Brief regering : Antwoorden op vragen commissie over de onderzoeksopzet beleidsdoorlichting begrotingsartikel 8 Koninkrijksrelaties
33 189 Beleidsdoorlichting Koninkrijksrelaties
Nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door
de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over de onderzoeksopzet voor de beleidsdoorlichting
begrotingsartikel 8 hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 33 189, nr. 12). Deze vragen werden ingezonden op 4 november 2020.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Vragen van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties aan de Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de onderzoeksopzet voor de beleidsdoorlichting
begrotingsartikel 8 hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties
Vragen met betrekking tot de onderzoeksperiode:
• Waarom is ervoor gekozen deze beleidsdoorlichting op dit moment uit te voeren, nu
dit ertoe leidt dat het een onderzoeksperiode van slechts drie jaar, 2017 t/m 2020,
is?
• Is het aannemelijk dat de uitkomsten een reëel inzicht kunnen bieden in de doelmatigheid
en doeltreffendheid van de bestede middelen en uitgevoerde beleid, nu het onderzoek
slechts deze korte periode betreft en de wederopbouwactiviteiten van deel II (wederopbouw
Sint Maarten) pas over vijf jaar aflopen?
• Waarom wordt niet een beperkte periode gewacht met het uitvoeren van de evaluatie
van de wederopbouwactiviteiten die betrekking hebben op Saba en Sint Eustatius, aangezien
deze in 2021 al worden beëindigd?
Het moment waarop de beleidsdoorlichting zou worden ondernomen, is in de begrotingswet
hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties en BES fonds 2019 aan uw Kamer toegezegd (Kamerstuk
35 000 IV, nr. 2).
Naar aanleiding van uw vragen en met verwijzing naar uw redenering en een afweging
tussen de voor- en nadelen, heb ik besloten om de onderzoeksperiode van de beleidsdoorlichting
te verlengen met oplevering in 2022.
Ik heb hierbij de volgende factoren laten meewegen:
1. Het verlengen van de onderzoeksperiode biedt de mogelijkheid te onderzoeken of en
hoe de wederopbouwactiviteiten op de begroting van andere ministeries kunnen worden
meegenomen;
2. Een verlenging van de onderzoeksperiode maakt het tevens mogelijk om de afgeronde
wederopbouwactiviteiten op Saba en Sint Eustatius mee te nemen en een eindevaluatie
uit te voeren, waardoor één evaluatie minder ondernomen hoeft te worden.
Ook kan hierdoor een jaar extra wederopbouw activiteiten op Sint Maarten meegenomen
worden in de evaluatie. De verwachting is dat de doelmatigheid en doeltreffendheid
van de beleidsdoorlichting hierdoor in kracht toenemen.
Vragen met betrekking tot de externe onafhankelijke evaluator, ondersteund door het
kernteam:
• Het kernteam, bestaande uit medewerkers van het team wederopbouw van het DGKR van
het Ministerie van BZK, zal de ingehuurde externe onafhankelijke evaluator ondersteunen
tijdens het onderzoek. Zijn de afspraken hierover in een soort protocol vervat? Hoe
wordt voorkomen dat het kernteam de facto in de omstandigheid terechtkomt dat het
zichzelf gaat evalueren en controleren?
• Hoe wordt voorkomen dat de betrokkenheid en ondersteuning van het kernteam leidt tot
aantasting van de onafhankelijkheid van het onderzoek?
• Is er geen ander alternatief om de stukken van de Wereldbank ter beschikking te stellen
aan het externe bureau anders dan langs de weg van het informeel delen met BZK, zoals
een geheimhoudingsovereenkomst?
• Wat is de reden dat niet al van meet af aan een onafhankelijke evaluator bij het onderzoek
betrokken was terwijl dit een van de kwaliteitseisen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
is?
De beleidsdoorlichting van de wederopbouw Sint Maarten betreft een mid-term evaluatie.
Hierdoor werd het niet noodzakelijk geacht het onderzoek uit te laten voeren door
een onafhankelijke evaluator. Dit is overigens ook geen vereiste in de Regeling Periodiek
Evaluatieonderzoek (RPE). Beleidsdoorlichtingen worden daarnaast vaak door departementen
zelf uitgevoerd. Wel was bij aanvang voorzien in een onafhankelijke deskundige conform
de eisen van de RPE. Gedurende de ontwikkeling van de onderzoeksopzet van de beleidsdoorlichting
ontstond mede op grond van commentaren van de Begeleidingsgroep die conform de RPE
deze beleidsdoorlichting begeleidt, de notie dat het betrekken van een onafhankelijke
evaluator in dit geval essentieel is vanwege de complexe verhoudingen tussen de partijen.
Daarom is een onafhankelijke evaluator alsnog toegevoegd aan de onderzoeksopzet.
De externe evaluator draagt de verantwoordelijkheid het onderzoek van de wederopbouwactiviteiten
op Sint Maarten conform de vereisten van een onafhankelijk en betrouwbaar evaluatieonderzoek
uit te voeren. Het kernteam heeft daarbij alleen een faciliterende en ondersteunende
rol. De externe evaluator draagt tevens de verantwoordelijkheid voor de eindrapportage
van de beleidsdoorlichting. Hierin worden de resultaten opgenomen van het door het
onderzoeksbureau uit te voeren onderzoek naar de noodhulp op alle drie de eilanden
en de wederopbouw op Saba en Sint Eustatius. Ook zal de kwaliteit van het onderzoek
worden bewaakt door zowel de begeleidingscommissie als de betrokken onafhankelijke
deskundige.
Er wordt momenteel samen met de Wereldbank bekeken wat de mogelijkheden zijn. Vooralsnog
wordt uitgegaan van wat er in de onderzoeksopzet aangegeven is.
Vragen met betrekking tot de aan de verstrekte hulp aan Sint Maarten verbonden voorwaarden:
• Wat is de reden dat de voorwaarden verbonden aan de verstrekte hulp aan Sint Maarten
(grenstoezicht versterken en het oprichten van een integriteitskamer) niet worden
meegenomen in de beleidsdoorlichting?
• Waarom wordt deze beleidsdoorlichting niet mede gebruikt om inzicht te verkrijgen
in het functioneren van de integriteitskamer van Sint Maarten en om te beoordelen
of deze volgens de door Nederland gestelde eisen functioneert?
• Waarom wordt deze beleidsdoorlichting niet aangegrepen om het grenstoezicht op Sint
Maarten te evalueren?
Het instellen van de integriteitskamer en het versterken van de grenscontrole golden
als voorwaarden voor het verstrekken van financiële steun voor de wederopbouwactiviteiten
op Sint Maarten. De integriteitskamer en het grenstoezicht maken geen deel uit van
de wederopbouwactiviteiten. Zoals aangegeven in de onderzoeksopzet zal het versterken
van grenstoezicht wel worden meegenomen in de beleidsdoorlichting, omdat dit onder
artikel 8 valt. De oprichting van de integriteitskamer zal buiten beschouwing worden
gelaten, aangezien dit onder artikel 4 valt en daarmee buiten de reikwijdte van deze
beleidsdoorlichting.
Vragen met betrekking tot onderzoeksvragen 4 en 6:
• Betreft het onderzoek naar de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid de rijksoverheid
in sec Nederlands verband of in Koninkrijksverband?
• Bieden het voeren van enkele gesprekken met sleutelinformanten en het bestuderen van
overheidsdocumenten die betrekking hebben op de financiering uit publieke middelen
voldoende inzicht in de zowel uit publieke als private fondsen uitgaven en kosten
op andere terreinen en door andere partijen die gepaard gaan met het beleid?
• Onderzoeksvraag 6 is mogelijk niet volledig te beantwoorden omdat inzicht nodig is
in de lokale bijdragen aan de Bovenwindse eilanden, zowel uit publieke als private
fondsen. Wat draagt onderzoeksvraag 6 (met welke uitgaven gaat het beleid gepaard,
inclusief kosten op andere terreinen of voor andere partijen?) zoals nu geformuleerd
bij aan het onderzoek, gelet op het feit dat deze vraag mogelijk niet volledig beantwoord
kan worden?
De beleidsdoorlichting gaat over het beleid van de Nederlandse rijksoverheid, dit
zal geëvalueerd worden. De Nederlandse overheid heeft geen bevoegdheden om overheden
van andere landen te evalueren. Wel kan gekeken worden naar de rol die de overheid
van Sint Maarten heeft gespeeld in het kader van de wederopbouwactiviteiten, hoe Nederland
daarmee om is gegaan en wat daarvan kan worden geleerd. Dit wordt ook beschreven in
onderzoeksvraag 6.
Gedurende het onderzoek zullen gesprekken worden gevoerd met een voldoende en gevarieerd
aantal sleutelinformanten. Daarnaast worden verschillende overheidsdocumenten geconsulteerd
om dit inzicht te krijgen. Wel is de beleidsdoorlichting afhankelijk van de bereidwilligheid
van de sleutelinformanten om in gesprek te gaan met het onderzoeksbureau.
Mocht er in het geval van vraag 6 desondanks sprake zijn van ontoereikende informatie,
dan wordt dit aangegeven in de gebruikelijke methodische verantwoording van evaluatieonderzoeken
als de onderhavige beleidsdoorlichting.
Vragen met betrekking tot het tussentijds karakter van de evaluatie:
• Welke vorm zal de eindevaluatie krijgen? Hoe zal in het bijzonder de eindevaluatie
voor deel III (wederopbouw Saba en Sint Eustatius) die over 1 jaar afloopt vorm krijgen?
• Is er al sprake van een mogelijke opzet voor een toekomstige eindevaluatie Wederopbouw
Sint Maarten door de Wereldbank?
De eindevaluatie voor de wederopbouwactiviteiten op Sint Maarten krijgt de vorm van
een ex-post evaluatie. Het primaire doel is hierbij informatie geven over de uiteindelijke
resultaten van de wederopbouwhulp op alle eilanden en daarmee de resultaten van het
gevoerde wederopbouwbeleid.
De verlenging van de onderzoeksperiode heeft als gevolg dat de tussentijdse evaluatie
van de wederopbouwactiviteiten op Saba en Sint Eustatius zal veranderen naar een eindevaluatie.
Er is nog geen sprake van een mogelijke opzet voor een toekomstige eindevaluatie Wederopbouw
Sint Maarten door de Wereldbank. De methodische opzet van de ex-post (eind) evaluatie
wordt gemaakt in de zes maanden voorafgaande de voltooiing van de uit het Trustfonds
(dat op 31 december 2025 eindigt) gefinancierde wederopbouwactiviteiten. Bij de opzet
van de eindevaluatie van de wederopbouwactiviteiten op alle drie eilanden zal gebruik
worden gemaakt met de ervaringen van de huidige beleidsdoorlichting. De start van
de eindevaluatie is voorzien in 2026. Tevens zal de Wereldbank ook een eindevaluatie
Wederopbouw Sint Maarten uitvoeren volgens hun standaard methodiek.
Vragen met betrekking tot wederopbouwactiviteiten op de begroting van andere ministeries:
• Wat is de reden dat de wederopbouwactiviteiten die op de begrotingen van andere ministeries
drukken niet worden meegenomen in deze beleidsdoorlichting?
• Hoe kan een relevante en complete beleidsdoorlichting van de noodhulp en de wederopbouw
tot stand komen als deze activiteiten en middelen buiten beschouwing worden gelaten?
In de begrotingswet hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties en BES fonds 2019 is gekozen
voor de wederopbouwactiviteiten met betrekking tot artikel 8 van de begroting van
BZK. In de huidige onderzoeksopzet worden alle noodhulp activiteiten in de beleidsdoorlichting
bestreken. Wel worden momenteel de eventuele wederopbouwactiviteiten op de begrotingen
van andere ministeries in kaart gebracht om meegenomen te worden in deze beleidsdoorlichting.
Vraag met betrekking tot onderzoeksvraag 8:
• Worden rapporten over dit onderwerp met een evaluerend karakter van organisaties als
de Nationale ombudsman, de Algemene Rekenkamer, Rode Kruis, Unicef en het Instituut
Fysieke Veiligheid meegenomen in het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Alle relevante rapporten over dit onderwerp worden betrokken bij de beleidsdoorlichting,
derhalve ook die van de genoemde instanties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties