Brief regering : Verslag informele Telecomraad 7 december
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 598
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2020
Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Telecomraad van 7 december jl.
Tevens vindt u de beantwoording van de resterende vragen m.b.t. het BNC-fiche «aanbeveling
toolbox connectiviteit (breedband en 5G)»1 van het schriftelijk overleg van 27 november bijgevoegd.
Ik heb deelgenomen aan de informele Telecomraad. De Raad begon met een toelichting
over de verklaring voor een Europees initiatief over processoren en halfgeleidertechnologieën,
alvorens te starten met de gedachtewisseling over de Data Governance Act. Verder stonden er verschillende diversenpunten op de agenda, waaronder een toelichting
door het voorzitterschap over de laatste stand van zaken m.b.t. de onderhandelingen
over de e-Privacyverordening, de derogatie van de e- Privacyverordening, het Digital Europe Programme, de verordening ter oprichting van een Europees kenniscentrum voor industrie, technologie
en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra,
de raadsconclusies digitale veiligheid van verbonden apparaten, en de herziening van
de netwerk- en informatieveiligheid richtlijn. De Europese Commissie heeft verder
een toelichting gegeven over het Commissie Werkprogramma 2021 en tot slot heeft het
inkomende voorzitterschap Portugal hun werkprogramma gepresenteerd. Het informatiepunt
over de Digital Services Act en Digital Markets Act was van de definitieve agenda afgehaald.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Verslag informele Telecomraad
Verklaring voor een Europees initiatief over processoren en halfgeleidertechnologieën
Informatie van het Voorzitterschap
Het Duits Voorzitterschap gaf aan dat er tot nu toe zeventien lidstaten, waaronder
Nederland, de verklaring over processoren en halfgeleidertechnologieën hebben ondertekend.
In de verklaring zijn de ondertekenende lidstaten overeengekomen om het processor-
en halfgeleiderecosysteem te versterken en de industriële aanwezigheid in de hele
toeleveringsketen uit te breiden om de belangrijkste technologische, veiligheids-
en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Verder zijn de ondertekenende lidstaten
overeengekomen dat de positie van Europa op de onderdelen waar Europa bewezen expertise
heeft te consolideren en verder uit te bouwen, en gestreefd moet worden naar geavanceerde
Europese chip ontwerp- en productiecapaciteit. Nederland heeft een actieve rol gespeeld
in de onderhandelingen voor de verklaring en zich mede ingezet om de reikwijdte van
de verklaring te verbreden en beter te laten aansluiten bij het Nederlandse halfgeleider
ecosysteem. Ook is ingezet op het onderzoeken van IPCEI (Important Project of Common
European Interest) als mogelijk instrument zonder hier de lidstaten in dit stadium
van het traject harde toezeggingen op te laten doen.
Data Governance Act
Gedachtewisseling
Tijdens de informele Telecomraad heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden over de
Data Governance Act (DGA). De Europese Commissie presenteerde de DGA die op 25 november jl. werd gepubliceerd.
De Commissie gaf aan dat het doel van de DGA is om meer data beschikbaar te maken
met inachtneming van Europese normen en waarden. Verder onderstreepte de Commissie
dat de EU de meeste industriële data produceert.
Lidstaten reageerden positief op de mogelijkheden en potentie van de DGA voor meer
en verantwoord datadelen in Europa. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, wees
op het belang van vertrouwen en grip op data voor bedrijven en burgers, en benadrukte
dat datadelen bij voorkeur op vrijwillige basis gebeurt. Verder heeft Nederland onderstreept
dat data verantwoord kan worden hergebruikt binnen en tussen sectoren. Daarom is brede
interoperabiliteit in het ontwikkelen van datadeeloplossingen belangrijk om innovatie
te stimuleren. Naast het belang van interoperabiliteit, brachten andere lidstaten
ook het belang van standaardisering en aansluiting bij de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) naar voren.
Veel lidstaten benadrukten in hun interventies het belang van het borgen van internationale
datastromen en het vermijden van datalocalisatie-verplichtingen in de DGA. Ook spraken
lidstaten enerzijds een wens uit voor samenwerking met internationale partners om
data te delen, anderzijds dat de EU voorzichtig moet zijn met het overdragen van data
naar sommige derde landen waar de rechtsbescherming op deze data niet wordt gerespecteerd.
De Commissie gaf in dat kader aan dat de DGA het vertrouwen in datadelen vergroot
en tegelijkertijd open staat voor internationale datastromen. Verder benadrukte de
Commissie dat de DGA in lijn is met relevante internationale (handels)verdragen en
tegelijk dat het de digitale soevereiniteit van Europa kan versterken.
Tot slot heeft Nederland aangegeven dat decentrale opslag van data op de eigen apparaten
een interessante mogelijkheid zou kunnen zijn om bijvoorbeeld grip op data te houden.
Diversenpunten
e-Privacyverordening
Informatie van het Voorzitterschap
Het Voorzitterschap lichtte de laatste stand van zaken toet over de onderhandelingen
van de e-Privacyverordening en gaf aan dat het niet is gelukt een algemene oriëntatie
te bereiken. De Commissie benadrukte het belang van spoedig akkoord.
Derogatie e-Privacyverordening
Informatie van het Voorzitterschap
Het Voorzitterschap lichtte de laatste stand van zaken toe over de triloog onderhandelingen
over de ePrivacy derogatie met het Europees Parlement. Het Voorzitterschap hoopt de
triloog onderhandelingen dit jaar nog af te ronden.
Digital Europe Programme
Informatie van het Voorzitterschap
Het Duits Voorzitterschap lichtte de laatste stand van zaken toe over de triloog onderhandelingen
met het Europees Parlement over de verordening ter oprichting van het Digital Europe Programme. Het Voorzitterschap hoopt de triloog onderhandelingen dit jaar nog af te ronden.
Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van
cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra
Informatie van het Voorzitterschap
Het Duits Voorzitterschap lichtte de laatste stand van zaken toe over de triloog onderhandelingen
met het Europees Parlement over de verordening voor oprichting van het Europees kenniscentrum
voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het
netwerk van nationale coördinatiecentra. Meerdere lidstaten hebben zich kandidaat
gesteld voor de zetel. Over de locatie van de zetel is inmiddels een besluit genomen.
De zetel zal in Boekarest komen te liggen.
Raadsconclusies digitale veiligheid van verbonden apparaten
Informatie van het Voorzitterschap
Het Duits Voorzitterschap gaf een toelichting op de raadsconclusies over de digitale
veiligheid van verbonden apparaten (Internet of Things). De raadsconclusies zijn voorafgaand aan de informele Telecomraad via schriftelijke
procedure aangenomen.
De raadsconclusies zijn met unanimiteit door alle lidstaten, waaronder Nederland,
aangenomen. Doel van de conclusies is om aandacht te vestigen op het toenemende aantal
van verbonden apparaten, de bijbehorende digitale veiligheidsrisico’s en daarbij de
Europese initiatieven te adresseren die beogen om de basis te leggen voor het vaststellen
van minimale beveiligingsnormen voor verbonden apparaten in de nabije toekomst. Deze
raadsconclusies zouden moeten worden opgevolgd door latere (trio-)voorzitterschappen
en kunnen leiden tot verdere initiatieven van de Europese Commissie.
Herziening netwerk- en informatieveiligheid richtlijn
Informatie van de Poolse delegatie
De Poolse delegatie informeerde, mede namens een groep lidstaten, de Raad geïnformeerd
over een non-paper over de herziening van de netwerk- en informatieveiligheid (NIB)
richtlijn, waarvan de publicatie vooralsnog gepland staat op 15 december. Voornaamste
punt in het non-paper is dat de NIB-richtlijn zijn huidige juridische vorm moet behouden
en niet moet worden omgezet in een verordening, om zo ruimte te laten voor nationale
implementatie.
Commissie Werkprogramma 2021
Informatie van de Europese Commissie
De Europese Commissie gaf een toelichting op het onlangs gepresenteerde Commissie
Werkprogramma2 2021. Uw Kamer zal op korte termijn de Nederlandse appreciatie op het Commissie Werkprogramma
2021 ontvangen.
Werkprogramma van het inkomend Voorzitterschap
Informatie van het inkomend Voorzitterschap
Het inkomend Voorzitterschap, Portugal, gaf een toelichting op hun werkprogramma.
Het inkomende voorzitterschap heeft Europa’s digitale transitie en het versterken
van de digitale interne markt als prioriteiten bestempeld. Onder meer Artificiële
Intelligentie, de Data Governance Act, European Electronic Identity, de ePrivacy verordening, de herziening van de NIB-richtlijn, de herziening van het
5G actieplan, en de herziening van de roaming verordening zijn door Portugal bestempeld als prioritaire thema’s ter behandeling
onder de Telecomraad.
Beantwoording vragen schriftelijk overleg
Fiche: Aanbeveling toolbox connectiviteit (breedband en 5G)
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden fiche. Zij hebben
hier nog enkele vragen over aan de Staatssecretaris.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven op welke wijze
zij overleg heeft gevoerd met marktpartijen die betrokken zijn bij de uitrol van mobiele
en vaste netwerken bij de bepaling van de standpunten van de regering zoals verwoord
in de fiche.
Met zowel marktpartijen als gemeenten voer ik doorlopend overleg over connectiviteitsvraagstukken.
Ik neem deze verschillende zienswijzen waar passend mee in de standpuntbepaling.
Deze leden achten het harmoniseren van de procedures met betrekking tot graafwerkzaamheden
en de uitrol van vaste en mobiele netwerken als zeer belangrijk om de digitalisering
van Nederland te versnellen. Zij wijzen er in dit verband op dat de Kamer inmiddels
twee moties-Weverling heeft aangenomen waarin de regering wordt verzocht om samen
met lokale overheden het gesprek aan te gaan en hen beter te ondersteunen om tot deze
harmonisatie te komen (Kamerstuk 24 095, nr. 521 en nr. 452). Deze leden stellen vast dat in de afgelopen tijd op dit punt nog te weinig voortgang
is geboekt. Nog steeds zijn er grote verschillen tussen gemeenten als het aankomt
op vergunningverleningsprocessen en leges.
Ik onderschrijf het belang van het uitwisselen van best practices en ik zie zeker
ook waar mogelijk en wenselijk het belang van harmoniseren van lokaal beleid voor
een soepele uitrol van vaste en mobiele netwerken, zoals gevraagd door de motie van
het lid Weverling en motie van de leden Weverling en Sjoerdsma (Kamerstuk 24 095, nr. 521 en nr. 452). Ondanks de uitdagende omstandigheden met de Corona-crisis zijn hierin
de afgelopen tijd goede stappen gezet, met onder andere geïntensiveerde voorlichting
aan en ondersteuning van gemeenten, de Taskforce Digitale Connectiviteit die van start
is gegaan en de vernieuwing van het Antenneconvenant. Er is zeker nog werk aan de
winkel en ik blijf hier onverminderd aan werken. Zo zal ik mijn inzet versnellen om
een breed gedragen leidraad voor leges op te stellen die in 2021 gereed moet zijn.
Daarnaast zal EZK volgend jaar met gemeenten en de markt de mogelijkheden verkennen
om degeneratiekosten als gevolg van graafwerkzaamheden marktconform te maken en de
bestaande richtlijn te herijken.
De leden van de VVD-fractie leden constateren dat in het fiche wordt aangegeven dat
de voorgestelde wijzigingen in vergunningenprocedures en geschilbeslechting niet binnen
de gestelde tijdlijnen zouden kunnen worden uitgevoerd. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
kan toelichten hoeveel tijd zij verwacht nodig te hebben om dergelijke wijzigingen
door te voeren en om welke reden niet wordt verwacht dat het mogelijk zal zijn om
dit binnen de gestelde termijnen te doen. Ziet de Staatssecretaris binnen de bestaande
wet- en regelgeving geen mogelijkheden om door middel van aanwijzingen nadere regels
te stellen over vergunningverleningsprocedures en te gebruiken systemen?
Ja, ik zie inderdaad mogelijkheden binnen bestaande wet – en regelgeving. De aanbevelingen
inzake vergunningenprocedures en geschilbeslechting vergen, als deze zouden worden
opgevolgd, aanpassingen in wet- en regelgeving. Met een gemiddelde wetswijziging is
al gauw twee jaar of langer gemoeid. De aanbeveling vraagt lidstaten om 30 april 2022
te rapporteren over de uitvoering van de toolbox. Zelfs als onmiddellijk na publicatie
van de aanbeveling zou worden gestart met wijzigingen in de wet- en regelgeving, zou
dit niet gereed zijn binnen deze termijn. Bovendien wil ik hiervoor de herziening
van de richtlijn kostenreductie breedband afwachten, om dit zorgvuldig te kunnen doen
en marktpartijen en gemeenten niet meerdere keren achter elkaar te belasten met wijzigingen.
Ik richt mij nu dus op mogelijkheden voor harmonisatie van lokaal beleid binnen de
huidige wet- en regelgeving en zie hiervoor zeker mogelijkheden, bijvoorbeeld door
het uitwisselen van best practices en het opstellen van handreikingen en leidraden.
De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de Staatssecretaris meent dat het niet
«wenselijk» is om wijzigingen door te voeren vooruitlopend op de herziening van de
richtlijn kostenreductie breedband. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke punten
zij verwacht dat de inhoud van deze herziening dusdanig zal verschillen van de aanbevelingen
uit de toolbox connectiviteit?
Het is op dit moment nog niet duidelijk wat de overeenkomsten en verschillen zullen
zijn tussen de aanbeveling en toolbox enerzijds en de herziening van de richtlijn
kostenreductie breedband anderzijds. Het is denkbaar dat maatregelen uit de aanbeveling
en toolbox terugkeren in het voorstel van de Europese Commissie voor de herziening
van de richtlijn kostenreductie breedband en een bindend karakter krijgen. Maar ook
afwijkende en aanvullende maatregelen in de richtlijnherziening ten opzichte van de
aanbeveling en toolbox zijn uiteraard mogelijk. De Europese Commissie houdt op dit
moment overigens een consultatie over de herziening van de richtlijn kostenreductie
breedband.3 Nederland zal in samenspraak met marktpartijen en gemeenten op deze consultatie reageren
en uw Kamer zal over de Nederlandse reactie worden geïnformeerd conform de afspraken
inzake de EU informatievoorziening.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris als punt van aandacht opmerkt
dat (een deel van) de uitvoering van de implementatie terecht zal komen bij lagere
overheden. Deze leden vragen in dit verband op welke wijze deze implementatie vorm
zal krijgen bij de lopende gesprekken en de uitvoering van de motie-Weverling met
betrekking tot ondersteuning aan gemeenten bij de uitrol van 5G. Zij vragen concluderend
ten aanzien van dit punt of de Staatssecretaris het gevoel van urgentie om door middel
van harmonisering van procedures de digitalisering te versnellen deelt. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat de aanleg van netwerken versneld kan worden wanneer de voorwaarden en
tarieven die gemeenten hanteren voor het aanleggen van netwerken sneller geharmoniseerd
worden? Deelt zij eveneens de mening dat het nemen van actie ten aanzien van dit punt
juist nu belangrijk is en dat het wachten op het publiceren van de herziening van
de richtlijn kostenreductie breedband onnodige vertraging oplevert?
Ik onderschrijf het belang van het waar mogelijk en wenselijk harmoniseren van lokaal
beleid ten behoeve van het bevorderen van een soepele uitrol van mobiele en vaste
telecomnetwerken, zoals ook is verwoord in het Actieplan Digitale Connectiviteit.
In het afgelopen jaar zijn al goede stappen gezet en dit zal in het komende jaar onverminderd
worden doorgezet. Concrete voorbeelden zijn het toewerken naar een vernieuwd van het
Antenneconvenant tussen VNG, mobiele operators en EZK (zoals verzocht door de motie
van de leden Van Eijs en Weverling4) en de oprichting Taskforce Digitale Connectiviteit bestaande uit gemeenten, VNG
en EZK. Het Antenneconvenant is een overeenkomst tussen voorgenoemde partijen en bevat
afspraken over de ordelijke plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties. In
de taskforce wordt gewerkt aan de ontwikkeling van concrete producten die voor alle
355 gemeenten bruikbaar zijn, zoals de voorbeeldnota gemeentelijk antennebeleid. Deze
voorbeeldnota wordt momenteel in afstemming tussen Rijk, gemeenten en marktpartijen
geactualiseerd.5 Hiermee wordt ondersteuning geboden aan gemeenten bij het opstellen van lokaal antennebeleid
en gestimuleerd om tot een uniforme aanpak voor (vergunningsplichtige) antenneplaatsing
te komen. In de komende tijd wordt verder gewerkt aan andere producten. Zo zal ik
mij inzetten om in goede afstemming tussen de relevante stakeholders een breed gedragen
leidraad voor leges op te stellen die in 2021 gereed moet zijn. Daarnaast zal ik volgend
jaar met gemeenten en de markt de mogelijkheden verkennen om degeneratiekosten als
gevolg van graafwerkzaamheden marktconform te maken en de bestaande richtlijn te herijken.
Best practices die Nederland eventueel zal overnemen in het kader van de toolbox en
die lagere overheden raken, zullen worden ingebracht in de lopende gesprekken met
gemeenten en marktpartijen. Ik ben het dan ook met de leden van de VVD-fractie eens
dat de herziening van de richtlijn kostenreductie breedband niet moet worden afgewacht,
maar richt mij nu op de mogelijkheden voor harmonisatie van lokaal beleid binnen de
huidige wet- en regelgeving.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris voornemens is om te informeren
hoe de aanbeveling om de toegang voor telecomaanbieders tot bestaande fysieke infrastructuur
van overheden uit te breiden zich verhoudt tot artikel 57 van de Telecomcode en dat
zij vreest dat dit lasten met zich mee kan brengen. Kan de Staatssecretaris hier nader
op ingaan en toelichten welke «lasten» zij in dit verband bedoelt? Deelt Staatssecretaris
de mening dat het beschikbaar stellen van fysieke infrastructuur van overheden naast
«lasten» ook zeer duidelijke voordelen met zich meebrengt, zoals een betere dekking
van het netwerk in de desbetreffende gemeente?
Met de komende implementatie van artikel 57 van de Telecomcode in de Nederlandse wetgeving,
worden overheden verplicht om in te stemmen met redelijke verzoeken voor medegebruik
van hun publieke infrastructuur ten behoeve van de plaatsing van small cells. Een
uitbreiding van dit recht op medegebruik zoals in de aanbeveling is opgenomen, betekent
dat overheden hun publieke infrastructuur beschikbaar moeten stellen ten behoeve van
de aanleg van andere onderdelen van telecomnetwerken met zeer hoge capaciteit. Een
dergelijke verplichting zou nieuwe aanpassingen in wet- en regelgeving vergen en kan
nieuwe (uitvoerings)lasten met zich meebrengen voor overheden om dergelijke verzoeken
in behandeling te nemen.
Ik deel overigens zeker de mening dat het beschikbaar stellen van bestaande fysieke
infrastructuur van overheden voordelen met zich kan meebrengen om een betere netwerkdekking
in gemeenten te realiseren. Gezien de lopende implementatie van de Telecomcode en
komende herziening van de richtlijn kostenreductie breedband, kijk ik nu naar mogelijkheden
binnen de huidige wet- en regelgeving. Er bestaan namelijk reeds goede voorbeelden
waarbij overheden fysieke infrastructuur ter beschikking stellen voor de aanleg van
telecominfrastructuur, zoals de Gedragslijn antennes op rijksobjecten.6 In navolging van het Rijk worden gemeenten in de voorbeeldnota gemeentelijk antennebeleid
gewezen op het belang van het beschikbaar stellen van gemeentelijke eigendommen voor
antenneplaatsing, om zo bij te dragen aan een goede dekking van mobiele netwerken
in hun gemeenten.
Meent zij dat het behalen van de dekkingsverplichting die aan netwerkaanbieders is
opgelegd uit hoofde van de frequentieveiling behaald kan worden wanneer fysieke infrastructuur
van lokale overheden hiertoe niet beschikbaar wordt gesteld?
Bij het definiëren van de dekkingsverplichting is rekening gehouden met de proportionaliteit
en redelijkheid en daarmee de haalbaarheid. In het onderliggend onderzoek voor de
dekkingsverplichting van PA Consulting is dit onder meer tot uitdrukking gekomen door
rekenschap te geven van het aantal extra opstelpunten dat nodig wordt geacht.7 Het is vooralsnog niet de verwachting dat het voor het realiseren van de dekkingsverplichting
noodzakelijk is om de fysieke infrastructuur van lokale overheden beschikbaar te stellen.
Lokale overheden kunnen niettemin een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren
van de beschikbaarheid en kwaliteit van de mobiele netwerkdekking in hun gemeenten
door hun fysieke infrastructuur daar beschikbaar voor te stellen. Eens te meer nu
het vinden van aanvullende opstelpunten ten opzichte van de reeds bestaande uitdagend
is. Ingeval hoofdstuk 5a van de Telecommunicatiewet van toepassing is op een gemeente,
dan is hij bovendien mogelijk verplicht tot het beschikbaar stellen van fysieke infrastructuur.
De rol die gemeenten kunnen spelen bij het verbeteren van de beschikbaarheid en kwaliteit
van mobiele netwerken wordt ook regelmatig in gesprekken genoemd die mijn ministerie
met gemeenten voert, onder andere tijdens het periodieke antennebeleidsoverleg met
gemeenten en mobiele operators onder leiding van EZK, en binnen de Taskforce Digitale
Connectiviteit bestaande uit gemeenten, VNG en EZK.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris van mening is dat het belangrijk
is dat nationale beleidsvrijheid blijft bestaan ten aanzien van de mogelijkheid om
veilingprijzen in termijnen te betalen. Deze leden delen het belang van nationale
beleidsvrijheid in dezen. Zij vragen wel of de Staatssecretaris kan toelichten welke
mogelijke bezwaren zij in de specifiek Nederlandse context ziet ten aanzien van het
uitbreiden van de mogelijkheid tot meer gespreide betaling.
In het verleden is meerdere keren de mogelijkheid voor gespreide betaling geboden.
Bijvoorbeeld bij frequenties die verdeeld zijn voor FM-radio, maar ook bij de afgelopen
Multibandveiling die op 21 juli 2020 eindigde.
Er zijn diverse risico’s verbonden aan het bieden van de mogelijkheid tot gespreide
betaling. Een vergunninghouder kan bijvoorbeeld failliet gaan terwijl hij nog betalingen
moet verrichten. Een voorbeeld hiervan is het faillissement van de vergunninghouder
achter Arrow Classic Rock en Arrow Jazz FM in 2009.
Een faillissement dat optreedt wanneer het verschuldigde bedrag nog niet is betaald
kan het gelijke speelveld verstoren. Bijvoorbeeld doordat de vergunninghouder die
failliet is gegaan in de daaraan voorafgaande periode een oneigenlijke prijsdruk heeft
uitgeoefend in een poging om niet failliet te gaan. De vergunninghouders die daarentegen
niet failliet gaan en wel het volledige bedrag betalen worden daar onevenredig door
getroffen. De prijs die zij moeten betalen was immers gebaseerd op aannames die zij
hadden over het toekomstig verdienpotentieel van de vergunning(en). Vooral wanneer
een vergunninghouder te kwader trouw is kan dit zich voordoen. Hij kan bijvoorbeeld
een vergunning kopen om daar vervolgens zo lang mogelijk geld mee te verdienen terwijl
hij niet de intentie of reële mogelijkheid heeft om op lange termijn winstgevend te
zijn en het totale bedrag dat hij is verschuldigd terug te betalen. Of hij denkt misschien
dat het de gok wel waard is. Als hij vroegtijdig failliet gaat dan dragen de schuldeisers,
waaronder de Staat, immers mede het risico.
Het risico dat in geval van gespreide betaling de Staat niet het volledig verschuldigde
bedrag betaald krijgt is tevens risico dat de belastingbetaler draagt. Ook dit is
een punt van aandacht bij de afweging die telkens wordt gemaakt om al dan niet de
mogelijkheid van gespreide betaling te bieden bij frequentieverdelingen.
Is helder wat de consequentie is geweest van het toestaan van gespreide betalingen
in andere lidstaten, zoals Frankrijk of Duitsland, voor bijvoorbeeld het investeringsklimaat
en de snelheid van uitrol van nieuwe netwerken?
Er is mij geen onderzoek bekend van de gevolgen die het toestaan van gespreide betalingen
in andere lidstaten hebben gehad. Uit de Digital European Scoreboard Index en onafhankelijke
onderzoeken blijkt de goede mobiele netwerkdekking en kwaliteit in Nederland in vergelijking
met andere lidstaten, en andere landen over de hele wereld.8 Ik wijs verder nog op de snelheid waarmee zowel KPN, T-Mobile, en VodafoneZiggo de
afgelopen maanden de nieuwste mobiele netwerktechnologie (5G) hebben uitgerold in
Nederland. Nu al is de dekking van 5G netwerken in Nederland wijdverbreid, zoals ook
blijkt uit de dekkingskaarten die zij op hun eigen website publiceren.
Kan de Staatssecretaris toelichten welke mogelijke voordelen zij ziet als gespreide
betalingen in grotere mate mogelijk is in de specifiek Nederlandse context?
De afweging om al dan niet te voorzien in de mogelijkheid om gespreid te betalen wordt
bij elke frequentieverdeling opnieuw gemaakt.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het benadrukken van de importantie van nationale
beleidsvrijheid zich verhoudt tot de positieve grondhouding omtrent de subsidiariteit
van het voorstel. Deze leden lezen daarnaast dat het kabinet er verder rekening mee
houdt dat de toolbox gaat worden gebruikt als basis voor de verwachte herziening van
de Richtlijn kostenreductie breedband. Zij lezen dat indien dit het geval blijkt er
bij verschijning van dat wijzigingsvoorstel een nieuw oordeel geveld moeten worden
over de subsidiariteit van dat voorstel. Deze leden vragen in hoeverre er op dat moment
nog voldoende ruimte bestaat om een ander subsidiariteitsoordeel te vellen. Ook vragen
zij dat indien het kabinet op dat moment van mening is dat de subsidiariteit negatief
wordt beoordeeld welke consequenties dit zal hebben.
Nederland hecht aan een goede balans tussen harmonisatie ter bevordering van de digitale
interne markt en voldoende nationale beleidsvrijheid die recht doet aan nationale
omstandigheden. Nederland beschikt over een zeer goede digitale infrastructuur en
wil deze koppositie behouden met instrumenten die hiervoor passend zijn. In dat licht
zal Nederland een standpunt bepalen over het verwachte voorstel voor de herziening
van de richtlijn kostenreductie breedband en dit inbrengen in de onderhandelingen
over deze richtlijnherziening. In tegenstelling tot de aanbeveling en de toolbox die
een niet-bindend karakter hebben, is de richtlijn kostenreductie breedband bindende
Europese wetgeving, waarover een afzonderlijk oordeel wordt geveld dat zal worden
meegenomen in de positie die Nederland inneemt in de daarop volgende onderhandelingen
over het voorstel. Bovendien maakt Nederland nu reeds een nadrukkelijk voorbehoud
dat wij met de toolbox niet willen voorsorteren op de richtlijnherziening, hetgeen
Nederland actief zal uitdragen. Wanneer de herziening kostenreductie breedband wordt
gepubliceerd door de Commissie zal het kabinet dan ook een apart BNC-fiche opstellen
waar de subsidiariteit van het concrete voorstel tot herziening zal worden getoetst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Fiche: Aanbeveling toolbox connectiviteit (breedband en 5G)
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-Fiche: Aanbeveling toolbox
connectiviteit (breedband en 5G) en de Nederlandse beoordeling van het voorstel. Kan
de Staatssecretaris aangeven met welke partijen zij heeft overlegd alvorens tot een
standpunt te komen? Wat hebben deze partijen ingebracht? Welke van deze input neemt
de Staatssecretaris mee naar Brussel?
Met zowel marktpartijen als gemeenten voer ik doorlopend overleg over connectiviteitsvraagstukken.
Ik neem deze verschillende zienswijzen waar passend mee in de standpuntbepaling. Mijn
inzet in Brussel is gericht op een soepele uitrol van vaste en mobiele netwerken waarbij
er voldoende ruimte is voor Nederland om op nationaal niveau voorspoedig stappen te
zetten en tevens goed rekening wordt gehouden met de impact van deze uitrol voor de
openbare ruimte.
Hoe verwacht de Staatssecretaris dat andere lidstaten met de Aanbeveling zullen omgaan?
Is er een risico dat andere lidstaten de aanbeveling niet of anders volgen dan Nederland
dat doet? Zo ja, welke lidstaten zijn dit? Wat zou dat betekenen voor het investeringsklimaat
van Nederland binnen en in concurrentie met andere EU-lidstaten?
In vergelijking met andere lidstaten beschikt Nederland over een goede vaste en mobiele
digitale infrastructuur. Ik vind het belangrijk dat Nederland deze goede positie behoudt.
Diverse lidstaten hebben een grotere connectiviteitsuitdaging waaraan de aanbeveling
kan bijdragen. Hoe andere lidstaten met de aanbeveling omgaan zal duidelijker moeten
worden via de samenwerking tussen de lidstaten in de werkgroep voor de ontwikkeling
van de toolbox. Nederland neemt als één van de EU-lidstaten deel in deze werkgroep.
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de toolbox connectiviteit waar deze Aanbeveling
op ziet zowel draadgebonden (bijvoorbeeld glasvezel) als draadloze (bijvoorbeeld 5G)
connectiviteit omvat? Deze leden zijn bovendien benieuwd of de toolbox technologieneutraal
is, dat wil zeggen dat de markt zelf kan bepalen welke technologie of netwerkarchitectuur
wordt gebruikt.
Het eerste deel van de toolbox richt zich op het verlagen van de kosten en het versnellen
van de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit. Dit deel ziet op zowel draadgebonden
als draadloze connectiviteit. Het tweede en derde deel van de toolbox gaan over frequentiespectrum
en richten zich op respectievelijk tijdige en investeringsvriendelijke toegang tot
het 5G radiospectrum en het verbeteren van de coördinatie inzake de toekenning van
spectrum voor grensoverschrijdend gebruik. Dit tweede en derde deel zien op draadloze
connectiviteit.
Technologieneutraliteit is steeds een uitgangspunt in de Europese en Nederlandse regelgeving
rond telecommunicatienetwerken. Dat geldt ook voor deze toolbox.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Aanbeveling als tussenstap een roadmap per
lidstaat over de implementatie van de toolbox benoemt. Wat is het karakter van deze
roadmap? Hoe verhoudt de «vrijheid» van een aanbeveling zich tot een implementatieplicht
via een roadmap?
Deelname aan de toolbox heeft een vrijwillig karakter en de uitkomsten die zullen
worden opgeleverd zijn niet-bindend. Dat geldt ook voor het stappenplan voor de uitvoering
van de toolbox. Het kabinet ondersteunt de intenties van de Aanbeveling en neemt dus
op vrijwillige basis deel aan de ontwikkeling en uitvoering van de toolbox.
De leden van de CDA-fractie lezen in het BNC-Fiche dat «bij dit proces tussen lidstaten
en de Commissie waar relevant Body of European Regulators for Electronic Communications
(BEREC) en de Radio Spectrum Policy Group (RSPG) worden betrokken». Wat is de precieze
rol van BEREC en ISPG?
BEREC is het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie.
Maatregelen die uit de toolbox voortvloeien kunnen gevolgen hebben voor de regelgevende
instanties, bijvoorbeeld als er veranderingen optreden in de manier waarop geschillen
worden beslecht. Gedurende de ontwikkeling van de toolbox vindt daarom op Europees
niveau afstemming plaats met BEREC. In Nederland onderhoudt het ministerie regelmatig
contact met de Autoriteit Consument en Markt (ACM), die deelneemt in veel BEREC-werkgroepen.
BEREC heeft geen besluitvormende rol bij de ontwikkeling van de toolbox.
De Radio Spectrum Policy Group (RSPG) is een adviesorgaan dat de Europese Commissie
adviseert over spectrumbeleid. Inzet in de RSPG wordt geleverd door de lidstaten.
De RSPG heeft een adviserende rol bij die onderdelen van de toolbox die raken aan
spectrumbeleid. Het gaat daarbij met name om het tweede en derde deel van de toolbox.
De leden van de CDA-fractie lezen dat lidstaten worden opgeroepen om voorafgaand aan
een frequentieverdeling een «Peer Review» aan te vragen. De leden delen het standpunt
van het kabinet ten aanzien van de rapportageverplichting bij de peer review workshop.
Het is goed dat het kabinet doorvraagt naar de toegevoegde waarde hiervan.
De leden van de CDA-fractie constateren dat eerder deze maand de ministeriële regeling veiligheid en integriteit telecommunicatie is gepubliceerd, met aanvullende beveiligingsmaatregelen voor de aanbieders van mobiele
netwerken. In hoeverre zijn deze maatregelen in lijn met de 5G toolbox, en nemen andere
lidstaten vergelijkbare stappen?
De 5G-toolbox vormt een gemeenschappelijk instrumentarium van zowel strategische als
technische maatregelen die EU-lidstaten kunnen nemen om de veiligheidsrisico’s bij
5G te beheersen. De concept-ministeriële regeling veiligheid en integriteit telecommunicatie stelt regels met betrekking tot de door telecomaanbieders te treffen aanvullende technische
en organisatorische beveiligingsmaatregelen en geeft daarbij voor de Nederlandse situatie
invulling aan de technische maatregelen zoals deze zijn gesteld in de Europese 5G-toolbox.
Zoals uit het voortgangs-implementatierapport van de toolbox9 blijkt, zijn er buiten Nederland ook andere lidstaten die al de nodige maatregelen
op het gebied van technische en organisatorische hebben genomen. Ook de komende tijd
zullen veel lidstaten bezig zijn om deze (aanvullende) maatregelen te treffen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat telecommunicatiebedrijf Inmarsat gebruik
maakt van het satellietgrondstation in Burum voor het satellietverkeer voor de scheepvaart
wereldwijd. Ook het contact met de Radio Medische Dienst verloopt via Burum. Wat is
de status van de gesprekken tussen de Staatssecretaris en Inmarsat over een oplossing
voor de situatie waarin de 3,5 GHz-frequentieband, waar Inmarsat gebruik van maakt,
beschikbaar moet komen voor 5G?
Over dit onderwerp informeer ik uw Kamer op korte termijn per Kamerbrief.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de dit jaar opgerichte Taskforce Digitale
Connectiviteit van het Ministerie van EZK, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en gemeenten ertoe dient gemeentes te voorzien van praktische handvatten en de harmonisatie
van lokaal graaf- en antennebeleid te bevorderen. Hoe staat de Staatssecretaris er
tegenover om ook de telecomsector uit te nodigen voor deelname aan deze Taskforce?
In welke mate denkt zij dat de aanleg van telecomnetwerken in Nederland kan worden
bespoedigd, wanneer de voorwaarden en tarieven die gemeenten hanteren voor het aanleggen
en beheren van deze netwerken verder worden geharmoniseerd en kosten worden verlaagd?
Met welke bestaande en nieuwe instrumenten zou dat kunnen?
De taskforce is een gezamenlijk initiatief van gemeenten/VNG en mijn ministerie. De
taskforce wil gezamenlijk kansen en uitdagingen aanpakken om de aanleg van nieuwe
(vaste en mobiele) telecomnetwerken soepel te laten verlopen. Ik verwijs verder naar
het antwoord op de vragen van de VVD-fractie. Ook de telecomsector wordt betrokken
bij het uitwerken van dergelijke producten om tot een gedragen resultaat te komen,
zoals nu ook gebeurt bij het actualiseren van de voorbeeldnota gemeentelijk antennebeleid.
Daarnaast vindt een aantal keer per jaar het antennebeleidsoverleg plaats, waarin
ik met gemeenten en mobiele telecomproviders spreek over antennebeleidsvraagstukken.
Tegelijkertijd verwacht ik van de telecomsector dat zij zich meer zullen inspannen
om, binnen de mogelijkheden van de mededingingsregels en de praktische uitvoerbaarheid,
de aanleg van nieuwe netwerkelementen beter op elkaar af te stemmen om de impact op
de openbare ruimte te beperken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat