Brief regering : Stelsel beroepsziekten en dienstongevallen politie
29 628 Politie
Nr. 993 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
De afgelopen jaren heb ik met uw Kamer, de Korpsleiding, (oud) medewerkers van de
politie, politievakorganisaties en Centrale Ondernemingsraad (COR) gesproken over
het stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen van de politie.
Naar aanleiding van deze gesprekken en de evaluatie van het stelsel is gebleken dat
het stelsel niet altijd bijdraagt aan het herstel van de medewerker. Een nieuw stelsel
wordt op dit moment uitgewerkt aan de hand van contouren, waarover ik uw Kamer op
23 april 2020.1 heb geïnformeerd. In deze brief informeer ik uw Kamer over de wijze waarop het stelsel
uitgewerkt wordt en op hoofdlijnen over de voorstellen voor de verdere uitwerking,
waarover op dit moment met de vakorganisaties en COR wordt gesproken. De uitwerking
van het nieuwe stelsel voor beroepsziekten is complex en vergt een zorgvuldige aanpak
waarover nog veel interne afstemming nodig is en overeenstemming in het Centraal Georganiseerd
Overleg Politie (CGOP).
Een paritaire werkgroep bestaande uit een afvaardiging van de politie-vakorganisaties,
de Centrale Ondernemingsraad, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en politie
is belast met de uitwerking van de contouren voor een nieuw stelsel. In het eerste
kwartaal van 2021 besluitvorming is voorzien. Daarna zal de verankering in regelgeving
volgen. Ik kan u daarom nog niet tot in detail informeren over hoe het nieuwe stelsel
er uiteindelijk uit gaat zien. Over de hoofdlijnen informeer ik u in deze brief.
De korpschef en ik verliezen ook de lopende restschadezaken niet uit het oog. Van
belang is dat ook deze (oud) medewerkers de aandacht, zorg en ondersteuning krijgen
(zowel materieel als immaterieel) die zij nodig hebben. Het gaat hier om een doelgroep
waar op zorgvuldige wijze mee om moet worden gegaan. Hierover hebben de korpschef
en ik ook de ombudsfunctionaris geconsulteerd. Spoedige afronding is wenselijk en
dat is ook het streven. Evenwel kan de afhandeling niet sneller dan mogelijk is gelet
op de complexiteit van dossiers en de benodigde zorgvuldigheid van afhandeling. Om
deze zaken op een zorgvuldige en transparante wijze te behandelen, heeft de politie
een speciaal team en een interne richtlijn opgesteld. In deze brief zal ik aangeven
op welke wijze de politie omgaat met de belangen van deze (oud)medewerkers.
Uitwerking contouren verbeterd stelsel beroepsziekten en dienstongevallen
Bij de uitwerking geldt als uitgangspunt dat zorg en goed werkgeverschap de basis
zijn van het stelsel. Herstel en re-integratie bij de politie staan centraal. Het
stelsel is ondersteunend aan het proces en dient bij te dragen aan het herstel. Centraal
daarbij staan vereenvoudiging en meer aandacht voor wat de medewerker op een gegeven
moment nodig heeft.
Daarom is de aandacht primair gericht op het zorgaspect en wordt het stelsel gebouwd
vanuit de beleving van de medewerker. Hierbij zijn verschillende belevingsfases ((ingrijpende)
gebeurtenissen) van de medewerker als uitgangspunt genomen: «ik ben aan het werk»,
«ik heb een incident meegemaakt», «ik heb klachten», «ik ben uitgevallen», «ik re-integreer»
en zo verder tot het sluiten van het dossier. Per belevingsfase wordt in kaart gebracht
wat de medewerker, en indien nodig, partner, ouders en/of kinderen nodig hebben op
het gebied van informatievoorziening, aandacht, zorg en ondersteuning. De centrale
vraag hierbij is steeds: «wat heb ik in deze belevingsfase nodig om optimaal te herstellen
en te re-integreren aan informatievoorziening, aandacht, zorg en ondersteuning en
welke aanspraken dragen op dat moment bij aan het proces?» Bewustwording en een adequaat
preventief beleid maken daarvan een belangrijk onderdeel uit.
Op basis van deze informatie komt ook de vraag aan de orde hoe het juridisch kader
per belevingsfase kan bijdragen aan het herstelproces, de inzetbaarheid en de re-integratie.
Zoals ik heb aangegeven in de brief van 23 april 2020, waarin ik uw Kamer de contouren
van het nieuwe stelsel heb geschetst, zullen alle kosten en schade die in redelijkheid
aan de orde zijn in relatie tot behandeling en herstel, in het nieuwe stelsel door
de werkgever worden betaald of vergoed, uitgaande van de normen die voor de schadeafwikkeling
zijn bepaald in het civiele recht.
In dit kader wordt onderscheid gemaakt in twee fasen, aansluitend bij de hiervoor
vermelde belevingsfases. Bij de eerste melding van een incident start de aandacht
en zorg voor de medewerker en worden voorzieningen aan de medewerker beschikbaar gesteld
die ervoor zorgen dat de medewerker zich gesteund voelt en zich kan richten op herstel
en re-integratie. Ik heb u in de brief met de contouren aangegeven dat het bestaande
pakket aan financiële aanspraken daartoe in het nieuwe stelsel uitgebreid wordt met
zaken die nu veelal via restschadeprocedures worden vergoed. Op dit moment wordt gesproken
over welke schadeposten dit zijn. Het gaat hierbij in ieder geval om vermogensschade
(inkomensschade en carrièreschade), de vergoeding van kosten in relatie tot herstel
en de compensatie in verband met verminderde zelfwerkzaamheid.
Onderdeel van gesprek is ook dat bij het bereiken van de medische eindsituatie wordt
bekeken welke materiële en immateriële schade resteert en voor vergoeding in aanmerking
komt. Dit wordt thans in de werkgroep uitgewerkt. Daarbij gaat het om de wijze waarop
de toetsing plaatsvindt, schade wordt bepaald en vergoed en de daaraan te stellen
voorwaarden.
Als er volgens de medewerker meer schadeposten aan de orde zijn, dan moet de medewerker
in de huidige situatie de werkgever daarvoor aansprakelijk stellen. In de uitwerking
moet nog worden bezien of er een paritaire commissie kan worden opgericht met expertise,
autoriteit en onafhankelijk samengesteld om die verzoeken tot vergoeding van schade
te beoordelen. Op die manier wordt beoogd om gerechtelijke procedures te voorkomen.
Dit vormt het sluitstuk van de uitwerking.
Bijzondere zorg
Het stelsel staat open voor al het personeel. Daarnaast maken de medewerkers die behoren
tot de doelgroep van bijzondere zorg in het nieuwe stelsel aanspraak op een aantal
extra voorzieningen. Daarover wordt op dit moment nog gesproken met de vakorganisaties
en COR. In de rechtspositie zal worden geregeld wie in beginsel onder de doelgroep
van de bijzondere zorgplicht valt. De bijzondere zorg zal ook beschikbaar zijn voor
zijn/haar partner en eerstegraads bloedverwanten. Daarnaast heeft de korpschef, indien
de omstandigheden dit vereisen, de mogelijkheid om de bijzondere zorgplicht ook van
toepassing te verklaren op een medewerker die niet in deze specifieke doelgroep is
opgenomen. Over de verankering van de bijzondere zorgplicht zijn al eerder afspraken
gemaakt met de vakorganisaties. De regelgeving met betrekking tot deze bijzondere
zorg zal een integraal deel uitmaken van de regelgeving naar aanleiding van het nieuwe
stelsel.
Afdoening (oude) zaken
In mijn brief van 13 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afdoening van
(oude) zaken, waaronder zowel zaken over beroepsziekten als dienstongevallen (Kamerstuk
29 628, nr. 983).
Het oude stelsel is zeer strikt in de (civielrechtelijke afhandeling van de) schadevergoeding
en kent een ruim smartengeld. In het nieuwe stelsel is juist het uitgangspunt dat
alle kosten en schade die in redelijkheid aan de orde zijn in relatie tot behandeling
en herstel, door de werkgever worden betaald of vergoed, uitgaande van de normen die
voor de schadeafwikkeling zijn bepaald in het civiele recht. Het smartengeld zal aansluiten
bij wat maatschappelijk gebruikelijk is. In de huidige overgangsfase worden de contouren
voor het nieuwe stelsel in achtgenomen. Het is en blijft echter maatwerk dat in onderling
overleg tot stand moet komen. Ik heb aangegeven dat getracht wordt met elke (oud-)medewerker,
die in een juridische procedure over aanspraken met de werkgever verwikkeld is, te
komen tot een afhandeling die recht doet aan hun situatie op het gebied van benodigde
zorg, aanspraken en re-integratie. Het is de intentie om in de gesprekken met betrokkenen
op basis van zorg voor de medewerker, aandacht voor diens behoeften en maatwerk, tot
herstel van vertrouwen te komen en met elkaar een oplossing te vinden. Voor vaststellingsovereenkomsten
geldt daarbij dat afspraak is afspraak.
Eerst wordt in overleg met de (oud-) medewerker gekeken welke zorg nog kan worden
aangeboden en worden maatwerkoplossingen gezocht en besproken die gericht zijn op
herstel en mogelijk re-integratie. Er wordt gekeken of het actuele zorgaanbod nog
iets aanvullends kan betekenen voor herstel. Voor (oud-) medewerkers kan het gesprek
met zich mee brengen dat zij weer blijvend in contact worden gebracht met de politie.
Als vervolg op het gesprek over de zorg gaat de werkgever samen met de (oud-) medewerker
opnieuw naar alle resterende schade kijken. Voorafgaand aan- en tijdens het gesprek
wordt geïnventariseerd welke financiële schade de (oud-) medewerker in totaal lijdt.
Met het oog op de contouren van het nieuwe stelsel zal beoordeeld worden welke schade
voor compensatie in aanmerking komt. Er worden tevoren geen schadeposten uitgesloten
en de intentie is om alle schade en kosten, die in redelijkheid gemaakt zijn of worden,
mee te nemen in de eindafdoening. In de te bereiken overeenstemming over een eindafdoening
worden eerder uitgekeerde bedragen met betrekking tot diezelfde schadeposten betrokken.
Dat geldt ook voor reeds uitgekeerd smartengeld dat gekoppeld is aan het percentage
arbeidsongeschiktheid, omdat dit door die koppeling ook een materiële component heeft.
De immateriële component in het smartengeld zal in deze overgangsperiode ruimhartig
worden bepaald – hoger dan wat maatschappelijk gebruikelijk is. Er zal nadrukkelijk
geen sprake zijn van het terugvorderen van eerder uitgekeerde bedragen. Hiermee wordt
gestand gedaan aan de motie van de leden Van Toorenburg en Van Dam (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 44) en de motie van het lid Helder (PVV)2.
Op deze wijze is er inmiddels met 57 medewerkers een gesprek gevoerd over de zorg
en ondersteuning die zij nodig hebben en is ernaar gestreefd binnen 3 maanden een
voorstel te doen voor het vergoeden van restschade.
Nog dit jaar wordt contact opgenomen met de rest van de medewerkers met wie actief
contact is over hun zaak. Dit komt erop neer dat in het voorjaar in de helft van alle
(oude) restschadezaken een aanbod is gedaan aan de (oud)medewerker. Met de (oud) medewerkers
met wie langere tijd geen contact meer is geweest, een aansprakelijkstelling ligt
en waarvan de verjaring van de aanspraken is gestuit, wordt in de loop van 2021 contact
opgenomen, een zorggesprek gevoerd en een aanbod gedaan om ook in die zaken op zorgvuldige
en voortvarende wijze te komen tot een afronding in 2021.
De politievakorganisaties en COR zijn niet direct betrokken bij de afdoening van (oude)
restschadezaken. Wel worden met de vakorganisaties en COR afspraken gemaakt over een
paritaire begeleidingscommissie.
Soort
Aantal
Fase
Gesprekken gevoerd:
68
Lopende dossiers
11
Afronding
Gevoerde zorggesprekken
57
– 20 voorstel gedaan, 10 geaccepteerd
– 37 voorstellen worden voorbereid
Nog te plannen gesprekken:
141
Actieve zaken
40
Inplannen gesprekken vóór januari 2021
– 13 afspraken reeds gepland
– 27 afspraken nog te plannen
Gestuite verjaringsdossiers1
101
Inplannen gesprekken in de loop van 2021
Totaal aantal dossiers:
209
X Noot
1
Naast de (actieve) gestuite verjaringsdossiers zijn er ook inactieve gestuite verjaringsdossiers.
Bij deze inactieve gestuite verjaringsdossiers is geen aansprakelijkstelling aanwezig
in het dossier, wel is er een brief in het dossier om de verjaringstermijn tegen te
gaan (stuiting).
Naast de 209 oudere dossiers dienen zich ook weer nieuwe restschadedossiers aan. Dit
zijn lopende dossiers waarbij de aansprakelijkstelling na 1 maart 2020 is ontvangen
door de politie. Deze nieuwe dossiers worden door de politie direct opgepakt.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid