Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van de leden Van Aalst en Helder “Geen plaats voor geweld in het openbaar vervoer”
35 630 Initiatiefnota van de leden Van Aalst en Helder «Geen plaats voor geweld in het openbaar vervoer»
Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN DE MINISTER
               VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
De vaste commissie van Infrastructuur en Waterstaat heeft aan de Staatssecretaris
                  van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Minister van Justitie en Veiligheid
                  (JenV) een reactie gevraagd op de initiatiefnota «Geen plaats voor geweld in het openbaar
                  vervoer», die namens de leden Van Aalst en Helder (beiden PVV) is ingediend (Kamerstuk
                  35 630, nr. 2). Hierbij ontvangt u onze schriftelijke reactie.
               
Wij willen meneer Van Aalst en mevrouw Helder van harte bedanken voor de initiatiefnota
                  die zij hebben ingediend. Zij vragen in de initiatiefnota aandacht voor verschillende
                  vormen van geweld die zich in het openbaar vervoer (OV) kunnen voordoen, van verbale
                  agressie naar medepassagiers tot fysiek geweld tegen OV-personeel. De initiatiefnota
                  richt zich op voorstellen die mogelijk een afschrikwekkende werking kunnen hebben
                  op overlastgevers, de veiligheid van het personeel in het OV kunnen vergroten en overlastgevers
                  uit het OV weren.
               
Vooropgesteld moet worden dat wij veiligheid in het OV van groot belang vinden. Agressief
                  gedrag en geweld in het OV zijn volstrekt onacceptabel en worden niet getolereerd.
                  Met de initiatiefnemers onderschrijven wij het belang van veiligheid in het OV. Om
                  overlast en geweld in het OV aan te pakken is in 2016 het Actieprogramma Sociale Veiligheid
                  in het Openbaar Vervoer (hierna: actieprogramma) opgesteld en uitgevoerd. Hierbij
                  werkten de overheid en het bedrijfsleven samen onder andere gericht op de persoonsgerichte
                  aanpak met aandacht voor ketensamenwerking, daderanalyse, slachtofferschap, repressie
                  en preventie. Het actieprogramma is in 2019 afgerond en de Tweede Kamer is periodiek
                  over de voortgang geïnformeerd1. De samenwerking is daarna structureel voortgezet in het Landelijk convenant Sociale
                  Veiligheid in het openbaar vervoer 2020–2025. In het verlengde van de maatregelen
                  uit het actieprogramma wordt nu gewerkt aan het behoud van het behaalde niveau van
                  sociale veiligheid in het OV en waar mogelijk wordt deze verder verbeterd. Hiertoe
                  wordt bijvoorbeeld ter bevordering van innovatie en continue verbetering van de aanpak
                  van sociale veiligheid, jaarlijks een gezamenlijke landelijke kennis- en onderzoeksagenda
                  sociale veiligheid vastgesteld. Aan de hand van de onderzoeksagenda zal adequaat kunnen
                  worden ingespeeld op eventuele ontwikkelingen.
               
In de initiatiefnota hebben de indieners een viertal beslispunten opgenomen. Hiermee
                  verzoeken ze de regering om daadkrachtig op te treden tegen geweld in het OV en zo
                  de veiligheid van de reiziger en het OV-personeel te waarborgen. Hieronder worden
                  de beslispunten van een reactie voorzien. Bij beslispunt 2 wordt tevens ingegaan op
                  de motie van het lid Laçin2, waarin de regering, samen met het lokaal bevoegd gezag wordt verzocht om te bekijken
                  of de politiepost en de OV-agenten op station Amsterdam CS behouden kunnen blijven.
                  Wij kunnen ons vinden in de beoogde doelen van de voorstellen van de initiatiefnemers.
                  Wel wordt bij sommige punten voor een andere oplossing gekozen om dat doel te bereiken.
               
1. De initiatiefnemers verzoeken de regering het gezag en de veiligheid van BOA’s
                  in het openbaar vervoer te vergroten door BOA’s te bewapenen met een wapenstok.
               
Agressief gedrag in het OV is onacceptabel. Het standpunt van de initiatiefnemers
                  dat tegen overlastplegers die messen of andere wapens dragen hard moet worden opgetreden
                  wordt dan ook onderschreven. Het personeel werkzaam in het OV, zoals de boa’s, moet
                  het werk goed en veilig kunnen doen.
               
Om de veiligheid van het personeel te borgen is belangrijk dat de werkgever het personeel
                  voorziet van de juiste opleiding en uitrusting voor de taakuitvoering (bijvoorbeeld
                  bodycams) en dat er goede operationele afspraken worden gemaakt met veiligheidspartners,
                  zoals de afspraken die zijn gemaakt met de politie voor assistentieverlening in geval
                  van escalatie c.q. dreiging. Verder valt hierbij te denken aan afspraken over eventuele
                  gezamenlijke acties, toegang tot het politiebureau, gezamenlijke briefings, informatie-uitwisseling
                  en het overbrengen van aangehouden verdachten.
               
Uw Kamer is door de Minister van JenV geïnformeerd over een afzonderlijke regeling
                  bewapening en uitrusting boa’s in de vorm van een aparte algemene maatregel van bestuur
                  (AMvB)3. In de nieuwe AMvB zullen veiligheidsrisico’s meer maatgevend moeten zijn dan nu
                  reeds het geval is. Op basis van in kaart gebrachte risico’s in relatie tot de taken
                  en omstandigheden zal bekeken worden waar en voor welk doel boa’s, respectievelijk
                  de politie, al dan niet gezamenlijk worden ingezet. Als een reëel risico, bijvoorbeeld
                  vanwege tijd, onvoldoende kan worden beperkt dan mag de uitrusting daarop worden aangepast,
                  inclusief de mogelijkheid om bepaalde geweldsmiddelen – handboeien en wapenstok – toe te kennen. In de
                  nieuwe AMvB zal meer dan tot op heden ruimte worden geboden meer boa-specifiek te
                  kijken naar geschikte uitrusting en geweldsmiddelen. Per boa-domein zal duidelijk
                  gemaakt worden welke uitrusting en geweldsmiddelen ter beschikking kunnen komen.
               
Eerder is door de Minister van JenV4 aangegeven dat er geen aanleiding bestaat het geweldsmonopolie van de Staat te doorbreken.
                  Concreet betekent dit dat boa’s om die reden niet standaard met geweldsmiddelen (zoals
                  een korte wapenstok) zullen worden uitgerust. Echter, uitzonderingen op deze hoofdregel
                  zijn toegestaan. Op basis van de huidige wet- en regelgeving kan de werkgever van
                  boa’s werkzaam in het OV een verzoek indienen om medewerkers uit te rusten met een
                  korte wapenstok. Dit verzoek kan vervolgens via de gebruikelijke weg worden beoordeeld
                  door de direct toezichthouder (politie) en toezichthouder (openbaar ministerie) op
                  basis van de daarvoor geldende criteria. Daarbij zal onder andere worden gekeken naar
                  mogelijke risico’s bij gebruik van de korte wapenstok in een trein en de geschiktheid
                  van dit middel ter afweer van (dreiging met) een steekwapen.
               
In reactie op het recente maatschappelijk en politiek debat over de toekenning van
                  geweldsmiddelen voor het borgen van de veiligheid van boa`s bij hun taakuitvoering,
                  is vooruitlopend op de nieuwe AMvB met urgentie door de Minister van JenV een pilot
                  opgezet die begin 2021 van start gaat.5 In deze pilot zal voor de duur van een jaar het gebruik van de korte wapenstok door
                  boa’s in tien gemeenten worden beproefd in de openbare ruimte (domein I). De opgedane
                  ervaringen en evaluatie van de pilot zullen als input kunnen dienen voor de AMvB die
                  tevens relevant zal zijn voor boa’s werkzaam in het OV (domein IV).
               
De onderhavige problematiek is breed, waarin de samenleving met enige regelmaat wordt
                  opgeschrikt door steekincidenten waarbij onder andere jongeren betrokken zijn. Het
                  is van het grootste belang te voorkomen dat jongeren overgaan tot het aanschaffen
                  en gebruiken van wapens. Om deze problematiek te bestrijden zet het Actieplan Wapens
                  en Jongeren6 zich in om het wapenbezit en wapengebruik, in het bijzonder van steekwapens, onder
                  jongeren te verminderen.
               
2. De initiatiefnemers verzoeken de regering een betere opvolging van incidenten te
                  bewerkstelligen door het realiseren van permanente politieposten op de grote stations.
               
Door de Minister van JenV wordt onderschreven dat de politie toegankelijk moet zijn
                  voor de burger. De dienstverlening, bereikbaarheid en beschikbaarheid staan daarbij
                  voorop. Dit is echter niet alleen te koppelen aan politiebureaus of posten. De politie
                  geeft juist op veel meer manieren vorm aan deze nabijheid, bijvoorbeeld door het realiseren
                  van pop-up politiebureaus of een politiebus of -tent op uiteenlopende locaties. Daarnaast
                  kunnen agenten steeds beter tijd- en plaatsonafhankelijk werken bijvoorbeeld door
                  het gebruik van chromebooks, waardoor zij op locatie aangiften kunnen opnemen. Ook
                  kunnen agenten op straat door het gebruik van Mobiel Effectiever Op Straat (MEOS)7 beschikken over actuele informatie.
               
Huisvesting van de politie is geregeld in Het Strategisch Huisvestingsplan Politie
                  (SHP). Dit plan is na afstemming met het lokaal gezag vastgesteld en heeft de steun
                  van de burgemeesters. Hierin zijn de kaders en uitgangspunten opgenomen om te komen
                  tot betere en efficiëntere huisvesting van de politie die past binnen de verdere doorontwikkeling
                  van de dienstverlening van de politie. Uw Kamer wordt jaarlijks door de Minister van
                  JenV geïnformeerd over de publieksruimten van de politie.
               
Afwijken van de lijst met politielocaties kan alleen wanneer de lokale context daartoe
                  aanleiding geeft na afstemming met het lokaal gezag en binnen het gestelde financiële
                  kader. De keuzes worden dus op regionaal niveau gemaakt en verantwoord. Het is daarbij
                  aan de politie om voorgenomen wijzigingen in de huisvesting in nauw overleg af te
                  stemmen met het lokaal gezag. Daarbij spelen overwegingen van doeltreffendheid en
                  doelmatigheid alsook overwegingen over kwaliteit van het politiewerk, de kwaliteit
                  van de dienstverlening en de afspraken over de inzet van de politie een rol. De Minister
                  van JenV kan ingrijpen als dat nodig is. Op de stations Utrecht Centraal, Den Haag
                  Centraal en Zwolle is daar nu geen aanleiding toe, omdat de betrokken partijen op
                  lokaal niveau die politie-inzet op stations al op andere wijze hebben geborgd.
               
Voor station Amsterdam Centraal geldt dat door de lokale driehoek onlangs is besloten
                  de politiepost op Amsterdam Centraal op te heffen en de capaciteit over de basisteams
                  van de politie te verdelen. Om invulling te geven aan de motie van het Kamerlid Laçin
                  (SP) is door IenW met de gemeente Amsterdam, Vervoerregio Amsterdam, politie en het
                  Ministerie van JenV gesproken over de betekenis van de politiepost, de huidige samenwerking
                  tussen verschillende partners op Amsterdam Centraal en hoe de veiligheid kan worden
                  geborgd als de politiepost wordt opgeheven.
               
Hoewel de politiepost wordt opgeheven, zal de samenwerking tussen politie, gemeentelijke
                  boa’s en vervoerders op Amsterdam CS vanzelfsprekend blijven bestaan. De samenwerking
                  en de regie op de operationele aansturing zal wel op een andere manier worden vormgegeven,
                  want met het opheffen van de politiepost zal ook het specialistische openbaar vervoer
                  politieteam verdwijnen. De partijen stellen daarom gezamenlijk een onderzoek in om
                  tot nieuwe samenwerkingsafspraken te komen over zaken als inzet, werkwijze, capaciteit
                  en de toekomstige bestemming van de huidige politiepost, als de werkzaamheden van
                  het Team Openbaar Vervoer worden overgedragen aan de basisteams. De uitkomsten van
                  dit onderzoek worden uiterlijk in het voorjaar van 2021 verwacht en besproken in een
                  bestuurlijk overleg tussen politie, Vervoerregio, NS, GVB en de gemeente.
               
Uitgangspunt is dat er met het opheffen van de politiepost de samenwerking tussen
                  politie, gemeentelijke boa’s en vervoerders op Amsterdam CS zonder onderbreking kan
                  worden doorgezet. De werkzaamheden van het specialistisch openbaar vervoer politieteam
                  worden pas overgedragen, als daartoe een voor alle partijen werkbare nieuwe samenwerking
                  kan worden aangegaan. De politietaken in het OV worden hiermee, net als in de overige
                  G4-steden vanuit de basisteams vervuld.
               
De politie zegt daarnaast de inzet en aanwezigheid op Amsterdam CS in stand te houden
                  om de veiligheid te waarborgen. Tussen 07:00 uur en 23:00 uur zullen vier agenten
                  permanent aanwezig zijn op station Amsterdam Centraal. Politie inzet wordt dan aangestuurd
                  vanaf het nabijgelegen politiebureau Burgwallen dichtbij het Centraal Station. Op
                  die manier kan ook een goede opvolging van incidenten op het station worden bewerkstelligd.
               
De Staatssecretaris van IenW zal uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar
                  de samenwerking informeren. Ook blijft zij met de partijen in gesprek om de vinger
                  aan de pols te houden.
               
3. De initiatiefnemers verzoeken de regering overlastgevers en geweldplegers uit het
                  openbaar vervoer te weren door het opleggen van een landelijk reisverbod door middel
                  van het snelrecht.
               
Het belang in de initiatiefnota dat geweldplegers en notoire overlastgevers in het
                  OV moeten worden aangepakt wordt onderschreven. Om te kunnen optreden tegen geweldplegers
                  en overlastgevers zijn vervoerders bevoegd om voor hun traject en modaliteiten reisverboden
                  op te leggen. Op trajecten waar verschillende vervoerders rijden, kunnen vervoerders
                  samenwerken en afspraken maken om te voorkomen dat een persoon met een reisverbod
                  via een andere modaliteit of vervoerder op hetzelfde traject rijdt. Ze kunnen samen
                  en in overleg met het Openbaar Ministerie (OM) afspraken maken over de bredere reikwijdte
                  van het verbod. Om landelijke gelijkheid in de uitvoering te bewerkstelligen is deze
                  werking vastgelegd in de handreiking voor het reisverbod uit 20128 en de vergelijkbare leidraad van het OM, die samen met vervoerders is opgesteld.
                  Beide bieden ruimte voor vervoerders, OM en politie om met elkaar afspraken te maken
                  over zaken als informatie-uitwisseling en (uniformiteit in) verbodstermijnen.
               
Om invulling te geven aan de motie van het lid Van Aalst9 is de staatsecretaris van IenW in gesprek met het OM, vervoerders, politie en het
                  Ministerie van JenV over de mogelijkheden voor vervoerders om gezamenlijk een reisverbod
                  op te leggen voor een ruimer gebied dan alleen voor het desbetreffende traject. In
                  Oost-Nederland wordt een pilot voorbereid om via een regionaal reisverbod situaties
                  aan te pakken waarin geweldsmisdrijven worden gepleegd (de zogenoemde A-incidenten). Met deze pilot wordt beoogd te bewerkstelligen dat reisverboden door meer
                  dan één vervoerder en voor meer dan één traject kunnen worden opgelegd. Daarnaast
                  moet de pilot inzicht bieden in de juridische mogelijkheden van het opleggen van een
                  regionaal reisverbod door meerdere vervoerders. Ook wordt in deze pilot gezocht naar
                  privacy-technische en organisatorische oplossingen om gegevens met elkaar te kunnen
                  delen. De verschillende vervoerders in Oost-Nederland hebben voor deze pilot een plan
                  van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak wordt binnenkort besproken met de betrokken
                  partijen en de verwachting is dat dit in het eerste kwartaal van 2021 wordt afgerond.
                  Partijen hebben de intentie de pilot in de tweede helft van 2021 uit te rollen. De
                  Staatssecretaris van IenW zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van de pilot.
                  De uitkomsten van de pilot worden tevens meegenomen in de invulling van de motie om
                  te onderzoeken of een landelijk reisverbod tot de mogelijkheden behoort.
               
De initiatiefnemers stellen dat er haast moet worden gemaakt en dat een landelijk
                  reisverbod voor het gehele OV, over alle soorten en alle vervoerders, zo snel mogelijk
                  moet kunnen worden opgelegd. Met de initiatiefnemers wordt onderschreven dat het onwenselijk
                  is dat een geweldpleger of overlastgever die een reisverbod heeft op een bepaald traject,
                  gebruik kan blijven maken van het OV met een andere vervoerder binnen hetzelfde traject.
                  Het doel van het onderzoek naar een ruimere reikwijdte van het reisverbod is dan ook
                  dat het moet bijdragen aan een sociaal veiligere omgeving in het OV voor de reiziger
                  en het personeel. Tegelijk komt uit gesprekken die worden gevoerd met betrokken partijen
                  naar voren dat over het verschil in uitvoering en het kunnen voldoen aan juridische
                  en privacy-technische randvoorwaarden overeenstemming en oplossingen moeten worden
                  gevonden. De uitkomsten van de pilot in Oost-Nederland zullen meer inzicht kunnen
                  bieden ten behoeve van een nader onderzoek naar de mogelijke verdere uitrol van het
                  reisverbod.
               
Gelet op deze ontwikkeling willen het OM, vervoerders, politie, het Ministerie van
                  JenV en de Staatssecretaris van IenW de resultaten van deze pilot afwachten en is
                  er op dit moment geen aanleiding om een landelijk reisverbod te ontwikkelen. Overigens
                  moet benadrukt worden dat een sanctie altijd proportioneel moet zijn en dat een landelijk
                  reisverbod vanuit dat oogpunt een zeer zware maatregel is die naar verwachting niet
                  snel gerechtvaardigd zal zijn.
               
Indien de initiatiefnemers bedoeld hebben aan te geven dat het snelrecht van toepassing
                  moet kunnen zijn bij het overtreden van een reisverbod, wordt erop gewezen dat voor
                  de afhandeling van overtredingen van het reisverbod momenteel al een snelle werkwijze
                  wordt toegepast die overeenkomt met de ZSM-aanpak10.
               
4. De initiatiefnemers verzoeken de regering overlastgevers en geweldplegers snel
                  te straffen door de ZSM-aanpak voor de afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit
                  toe te passen.
               
Met de initiatiefnemers wordt onderschreven dat verdachten zo snel mogelijk gestraft
                  moeten worden. Dit gebeurt al op de manier als voorgesteld door de initiatiefnemers
                  waar dat kan. Afhandeling van strafzaken via de ZSM-werkwijze is een uitstekende manier
                  om in de strafzaken die zich daarvoor lenen op een snelle en adequate manier tot bestraffing
                  te komen. Deze mogelijkheid wordt al zo veel als mogelijk toegepast op alle eenvoudige
                  misdrijven, ook als die zich hebben voorgedaan in het OV. Sommige strafzaken zijn
                  evenwel ingewikkeld en vergen meer strafrechtelijk onderzoek dan in ZSM-verband mogelijk
                  is. Dit zal zich met name voordoen met geweldsdelicten met meerdere verdachten.
               
Tot slot
               
Samen met alle betrokken partijen, blijven wij werken aan een veilig OV voor iedereen,
                  reizigers en personeel.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid