Brief regering : Voortgang drugspreventie
24 077 Drugbeleid
Nr. 468
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Het afgelopen jaar was een bijzonder jaar vanwege de, nog altijd voortdurende, coronapandemie.
                  Ook op het gebied van drugspreventie en drugsgebruik. Zo ligt het uitgaansleven stil,
                  zijn er geen festivals waardoor in die setting geen drugsgebruik en drugspreventie
                  mogelijk is en moest het uitvragen van drugsgebruik onder de loep worden genomen om
                  representatieve gegevens te krijgen. Ondanks de gevolgen van de coronamaatregelen
                  zijn er op het gebied van drugspreventie en het tegengaan van normalisering van drugs
                  stappen gezet. Vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zetten
                  we in op het zo goed mogelijk monitoren van de gevolgen van de corona-crisis op de
                  Nederlandse drugsmarkt, gebruik, incidenten, en het aanbod en de beschikbaarheid van
                  harm reduction voorzieningen. Waar nodig bieden we partijen ondersteuning bij het
                  opstellen van protocollen of herzien van lopende onderzoeken. Ook bij een aantal trajecten
                  binnen het ministerie zijn de gevolgen van de coronapandemie zichtbaar. In sommige
                  gevallen zorgt het voor mogelijkheden en in sommige gevallen is gepoogd de effecten
                  zoveel mogelijk te beperken. In deze brief licht ik dit toe. Tijdens het AO Verslavingszorg/Drugsbeleid
                  van 10 oktober (eerste termijn) (Kamerstuk 24 077, nr. 450), 7 november (tweede termijn) (Kamerstuk 24 077, nr. 457) 2019 en met de voortgangsbrief van 19 december 20191 heb ik uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan die ik met deze brief af doe. Verder
                  informeer ik uw Kamer over de vorderingen op een aantal trajecten rondom wet- en regelgeving
                  en de wijze waarop invulling is gegeven aan de motie van Kamerlid Edgar Mulder (PVV)
                  en Kamerlid Van der Staaij (SGP) over drugsvrije schoolpleinen (Kamerstuk 24 077, nr. 453).
               
Situatie tijdens de coronacrisis
Uitgaansdrugs en corona
De coronacrisis heeft invloed op het gebruik van uitgaansdrugs en de reguliere drugspreventie
                  en monitoringactiviteiten. Tijdens de intelligente lockdown zijn de drugstestcentra
                  van het Drugs- en Informatie Monitoring Systeem (DIMS) voor een periode van 5 weken
                  gesloten geweest. In deze periode is het DIMS altijd telefonisch bereikbaar geweest
                  en is het altijd mogelijk geweest een lab analyse uit te voeren als er sprake is geweest
                  van een ernstig incident of bij het vermoeden van een levensgevaarlijke stof in een
                  gekocht sample. Er zijn in deze periode drie lab-analyses uitgevoerd; hieruit bleken
                  geen vervuilingen of andere afwijkingen. Ook is geen afbreuk gedaan aan de mogelijkheid
                  om een landelijke, regionale, of lokale waarschuwing af te geven via het Red Alert
                  systeem. Vanaf week 17 van dit jaar zijn de testcentra met in achtneming van de corona-maatregelen
                  en met een aangepast protocol geleidelijk weer opengegaan. Na een periode van versoepeling
                  zijn de testcentra vanaf 14 oktober 22.00 open met het aangepaste protocol uit april
                  dit jaar waarbij alleen op afspraak drugs kunnen worden getest. Tijdens de huidige
                  lockdown die 14 december middernacht is ingegaan wordt bij de testservices nog steeds
                  met het protocol uit april gewerkt. Daarbij wordt online extra gewaarschuwd dat het
                  advies is om drugsgebruik zoveel mogelijk uit te stellen en dat iemand kan bellen
                  voor een afspraak wanneer iemand recentelijk toch drugs heeft gekocht die men niet
                  vertrouwt of waar al nare ervaringen mee zijn geweest. Uit de gegevens van het DIMS
                  blijkt een daling van het aantal ecstasy en 4-FA samples en in mindere mate amfetamine
                  dat werd aangeleverd. Tegelijkertijd werd een marginale stijging van 2-CB en ketamine
                  samples waargenomen.
               
Om zicht te krijgen op de impact van de coronamaatregelen op het drugsgebruik onder
                  (uitgaande) jongeren, heb ik het afgelopen half jaar een drietal sessies georganiseerd
                  met verschillende deskundigen verbonden aan Verslavingskunde Nederland (VKN) en het
                  Trimbos-instituut en een vertegenwoordiger van de Landelijke Kamer voor Verenigingen,
                  een verband van studentenverenigingen. Tijdens deze sessies zijn signalen uit de praktijk
                  en resultaten uit specifieke «coronamonitors» gedeeld. Hieruit is naar voren gekomen
                  dat sinds het uitbreken van de coronacrisis het gebruik van populaire uitgaansdrugs
                  als ecstasy, speed (amfetamine) en lachgas duidelijk is gedaald ten opzichte van dezelfde
                  periode vorig jaar (zie tabel 1). Dit blijkt zowel uit de cijfers van het DIMS als
                  uit twee metingen die het Trimbos heeft uitgevoerd als onderdeel van het grote uitgaansonderzoek.
                  De eerste meting betreft de periode van de eerste fase van de intelligente lockdown
                  (meting maart t/m 18 mei 2020). Daarop volgend heeft het Trimbos-instituut met financiering
                  van VWS een tweede, extra meting uitgevoerd over de periode vanaf versoepeling van
                  de maatregelen (meting 1 juni t/m september 2020)
               
                  Tabel 1. Percentage uitgaanders die in die betreffende periode 1 of meer keer een
                     bepaald middel hebben gebruikt
Q2 2019
Q3 2019
Q2 2020
Q3 2020
MDMA
39,7
42,0
26,7
28,0
Amfetamine
15,9
19,8
9,6
12,1
Lachgas
20,7
20,7
9,6
10,3
De daling van het gebruik van uitgaansdrugs vloeit zeer waarschijnlijk voort uit de
                  sluiting van uitgaansgelegenheden en afwezigheid van festivals. Het percentage gebruikers
                  van middelen die vaker (ook) thuis of in een huissetting gebruikt worden, zoals cannabis,
                  cocaïne, en psychedelica is relatief stabiel gebleven ten op zichtte van vorig jaar.
                  Echter, onder gebruikers van psychedelica zoals 2C-B, LSD, ketamine en paddo’s geldt
                  dat een relatief groot deel tijdens de coronacrisis vaker gebruikt dan dezelfde periode
                  vorig jaar, aanzienlijk meer dan voor de andere middelen.
               
Uit de monitors en de sessies met experts blijkt dat in de periode van de intelligente
                  lockdown en de versoepeling die daarop volgde drugsgebruik vooral thuis plaats vindt
                  in de vorm van kleine (virtuele) samenkomsten of huisfeesten.
               
Minder dan 15% van de uitgaanders uit de extra meting van het grote uitgaansonderzoek
                  geeft aan een illegaal feest buitenshuis te hebben bezocht sinds de start van de coronacrisis
                  medio maart. Ook worden relatief weinig incidenten en gezondheidsklachten gerapporteerd
                  tussen medio maart en medio oktober; er is weinig beroep gedaan op medische hulpdiensten.
                  Uitgaande jongeren geven «het vinden van een uitlaatklep» maar ook gevoelens van eenzaamheid
                  en somberheid als reden voor drugsgebruik tijdens de corona-crisis. Bijna de helft
                  van de uitgaanders uit het eerdergenoemde grote uitgaansonderzoek geeft aan zich vaak
                  geïsoleerd te voelen. Van deze uitgaanders heeft 70% behoefte aan ondersteuning.
               
Tijdens de sessies is ook zorg uitgesproken over de situatie van jongeren die door
                  het wegvallen van de schoolactiviteiten en gebrek aan een dagstructuur de straat opgaan
                  en overmatig lachgas gebruiken. Ik deel deze zorg en ben daarom in gesprek met het
                  Trimbos-instituut en Verslavingskunde Nederland over het bestaande aanbod voor deze
                  groepen en onderzoek de mogelijkheden voor inzet op meer voorlichting en preventie.
               
Harm reduction en verslavingszorg
Het Harm Reduction Netwerk van het Trimbos-instituut heeft in samenwerking met Stichting
                  Mainline en de Belangenvereniging Druggebruikers MDHG sinds het begin van de coronacrisis
                  geïnventariseerd wat de gevolgen zijn van de coronamaatregelen voor de harm reduction
                  voorzieningen en de mensen die gebruik maken deze voorzieningen. De inventarisatie
                  is gedaan bij voorzieningen voor verstrekking van methadon en medicinale heroïne,
                  spuitomruil, gebruiksruimtes, dag&nachtopvang en dagbesteding. De vierde inventarisatie
                  ontvangt u als bijlage bij deze brief2.
               
De voorzieningen hebben allemaal de nodige aanpassingen gedaan om – met inachtneming
                  van de coronamaatregelen – toch dagelijks mensen te kunnen ontvangen en/of zorg, ondersteuning
                  en hulp te kunnen verlenen. Harm reduction heeft grotendeels plaats kunnen vinden
                  met inachtneming van de op dat moment geldende coronamaatregelen. Hoe er met de maatregelen
                  wordt omgegaan is divers, maar over het algemeen is de impact groot voor zowel de
                  doelgroep als de medewerkers. Opvallend is wel het zeer lage aantal coronabesmettingen
                  onder de doelgroep.
               
Er is sprake van een groep mensen die helemaal uit het zicht van medewerkers van de
                  harm reduction voorzieningen is verdwenen. Het betreft vooral mensen die gebruik maakten
                  van de laagdrempelige voorzieningen als inloopcentra, maaltijdverstrekking en dagbestedingsprojecten,
                  maar die door de aangescherpte maatregelen hier niet meer terecht kunnen of willen
                  komen. Daarnaast heeft niet iedereen de mogelijkheid tot digitaal contact. Ik vind
                  het zorgelijk dat een groep mensen die van de voorzieningen gebruik maakte van de
                  radar is verdwenen. Het is daarom goed dat via deze inventarisatie deze groep weer
                  beter in beeld wordt gebracht en dat voorzieningen verschillende initiatieven nemen
                  om met mensen in contact te blijven en pogingen doen om de groep terug te krijgen.
                  Bijvoorbeeld door mensen op te zoeken op straat, door contact via brieven, e-mail
                  of WhatsApp en door het thuisbezorgen van maaltijden en medicatie. Voor deze kwetsbare
                  doelgroep die specifieke hulp nodig heeft, heeft de coronacrisis bepaalde problemen
                  die al bestonden uitvergroot, zoals dakloosheid en het tekort aan geschikte en coronaproof
                  opvang. Aan de andere kant bood de crisis meer ruimte voor creatieve oplossingen en
                  kwamen good practices naar voren die ook in de toekomst vastgehouden kunnen worden.
                  Zoals bijvoorbeeld meer rust en ruimte voor een individuele benadering en het thuisbezorgen
                  van medicatie zoals methadon.
               
Voor iedereen die kampt met problematisch middelengebruik of met problematisch gok-
                  en/of gamegedrag is kwalitatief goed, gedifferentieerd, evidence-based en toegankelijk
                  zorgaanbod beschikbaar: zowel in de eerste lijn, de basis-GGZ als de specialistische
                  verslavingszorg. In het begin van de intelligente lockdown had de verslavingszorg
                  te kampen met verschillende problemen en uitdagingen. Zorginstellingen probeerden
                  de zorg zoveel mogelijk te continueren en tegelijkertijd de veiligheid van cliënten,
                  professionals en bezoekers zo goed mogelijk te borgen. Het betreft hier (voor een
                  deel) een kwetsbare doelgroep. Grootste en meest acute probleem was het gebrek aan
                  persoonlijke beschermingsmiddelen. Voor behandelafspraken werd door verslavingszorginstellingen
                  waar mogelijk overgestapt op beeldbellen. Behandelafspraken konden niet altijd doorgang
                  vinden, omdat de instelling de afspraak uitstelde of cliënten niet kwamen (door ziekte
                  of vanwege het advies zoveel mogelijk thuis te blijven). In de zomer is het beleid
                  geëvalueerd en heeft men zich voorbereid op de tweede golf. VKN heeft op dit moment
                  twee zorgpunten. De eerste is de afname van de instroom van cliënten, omdat mensen
                  hun zorgvraag uitstellen. Indien de uitgestelde zorgvraag alsnog volgend jaar wordt
                  ingehaald, is er risico op logistieke problemen. Het tweede zorgpunt in de verslavingszorg
                  is de mentale en fysieke belastbaarheid van de medewerkers. Men kampt met een toename
                  van ziekteverzuim door coronaverdachte medewerkers en het hele proces van testen.
                  Daarnaast legt de quarantaine een beslag op het personeelsbestand. Ook hier wordt
                  gekeken hoe dit het beste opgevangen kan worden.
               
Onderzoeken en monitors
Monitor Drugs Incidenten 2019
De Monitor Drugsincidenten (MDI) verzamelt gegevens over gezondheidsincidenten gerelateerd
                     aan drugsgebruik en rapporteert deze jaarlijks3. De MDI wordt gecoördineerd door het Trimbos-instituut en is nauw verbonden met het
                     DIMS, het netwerk van testlocaties. Drugsincidenten worden in acht regio’s in Nederland
                     gemeld vanuit Spoedeisende Hulp (SEH) afdelingen van ziekenhuizen, door ambulancediensten,
                     en politieartsdiensten. Daarnaast leveren EHBO-posten op grootschalige evenementen
                     in het hele land hun gegevens aan.
                  
De MDI werkt samen met het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL dat op
                     14 SEH-afdelingen van ziekenhuizen in het land gegevens verzamelt over letsels en
                     vergiftigingen, waaronder aan alcohol- en drugsgebruik gerelateerde meldingen.
                  
De belangrijkste bevindingen van de MDI over 2019 zijn:
• In 2019 werden in totaal 6.629 incidenten geregistreerd: 5.577 bij de MDI en 1.052
                        bij het LIS. Deze aantallen zijn hoger dan in voorgaande jaren: toen ging het om respectievelijk
                        5.157 en 951 (2018) en 5.117 en 788 (2017) meldingen. Het is niet goed duidelijk in
                        hoeverre hier sprake is van een reële toename, omdat tegelijkertijd de registratie
                        aanzienlijk is verbeterd.
                     
• Ook in 2019 waren op EHBO-posten de meeste drugsincidenten gerelateerd aan ecstasygebruik.
                        Wel is er een dalende trend in de ernst van deze intoxicaties.
                     
• Het percentage hoog gedoseerde ecstasypillen bleef stijgen: driekwart van de tabletten
                        bevatte meer dan 150mg van de werkzame stof MDMA.
                     
• Het aantal ketamine-incidenten gemeld door EHBO-posten bedroeg in het rapportagejaar
                        11%. Tot 2015 was dit aandeel nog <1% van alle drugsincidenten. Sindsdien steeg het
                        percentage jaarlijks.
                     
• Het aandeel incidenten met lachgas was met 2% relatief beperkt in 2019, maar verdubbelde
                        in een jaar tijd. In de meeste gevallen was lachgas de enige geconsumeerde drug. Een
                        vijfde van alle patiënten met lachgas-intoxicatie was minderjarig. Dit is het hoogste
                        percentage van alle geregistreerde drugs.
                     
• Het aantal incidenten met 3- en 4-MMC (3- en 4-methylmethcathinone) was met 0,4% gering
                        in 2019, maar is wel toegenomen (5 incidenten in 2017, 9 in 2018 en 42 in 2019). In
                        2019 was in 77% van de gevallen sprake van gebruik in combinatie met voornamelijk
                        GHB en cocaïne.
                     
• Het aandeel GHB-intoxicaties bij deelnemende diensten is al jaren stabiel op 21% van
                        het totaal. Dat is opvallend hoog gezien het beperkte gebruik van GHB in de bevolking.
                        Er zijn flinke regionale verschillen.
                     
• Incidenten met 4-FA (4-fluoramfetamine, dat in 2017 op Lijst 1 van de Opiumwet is
                        geplaatst) worden vrijwel alleen door EHBO-posten gemeld. Ernstige incidenten komen
                        bijna niet meer voor.
                     
• Er was in het rapportagejaar geen aanleiding voor publieke waarschuwingsacties via
                        Red Alerts in verband met de signalering van extreem riskante middelen.
                     
Deze cijfers over het aantal drugsgerelateerde gezondheidsincidenten, waaronder een
                  flink deel ernstige intoxicaties waarbij personen zwaar onder invloed zijn en verminderd
                  aanspreekbaar, vind ik zorgelijk en zijn mijns inziens een gevolg van de normalisering
                  van het gebruik van uitgaansdrugs. In de Drugspreventiebrief heb ik verschillende
                  instrumenten genoemd om deze trend te keren, zowel op het gebied van wetgeving als
                  op het gebied van onderzoek en preventie.4 Zo verwacht ik in 2021 een belangrijke stap te zetten, wanneer lachgas en de meest
                  voorkomende soorten Nieuwe Psychoactieve Drugs (NPS) onder de Opiumwet zullen vallen.
                  Daarnaast wordt de handreiking GHB verder geïmplementeerd. Verder ondersteun ik het
                  Trimbos-instituut en het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) om in zes gemeenten te verkennen
                  of en hoe de succesvolle IJslandse aanpak gericht op preventie van drugsgebruik, alcoholgebruik
                  en roken geïmplementeerd kan worden en heb ik een platform met experts opgericht om
                  nieuwe ideeën te verkennen waarmee de stijging van drugsgebruik kan worden tegengegaan.
               
Tijdens het Algemeen Overleg op 7 november 2019 heb ik op een vraag van mevrouw Van
                  der Graaf (CU) toegezegd met de spoedeisende hulp in gesprek te gaan over de registratie
                  van drugsincidenten. Naar aanleiding van deze toezegging is er gesproken met de vicevoorzitter
                  van de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA) en deze bevestigde
                  het volgende. Op 12 SEH’s van ziekenhuizen is het systeem NEED (Netherlands Emergengy
                  department Evaluation Database) in gebruik, ter registratie van diagnoses, waarbij
                  ook alcohol- en drugsgebruik vastgelegd wordt. Per brief van 25 augustus 2020 heeft
                  de Minister voor Medische Zorg en Sport uw Kamer het rapport «Een programma voor regie
                  op kwaliteitsregistraties en verbetering van data governance» toegestuurd (Bijlage
                  bij Kamerstuk 29 248, nr. 323), waarin ook NEED is opgenomen. VWS is nu met partijen bezig met het vormgeven van
                  een implementatieplan. Zodra over dit traject meer bekend is zal uw Kamer daarover
                  worden geïnformeerd door de Minister voor MZS.
               
Verkennend onderzoek naar gebruikers van cocaïne in Nederland
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd nader te willen inzetten op terugdringing van
                  het gebruik van specifieke middelen waaronder cocaïne. Cocaïne staat namelijk al jaren
                  op de derde plek van de meest gebruikte illegale drugs in Nederland (na cannabis en
                  ecstasy). Het gebruik van cocaïne in Nederland ligt hoog in vergelijking tot andere
                  Europese landen. Ook zijn er aanwijzingen dat cocaïne in bepaalde regio’s, zoals rond
                  Amsterdam, toeneemt in populariteit. Gelet op deze negatieve ontwikkeling en de ernstige
                  gezondheidsrisico’s die gepaard kunnen gaan met cocaïnegebruik acht ik het van groot
                  belang om het gebruik zoveel als mogelijk te voorkomen, dan wel te verminderen. Om
                  te komen tot de meest effectieve cocaïne preventieaanpak is het belangrijk om de verschillende
                  groepen gebruikers en hun gebruiksredenen in kaart te brengen. Hierover is op dit
                  moment nog weinig informatie beschikbaar. Daarom heb ik het Trimbos-instituut opdracht
                  gegeven hier onderzoek naar te doen.
               
Bijgevoegd treft u het rapport «Cocaïne: wie gebruikt het en waarom?» van dit onderzoek
                  dat dit jaar is uitgevoerd5. Een belangrijke bron voor dit onderzoek vormen de interviews die zijn afgenomen
                  met professionals uit verschillende sectoren en met (voormalig) gebruikers. Veel van
                  de geïnterviewde gebruikers blijken zich bewust te zijn van de gezondheidsrisico’s
                  die kleven aan cocaïnegebruik en houden daar ook rekening mee, bijvoorbeeld door voorafgaand
                  aan het gebruik te letten op voldoende slaap en voeding. Motieven die worden aangevoerd
                  om te gebruiken zijn onder meer dat het energie geeft, het helpt om te ontspannen
                  of om beter te presteren en dat het bijdraagt aan het creëren van een gezellige sfeer
                  met vrienden tijdens het uitgaan. Ook het gevoel «erbij te willen horen» en het ontsnappen
                  aan de dagelijkse stress worden genoemd. Professionals geven aan dat cocaïnegebruik
                  over het algemeen sociaal geaccepteerd wordt, met name in de uitgaanssetting en in
                  bepaalde werksettingen zoals de horeca, de medische sector, de bouw- en technieksector
                  en de seksindustrie. Op problematisch cocaïnegebruik /afhankelijkheid rust vaak een
                  taboe en stigma.
               
Uit het onderzoek is een drietal groepen van gebruikers naar voren gekomen, waaronder
                  verschillende subgroepen vallen. Dit zijn:
               
• Sociaal gebruik in «feest- en-vier» settingen. Dit betreft gebruikers die controle
                        ervaren over gebruik en gebruikers met problematiek die geen of verminderde controle
                        ervaren;
                     
• Gebruik gerelateerd aan werksettingen, zowel sociaal met collega’s na werktijd als
                        functioneel tijdens werktijd;
                     
• Gebruik als «coping» bij psychische problematiek. Dit betreft gebruik om met negatieve
                        emoties om te gaan en gebruik als onderdeel van bestaande emotionele of psychische
                        problemen.
                     
In het rapport staan enkele eerste aanknopingspunten voor preventie beschreven, zoals
                  het geven van meer voorlichting over de risico’s en het verbeteren van bekendheid
                  en bereikbaarheid van verschillende diensten. Ook liggen er belangrijke aanknopingspunten
                  voor werkgevers als intermediaire doelgroep. Onderhavig rapport is net uitgebracht.
                  Ik ga na het Kerstreces met het Trimbos-instituut in gesprek over een vervolgonderzoek
                  om in de tweede helft van 2021 te komen tot de ontwikkeling van een gerichte preventieaanpak
                  voor de verschillende in kaart gebrachte groepen gebruikers van cocaïne.
               
EXPLORE-onderzoek naar middelengebruik onder scholieren in het praktijkonderwijs en
                     voorgezet onderwijs
Het Trimbos-instituut voert een landelijk onderzoek (EXPLORE-onderzoek) uit naar roken,
                  drinken en drugsgebruik door scholieren in het praktijkonderwijs en cluster 3 en 4
                  van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO), de residentiële jeugdhulp en justitiële
                  jeugdinrichtingen. Jongeren van deze scholen en instellingen lijken een extra kwetsbare
                  groep voor vroeg en riskant gebruik van deze middelen en het later ontwikkelen van
                  verslavingsproblematiek. In 2008 is dit onderzoek voor het eerst uitgevoerd, nu is
                  deze studie herhaald. Doel van het onderzoek is het krijgen van een beter beeld van
                  wat deze scholen en instellingen doen rondom het thema middelengebruik en waar zij
                  behoefte aan hebben.
               
Het huidige EXPLORE-onderzoek is het eerste onderzoek naar middelengebruik onder cluster-3
                  leerlingen van het VSO. Dit onderzoek is afgerond, de resultaten zijn vervat in bijgaande
                  factsheet6. Wat opvalt is dat verschillende cluster-3 scholen het gevoel hebben dat middelengebruik
                  niet speelt bij hun leerlingen. Uit vragenlijstonderzoek onder de leerlingen zelf
                  blijkt het wel degelijk voor te komen. Het is mogelijk dat signalen van middelengebruik
                  onvoldoende door de school worden herkend. Verschillende schoolprofessionals bevestigen
                  dit en geven aan open te staan voor training in het herkennen van signalen van middelengebruik.
                  In het rapport wordt genoemd dat de regionale Instellingen voor Verslavingszorg kunnen
                  hier een belangrijke rol in zouden kunnen vervullen. Daarnaast kan worden gedacht
                  aan het opstellen van beleid omtrent middelengebruik op de cluster-3 scholen en kan
                  er ingespeeld worden op aansprekend lesmateriaal en voorlichting voor ouders.
               
Positief is dat het huidige EXPLORE-onderzoek laat zien dat er vergeleken met het
                  onderzoek uit 2008 sprake is van een sterke daling in het middelengebruik onder leerlingen
                  van het praktijkonderwijs en cluster 4 onderwijs. In het cluster 4-onderwijs geldt
                  voor bijna alle middelen dat de prevalentiecijfers beduidend hoger liggen dan in het
                  praktijkonderwijs en VMBO-b. De resultaten laten zien dat leerlingen uit cluster 4
                  het meest kwetsbaar zijn voor middelengebruik. Dat is geen verrassing, omdat dit onderwijs
                  zich richt op jongeren met psychische stoornissen en/of gedragsproblemen waarvan bekend
                  is dat dit vaak gepaard gaat met het gebruik van middelen. De scholen voor cluster
                  4-onderwijs geven aan het tegengaan van middelengebruik belangrijk te vinden. Toch
                  is er op lang niet alle scholen sprake van een geïntegreerde aanpak. Instellingen
                  voor Verslavingszorg bieden deskundigheidsbevordering in het signaleren en begeleiden
                  van middelenproblematiek, maar daar wordt niet altijd gebruik van gemaakt. Eerste
                  stap in verbetering is het onder de aandacht brengen van het beschikbare aanbod van
                  educatieve activiteiten. Daarnaast is bevordering van ouderbetrokkenheid een aandachtspunt.
                  Ook op het praktijkonderwijs ontbreekt een integrale aanpak. Op de meeste scholen
                  is behoefte aan deskundigheidsbevordering en aan passend lesmateriaal. Het taalniveau
                  van het bestaande lesmateriaal is veelal te hoog voor de leerlingen van het praktijkonderwijs.
                  Ook in het praktijkonderwijs is contact met de ouders belangrijk. Dit dient vooral
                  plaats te vinden tijdens natuurlijke contactmomenten.
               
Beide betreffende factsheets treft u bijgaand aan7. Op basis van de bevindingen van deze onderzoeken wordt in 2021 in ieder geval nieuw
                  lesmateriaal ontwikkeld dat aansluit bij de behoeften, alsmede ondersteunend materiaal
                  voor ouders. Op dit moment is het onderzoek naar middelengebruik in de residentiële
                  jeugdhulp en justitiële jeugdinrichtingen nog gaande, de resultaten hiervan volgen
                  begin 2021. Zodra ook deze resultaten zijn ontvangen zal ik met het Trimbos-instituut
                  nagaan welke actiepunten naar aanleiding van deze drie onderzoeken in 2021 worden
                  opgepakt.
               
Inzet van ervaringsdeskundigen
In de Drugspreventiebrief van april 20198 heb ik aangegeven beter zicht te willen krijgen op de effectiviteit van de inzet
                  van ervaringsdeskundigen op scholen in het kader van drugspreventie. Oudere onderzoeken
                  raden de inzet van ervaringsdeskundigen in de klas af. Om te beoordelen of het zinnig
                  was om literatuuronderzoek te doen naar nieuwe onderzoeken op dit gebied heb ik Trimbos-instituut
                  gevraagd een quickscan te doen naar beschikbare onderzoeken. In het Algemeen Overleg
                  Drugspreventiebeleid eind 2019 heb ik toegezegd dat indien er voldoende onderzoeken
                  voorhanden waren daarbij ook gekeken zou worden naar de wijze van inzet van deze ervaringsdeskundigen,
                  bijvoorbeeld door een confronterende aanpak.
               
Juni jl. is de quickscan naar de beschikbaarheid van literatuur over de effectiviteit
                  van de inzet van ervaringsdeskundigen bij drugspreventie op scholen door het Trimbos-instituut
                  opgeleverd. Het Trimbos-instituut concludeert dat er de laatste 10 jaar weinig relevante
                  onderzoeken zijn opgeleverd. Het gaat slechts om vier onderzoeken, waaronder twee
                  internationale studies. Dit materiaal is te weinig om de effectiviteit van de inzet
                  van ervaringsdeskundigen bij drugspreventie te kunnen beoordelen. Nader literatuuronderzoek
                  zal dus weinig opleveren en is volgens de onderzoekers weinig zinvol. Dit advies van
                  het Trimbos-instituut heb ik opgevolgd. De Nederlandse onderzoeken naar interventies
                  met ervaringsdeskundigen die het Trimbos-instituut heeft beschreven zijn een interventie
                  van Stichting Voorkom waarbij ervaringsdeskundigen worden ingezet. Hoewel deze voor
                  de korte termijn succesvol lijkt, zal moeten worden onderzocht wat de langetermijneffecten
                  zijn. De tweede is een pilotonderzoek naar de interventie Be Wise Think Twice, waar
                  inzet van ervaringsdeskundigen met filmfragmenten onderdeel van is. Het onderzoek
                  kan daarom geen uitspraken doen over de effectiviteit van de inzet van ervaringsdeskundigen.
                  In het algemeen is het bewijzen van effectiviteit van interventies op het terrein
                  van drugs en op andere beleidsterreinen aan de ontwikkelaar zelf. Het Ministerie van
                  VWS faciliteert effectiviteitsonderzoek via diverse ZonMw programma’s. Het kabinet
                  heeft daar deze kabinetsperiode extra middelen voor vrijgemaakt. Met de inzet van
                  deze middelen heeft het kabinet gestimuleerd om meer interventies te onderzoeken op
                  effectiviteit. Ik zal bekijken hoe komend jaar effectiviteitsonderzoek naar interventies
                  waarbij gebruik gemaakt wordt van ervaringsdeskundigen verder kan worden gestimuleerd.
                  In de interventiedatabase Gezond Leven van het RIVM zijn overzichten beschikbaar van
                  erkende en aanbevolen interventies voor diverse doelgroepen en settings. Dit geldt
                  ook voor drugspreventie voor jongeren. Op dit thema wordt onder meer de inzet van
                  de interventie Be Wise Think Twice aanbevolen voor het voortgezet onderwijs.
               
Persona onderzoek
Het persona onderzoek bevindt zich in de implementatiefase. Dit deel van het onderzoek
                  is erop gericht om met name met preventiewerkers in de verslavingszorg werksessies
                  te organiseren waarin de opgestelde persona’s worden getoetst aan de realiteit op
                  de werkvloer, en worden aangevuld met informatie over geschikte interventies en communicatiekanalen.
                  Door de corona-crisis heeft het Trimbos-instituut een alternatieve online werkwijze
                  moeten opstellen om toch de relevante kennis op te halen. Hierdoor is vertraging ontstaan
                  in de afronding van dit onderdeel van het traject. Ik zal uw Kamer daarom in het voorjaar
                  van 2021 over de uitkomsten van het persona onderzoek informeren.
               
Lachgas
Het Trimbos-instituut is medio 2019 met financiering van het Ministerie van VWS gestart
                  met een onderzoek naar het recreatief gebruik van lachgas onder jongeren met een niet-westerse
                  migratieachtergrond9. Aanleiding voor dit onderzoek waren signalen uit het veld dat onder deze jongeren
                  specifieke problemen met lachgas ontwikkelden. Ook laten onderzoeken zien dat het
                  recreatief gebruik van lachgas hoger is onder jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond.
                  Uitgaande van dergelijke signalen heeft het Trimbos-instituut een kwalitatief onderzoek
                  uitgevoerd. Demografische kenmerken, wat karakteriseert de groep lachgasgebruikers
                  met een niet-westerse migratieachtergrond, welke gebruiksmotieven spelen binnen deze
                  groep een rol en welke gevolgen en klachten worden ervaren zijn onderwerpen die centraal
                  staan in het onderzoek. Tot slot is ook onderzocht welke aanbevelingen voor preventie
                  voor deze doelgroep kunnen worden gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik
                  van lachgas in vriendengroepen een sociale activiteit is, waarbij met name uit cilinders
                  in plaats van lachgasampullen wordt gebruikt. Onderzoekers signaleren ook problemen
                  met jongeren die eerst in groepsverband en daarna alleen veelvuldig lachgas gebruiken.
                  Populaire plekken voor gebruik zijn de openbare ruime, auto, shishalounges of thuis
                  bij vrienden. Onder deze groep jongeren treden de bekende gevolgen van lachgas op.10 Het onderzoek laat ook zien dat er in deze groep weinig hulp wordt gezocht en dat
                  wordt gedacht dat een hulpvraag niet nodig is. Over het algemeen komen de factoren
                  die van invloed zijn op het gebruik van lachgas bij deze groepen jongeren overeen
                  met de factoren die in het algemeen bekend zijn over het recreatief gebruik van lachgas.
                  Voorbeelden hier van zijn de invloed van sociale media op het (starten van) gebruik,
                  de brede beschikbaarheid van het middel, en dat het middel vaak als onschuldig wordt
                  gezien. Er is ook een aantal specifieke factoren, zoals de beperkte kennis van lachgas
                  onder ouders van jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond en schaamte en
                  taboe om met ouders over lachgasgebruik of de daardoor ontstane problematiek te praten.
                  Het onderzoek eindigt in een reeks van aanbevelingen voor verschillende actoren, waaronder
                  het belang van gerichte preventie en voorlichting voor lachgasgebruikers met een niet-westerse
                  migratieachtergrond en het versterken van de rol van professionals en ouders hierin.
                  Ik volg deze aanbeveling op. Het Trimbos-instituut zal met financiering van het Ministerie
                  van VWS komend jaar bijvoorbeeld het bestaande preventiemateriaal in het Arabisch
                  vertalen en zal verkennen welke mogelijkheden er zijn voor gerichte preventie voor
                  onder andere ouders van jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Naast
                  het rapport heeft het Trimbos-instituut ook een infosheet opgesteld waarin de aanbevelingen
                  voor jongerenwerkers en preventiewerkers zijn gebundeld.
               
Het Trimbos-instituut heeft dit jaar ook met financiering van VWS de Handreiking «Lachgas:
                  van zorgen naar acties» geactualiseerd11. Deze handreiking is gericht op gemeenten, handhavers, en preventieprofessionals.
                  Deze herziening heeft plaats gevonden in het licht van de risicobeoordeling van het
                  Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) en recente ontwikkelingen
                  op lokaal niveau. In afwachting van de plaatsing van lachgas op lijst II bij de Opiumwet
                  neemt een groeiend aantal gemeenten maatregelen op grond van onder andere de Algemene
                  Plaatselijke Verordening om lachgasproblematiek tegen te gaan. Genoemde actoren wordt
                  met de vernieuwde handreiking een integraal overzicht geboden van mogelijkheden om
                  lachgasproblematiek op dit moment aan te pakken en van handvatten voor preventie.
                  Gelet op de verkeersproblematiek rondom het recreatief gebruik van lachgas heeft de
                  Minister van Infrastructuur en Waterstaat eind vorig jaar aangekondigd Team Alert
                  te vragen een campagne over lachgas in het verkeer te ontwikkelen.12 De campagne is 19 november gestart.13
Tot slot informeer ik u graag, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
                  over de voortgang van het voornemen om lachgas op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen.
                  Hiermee geven de Minister van Justitie en Veiligheid en ik uitvoering aan de toezegging
                  die de Minister op 26 november jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 30, debat over de
                  Begroting Justitie en Veiligheid 2021) aan uw Kamer heeft gedaan tijdens de begrotingsbehandeling
                  van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2021. Zoals ik uw Kamer
                  eerder heb geïnformeerd, heeft van 12 juni tot en met 10 juli jl. het ontwerpbesluit
                  opengestaan voor internetconsultatie.14 Daarnaast hebben de Minister van Justitie en Veiligheid en ik zowel de betrokken
                  handhavings- en uitvoeringsinstanties als de rechtspraak geconsulteerd. Aan de hand
                  van de uitvoeringstoetsen en impact analyses worden de uitvoeringsconsequenties en
                  financiële consequenties in beeld gebracht. Ik streef er samen met de Minister van
                  Justitie en Veiligheid naar het voorstel zo spoedig mogelijk, naar verwachting in
                  het voorjaar 2021, bij uw Kamer in te dienen. Het streven is dat het Lachgasbesluit
                  vervolgens in de tweede helft van 2021 in werking treedt.
               
Wetsvoorstel verbod groepen NPS (nieuwe psychoactieve stoffen)
Zoals bekend bereid ik samen met de Minister van JenV een wetswijziging voor waarmee
                  we het mogelijk maken om groepen nieuwe psychoactieve groepen met eenzelfde chemische
                  structuur in één keer te verbieden. Daarmee voorkomen we dat drugsproducenten de Opiumwet
                  omzeilen door met een kleine wijziging in de chemische structuur van een harddrug
                  steeds een nieuwe, op dat moment legale, NPS op de markt te brengen. Voorbeeld van
                  zo’n NPS is het middel 3-MMC waar recentelijk aandacht aan is besteed door de media.
                  Momenteel worden de uitvoeringstoetsen en (financiële) impactanalyses verwerkt van
                  de partijen die betrokken zullen zijn bij de uitvoering van het wetsvoorstel. Dit
                  proces heeft enige vertraging opgelopen, mede door drukte als gevolg van de coronacrisis.
                  De verwachting is dat het wetsvoorstel komend voorjaar aan uw Kamer zal worden aangeboden.
                  Met deze stand van zaken doen de Minister van Justitie en Veiligheid en ik tevens
                  uitvoering aan de toezegging die de Minister op 26 november jl. aan uw Kamer heeft
                  gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
                  voor het jaar 2021.
               
Motie drugsvrije schoolpleinen
Tijdens het VAO Drugspreventiebeleid en Verslavingszorg (Handelingen II 2019/20, nr.
                  38, item 5) is de motie van de leden Edgar Mulder (PVV) en Van der Staaij (SGP) over het inzetten
                  van maatregelen om te komen tot drugsvrije schoolpleinen aangenomen.15 Om invulling te geven aan deze motie is contact geweest met het Trimbos-instituut
                  over Helder op School. Op dit moment wordt binnen Helder op School op verschillende
                  manieren aandacht besteed aan drugsvrije schoolterreinen. Helder op school bestaat
                  uit vier pijlers: beleid, educatie, omgeving, signalering & begeleiding. Omdat een
                  integrale aanpak het meest effectief is bij de aanpak van middelengebruik, is het
                  de bedoeling dat scholen die met middelenpreventie aan de slag gaan activiteiten uitvoeren
                  binnen al deze pijlers. Dit is ook een voorwaarde om in aanmerking te komen voor het
                  vignet Gezonde School. Onderdeel van Helder op School is een stappenplan voor scholen
                  voor het invoeren van een middelenvrij(e) school(plein). Hierbij is aandacht voor
                  beleid, handhaving, toezichthouder, communicatie met ouders, sancties. Helder op School
                  adviseert om in het schoolbeleid op te nemen dat het gebruik, bezit of verkopen van
                  drugs op het schoolterrein niet is toegestaan. Daarnaast moet worden vastgelegd welke
                  sancties worden opgelegd op het moment dat de regels worden overtreden. Maatregelen
                  waaraan gedacht kan worden zijn schorsing, tijdelijke verwijdering van school en/of
                  uitsluiten van bepaalde activiteiten. Wanneer er sprake is van dealen wordt altijd
                  de politie ingeschakeld. Het is belangrijk dat de school vooraf ouders informeert
                  over het drugsbeleid en in het geval van overtreding de ouders hiervan op de hoogte
                  stelt. Vanuit Helder op School wordt geadviseerd om niet alleen de maatregelen zelf
                  vast te leggen, maar ook wie er toeziet op de handhaving en de uitvoering van de maatregelen.
                  In het stappenplan wordt stap voor stap beschreven hoe de school hierin het beste
                  te werk kan gaan. De regiocontactpersonen van Helder op School ondersteunen hierbij.
                  Ook bij de zorgtaak die scholen hebben wordt geholpen om zorgen over middelengebruik
                  adequaat op te pakken, bijvoorbeeld door deskundigheidsbevordering aan te bieden aan
                  scholen. Zo is een basiscursus beschikbaar voor docenten en ondersteunend personeel
                  over middelenkennis en een verdiepende training om docenten en ander schoolpersoneel
                  te helpen bij het herkennen van signalen van drugsgebruik en het aangaan van het gesprek
                  met de leerling. Vanaf 1 januari 2021 wordt de basiscursus door Trimbos aangeboden
                  onder de naam Alcohol en Drugs-Basiscursus e-learning. Voor een verdiepende cursus
                  kan gebruik gemaakt worden van de Toolbox signaleren van Trimbos-Helder op School.
                  Deze wordt uitgevoerd door de lokale instellingen voor verslavingszorg waardoor vaardigheden
                  in de praktijk geoefend kunnen worden.
               
Het Trimbos-instituut geeft aan dat deze samenhangende aanpak en aanbod van materialen
                  op veel scholen afdoende is. De laatste jaren merkt het Trimbos-instituut dat het
                  moeilijker is geworden om scholen te bewegen tot het invoeren van een integrale aanpak
                  van roken, alcohol en drugs. Het ontbreekt steeds vaker aan de randvoorwaarden voor
                  een goede borging van de activiteiten. VWS heeft het Trimbos-instituut daarom verzocht
                  om samen met zijn regiopartners de implementatiestrategie te herijken om het belang
                  van een integrale aanpak van roken, alcohol en drugs in het onderwijs te onderstrepen
                  en waar mogelijk belemmeringen weg te nemen. Met een goede uitvoering van het volledige
                  Helder op Schoolprogramma kan op veel scholen zorg gedragen worden voor een drugsvrij
                  schoolterrein. Daarnaast zal in de vierde bijeenkomst van het platform tegengaan stijging
                  drugsgebruik onder andere aandacht zijn voor de rol en mogelijkheden van scholen in
                  preventie van drugsgebruik. Mogelijk worden uit deze sessie nog aanvullende lessen
                  getrokken waarmee we scholen verder kunnen ondersteunen. Tot slot wijs ik u op de
                  eerder genoemde IJslandse preventieaanpak van roken, alcohol- en drugsgebruik door
                  jongeren. De aanpak zelf, die gebaseerd is op een community based benadering, spreekt
                  me zeer aan.16 Zes pilotgemeenten zijn inmiddels met de implementatie van interventies aan de slag.
                  De eindrapportage verwacht ik in juni 2022. Met de hierboven beschreven inzet wordt
                  invulling gegeven aan de motie.
               
Platform tegengaan stijging drugsgebruik
In april 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de oprichting van het Platform tegengaan
                  stijging drugsgebruik (Kamerstuk 24 077, nr. 426). In november 2019 heeft de eerste bijeenkomst van het platform plaatsgevonden. Doel
                  van het platform is om met een gemengde groep experts, wetenschappers, en andere belanghebbenden
                  de witte vlekken van het Nederlandse (hard)drugspreventiebeleid in beeld te brengen.
                  In het afgelopen jaar heeft het Ministerie van VWS drie sessies georganiseerd. Daar
                  zijn verschillende witte vlekken besproken, zoals het bereiken van de juiste doelgroep
                  met de juiste informatie. Inzichten uit het persona onderzoek zijn daarbij behulpzaam
                  en belangrijk gebleken. Een concreet resultaat van de bijeenkomst over verschillende
                  type drugsgebruikers is dat de uitrol van de werksessies van het persona onderzoek
                  is vergroot. Naar aanleiding van de bijeenkomst van het Platform heeft het Trimbos-instituut
                  een werksessie bij het preventieoverleg van Verslavingskunde Nederland georganiseerd.
                  Dit heeft tot verschillende werksessies bij andere preventieafdelingen geleid. Een
                  andere witte vlek is de vertaling van landelijk drugsbeleid naar lokaal drugsbeleid.
                  Uit een van de bijeenkomsten blijkt dat er winst te behalen is op lokaal gebied door
                  met gemeenten meer stappen te zetten. Om die reden heeft het ministerie verschillende
                  lokale initiatieven bij elkaar gebracht. Een belangrijke les uit deze sessie is dat
                  we meer kunnen halen uit kennisuitwisseling, het delen van ervaringen en samenwerking.
                  Zo gaven een aantal partijen aan dat het zou helpen wanneer de rijksoverheid lokale
                  drugspreventieprojecten een podium zou geven, zoals bijvoorbeeld het Regioproject
                  «Denormalisering drugsgebruik» in de politieregio Oost-Brabant, maar ook het Basispakket
                  Preventie van Verslavingskunde Nederland dat lokaal kan worden ingezet. Op dit moment
                  ben ik in gesprek met verschillende partijen om hier gevolg aan te geven. Begin volgend
                  jaar volgt een volgende sessie over drugspreventie en onderwijs.
               
LADIS
Het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem Zorg (LADIS), waarin de hulpvraag
                  verslavingszorg wordt geregistreerd, bevat vanwege een privacy-technisch probleem
                  geen gegevens vanaf het jaar 2016. Met een wijziging van de Wet Kwaliteit, klachten
                  en geschillen in zorg (Wkkgz) in verband met het creëren van een wettelijke grondslag
                  voor het verwerken van de persoonsgegevens in kwaliteitsregisters LADIS en LTR (Landelijk
                  Trauma Register) zal dit probleem worden opgelost. De wetswijziging is eind augustus
                  jl. naar de Tweede Kamer gestuurd voor behandeling. Wanneer de wetswijziging in werking
                  treedt, kan met terugwerkende kracht data worden aangeleverd over de afgelopen jaren.
               
Afsluiting
Als afsluiting van deze brief wil ik nogmaals kort ingaan op de gevolgen van de coronapandemie
                  voor drugsbeleid. Het jaar 2020 zal in de monitoring zorgen voor een trendbreuk waardoor
                  het mogelijk moeilijker is om te zien wat de opbrengst van de inzet is. Dit doet uiteraard
                  niets af aan de inzet op preventie en monitoring. Zoals ook in deze brief duidelijk
                  is geworden blijf ik alert en kijk ik naar het inzetten van extra acties om de monitoring
                  op andere wijzen vorm te geven als gebruikelijk. Zo zal het Trimbos-instituut met
                  financiering van het Ministerie van VWS aanvullend een panel inrichten waarin zowel
                  uitgaanders als professionals in het uitgaansleven vertegenwoordigd zijn om zo de
                  actuele situatie in het zicht te houden. Dit geeft ons de mogelijkheid om daar, zolang
                  de coronapandemie effect heeft op ons dagelijks leven, vinger aan de pols te houden
                  en acties te ondernemen waar nodig. In het eerste kwartaal van 2021 informeer ik u
                  over genomen stappen en over een aantal openstaande toezeggingen.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  P. Blokhuis
Indieners
- 
              
                  Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport