Brief regering : Reactie op het rapport 'Meer dan Applaus is niet genoeg' van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS)
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 424 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Hierbij stuur ik u het advies Applaus is niet genoeg: anders waarderen en erkennen van zorgverleners van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS)1. Met deze brief geef ik ook mijn inhoudelijke reactie op het advies.
Aanleiding voor het advies
Het aantal medewerkers in de zorg neemt toe. Met de behoefte aan meer personeel is
dat van groot belang. Tegelijkertijd zijn de uitstroom en het ziekteverzuim te hoog.
Redenen voor vertrek betreffen vaak werkomstandigheden, zoals een gebrek aan loopbaanmogelijkheden
of ontevredenheid met de manier van werken of de aansturing. Dit vraagt onder andere
om goed werkgeverschap.
Hoewel er genoeg goede voorbeelden zijn van wat goed werkgeverschap in de praktijk
kan inhouden en betekenen voor medewerkers, is goed werkgeverschap – getuige de uitstroomcijfers
– nog niet overal zichtbaar.
Dit was in het najaar van 2019 aanleiding voor de vraag aan de RVS om meer inzicht
te geven in waarom dit niet nog het geval is, en wat kan bijdragen aan goed werkgeverschap.
Het advies op hoofdlijnen
De RVS richt zich met het advies op verpleegkundigen en verzorgenden. De RVS constateert
dat zorgverleners ervaren dat goed werken in de zorg niet altijd mogelijk is. Volgens
de RVS missen zij passende waardering voor het belangrijke werk dat zij doen. De RVS
ziet dat zorgverleners vaak onvoldoende als zodanig erkend worden in de organisaties
waarin zij werken. Voor de RVS betekent goed werkgeverschap daarom bovenal een betere
waardering van medewerkers. Voor de RVS gaat het hierbij om passende arbeidsvoorwaarden,
betekenisvolle zeggenschap en vruchtbare samenwerking. Voor ieder van de thema’s benoemt
de RVS een aantal knelpunten en geeft advies. Hierbij richt de RVS zich vooral tot
werkgevers en werkgeversorganisaties, maar ook tot andere partijen zoals zorgverzekeraars,
beroeps- en brancheverenigingen, en de rijksoverheid.
1. Passende arbeidsvoorwaarden: Volgens de RVS ontbreekt het verzorgenden en verpleegkundigen aan een aantrekkelijk
en passend loopbaanperspectief en lukt het vanwege een combinatie van kleine contracten
en een laag salaris, verzorgenden niet altijd om voldoende zelfstandig te zijn. Dit
geldt volgens de RVS vooral voor verzorgenden.
De RVS pleit voor een sectoroverstijgende cao voor verzorgenden en verpleegkundigen
en vraagt de rijksoverheid de gesprekken hierover de faciliteren. De RVS beveelt voorts
werkgevers aan om te zorgen dat het gesprek met individuele zorgverleners over ontwikkelwensen
en loopbaanplan structureel gevoerd wordt. Raden van toezicht dienen hier nadrukkelijk
op toe te zien. De RVS roept zorgverzekeraars op om te kiezen voor tarieven die loonkosten
dekken en voor verantwoordingseisen die administratieve lasten zo veel mogelijk beperken.
2. Betekenisvolle zeggenschap: Volgens de RVS voelen zorgverleners zich vaak uitvoerder van beleid in de organisatie
en missen de ruimte om mede vorm te geven aan de zorg zelf en aan de werkprocessen
zoals roosters en werktijden.
De RVS roept werkgevers op de zeggenschap over de zorg die zij verlenen te verankeren
in de organisatie, bijvoorbeeld bij het maken van roosters en het bepalen van werktijden,
en meer tijd te bieden voor niet zorgtaken, zoals het verbeteren van zorgprocessen.
De RVS adviseert werkgevers en zorgverleners om samen te werken aan andere manieren
van verantwoorden.
3. Vruchtbare samenwerking: Goed kunnen samenwerken wordt steeds belangrijker: zorgvragen van patiënten worden
steeds complexer en vergen een multidisciplinaire aanpak. Zorg verlenen is teamwerk
en zorgverleners zijn van elkaar afhankelijk voor het leveren van goede zorg. Dit
sluit niet altijd aan op de financiering van zorg. Maar ook (sluimerende) conflicten
binnen beroepsgroepen zelf rondom de afbakening van bevoegdheden staan, volgens de
RVS, samenwerking in de weg. Dit geldt volgens de RVS ook voor de moeilijke aansluiting
tussen de complexe zorgpraktijk en hiërarchische en afgebakende werkpatronen binnen
en tussen zorgorganisaties. Deze staan soms haaks op elkaar.
De RVS adviseert organisaties om meer samenwerking te zoeken, bijvoorbeeld in de uitwisseling
van personeel. De RVS adviseert zorgverzekeraars dit te faciliteren door mee te denken
over financieringswijzen. De RVS adviseert beroepsorganisaties om meer onderlinge
samenwerking te zoeken, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van kwaliteitsnormen voor
zorgverleners. De RVS beveelt zorgopleidingen aan om hun opleidings- en scholingsaanbod
zorgvuldig af te stemmen op de veranderende zorgpraktijk, met aandacht voor interdisciplinaire
samenwerking.
Reactie op het advies
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het advies over het bevorderen van goed
werkgeverschap. Ik onderschrijf het brede perspectief op de waardering van zorgverleners
en de behoefte aan een brede aanpak. In de vierde voortgangsrapportage van het actieprogramma
Werken in de Zorg heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken van de aanpak en de aanvullende maatregelen
gericht op loopbaanontwikkeling, meer tijd en ruimte voor zorgprofessionals en meer
zeggenschap2. We hebben hierover ook gesproken tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsmarkt op 12 november
2020 (Kamerstuk 29 282, nr. 421). In reactie op de specifieke thema’s uit het rapport van de RVS wil ik hieraan het
volgende toevoegen:
1) Passende arbeidsvoorwaarden
Voor een concurrerende salarisontwikkeling in de zorg, stelt de overheid jaarlijks
de overheidsbijdrage in arbeidskostenontwikkeling (OVA) beschikbaar. De beschikbare
arbeidsvoorwaardenruimte vertaalt zich uiteindelijk in de cao’s die in de sector worden
afgesloten. De salarissen in de zorg zijn de afgelopen jaren mee gestegen met de ontwikkeling
in de markt en veelal zelfs daar wat boven.
Daarnaast krijgen zorgmedewerkers die naar het oordeel van de zorgaanbieder waarvoor
zij werkzaam zijn een uitzonderlijke prestatie in de strijd tegen COVID-19 hebben
geleverd, in 2020 een bonus van 1.000 euro netto. Ook voor 2021 is een bonus beschikbaar.
Mede met het oog op de forse overschrijding van de kosten voor de bonusregeling in
2020, hecht ik eraan om de bonus voor 2021 zo vorm te geven dat deze past binnen de
hiervoor gereserveerde € 720 miljoen euro. Met de sector wordt gekeken hoe kan worden
gekomen tot een regeling die recht doet aan de waardering voor de zorgprofessional
in de strijd tegen COVID-19, die wel binnen het budgettaire kader blijft. U wordt
hier begin 2021 over geïnformeerd.
Tevens heb ik de SER gevraagd om advies met een analyse van knelpunten en oplossingen
voor instroom, behoud, werkplezier en waardering in de brede zin van het woord, ook
als het gaat om arbeidsvoorwaarden.
De RVS pleit voor één cao voor verzorgenden en verpleegkundigen en adviseert rijksoverheid
om het gesprek hierover te faciliteren. De sociale dialoog is echter aan de sociale
partners. Ik ben niet in de positie om hierin een leidende rol te nemen. Ik ben bereid
om sociale partners ondersteuning te bieden in het gesprek over één cao, mits de sociale
partners zelf aangeven dit te willen. Conform de toezegging tijdens het AO Arbeidsmarkt
op 12 november 2020, heb ik de SER in aanvulling op de hiervoor genoemde adviesaanvraag,
verzocht om te reflecteren op het voorstel van de Kamer of en zo ja, onder welke voorwaarden
kan worden gekomen tot één cao voor verpleegkundigen en verzorgenden.
Net als de RVS zie ik dat economische zelfstandigheid samenhangt met het aantal uren
dat iemand werkt. Hoewel de RVS in dit advies geen specifieke aanbevelingen doet,
denk ik dat hier nog veel winst op te behalen is.
Met het vergroten van de contractomvang van verzorgenden IG, wordt ook de inkomenspositie
versterkt en daarmee de economische zelfstandigheid vergroot. Immers, met meer uren
werken wordt een hoger inkomen gegenereerd. Daarnaast bouwt een medewerker meer pensioen
op. Belangrijk is ook dat werkgevers en werknemers dit onderwerp bespreken in hun
reguliere personeelsgesprekken. Ik ondersteun initiatieven zoals die van stichting
Het Potentieel Pakken (hierna: de stichting). De stichting ontplooit initiatieven
om de deeltijdfactor te verhogen. Ze zet in op het enthousiasmeren en informeren van
medewerkers over het onderwerp contractuitbreiding en lanceert naar verwachting in
februari 2021 de «deeltijdberekenaar»; een instrument waarbij medewerkers makkelijk
kunnen berekenen hoeveel meer uren werken oplevert, waarbij zowel loon als toeslagen
en belastingen worden meegenomen. Verder wordt veel aandacht besteed aan het mogelijk
maken van prettige roosters bij grotere contracten. Er is veel belangstelling bij
zorgorganisaties voor deze aanpak. Vanaf 2021 start de stichting met intensieve trajecten
bij een reeks van nieuwe zorginstellingen waarbij het doel is om uit te bereiden naar
ongeveer 50 in de komende drie jaar. Zorginstellingen krijgen dan ondersteuning en
begeleiding bij de uitvoering de aanpak. Het Actie Leer Netwerk, werkgeversorganisaties,
brancheorganisaties en sociale partners zijn actief betrokken en werken samen met
de stichting, bijvoorbeeld door het aanbieden van online workshops en trainingen.
2) Voldoende zeggenschap
Ik onderschrijf het belang van voldoende zeggenschap en herken de verbeterpunten die
de RVS onder de aandacht brengt. Ik heb de Chief Nursing Officer (CNO) gevraagd te
adviseren over hoe de positie van verpleegkundigen en verzorgenden kan worden verbeterd.
Dat advies heb ik op 2 september jl. aan de Tweede Kamer toegezonden3. Het advies concentreert zich op drie aanbevelingen, namelijk meer tijd en ruimte
voor zeggenschap; erkennen van professionele zeggenschap op organisatie- en op landelijk
niveau; en verankeren van scholingsmogelijkheden en loopbaanmogelijkheden in cao’s.
De CNO stelt voor dat een onafhankelijke commissie van verplegenden en verzorgenden
samen met deskundigen deze punten verder uitwerkt en de voortgang monitort. Op 27 oktober
jl. heb ik u bericht dat we een verkenner hebben aangesteld in de persoon van Nicolette
van Gestel4 om te achterhalen of er op het thema medezeggenschap en gerelateerde onderwerpen
zoals geschetst in het CNO-advies voldoende eigenaarschap is bij de partijen om daarmee
aan de slag te gaan en hoe zij die uitvoering zouden willen vormgeven. Meer specifiek
betreft het werkgeversorganisaties, beroepsgroepsorganisaties en bonden, en bestuurders
van organisaties met vernieuwende praktijken inzake zeggenschap en organisatie van
de zorg. U ontvangt een dezer dagen de bevindingen van mevrouw Van Gestel en in januari
2021 zal ik uw Kamer informeren over de vervolgstappen.
3) Goede samenwerking tussen zorgorganisaties
Ik onderschrijf het belang van goede samenwerking. Alleen met elkaar kunnen we de
opgaven waar we voor staan, aan. Er zijn al veel goede voorbeelden van samenwerking,
maar de opschaling daarvan is belangrijk. Zoals toegezegd tijdens het AO arbeidsmarkt
van 12 november jl. zal ik u hierover – in het eerste kwartaal van 2021 – een brief
sturen. De aandachtspunten die de RVS meegeeft voor het onderwijs onderschrijf ik
eveneens. Hiervoor verwijs ik naar mijn brief over vernieuwend opleiden5.
Tenslotte
Ik benadruk tenslotte dat het behoud en waardering van zorgmedewerkers prioriteit
is voor dit kabinet. Op hoofdlijnen zie ik het rapport van de RVS dan ook als steun
in de rug voor de ingeslagen weg.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg