Brief regering : Appreciatie Innovatieagenda Groen Gas en stand van zaken uitvoering Routekaart Groen Gas
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 654 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
In de brief over de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) van 30 maart 2020 heeft het kabinet de belangrijke rol van groen gas in de verduurzamingsopgave
van Nederland uiteengezet. Groen gas is een onontbeerlijk deel van het toekomstige
energie- en grondstoffensysteem van Nederland en heeft in het bijzonder waarde voor
sectoren en functies die lastig tot niet te verduurzamen zijn via alternatieve routes.
Om groen gas optimaal te laten bijdragen aan de verduurzaming van Nederland, heeft
het kabinet in de Routekaart Groen Gas een beleidsagenda geschetst met verschillende
stappen om de productie van groen gas te vergroten. Bijgevoegd vindt uw Kamer het
eerste product uit dit beleidstraject, te weten de toegezegde Innovatieagenda Groen
Gas van het TKI Nieuw Gas van de Topsector Energie1. In deze brief zal het kabinet allereerst een beknopte appreciatie geven van de Innovatieagenda
Groen Gas, alvorens een algemene stand van zaken te geven van de overige uitvoeringssporen
uit de beleidsagenda van de Routekaart.
TKI Innovatieagenda Groen Gas: vier focusgebieden voor innovatie
In de beleidsagenda van de Routekaart Groen Gas is innovatie genoemd als een kritisch
element in de opschaling van groen gas in lijn met de ambities uit het Klimaatakkoord.
Om nader inzicht te krijgen in de innovatiebehoefte in de groengassector en de mogelijkheden
om deze behoefte te instrumenteren, is TKI Nieuw Gas verzocht met een innovatieagenda
groen gas te komen.
Deze agenda is in november door TKI Nieuw Gas opgeleverd. De agenda geeft een gedegen
beeld van de stand van zaken ten aanzien van innovatie in de groengassector en brengt
een viertal focusgebieden voor verdere innovatie onder de aandacht. Per aandachtsgebied
zal ik hieronder een korte appreciatie geven.
A. Ondersteunen demonstratie en marktintroductie vergassingstechnologieën
TKI Nieuw Gas ziet repeteerbare en schaalbare conversietechnologieën, in het bijzonder
superkritische en thermische vergassing, als cruciaal voor het behalen van de 70 PJ
ambitie uit het Klimaatakkoord. Deze technieken bevinden zich nu op Technology Readiness Level (TRL) 6/7 en hebben nog beperkte ondersteuning nodig om tot demonstratie en implementatie
te komen (TRL 9).2
Het kabinet onderschrijft het belang van innovatieve technologieën, zoals vergassing.
Evenals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in zijn recente studie ten bate
van het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen3, ziet het kabinet het belang van vergassing als pijler voor een robuust biogrondstoffensysteem.
De bijdrage van vergassing is hierbij met name gelegen in de mogelijkheid om laagwaardige
en heterogene biogrondstofstromen om te zetten in homogene en breed inzetbare producten
als groen gas. Om de ontwikkeling van vergassing te ondersteunen is onder meer in
2016 de Green Deal Investa gestart om een expertisecentrum voor biogrondstofvergassing
in Alkmaar te ontwikkelen. Dit expertisecentrum zet zich in voor de doorontwikkeling
van vergassingstechnologie en voor het ontwikkelen van een ondersteunend ecosysteem
voor vergassing in en rond Alkmaar. Ook is biomassavergassing in 2012 als categorie
toegevoegd aan de SDE+-regeling.
Om deze technologieën grootschalig en commercieel te kunnen uitrollen, bestaat er
nog een innovatiebehoefte. Het TKI Nieuw Gas ziet dat er in de HER+, de DEI+ en de
SDE++ reeds ruimte is voor vergassingsprojecten en dat hiermee de stap gezet kan worden
van de pilotfase naar demonstratie en eerste implementatie. Om tot brede implementatie
te komen is echter niet alleen subsidie nodig, maar tevens een bepaalde mate van risicoafdekking
om projecten te realiseren. Een tijdelijk instrument kan wenselijk zijn om de bestendiging
en commercialisering van deze technologie te versnellen. Het TKI adviseert in dit
licht tot nadere analyse naar de knelpunten in de opschaling van vergassing en de
mogelijke oplossingsrichtingen hiervoor.
Het kabinet neemt dit advies ter harte en heeft het TKI en de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO.nl) gevraagd om een nadere analyse uit te zetten naar de knelpunten
in de opschaling van vergassing. De uitkomsten uit deze analyse zullen gebruikt worden
om invulling te geven aan het voornemen uit de Routekaart Groen Gas om te onderzoeken
of een apart (en tijdelijk) instrument voor de marktintroductie van vergassingstechnieken
wenselijk en noodzakelijk is. Het kabinet is voornemens uw Kamer hier in de loop van
2021 nader over te informeren.
Vergisting is op dit moment de enige productietechnologie voor groen gas die op commerciële
schaal ingezet wordt. Bij vergisting worden natte biomassastromen via een biologisch
afbraakproces door bacteriën omgezet in biogas.
Thermische vergassing is een innovatieve technologie die op dit moment op pilotschaal wordt getest. Bij
thermische vergassing wordt droge biomassa onder hoge temperatuur chemisch omgezet
in syngas.
Superkritische vergassing is een chemische technologie waarbij natte biomassastromen onder hoge druk en hoge
temperatuur worden omgezet in een mengsel van methaan, waterstof en koolstofdioxide.
Evenals thermische vergassing, wordt deze technologie momenteel op pilotschaal getest.
B. Verfijnen en vervolmaken van vergistingstechnologieën
Het TKI Nieuw Gas stelt vast dat er reeds veel innovatie heeft plaatsgevonden ten
aanzien van vergisting. Hoewel vergisting nu een volwassen technologie is die op hoofdlijnen
uitontwikkeld is, kunnen er op specifieke deelonderwerpen nog wel optimalisaties gerealiseerd
worden. Een voorbeeld hiervan is het ontwikkelen van goedkopere kleinschalige installaties.
Het kabinet deelt deze opvatting en onderschrijft de ontwikkeling die vergisting als
technologie door de tijd heeft doorgemaakt.
De geschetste innovatiebehoefte uit de Innovatieagenda kan volgens het TKI afdoende
geïnstrumenteerd worden met de huidige instrumenten (HER+, DEI+) en de beschikbare
budgetten. Wel ziet het TKI ruimte voor optimalisatie in de aansluiting tussen de
ingediende aanvragen en het geldende beoordelingskader uit de innovatieregelingen.
Het kabinet acht een goede aansluiting tussen aanvragen en regelingen van belang,
alsmede een goede toegankelijkheid van de regelingen. Een belangrijk element hierin
is dat zowel de HER+ als de DEI+ werken met een «first come first serve»-principe
wat inhoudt dat subsidieaanvragen beoordeeld worden op volgorde van binnenkomst aan
de hand van de gestelde kwaliteitscriteria. Daarnaast kennen zowel de HER+ als de
DEI+ een zeer ruime openstellingsperiode. Dit geeft aanvragers de gelegenheid om bijna
jaarrond aanvragen in te dienen, bevordert de snelheid waarmee aanvragers uitsluitsel
krijgen over hun subsidieverzoek en biedt tevens de gelegenheid om bij afwijzing een
aangepast subsidieverzoek opnieuw in te dienen. Tot slot kunnen aanvragers altijd
hun projectidee vooraf laten toetsen door RVO.nl en advies vragen welke regeling het
beste aansluit voor een subsidieverzoek. In overleg met de sector, het TKI en RVO.nl
zal het kabinet blijven bezien of en waar eventuele optimalisaties te realiseren zijn
in het aansluiten van de sectorvraag en de innovatieregelingen.
C. Realiseren maatschappelijk draagvlak en tegengaan van belemmeringen
Naast innovaties op technologisch vlak, benadrukt het TKI Nieuw Gas ook het belang
van innovaties op het gebied van maatschappelijk draagvlak en institutionele barrières.
Het kabinet deelt dit belang en geeft hier invulling aan binnen het missiegedreven
topsectoren- en innovatiebeleid. Dat betekent dat de meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s
niet alleen technologische vraagstukken adresseren, maar ook sociale, economische
en institutionele vraagstukken die voor de implementatie van innovaties wezenlijk
zijn. De MOOI-regeling, die hierop volgend is ontwikkeld, vraagt specifiek om een
integrale aanpak. Deze regeling nodigt multidisciplinaire samenwerkingsverbanden uit
om te werken aan concrete integrale oplossingen, waarin tevens inpassingsvraagstukken
maar ook sociale innovatie een rol spelen. De MOOI-regeling voor de gebouwde omgeving
richt zich onder meer op nieuwe of substantieel verbeterde oplossingen voor de verduurzaming
van de collectieve warmte- en koudevoorziening, die uiterlijk in 2025 een eerste markttoepassing
in Nederland hebben. Een van de mogelijke duurzame bronnen hiervoor is groen gas.
Het kabinet heeft verder in de Routekaart Groen Gas het belang van voldoende maatschappelijk
draagvlak en het tegengaan van belemmeringen rondom de productie van groen gas erkend.
In het kader van de Routekaart Groen Gas werkt het kabinet samen met de sector aan
het realiseren van deze randvoorwaarden.
D. Ontwikkelen van innovaties voor het bredere biogrondstoffensysteem
Het TKI Nieuw Gas onderstreept het belang van innovaties die inspelen op de ontwikkeling
van een breed en robuust biogrondstoffensysteem, waarin biogrondstoffen optimaal ontsloten,
gecascadeerd en verwaard worden. Groengasproductie is één van de schakels in dit systeem.
Technologieën die binnen dit focusgebied vallen zijn bijvoorbeeld bioraffinage en
zeewierkweek. Het kabinet deelt de observatie dat innovatie een belangrijke rol speelt
in het komen tot een duurzaam en robuust biogrondstoffensysteem.
Omdat veel innovaties in het biogrondstoffensysteem een positieve bijdrage kunnen
leveren aan zowel de productie als de consumptie van biogrondstoffen, alsmede betrekking
kunnen hebben op meerdere type eindtoepassingen (voedsel, grondstof, materiaal, brandstof,
warmte, elektriciteit) acht het TKI het wenselijk om met de relevante beleidsdepartementen
(Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Infrastructuur en Waterstaat en Economische
Zaken en Klimaat) te bezien hoe deze innovaties het best geïnstrumenteerd kunnen worden.
Het kabinet ziet hierin een samenhang met de Routekaart Biogrondstoffen4 en de uitvoering van het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 617) waarin door al deze departementen wordt samengewerkt. Zoals het kabinet heeft toegezegd
in het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen zullen innovaties op het terrein van bioraffinage
toegevoegd worden aan de huidige prioritaire thema’s in het innovatiebeleid en zal
hier additioneel budget voor ter beschikking gesteld worden. In het meerjarige missiegedreven
innovatie programma Biobased grondstoffen voor producten en transportbrandstoffen zal worden aangegeven hoe de benodigde innovatie gestimuleerd gaat worden. Ook vanuit
het TKI Biobased Economy van de Topsectoren Chemie, Energie en Agro & Food wordt ingezet
op het realiseren van innovatie op het gebied van biogrondstoffen.
Gezien het belang van innovatie in het opschalen van de groengasproductie, komt de
Innovatieagenda Groen Gas van het TKI op een goed moment. De agenda geeft duidelijk
aan waar de huidige instrumentatie reeds voldoende is en waar eventuele aanvullende
instrumenten of optimalisaties in het huidige instrumentarium wenselijk zouden zijn.
Het kabinet zal deze inzichten meenemen in de verdere uitvoering van de Routekaart
Groen Gas.
Stand van zaken uitvoering Routekaart Groen Gas
In de beleidsagenda van de Routekaart Groen Gas heeft het kabinet drie sporen geschetst
om de ontwikkeling van groen gas te ondersteunen. Zoals toegezegd aan uw Kamer wordt
hieronder per spoor kort de stand van zaken besproken.
1. Instrumentering onrendabele top
Het kabinet heeft in de beleidsagenda aangegeven de instrumentering van de onrendabele
top van groengasproductie te willen optimaliseren. Het kabinet kijkt hierbij zowel
naar verbeteringen binnen de SDE++-regeling, als naar alternatieve instrumenten als
een bijmengverplichting of een gericht vroegefase-opschalingsinstrument voor vergassing.
Op dit moment worden de wenselijkheid en de meerwaarde van alternatieve instrumenten
verkend. Het kabinet streeft ernaar in de loop van 2021 met een brief te komen om
richting te geven aan de toekomstige instrumentering van groen gas.
2. Flankerend beleid
Het kabinet heeft aangegeven flankerend beleid op vijf vlakken te willen voeren, te
weten innovatiebeleid, locatiebeleid, sectorprofessionalisering, netbeheer en invoedcapaciteit,
en biogrondstoffenbeleid. Ten aanzien van innovatiebeleid is uw Kamer reeds in het
eerste deel van deze brief geïnformeerd.
Op het gebied van locatiebeleid werkt het kabinet samen met Energiebeheer Nederland
(EBN) en de Unie van Waterschappen (UvW) aan het in kaart brengen van de potentie
van respectievelijk mijnbouwlocaties en riool- en afvalwaterzuiveringslocaties als
groengasproductielocaties. EBN heeft een analyse op hoofdlijnen uitgevoerd naar de
techno-economische potentie van mijnbouwlocaties. Hieruit kwam naar voren dat circa
30 locaties qua oppervlakte, locatie en lokale biomassabeschikbaarheid geschikt zouden
kunnen zijn voor gebruik als groengasproductielocatie. EBN zal vervolg geven aan deze
analyse door deze uitkomsten te verfijnen, voor een aantal concrete locaties de potentie
nader in beeld te brengen en ook te onderzoeken hoe hergebruik als groengaslocatie
het best gefaciliteerd kan worden. Met de Unie van Waterschappen wordt op dit moment
gewerkt aan een plan van aanpak om het locatieonderzoek van zuiveringslocaties vorm
te geven.
Wat betreft de verdere doorontwikkeling en professionalisering van de gasgroensector,
zijn door de sector goede stappen gezet het afgelopen halfjaar. Zo heeft de sector
een traject opgezet om na te denken en vorm te geven aan de toekomstige samenwerking
tussen de verschillende brancheorganisaties.
Ook hebben verschillende grote partijen uit de groengasketen zich verenigd in een
2 BCM alliantie om aan de slag te gaan met de uitvoering van de groengasambities uit
het Klimaatakkoord.5
Ten aanzien van invoedcapaciteit wordt momenteel gewerkt aan de implementatie van
de adviezen van Netbeheer Nederland6 om in 2030 tot 105 PJ groen gas in te kunnen voeden in het Nederlandse gasnet. Op
het gebied van biogrondstoffenbeleid is met de verzending van de brief over het Duurzaamheidskader
Biogrondstoffen een belangrijke stap gezet in het creëren van zekerheid over de rol
van biogrondstoffen, in het bijzonder groen gas, in de energietransitie.
3. Verduurzaming eindgebruik
Gezien de brede inzetbaarheid van groen gas hecht het kabinet er waarde aan dat groen
gas daar ingezet wordt waar het de hoogste toegevoegde waarde heeft, in het bijzonder
waar alternatieve energiebronnen technisch of economisch niet haalbaar zijn. In dat
kader zet het kabinet in op goede informatievoorziening op het gebied van groen gas.
Ten aanzien van de gebouwde omgeving maakt het kabinet hierbij onder meer gebruik
van de Leidraad aardgasvrije wijken en het Expertisecentrum Warmte, zodat gemeenten
een geïnformeerde keuze kunnen maken over of groen gas op termijn wel of niet een
optie zou kunnen zijn.
Ook heeft het kabinet conform de Routekaart Groen Gas onderzoek uitgezet naar hoe
(duurzame) gassen in combinatie met hybride warmtepompen kunnen bijdragen aan de verduurzaming
in Nederland. Hybride in combinatie met duurzaam gas is op dit moment al een eindbeeld
voor wijken in de Leidraad. In aanvulling hierop kijkt het kabinet naar de kosteneffectiviteit
van de hybride warmtepomp als verduurzamingsstap in de gebouwde omgeving voor de korte
termijn en naar de mate waarin het nemen van deze verduurzamingsstap op de korte termijn
effect heeft op de aantrekkelijkheid van alternatieve duurzame warmteopties op de
lange termijn (de zogenaamde lock-in). De uitkomsten uit dit onderzoek zullen meegenomen worden in de warmtebronnenstrategie
die in 2021 aan uw Kamer aangeboden zal worden.
Het kabinet ziet de Routekaart Groen Gas als een startpunt en heeft de afgelopen maanden
stappen gezet met de uitvoering van de beleidsagenda. Het komend jaar gaat het kabinet
hiermee voortvarend verder. Ten aanzien van de instrumentering van de onrendabele
top van groengasproductie komt het kabinet in 2021 met een Kamerbrief. Over de ontwikkeling
op de andere sporen van de beleidsagenda blijft het kabinet uw Kamer regelmatig informeren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat