Brief regering : Open standaarden en ICT-markt in de zorg
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 233
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2020
Samen met het zorgveld zet ik stappen naar de juiste zorginformatie op de juiste plek
op het juiste moment. Een goed werkend informatiestelsel is een belangrijke voorwaarde
voor goede zorg. Het informatiestelsel moet zorgverleners in staat stellen om gemakkelijk
de juiste gegevens met elkaar en met de patiënt te delen. Burgers en patiënten moeten
regie kunnen nemen op hun zorg en zorginformatie. Een stelsel met een open, decentrale
inrichting en een ICT-markt waarin sprake is van een gelijk speelveld voor ICT-leveranciers,
draagt hier aan bij. In deze brief schets ik u het stelsel dat ik voor ogen heb.
Met deze brief geef ik uitvoering aan een aantal moties uit het algemeen overleg Gegevensuitwisseling
van 9 oktober 2019. Het gaat onder andere om de motie van het lid Hijink1 over open standaarden en koppelingen voor gegevensuitwisseling. Vanwege de samenhang
tussen een informatiestelsel met open standaarden en een transparante en concurrerende
zorg-ICT-markt, geef ik met deze brief tevens uitvoering aan de motie van het lid
Ploumen (PvdA) c.s.2 over maatregelen voor de ICT-markt in de zorg. In deze brief ga ik ook in op de motie
van het lid Van den Berg3 over uitbreiding van de set aan basiseisen voor gegevensuitwisselingssystemen. Aanvullend
hierop heeft uw Kamer tijdens een Verslag van een Algemeen Overleg (VAO) Gegevensuitwisseling
(Handelingen II 2020/21, nr. 21, VAO Gegevensuitwisseling/Gegevensbescherming/ICT/E»-health/Slimme
zorg/Administratieve lasten) de motie van de leden van den Berg en Kerstens4 aangenomen ten aanzien van mijn beleid rond ICT-kosten en de analyse van generieke
functies en gemeenschappelijke publieke voorzieningen.
Verder informeer ik u over eerder gedane toezeggingen, zoals het beleggen van het
publiek houderschap op het beheer van informatiestandaarden5 en de mogelijkheden van het Covid-portaal van Philips. Ook geef ik invulling aan
de toezegging hoe ik de keuzemogelijkheid voor zorginstellingen wil vergroten en belemmeringen
voor toetredende leveranciers wil wegnemen.
Mijn voorganger heeft u deze brief al eerder toegezegd, maar vanwege de uitbraak van
Covid-19 heb ik de invulling hiervan moeten uitstellen.
Allereerst zal ik de aanleiding schetsen voor deze brief en het belang van een open
informatiestelsel. Daarna schets ik het beleid wat reeds in uitvoering is en aanvullende
maatregelen die ik wil nemen om het gewenste open stelsel te realiseren.
Aanleiding
Het huidige informatiestelsel om gegevens uit te wisselen is nog onvoldoende open.
Gebrek aan openheid is bijvoorbeeld te zien bij infrastructuren die weliswaar gebruik
maken van open standaarden, maar toch één technische voorziening aanwijzen voor het
transport van gegevens. Deze exclusieve verwijzing beperkt de keuzevrijheid van zorgverleners
voor andere voorzieningen en beperkt het gelijke speelveld van leveranciers omdat
het producten van andere leveranciers uitsluit.
Het komt voor dat door ICT leveranciers bedrijfseigen en gesloten standaarden worden
toegepast, wat andere leveranciers en oplossingen uitsluit, leidend tot afhankelijkheid
van de leveranciers. Voor het gebruik van gesloten standaarden moet door andere ICT-leveranciers
licenties worden betaald. Dit zet een rem op de interoperabiliteit en innovatie en
resulteert in hoge kosten en onvoldoende keuzevrijheid.
Er zijn veel voorbeelden van zorgdossier systemen van ICT leveranciers die niet «open»
zijn: systemen van andere ICT-leveranciers krijgen alleen tegen hoge kosten toegang
tot de gegevens in die dossiersystemen. De leveranciers specificeren simpelweg niet
hoe de gegevens benaderd kunnen worden door andere systemen. Hergebruik en gegevensuitwisseling
worden daardoor geremd, net als innovatie.
Gebrek aan openheid is ook zichtbaar met betrekking tot adres- en capaciteitsgegevens
in infrastructuren. Deze gegevens zijn nodig om bijvoorbeeld verwijzingen bij de juiste
zorgverlener af te leveren. Concurrerende leveranciers krijgen in de praktijk geen
toegang tot deze adressen en kunnen er dan ook geen berichten afleveren. Daarmee worden
deze leveranciers afgeschermd en wordt de interoperabiliteit gehinderd.
Uitgangspunten
Onder mijn regie wordt gewerkt aan zorg brede afspraken over standaardisatie van de
informatievoorziening in de zorg. Dit betekent dat er voor verschillende aspecten
van het informatiestelsel gekozen wordt uit de standaarden die hier van toepassing
zijn. Deze keuzes zijn noodzakelijk om de interoperabiliteit6 van ICT-systemen en gegevensuitwisseling te verbeteren en te versnellen. Deze standaardisatie
afspraken moeten gebaseerd worden op (internationale) open standaarden7 in plaats van op bedrijfs-eigen of gesloten standaarden. Ik zie de volgende uitgangspunten
bij het streven naar deze openheid:
Interoperabiliteit
Het gebruik van open standaarden is een belangrijke voorwaarde voor interoperabiliteit
en versnelling van de gegevensuitwisseling. Dit zorgt voor eenduidige koppeling van
ICT-systemen onderling die tegelijkertijd de ICT-markt en innovatie stimuleert. Het
geeft bestaande en nieuwe ICT-leveranciers helderheid over de eisen waaraan voldaan
moet worden. Leveranciers kunnen hun producten hierop (door)ontwikkelen en beter toegang
krijgen tot de zorg ICT-markt; toetredingsbarrières nemen hierdoor af. Dominante marktposities
en monopolisering (verworven door beperkend gedrag of afhankelijkheid van leveranciers),
die vaak een hindernis vormen voor interoperabiliteit, worden zo tegengegaan.
Zeggenschap en herbruikbaarheid data
Zorgverleners moeten zeggenschap hebben over de toegang tot zorggegevens, zodat deze
hergebruikt kunnen worden in ICT-systemen naar hun keuze. Door hergebruik van zorggegevens
kan de kwaliteit van zorg verbeterd worden en kunnen administratieve lasten worden
verlaagd. Denk hierbij aan hergebruik ten behoeve van het overdragen en verwijzen
van cliënten, netwerkzorg, beslissingsondersteuning en gepersonaliseerde zorg. Uiteraard
moeten hierbij privacy en het beroepsgeheim in acht worden genomen.
Keuzevrijheid en betaalbaarheid
Het gebruik van open standaarden draagt ook bij aan keuzevrijheid in het kunnen selecteren
van verschillende leveranciers en systemen en daarmee ook de betaalbaarheid voor zorgaanbieders.
Zij moeten hun verantwoordelijkheid voor een goede ICT-ondersteuning kunnen invullen
en daartoe kunnen kiezen uit verschillende oplossingen, met een voorspelbaarheid dat
deze verschillende functionaliteiten of systemen wel aansluiten op elkaar.
Transparante werking van systemen
De toepassing van open standaarden bevordert ook transparantie over de werking van
het informatiestelsel; cliënten en zorgverleners kunnen vertrouwen op het stelsel
omdat helder is hoe dit stelsel werkt. Zorgverleners kunnen zo beter sturing geven
aan de doorontwikkeling van technische oplossingen, wat de kwaliteit ervan ten goede
zou moeten komen.
Decentraal, tenzij
Het motto in dit stelsel is «decentraal, tenzij». Waar mogelijk streef ik naar een
divers aanbod van decentrale (commerciële) technische oplossingen. Hierdoor ontstaat
keuzevrijheid en worden kwetsbare zwakke schakels in het informatiestelsel en in de
infrastructuur (zoals één landelijke opslag van data) vermeden.
Tenzij een centrale voorziening, om goede redenen, een betere oplossing is...
Zoals de motie Van den Berg ook stelt, is er in het zorgveld behoefte aan gemeenschappelijke
voorzieningen. De komende periode verken ik met het veld en experts welke voorzieningen
dit kunnen zijn en welke afwegingen ik daarbij kan maken.
Oorzaken van onvoldoende openheid van het stelsel
Onvoldoende regie op standaardisatie
Het onvermijdelijke gevolg van gebrek aan regie op standaardisatie is geweest dat
veel (delen van) ICT-systemen als maatwerk zijn gebouwd. Deze systemen kunnen op zich
zelf goed functioneren, maar ondersteunen de interoperabiliteit beperkt. Het vermijden
van maatwerk blijkt ingewikkeld, omdat zorgbrede afspraken over taal en techniek op
veel gebieden nog ontbreken en onvoldoende op open standaarden gebaseerd zijn. Dit
heeft dus ook te maken met variatie in dossiervoering tussen zorgverleners en in de
wijze waarop informatie geregistreerd wordt.
In projecten waar wel gebruik gemaakt van internationale open standaarden, wordt er
bij implementatie soms te veel van deze standaarden afgeweken, volgens internationale
ICT leveranciers. Deze standaarden worden dan bijvoorbeeld te sterk aangepast aan
de Nederlandse praktijk. Investeringen moeten daardoor in de (relatief kleine) Nederlandse
zorgmarkt terugverdiend worden. Dit remt ook de toetreding van nieuwe internationale
leveranciers. In de Taskforce Samen Vooruit (VNO NCW/ICT-leveranciers) en het programma
Twiin (Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie: Vzvz) wordt door zorgaanbieders
en bedrijfsleven gesproken over mogelijke oplossingsrichtingen.
Onvoldoende transparantie in de markt
De zorg ICT-markt lijkt nu onvoldoende transparant en onvoldoende competitief. Onafhankelijke
kosten- en prestatievergelijkingen van ICT-systemen zijn nodig om zorgaanbieders inzicht
te kunnen bieden in reële marktprijzen voor vergelijkbare functionaliteiten. Zorgaanbieders
kunnen nu moeilijk controleren of zij een eerlijke prijs betalen en of leveranciers
voldoen aan afspraken rondom bijvoorbeeld open standaardisatie. Zorgaanbieders moeten
hier nu zelf onderzoek naar doen, waar vaak niet de expertise voor in huis is.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is een sectoronderzoek gestart naar informatiesystemen
en gegevensuitwisseling in de ziekenhuiszorg en de technische en commerciële strategieën
die marktpartijen hanteren. Eind 2020 wordt een eerste marktverkenning afgerond; de
ACM wil de sectorstudie in de loop van 2021 afronden. Zodra deze studie is afgerond
kan ik bezien of er vanuit het perspectief van gegevensuitwisseling aanleiding is
voor (verdere) interventie in de zorg ICT-markt.
Gebrek aan zeggenschap over toegang tot zorggegevens
Op dit moment zijn er geen (effectieve) afspraken tussen zorgaanbieders en ICT-leveranciers
rondom de zeggenschap van zorgaanbieders over zorggegevens. Door het gebrek aan het
gebruik van open standaarden zit data vaak op niet-gestandaardiseerde manieren in
dossiersystemen van zorgaanbieders opgeslagen. ICT-leveranciers hebben onvoldoende
prikkels om de toegang tot zorggegevens te specificeren en aan andere leveranciers
te verschaffen. Hierdoor kunnen zorggegevens binnen de wettelijke randvoorwaarden
niet worden uitgewisseld met andere zorgaanbieders.
Doelstellingen en aanpak
Over de wijze waarop ik bovenstaande constateringen wil adresseren zal ik hieronder
ingaan. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Ploumen c.s.8 die verzoekt om aan te geven welke acties ik ga inzetten ter bevordering van het
gebruik van open standaarden en een open ICT-markt in de zorg.
Mijn aanpak laat zich onderverdelen in een vijftal thema’s:
– Uniforme afspraken om interoperabiliteit te realiseren;
– Regie op open standaardisatie versterken;
– Bevorderen van gelijk speelveld, innovatie en vraaggerichtheid;
– Zeggenschap en deblokkeren zorggegevens;
– Mitigeren van zwakke schakels in de infrastructuur.
Uniforme afspraken voor interoperabiliteit
Bestaande en nieuwe ICT-systemen en infrastructurele oplossingen moeten aan uniforme
afspraken over taal en techniek gaan voldoen. Normering zie ik als het aangewezen
middel. Hiermee geef ik ook uitvoering aan de motie Van den Berg over uitbreiding
van de set aan basiseisen voor gegevensuitwisselings-systemen.
Met het wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz), dat op
dit moment voor advies bij de Raad van State ligt, wordt voorgesteld per gegevensuitwisseling
normen verplicht te stellen die aangeven aan welke standaarden de gegevensuitwisseling
moet voldoen. De normen moeten op grond van wereldwijde normeringsafspraken aansluiten
bij open internationale standaarden. ICT-producten zullen hierop gecertificeerd worden.
De verwachting is dat de Wegiz op deze manier bijdraagt aan een open ICT-markt in
de zorg. Dit en meer licht ik verder toe in mijn brieven over het wetsvoorstel elektronische
gegevensuitwisseling in de zorg.
Ik wil ook normen laten ontwikkelen voor zogenaamde generieke functies die voor alle
gegevensuitwisselingen nodig zijn, zoals identificatie, authenticatie en autorisatie.
Deze normen (in combinatie met certificering) zullen ook gelden voor bestaande landelijke
infrastructurele voorzieningen zoals het LSP, zodat deze aantoonbaar passen in het
open stelsel en alternatieve decentrale systemen kunnen worden aangesloten. De totstandkoming
en verplichting van deze normen maakt ook deel uit van het programma elektronische
gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz). Hiermee geef ik uitvoering aan de motie Hijink.
Privaatrechtelijke normen kunnen ook effectief zijn zonder wettelijke verplichting.
Zo heeft het project Veilige e-mail (voorafgaand aan de Wegiz) geresulteerd in een
nieuwe NEN-norm en technische afspraken tussen de relevante ICT-leveranciers. De eerste
zes leveranciers zijn inmiddels gecertificeerd. Alle zorgverleners die klant zijn
bij deze leveranciers kunnen hierdoor nu veilig onderling communiceren. «Veilige mail»
is zo een goed voorbeeld dat ik navolging geef in mijn samenwerking met ICT-leveranciers.
Regie op open standaardisatie
Op dit moment ontbreekt afdoende regie op open standaardisatie. Zoals gezegd is er
soms discussie over de mate waarin open (internationale) standaarden aangepast worden
aan de Nederlandse praktijk.
Daarom kies ik onder de Wegiz ook voor normontwikkeling binnen de NEN-spelregels:
deze borgen dat standaarden die in het stelsel gebruikt worden ook daadwerkelijk open
zijn, vrij van licenties en niet onnodig veel van de internationale standaarden afwijken.
Als aanvullende maatregel overweeg ik een publieke houder van het standaarden stelsel
aan te stellen, die hierop kan toezien. Ik zal u in het voorjaar nader informeren
over inrichting van dit houderschap.
Bevorderen gelijk speelveld, innovatie en vraaggerichtheid
Alle hiervoor genoemde maatregelen dragen ook bij aan het creëren van een open en
gelijker speelveld voor leveranciers. Dit biedt echter geen garantie dat de zorg ICT-markt
ook daadwerkelijk in beweging komt. In lijn met de motie van de leden van den Berg
en Kerstens zal ik daarom aanvullend de volgende nieuwe initiatieven nemen, te verdelen
in drie lijnen:
1. Stimuleren van mogelijkheden voor nieuwe toetreders;
2. Versterken en vergroten van invloed van klanten op leveranciers, en;
3. Uitgaven aan ICT in de zorg in balans brengen met de maatschappelijke functie ervan.
1. Stimuleren van mogelijkheden voor nieuwe toetreders
Om de juiste interventies te identificeren wil ik de situatie op de zorg ICT-markt
nader onderzoeken. Zoals ik eerder in deze brief al aangaf is de ACM onlangs een sectoronderzoek
gestart naar informatiesystemen en gegevensuitwisseling in de ziekenhuiszorg en de
technische en commerciële strategieën die marktpartijen hanteren. Eind 2020 wordt
een eerste marktverkenning afgerond. Begin 2021 zal ik mij, onder andere op basis
van deze marktverkenning, samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK), bezinnen over te nemen stappen. De ACM wil de sectorstudie in de loop van 2021
afronden. Zoals toegezegd in het AO gegevensuitwisseling van 8 oktober jl. (Kamerstuk
27 529, nr. 221) zal ik uw Kamer over de uitkomsten van het sectoronderzoek informeren.
Via de Taskforce Samen Vooruit, een initiatief door VNO-NCW, MKB-Nederland en het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), stimuleer ik samenwerking
tussen ICT-leveranciers. Deelnemende partijen hebben aangegeven te willen concurreren
op basis van open standaarden en niet op de toegankelijkheid van data. De deelnemers
van de Taskforce werken onder andere samen aan technische afspraken ten aanzien van
bijvoorbeeld zorgadressen en beelduitwisseling. Deze technische afspraken vormen input
voor NEN normen, zodat ook (nog) niet betrokken leveranciers kunnen aansluiten en
profiteren. Dit naar voorbeeld van het hiervoor genoemde «veilige mail».
Naar verwachting wordt in december de eerste set van technische afspraken (voor beelduitwisseling)
gepubliceerd voor publieke consultatie. Eind 2021 moeten deze afspraken ten uitvoer
zijn gebracht door betrokken ICT-leveranciers, waardoor de zorgverleners die van hun
ICT-producten gebruik maken, landelijk medische beelden kunnen uitwisselen. In deze
ontwikkeling wordt aangesloten bij het programma Twiin van Vzvz en geleerd van de
ervaringen met het Covid 19-portaal van Philips en vergelijkbare portalen. Zoals toegezegd
zal ik u over deze ontwikkelingen blijven informeren.
2. Versterken en vergroten van invloed van klanten en gebruikers
De zorg is complex en kent vele processen en beroepsgroepen en daarmee ook een zeer
diverse vraag naar ICT-ondersteuning. Een gevarieerd ICT-aanbod vanuit voldoende leveranciers
past hierbij.
Dit vraagt om goede sturing op het ICT-aanbod vanuit gebruikers, zorgverleners en
cliënten. Deze sturing is nog niet overal aanwezig: veel zorgverleners geven aan onvoldoende
invloed te hebben op de ICT-ontwikkeling door hun leveranciers. Daarom zet ik in op
het versterken van de gebruikerssturing op ICT-innovatie en implementatie.
Het doel is een ICT-aanbod dat aantoonbaar voldoet aan de gebruikerseisen, door testen
en beproeving in de zorgpraktijk en waar nodig door certificering. Daartoe werk ik
zoals hierboven beschreven aan normering met sterke inbreng door zorgverleners, onder
andere in het kader van de Wegiz. Verder bevorder ik versterking en professionalisering
van de ICT-gebruikers. Daartoe voer ik overleg met dokters met kennis van ICT en zorg
ICT-specialisten (CMIO’s, CIO’s, CNIO’s9), gebruikersverenigingen en regionale samenwerkingsverbanden. Ik ga nader verkennen
hoe ik deze gebruikersgroepen meer positie kan geven in het stelsel. Dit doe ik bijvoorbeeld
al met Stichting LEGIO, die het gezamenlijk overleg organiseert tussen gebruikersorganisaties
uit de huisartsenzorg en hun ICT-leveranciers. Het Informatieberaad Zorg is als hoogste
bestuurlijke vertegenwoordiging de tafel waar ik sector brede en generieke thema’s
rondom gegevensuitwisseling in de zorg bespreek. In voorkomende gevallen kan ik als
Minister knopen doorhakken.
De afgelopen periode heb ik op verschillende manieren meer regie genomen om te komen
tot een uitbreiding van de eerste set aan basiseisen voor leveranciers en een duurzaam
stelsel en werkende oplossingen in de praktijk. Daarmee uitvoering gevend aan de motie
van het lid van den Berg (Kamerstuk 27 529, nr. 199). Zo stimuleer ik beroepsverenigingen, koepels en andere samenwerkingsverbanden om
gezamenlijke (vaak generieke) eisen aan ICT en systemen op te stellen, zowel op het
gebied van gegevensuitwisseling als van het dagelijkse gebruik van bijvoorbeeld registratiesystemen.
Boven die minimale (generieke) eisen moeten individuele afnemers ook eigen afspraken
kunnen blijven maken. De technische invulling van deze kwaliteitseisen kan door het
veld in kwaliteitsstandaarden, informatiestandaarden en in NEN-normen worden uitgewerkt.
Voor specifieke NEN-normen die ik wettelijk verplicht, neem ik de ontwikkelkosten
op me. Ik roep zorgprofessionals op om actief een inbreng te leveren.
Daarnaast voer ik elk kwartaal bestuurlijk overleg met (een vertegenwoordiging van)
ICT-leveranciers om voortgang op gemaakte afspraken en de implementatie van open standaarden
te bespreken. Voorstellen om gegevensuitwisseling te verbeteren zijn vaak sneller
bedacht dan uitgevoerd. In de praktijk lopen leveranciers tegen allerlei tekortkomingen
en praktische uitvoeringsproblemen aan. Voorheen was het gebruikelijk dat iedere leverancier
hiervoor in overleg met eigen klanten maatwerk oplossingen zocht. Om gegevensuitwisseling
te versnellen moet dit in elk geval gezamenlijk, maar ook onder regie gebeuren en
in goed overleg met verenigde leveranciers en zorgverleners. Zo kan er snel gereageerd
worden op signalen van leveranciers en door zorgverleners gedragen keuzes gemaakt
worden.
Aanvullend neem ik het initiatief om in gesprek te gaan met zorgverzekeraars en het
veld om, waar mogelijk en binnen de kaders van de wet- en regelgeving, sterkere samenwerking
bij de inkoop van ICT te organiseren. De relatie tussen meldingen van medicatiefouten
en mogelijke verbeterpunten in ICT-systemen.
Het RIVM en het Amsterdam UMC hebben in een eerder met u gedeeld onderzoek gewezen
op vermijdbare medicatiefouten door betere informatie-uitwisseling en gebruik van
ICT-systemen10. Op basis van bijvoorbeeld het in dit onderzoek benoemde meetinstrument zouden verdere
eisen ontwikkeld kunnen worden.
3. Uitgaven aan ICT in de zorg en de maatschappelijke functie ervan.
Het is wenselijk dat ICT-leveranciers in de zorg aan dezelfde transparantieverplichtingen
gaan voldoen als de sector waarvoor ze werken. Ik heb ICT-leveranciers eerder aangesproken
op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid als het gaat om het delen van data, het
verdienmodel en het meewerken aan de maatschappelijke doelstelling van de zorg. Dit
levert echter nog niet het gewenste resultaat op.
Ik zet daarom in op een aantal aanvullende acties. Allereerst ben ik voornemens leveranciers
te binden aan maatschappelijke normen en waarden van de Nederlandse gezondheidszorg
middels een manifest of een convenant. Samen met werkgeversorganisaties en samenwerkingsverbanden
kan de sector zelf een signaal hierover afgeven. Hiernaast verken ik meer dwingende
maatregelen tegen de «commerciële en technische strategieën» die ICT-leveranciers
kunnen hanteren om concurrentie te beperken.
Ik wil bezien of we met wetgeving excessen in de zorg-ICT kunnen voorkomen en hiermee
ondoelmatige besteding van zorggelden tegengaan. Zoals we in Nederland «dure geneesmiddelen»
beoordelen op toegevoegde waarde en kosteneffectiviteit, kan ICT in de zorg ook een
dergelijke beoordeling ondergaan. Daarbij wil ik laten onderzoeken welke mogelijkheden
er zijn om kosteneffectiviteit zeker te stellen zonder daarbij innovatieprikkels bovenmatig
te schaden. Zo wil ik volledig juridisch advies over de huidige en toekomstige mogelijkheden
die ons Nederlandse en Europese recht biedt. Uiteraard in goed overleg met de Staatssecretaris
van EZK en de Europese Commissie. Ik informeer uw Kamer, zoals toegezegd, in de eerste
helft van 2021 over de kosten van ICT in de zorg.
Zeggenschap en deblokkeren zorggegevens
Zoals gezegd streef ik er naar dat zorgverleners zeggenschap hebben over de toegang
tot zorggegevens, zodat deze hergebruikt kunnen worden in ICT-systemen naar hun keuze.
Dat wil ik bereiken door afspraken te maken over taal en techniek en de implementatie
van deze afspraken te stimuleren. Zo stimuleer ik via de VIPP-regelingen onder andere
de implementatie van zorginformatiebouwstenen (ZIB’s) en aansluiting op het MedMij
afsprakenstelsel. De implementatie van de ZIB’s ten behoeve van de uitwisseling tussen
zorgverleners blijkt echter kostbaar, omdat de zeggenschap van zorgverleners hierop
nog beperkt is en de zorggegevens nog opgesloten zitten in dossiersystemen.
Het vergroten van de herbruikbaarheid is van grote betekenis voor modernisering van
zorgprocessen en informatievoorziening. In juni 2020 besprak het Informatieberaad
een advies met betrekking tot twee verschillende vormen van informatie-uitwisseling:
een aanbod- en een vraag gedreven uitwisseling. In andere sectoren (banken, verzekeraars
en dienstverlening) is de transitie naar een meer vraaggerichte informatievoorziening
al grotendeels gemaakt.
Denk hierbij aan de dienstverlening van app’s en mobiele toepassingen. Daardoor hebben
burgers meer regie gekregen en zijn administratieve lasten teruggedrongen. Deze innovatie
kan alleen effectief plaatsvinden wanneer zorggegevens volgens afspraken ontsloten
worden. Het Informatieberaad heeft gevraagd de impact en de transitie naar deze modernere
technologie in beeld te brengen. Dit onderzoek start nog in 2020 en is in de loop
van 2021 afgerond. Ik informeer uw Kamer over de uitkomsten.
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek en juridisch advies wil ik regie nemen
op het deblokkeren van data. Mijn doel is om de zorgverlener (en niet de ICT-leverancier)
te laten bepalen welke app of ICT-systeem toegang zou moeten krijgen tot zorggegevens.
Daarbij moet deze zeggenschap betrekking hebben op het gehele dossier en niet tot
onvoorspelbare kostendrempels leiden. Een mogelijk scenario hierin is het ontwikkelen
van een «gedragscode dataportabiliteit» zoals bedoeld in de AVG of het ontwikkelen
van een norm en wettelijke verplichting voor dataontsluiting zoals de VS en Duitsland
deze kennen.
Geen zwakke schakels in de infrastructuur
In een open decentrale architectuur worden kwetsbare zwakke schakels en de afhankelijkheid
van één of weinig systemen zo veel mogelijk vermeden. Dit betekent bijvoorbeeld dat
niet alle zorginformatie via één enkel knooppunt wordt uitgewisseld. Of dat alle gegevens
op één plek bewaard worden. Dit zou namelijk leiden tot grote afhankelijkheid van
één dienstverlener en tot risico’s voor de continuïteit van zorg en de informatiebeveiliging.
Er kunnen echter goede redenen zijn om, op plekken, van een decentraal stelsel af
te wijken en centrale, gemeenschappelijke voorzieningen in te richten. Ook in deze
gevallen wil ik (een belangrijk deel van) de openheid borgen, door deze voorzieningen
onder publieke sturing te brengen.
In dit kader heeft het Informatieberaad opdracht gegeven voor een analyse naar nut
en noodzaak om voor generieke aspecten zoals identificatie, authenticatie en toestemming
gemeenschappelijke voorzieningen te ontwikkelen dan wel te kiezen voor marktwerking.
Ik bezie deze analyse in het kader van de uitvoering van de motie van de leden Van
den Berg en Kerstens (Kamerstuk 27 529, nr. 222). Ik zal u dan ook voor de zomer van 2021 informeren over de uitkomsten van de analyse.
Verder zal ik de komende maanden bezien hoe ik meer regie en sturing kan nemen op
de landelijke infrastructuur. Hiertoe zal ik een afwegingskader ontwikkelen.
Tot slot
Voor het informatiestelsel zorg en de zorg ICT-markt streef ik naar maximale openheid,
tenzij. Samen met het zorgveld werk ik toe naar een stelsel met open standaarden waarmee
we eenheid in taal en techniek realiseren. Hiermee ontstaat er een gelijker speelveld
tussen ICT-leveranciers hetgeen de innovatie en kostenefficiency in zorg ICT bevordert.
De Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg zal deze eis tot interoperabiliteit
in de nabije toekomst wettelijk borgen.
Er zijn nog behoorlijk wat andere obstakels op weg naar openheid van markt en stelsel
en het mogelijk maken van een versnelling in het elektronisch uitwisselen van gegevens.
Met de geschetste aanpak wil ik marktwerking, innovatie en vraaggerichtheid bevorderen
en spelers op de ICT-markt er meer van doordringen dat zij naast commerciële doelstellingen
ook een maatschappelijke functie vervullen.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.