Brief regering : Vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van leraren
35 570 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021
29 240 Veiligheid op school
Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
De afgelopen tijd is er uitvoerig met uw Kamer gesproken over de vrijheid van meningsuiting
en de veiligheid van leraren in en rondom scholen. De terreurdaad in Frankrijk heeft
het belang van een veilige werkomgeving voor leraren des te meer onderstreept. Er
is toegezegd om uw Kamer te informeren over wat er op dit moment gebeurt om leraren
te ondersteunen en om in kaart te brengen wat nog meer nodig is als het gaat om hun
veiligheid. Daarnaast heeft uw Kamer een aantal moties aangenomen die mij vragen om
leraren en scholen (extra) te ondersteunen daar waar het gaat om veiligheid en het
voeren van moeilijke gesprekken in de klas.1 In deze brief reageer ik daarop. Veiligheid van leraren is een erg breed thema, en
daarom wil ik meteen benoemen dat deze brief zich richt op (dreigende) incidenten
als gevolg van een conflict rondom de vrijheid van meningsuiting, en niet over veiligheid
in het algemeen. De meer algemene aspecten van (sociale) veiligheid op school worden
meegenomen in de evaluatie van de wet Sociale Veiligheid die sinds augustus 2015 van
kracht is. De resultaten van de evaluatie zullen in het voorjaar naar uw Kamer worden
gestuurd.
Leraren moeten zich te allen tijde veilig en vrij voelen in het uitoefenen van hun
vak. Niet alleen in het klaslokaal en op school maar ook daarbuiten. Naar aanleiding
van onder andere de aanslag in Frankrijk en de bedreiging van leraren in Rotterdam
en Den Bosch is de veiligheid van leraren een veel besproken onderwerp. En terecht.
Het is onze verantwoordelijkheid om leraren zo goed mogelijk te ondersteunen bij de
belangrijke taak die zij hebben om onze kinderen en jongeren te stimuleren uit te
groeien tot verantwoordelijke volwassenen. Leraren verdienden onze ondersteuning zodat
zij zich voldoende toegerust voelen in het voeren van gesprekken over gevoelige onderwerpen.
Op dat gebied gebeurt er gelukkig al veel. Dat betekent niet dat dat zonder meer voldoende
is. De afgelopen periode zijn er gesprekken gevoerd met onder andere leraren in het
voortgezet onderwijs, de bonden, de sectorraden, Stichting School en Veiligheid, VOION
en andere betrokkenen. In deze gesprekken is gezamenlijk verkend wat aanvullend nodig
is bovenop het huidige ondersteuningsaanbod.
Om de veiligheid van leraren te waarborgen moet op drie aspecten ondersteuning worden
geboden. Ten eerste moeten leraren ondersteund worden in hun dagelijkse werkomgeving.
Er moet een veilige (werk)omgeving zijn en leraren moeten in staat zijn om gesprekken
over moeilijke onderwerpen op en goede en veilige manier te leiden. Die werkomgeving
is primair de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur en de schoolleiding. Zij
moeten hun verantwoordelijkheid daarvoor nemen. Het is daarbij van belang, zeker nu,
dat scholen de geschikte ondersteuning krijgen om dat te realiseren. Ten tweede moet
het vangnet voor leraren op orde zijn in geval van een dreigend risico of als er een
incident plaatsvindt. Wat moet een leraar, en wat moet een school dan doen? En wie
helpen hen daarbij? Als een leraar niet meer veilig naar school kan komen of niet
meer over straat durft, is het al te laat. Een school moet zich voorbereiden op zulke
situaties. Ten derde is het ook van belang dat leerlingen zelf weten hoe belangrijk
vrijheid van meningsuiting is. Hoe leerlingen onderling en met leraren een moeilijk
gesprek voeren, bepaalt mede hoe ze daar vervolgens zelf mee omgaan. Het leren van
de waarde van de vrijheid van meningsuiting en respect hebben voor elkaars mening
is een fundamenteel onderdeel hiervan.
In deze brief zal ik eerst in beeld brengen wat er op dit moment al gebeurt aan ondersteuning.
Vervolgens wil ik, op basis van wat er in de gesprekken is opgehaald en aan de hand
van bovengenoemde aspecten, in beeld brengen waar de behoeften liggen en presenteer
ik een plan om daaraan te werken. Als laatste ga ik in op de rol van burgerschapsonderwijs
in relatie tot vrijheid van meningsuiting en hoe dit ook kan bijdragen aan de veiligheid
van leraren.
Wat gebeurt er al?
Gelukkig is het aanbod van ondersteuning voor leraren ruim en gebeurt er al veel.
Stichting School en Veiligheid (hierna: SSV) heeft een belangrijke rol in het actief
bevorderen van een veilig sociaal schoolklimaat. Zij biedt een breed aanbod van informatie,
trainingen en instrumenten om leraren toe te rusten in de methodiek van het voeren
van moeilijke gesprekken. Scholen kunnen kosteloos gebruik maken van de ondersteuning
die SSV biedt. Op het moment dat een incident plaatsvindt, biedt SSV de mogelijkheid
om een beroep te doen op het calamiteitenteam. In geval van een ontwrichte situatie
kan het calamiteitenteam ondersteuning op maat bieden aan zowel de leraren als de
directies door mee te denken over oplossingen. Ook in de situaties die recent in de
media waren, was een adviseur van het calamiteitenteam snel ter plaatse. Specifiek
voor het moeilijke gesprek over geloofsfundamentalisme, radicalisering of extremistisch
gedachtegoed bieden ook platforms als het Platform Jeugdpreventie Extremisme en Polarisatie
en Kennisplatform Integratie en Samenleving tools om bijvoorbeeld polarisatie en radicalisering
te herkennen en te voorkomen. SSV biedt een training aan, «School onder druk», waarbij
handvatten voor een aanpak van en reactie op radicalisering en extremisme worden behandeld.
Ook de sectorraden, de bonden en vele andere initiatieven dragen bij aan het huidige
ondersteuningsaanbod daar waar het gaat om veiligheid van de leraar en het voeren
van het moeilijke gesprek. Voor een overzicht van het huidige ondersteuningsaanbod
verwijs ik u graag naar de bijlage2.
Tevens is het goed te benoemen dat ook in de lerarenopleidingen aandacht is voor veiligheid
van de leraar. Er is tussen opleiders en studenten stilgestaan bij de effecten van
de recente gebeurtenissen. Daarnaast zijn bij de herijking in 2018 burgerschap en
sociale veiligheid toegevoegd aan de kennisbasis van de lerarenopleiding. Het is aan
de lerarenopleiding zelf dit te vertalen naar het curriculum.
Waar liggen de behoeften in de (werk)omgeving?
Het is van wezenlijk belang dat leraren de vrijheid voelen en krijgen om de lessen
in te vullen zoals zij dat zelf passend vinden. Om dat te doen moeten zij zich voldoende
toegerust voelen, ook als het gaat om het bespreken van gevoelige thema’s. Leraren
zouden onderwerpen als seksuele gerichtheid en diversiteit, geloofsfundamentalisme
en politiek niet uit de weg moeten gaan omdat ze onzeker zijn over hoe je dat het
best aan kunt pakken en bang zijn voor risico’s die het bespreken ervan misschien
met zich meebrengt. Opleiding, training en ondersteuning kunnen hiervoor voor een
groot deel een oplossing bieden. Naast theoretische kennis zijn praktische tools om
dit zelfstandig in de dagelijkse praktijk toe te kunnen en durven passen ook van belang.
Uit de gesprekken met de sociale partners en leraren is duidelijk naar voren gekomen
dat het beschikbare aanbod van trainingen en informatievoorziening op dit vlak op
zichzelf voldoende is. Er wordt echter (nog) niet voldoende gebruik van gemaakt. De
uitdaging zit enerzijds in de toegankelijkheid en vindbaarheid van het aanbod en anderzijds
in de gevoelde noodzaak van leraren en schoolbesturen om daadwerkelijk gebruik te
maken van het aanbod. Voor wat betreft de toegankelijkheid van het aanbod is het helder
dat er meer integraliteit nodig is. Daarom wordt direct gezamenlijk met de sociale
partners aan de slag gegaan om het huidige ondersteuningsaanbod goed te ontsluiten
en de aandacht hiervoor te vergroten. Bijvoorbeeld door hieraan aandacht te besteden
in het vakblad Maatschappij & Politiek dat in februari verschijnt en door middel van
een nieuwsbrief. Hierin worden de specifieke trainingen en tools gericht op het tegengaan
van radicalisering meegenomen zodat scholen en leraren ook op dit gebied voldoende
handvatten kunnen ontwikkelen. Een goed voorbeeld om van te leren is het heldere overzicht
van trainingen en lesmateriaal ten aanzien van burgerschap in het algemeen, aangeboden
door de PO-Raad, VO-raad en SSV.3
Aan de hand van de gesprekken is duidelijk geworden dat er twee behoeften bestaan
ten aanzien van een gebrek aan gevoelde noodzaak. Enerzijds is het van belang dat
in de directe werkomgeving van leraren een plek is waar het gesprek over veiligheid
gevoerd kan worden. Het schoolklimaat moet ruimte bieden om het onderwerp op school
te bespreken. Dat betekent ook je kwetsbaar durven opstellen als leraar. Daar is alleen
plek voor als je je gesteund voelt door je collega’s, de schoolleiding en het schoolbestuur.
De schoolleiding moet leraren daarbij ondersteunen, hen faciliteren en het belang
daarvan ook zelf uitdragen. Zij kunnen duidelijk communiceren over de manier waarop
de school en andere instanties de leraar ondersteunen. Dit vergroot het veiligheidsgevoel
omdat je als leraar weet wat je kunt doen om jezelf toe te rusten voor moeilijke gesprekken,
en wat je kunt verwachten als het onverhoopt mis gaat.
In het verlengde daarvan moeten leraren vanuit het schoolbestuur of het bevoegd gezag
de professionele ruimte en de tijd krijgen om aan de slag te gaan met veiligheid in
de klas. Niet alleen ten aanzien van het volgen van opleidingen en trainingen voor
de praktische handvatten als het gaat om een moeilijk gesprek, maar ook om te investeren
in de verbinding en relatie met de leerlingen. Op veel scholen is een gebrek aan een
gevoel van urgentie en krijgen andere zaken vaak prioriteit. SSV wordt bijvoorbeeld
vaak pas ingeschakeld wanneer er al een incident heeft plaatsgevonden. Dan is het
al te laat. SSV wordt nu doorgaans geassocieerd met incidenten en niet met voorzorgsmaatregelen.
Ook de sociale partners geven aan dat het wenselijker zou zijn als SSV al eerder wordt
betrokken. Daarom ben ik met de bonden en de raden in gesprek over de belemmeringen
die weggenomen moeten worden om aan de slag te kunnen gaan met de veiligheid van de
leraar. Niet alleen ten aanzien van de oproep om trainingen te volgen maar ook om
te voorzien in een vertrouwd schoolklimaat waar het gesprek gevoerd kan worden over
wat veiligheid van de leraar betekent en welke risico’s daarbij komen kijken. Hierbij
is het tevens van belang om te onderstrepen dat dit een verantwoordelijkheid is voor
de school als geheel. De verkeerde veronderstelling dat de leraar alleen verantwoordelijk
is moet veranderen in een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid. Een mooi voorbeeld
in het kader van ondersteuning bij het voeren van zo’n gesprek is teamwerk-VO, aangeboden
door VOION.4 Dit is een procesaanpak waarmee scholen zelf aan de slag kunnen om een veilige en
gezonde werkomgeving te stimuleren. Hiervoor is een methodiek ontwikkeld om de dialoog
te voeren tussen teamleden onderling, tussen teams en hun leidinggevende en tussen
teams en de directeur of bestuurder. Tevens is sinds augustus 2015 de wet Sociale
Veiligheid van kracht die met name tot doel heeft om de veiligheid van leerlingen
te vergroten. Een onderdeel daarvan is de expliciete taak om een actief veiligheidsbeleid
op school te voeren. Ook dit kan dienen als een aanknopingspunt voor het voeren van
het gesprek.
Waar liggen de behoeften als het risico toeneemt?
Helaas kunnen we nooit helemaal voorkomen dat er incidenten plaatsvinden. Als zich
zoiets onverhoopt toch voordoet, is het in de eerste plaats van belang dat de school
op de juiste manier optreedt en uitvoering geeft aan hun veiligheidsplan, op basis
waarvan het schoolbestuur zorg moet dragen voor de veiligheid van zowel de leerling
als het onderwijspersoneel. In geval van risicovolle situaties of wanneer grenzen
worden overschreden dient sprake te zijn van een vangnet met vertrouwenspersonen binnen
de school. De schoolleiding kan ook contact opnemen met Vertrouwensinspecteurs van
de Inspectie van het Onderwijs. Wanneer de dreiging zich naar buiten de school verplaatst,
is het van belang dat de samenwerking met bijvoorbeeld de GGD, de politie, gemeente
en jongerenwerkers op orde is. Scholen kunnen hierover afspraken maken met de politie
en dit vastleggen in een convenant. SSV biedt op de website verschillende praktijkvoorbeelden
van bestaande convenanten om hierin te ondersteunen. Op landelijk niveau heeft de
Nationale Politie vastgelegd wat scholen van de politie kunnen verwachten.5
In het geval van een strafbaar feit, ook rondom de vrijheid van meningsuiting, is
het van belang dat aangifte wordt gedaan. Uit de gesprekken is gebleken dat de grootste
zorgen op dit moment leven op het gebied van persoonlijke veiligheid als gevolg van
bijvoorbeeld bedreigingen op sociale media. Dergelijke situaties vragen van een schoolleiding
en een team dat zij direct achter de betrokken leraar gaan staan. Als het schoolbestuur
aangifte doet, draagt dat bij aan het gevoel van veiligheid van leraren. Overigens
kan een school of het schoolbestuur ook aangifte doen namens een slachtoffer. Op die
manier kan het slachtoffer deels uit de wind gehouden worden. In de gevoerde gesprekken
is verder nog een aantal zaken naar boven gekomen die aanvullend nodig zijn als er
zich een incident voordoet. Zo heeft SSV aangegeven dat het vaak helpt om uitleg te
geven aan een school hoe je bedreigingen op sociale media moet interpreteren en welke
maatregelen daar dan eventueel bij passen. Ook hier is een goede samenwerking met
politie en andere instanties van groot belang. Deze signalen onderstrepen des te meer
hoe belangrijk het is om dit onderwerp bespreekbaar te maken binnen alle scholen.
Daarom worden deze veiligheidsaspecten en de ondersteuning bij dreigende situaties
of zelfs een incident expliciet meegenomen in het onder de aandacht brengen bij scholen.
Alleen op die manier vergroten we het gevoel van urgentie om er gezamenlijk ook daadwerkelijk
wat aan te doen.
Burgerschap
Het gevoel van veiligheid van de leraar wordt deels beïnvloed door hoe leerlingen
de waarde inschatten van de vrijheid van meningsuiting en de mate waarin ze gewend
zijn en geleerd hebben om de opvattingen van een ander te respecteren. Als leerlingen
leren om ieders mening te respecteren, ruimte te laten voor de ander en te luisteren
is dat van grote waarde. Recent heeft uw Kamer het wetsvoorstel over de verduidelijking
van de burgerschapsopdracht aan het onderwijs aangenomen. Als ook de Eerste Kamer
met dit wetsvoorstel instemt, wordt wettelijk verankerd dat het burgerschapsonderwijs
gericht is op het bevorderen van het respect voor en de kennis van de basiswaarden
vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Niet alleen verplicht dit wetsvoorstel
scholen dat zij leerlingen kennis moeten bijbrengen over onder andere de vrijheid
van meningsuiting, maar zij dienen ook zorg te dragen voor een schoolcultuur die met
de basiswaarden in overeenstemming is. Waar de randvoorwaarden om hieraan aandacht
te geven onvoldoende worden gerealiseerd, of bedoelde thema’s onvoldoende aandacht
krijgen, zal de inspectie scholen daarop aanspreken. Afgelopen jaar maar ook komend
jaar loopt er vanuit de PO-Raad en VO-raad een ondersteuningstraject voor schoolbesturen
en scholen, respectievelijk Burgerschap op de Basisschool en Versterking Burgerschap
VO. Samen met SSV organiseren zij verschillende ondersteuningsactiviteiten. Seminars,
kennis- en inspiratiebijeenkomsten, burgerschapsambassadeurs en online tools behoren
tot het aanbod om goede ondersteuning te bieden bij het vormgeven van een visie en
aanpak ten aanzien van burgerschapsonderwijs. Samen met de raden, SSV en de profielorganisaties
en de Alliantie Burgerschap wordt de komende tijd verkend hoe de structurele ondersteuning
na komend jaar vorm zal krijgen. De Alliantie Burgerschap, een initiatief van kennis-
en veldorganisaties, scholen en de onderwijsinspectie die onder meer scholen ondersteunen
bij het meten van burgerschapscompetenties van leerlingen. Daarnaast worden in het
kader van de integrale curriculumherziening de kerndoelen rondom het burgerschapsonderwijs
aangescherpt. Deze aanscherping krijgt, mede op verzoek van uw Kamer, prioriteit in
de curriculumherziening.
Burgerschapsonderwijs is veel breder dan de vrijheid van meningsuiting maar raakt
de veiligheid van leraren omdat het kan faciliteren in het moeilijke gesprek. Daarnaast
kan de burgerschapsopdracht als aanknopingspunt dienen om als school gezamenlijk een
richting te bepalen hoe je vorm wilt geven aan het bijbrengen van bijvoorbeeld de
vrijheid van meningsuiting. Dit kan helpen als leidraad om het gesprek te voeren en
draagt er uiteindelijk aan bij dat de school een veilige omgeving wordt of blijft.
Zowel voor de leerlingen als voor de leraren. De vrijheid van meningsuiting is onderdeel
van één van onze basiswaarden. De burgerschapsopdracht houdt niet alleen in dat leerlingen
daarover kennis en respect moet worden bijgebracht, maar ook dat zij daarmee moeten
oefenen – op een veilige manier en op een veilige plek.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.