milieukundige
en arts tuberculosebestrijding (profielartsen). Daarnaast wordt subsidie beschikbaar
gesteld voor het verder opleiden van deze profielartsen tot arts Maatschappij en Gezondheid.
Het nieuwe voorkeursadvies voor deze beroepen ligt iets hoger dan het voorgaande.
Dit heeft een aantal oorzaken. De gemiddelde leeftijd bij instroom in de (profiel)opleidingen
tot sociaal geneeskundige is hoger dan de gemiddelde instroomleeftijd in de opleidingen
tot medisch specialist en huisarts. De sociaal geneeskundige werkt hierdoor gemiddeld
– bij gelijke uitstroomleeftijd – vijf jaar korter als specialist, hetgeen de vervangingsvraag
van de bestaande capaciteit iets hoger maakt dan bij de medisch specialist en de huisarts.
Daarnaast is de beroepsgroep relatief oud omdat er tussen 2000 en 2016 onvoldoende
instroom in de opleidingen is gerealiseerd. Vanwege de al bestaande tekorten en de
verwachte verdere toename van de tekorten op de arbeidsmarkt is in de onderhavige
raming een vroeg evenwichtsjaar gebruikt. Dit betekent dat over maximaal zes jaar
het tekort aan (profiel) artsen Maatschappij en Gezondheid zal zijn verdwenen, mits
het lukt om de opleidingsplaatsen daadwerkelijk in te vullen. Het voorkeursadvies
van het Capaciteitsorgaan wordt opgevolgd. Sinds januari 2019 zijn de artsen die deze
profielopleidingen volgen ondergebracht bij één landelijke werkgever, de SBOH. Dit
is een van de maatregelen om de instroom in deze opleidingen te verhogen en het verder
opleiden van deze profielartsen tot arts Maatschappij en Gezondheid te faciliteren.7
Opleidingen bekostigd via de begroting van OCW
Geneeskunde
Het Capaciteitsorgaan geeft een advies over de benodigde instroom in de opleiding
geneeskunde, waarbij het uitgangspunt is dat steeds voldoende basisartsen beschikbaar
moeten zijn voor een medische vervolgopleiding. Aanvankelijk signaleerde het Capaciteitsorgaan
dat daaraan de komende jaren ruimschoots voldaan zou zijn. Om te voorkomen dat te
grote aantallen basisartsen zouden worden opgeleid, adviseerde het Capaciteitsorgaan
daarom de instroom in de opleiding Geneeskunde met 200 plaatsen te verlagen. In zijn
bijgestelde advies heeft het Capaciteitsorgaan dit advies ingetrokken. Vanwege de
voorziene hogere instroom in de medische vervolgopleidingen, acht het Capaciteitsorgaan
het verstandig om de huidige instroom in het eerste jaar van de bacheloropleiding
Geneeskunde ongewijzigd te laten. De instroom blijft daarom onveranderd staan op 2.900
plaatsen.
Tandheelkunde
In het bijgestelde advies van het Capaciteitsorgaan van 3 april jl. wordt een verhoging
van de instroom in de opleiding Tandheelkunde geadviseerd met 100 plaatsen (van 259
naar 359). Reden hiervoor is dat de komende jaren relatief veel oudere tandartsen
het vak zullen verlaten, waardoor op wat langere termijn meer tandartsen nodig zijn.
In de OCW-begroting 2020 (Kamerstuk 35 300 VIII) werd de verwachting uitgesproken dat het Capaciteitsorgaan een daling van de capaciteit
van de initiële opleiding Geneeskunde zou adviseren. Zoals hierboven aangegeven wordt
de instroom in de opleiding Geneeskunde niet verlaagd en komt hierdoor geen budget
vrij om een verhoging van de instroom met 100 plaatsen in de opleiding Tandheelkunde
door te kunnen voeren. De komende periode wordt bezien of, en zo ja op welke wijze,
in de toekomst beter gevolg kan worden gegeven aan het advies van het Capaciteitsorgaan.
Het is aan een volgend kabinet om keuzes te maken over de uitbreiding van het aantal
opleidingsplaatsen tandheelkunde en de structurele financiering van deze relatief
dure opleidingen.
Mondzorgkunde
Voor de hbo-opleiding tot mondhygiënist werd op 11 december 2019 een jaarlijkse instroom
van 330 plaatsen door het Capaciteitsorgaan geadviseerd. Vervolgens werd in het bijgestelde
advies van het Capaciteitsorgaan van 3 april 2020 een instroom van 353 studenten per
jaar geadviseerd. Echter, in de praktijk blijkt dat bij de instellingen een instroom
van 340 eerstejaars bachelor studenten (in 2018) wordt gerealiseerd. Daar het verschil
tussen de geadviseerde instroom en de daadwerkelijke instroom in de huidige opleiding
klein is en de bandbreedte van het bijgestelde advies van het Capaciteitsorgaan groot
is, lijkt een verhoging van de instroom met 13 plaatsen vooralsnog niet nodig.
Opleidingen bekostigd via VWS en OCW
Masteropleidingen Verpleegkundig specialist en Physician Assistent
De komende jaren zal er sprake zijn van een stijgende zorgvraag in alle zorgsectoren,
door de toenemende vergrijzing, complexere zorgvragen en langer thuiswonende ouderen.
Hierdoor zal ook de behoefte aan Physician Assistent (PA) en Verpleegkundig Specialist
(VS) naar verwachting sterk toenemen en mede daarom adviseert het Capaciteitsorgaan
ook een verhoging van het aantal opleidingsplaatsen.
De beroepsgroepen VS en PA zijn de laatste jaren hard gegroeid. Het Capaciteitsorgaan
stelt specifiek voor de VS dat in de komende jaren naast een stijgende zorgvraag bij
de al werkende VS, er ook sprake zal zijn van een vervangingsvraag. De gemiddelde
leeftijd van de VS ligt hoger dan bij de PA. Voor het collegejaar 2019/2020 is de
capaciteit van de masteropleidingen PA en VS aan hogescholen eenmalig verhoogd met
90 opleidingsplaatsen (30 PA en 60 VS). Deze 90 extra Masterstudenten zijn nu bezig
met hun opleiding en zullen vanaf 2022 afstuderen en op de arbeidsmarkt komen.
Voor de geadviseerde verhoging van de instroom bij de VS en de PA zijn op dit moment
geen middelen beschikbaar op de begrotingen van OCW en VWS. Ook voor deze opleidingen
zal de komende periode worden bezien of, en zo ja op welke wijze, in de toekomst beter
gevolg kan worden gegeven aan het advies van het Capaciteitsorgaan, waarbij het aan
een volgend kabinet is om keuzes te maken over uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen
VS en PA.
Tot slot
Het is van groot belang om voldoende zorgverleners op te leiden om aan de zorgvraag
in de komende jaren te kunnen blijven voldoen. De kwaliteit van zorg en opleidingen
moet echter ook gewaarborgd zijn. Een extra uitdaging betreft de gevolgen van de coronapandemie,
onder meer voor de mogelijkheden om opleidingsprogramma’s zoveel mogelijk door te
laten lopen. Daar waar mogelijk wordt het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan
overgenomen, daar waar dat budgettair niet inpasbaar is, moeten op dit moment andere
keuzes worden gemaakt ten aanzien van het aantal opleidingsplaatsen.
Bij de voorjaarsbesluitvorming van het kabinet in 2021 zal de mogelijkheid worden
bezien om voor de medisch specialistische opleidingen richting het voorkeursadvies
te bewegen.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Bijlage – Advies Capaciteitsorgaan en beschikbare opleidingsplaatsen
Opleiding
Advies CO
Voorkeur CO
Beschikbaar 2021
Beschikbaar 2022
Medisch specialist
1187 – 1288
1288
1187
1187
Extra psychiatrie
5
5
n.v.t.
5
Tandheelkundig specialist
21 – 25
23
26
18
Huisarts
863 – 978
921
820
850
Specialist ouderengeneeskunde
238 – 261
260
260
260
Arts verstandelijk gehandicapten
51 – 60
60
27
27
Sociaal geneeskundigen
199 – 223
199
190
199
GZ-psycholoog
832
832
832
832
Psychotherapeut
155
155
139
155
Klinisch neuropsycholoog
29
29
26
29
Klinisch psycholoog
299
299
185
243
Verpleegkundig specialist GGZ
235
235
115
115
Verslavingsarts
19 – 22
19
18
19
Ziekenhuisopleidingen (FZO)
4183
4183
n.v.t.
n.v.t.
Geneeskunde
2900
2900
2900
2900
Tandheelkunde
346–359
359
259
259
Mondzorgkunde
353–395
353
340
340
Physician Assistant
190–261
261
Verpleegkundig specialist AGZ1
442–672
442
7002
7001
X Noot
1
Algemene gezondheidszorg
X Noot
2
Inclusief verpleegkundig specialist GGZ 2-jarig
Toelichting
Hierna volgt een toelichting bij de opleidingen waar is afgeweken van het voorkeursadvies
van het Capaciteitsorgaan of waarvoor een specifieke situatie geldt.
Medisch specialist
Dit betreft 27 medisch specialismen, drie klinisch technologische specialismen en
seh-arts. Het beschikbare aantal plaatsen blijft constant. Dit is conform het minimumadvies
van het Capaciteitsorgaan. Bij voorjaarsbesluitvorming 2021 wordt bezien of er ruimte
is om extra plaatsen beschikbaar te stellen.
Psychiatrie
De tussentijdse raming van de GGZ-beroepen verhoogt de facto het (minimum)advies voor
de medisch specialisten met vijf plaatsen. Voor 2022 worden deze vijf extra plaatsen
beschikbaar gesteld.
Tandheelkundig specialist
Conform voorkeursadvies. Instroom orthodontie is niet evenredig over de jaren verdeeld.
Huisarts
Betreft een ingroeipad naar voorkeursadvies, aansluitend bij beschikbare opleidingscapaciteit.
De motie van het lid Bergkamp over het opleiden van extra huisartsen is in deze cijfers
verwerkt.
Arts verstandelijk gehandicapten
Uitkomst van overleg met de sector over realiseerbare capaciteit.
GZ-psycholoog
Conform voorkeursadvies. De motie van het lid Renkema over het opleiden van extra
gz-psychologen is in deze cijfers verwerkt.
Klinisch psycholoog
Betreft een ingroeipad naar voorkeursadvies, aansluitend bij beschikbare opleidingscapaciteit.
Verpleegkundig specialist GGZ
Er is zowel een tweejarige als een driejarige opleiding. Het advies van het Capaciteitsorgaan
ziet op de optelsom van deze twee opleidingen. De tweejarige opleiding maakt onderdeel
uit van de door OCW en VWS gezamenlijk bekostigde subsidie voor de opleiding tot Physician
Assistant en Verpleegkundig Specialist. De driejarige opleiding wordt bekostigd via
de beschikbaarheidsbijdrage. De 115 plaatsen betreffen alleen deze laatste categorie.
Voor beide opleidingen handhaven we het huidige aantal opleidingsplaatsen. Eventuele
ophoging moet in samenhang worden bezien.
Ziekenhuisopleidingen (FZO)
Er worden geen plaatsen beschikbaar gesteld, maar er is een budget waarop opleidende
ziekenhuizen een beroep kunnen doen als zij daadwerkelijk opleiden.
Tandheelkunde, Mondzorgkunde, Physician Assistant, Verpleegkundig Specialist
Er zijn geen middelen beschikbaar voor hogere instroom. De komende periode wordt bezien
of, en zo ja op welke wijze, in de toekomst beter gevolg kan worden gegeven aan het
advies van het Capaciteitsorgaan. Het is aan een volgend kabinet om keuzes te maken
over uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen.
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Medeindiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap