Brief regering : Toezeggingen over arbitrage in consumentenzaken
27 879 Versterking van de positie van de consument
Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Tijdens het Algemeen Overleg geschilbeslechting en herstelrecht op 20 februari 2020
(Kamerstuk 35 300 VI, nr. 120) heb ik uw Kamer toegezegd in antwoord op een vraag van Kamerlid Van Dam (CDA) schriftelijk
in te gaan op de verschillen tussen de procedure van arbitrage in consumentenzaken,
dat wil zeggen zaken van onbetwiste vorderingen van consumenten, en de procedure in
dit soort zaken voor de overheidsrechter. Ook heb ik in antwoord op een vraag van
Kamerlid Van Nispen (SP) toegezegd te onderzoeken of het arrest van de Hoge Raad van
8 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1731) aanleiding geeft om vanuit het oogpunt van
rechtsbescherming van consumenten maatregelen te treffen. Hierbij zal ik ook de arbitragebepalingen
die in algemene voorwaarden worden opgenomen betrekken.
In zijn algemeenheid sta ik positief tegenover initiatieven voor vormen van (digitale)
alternatieve geschilbeslechting die zien op het bereiken van een snelle, betaalbare
en voor beide partijen bevredigende oplossing. Tegelijkertijd moeten consumenten altijd
bij de overheidsrechter terecht kunnen. Daarom vind ik het belangrijk dat de toegang
tot de overheidsrechter ook in consumentenzaken wordt vereenvoudigd. Bij brief van
4 december 2019 heb ik vijf verbeteringen in de incassoprocedure aangekondigd.1
Ik zal eerst ingaan op arbitrage in consumentenzaken en de reikwijdte van de ambtshalve
toetsing zoals door de Hoge Raad in genoemd arrest bepaald. Vervolgens beantwoord
ik de vragen van de leden Van Dam en Van Nispen. En tot slot ga ik nog kort in op
de verbeteringen in de incassoprocedure bij de overheidsrechter.
Arbitrage en ambtshalve toetsing door de rechter
In de rechtsstaat dienen procedures waarin geschillen worden beslecht, van waarborgen
te zijn voorzien. Arbitrage is een vorm van buitengerechtelijke geschiloplossing die
ook digitaal kan plaatsvinden. Arbitrage levert een rechtsgeldige uitspraak op als
aan alle wettelijke waarborgen is voldaan, maar om het vonnis ten uitvoer te leggen
is er verlof van de overheidsrechter nodig.
Voor arbitrage is een afspraak tussen partijen vereist omdat partijen met hun keuze
voor arbitrage afstand doen van hun recht op behandeling door een overheidsrechter.
In artikel 6:236 onder n BW is bepaald dat een arbitraal beding in algemene voorwaarden
geacht wordt onredelijk bezwarend te zijn, tenzij consumenten een termijn wordt gegund
van tenminste een maand waarin zij ervoor kunnen kiezen het geschil door de overheidsrechter
te laten beslechten. Als een arbitraal vonnis niet wordt nagekomen, kan tenuitvoerlegging
slechts plaatsvinden als de rechtbank daartoe verlof (executoriale titel) heeft verleend
(art. 1062 lid 1 Rv). Een arbitrale uitspraak kan door de rechter onder meer worden
vernietigd als het vonnis tot stand is gekomen in strijd met de openbare orde (art. 1065 Rv).
Bij het verlenen van verlof voor tenuitvoerlegging wordt door de rechter summier aan
deze grond getoetst (art. 1063 Rv).
Binnen de rechtspraak werd verschillend geoordeeld over de reikwijdte van deze summiere
toetsing. Met het oog op rechtseenheid en rechtsgelijkheid heeft de rechtbank Amsterdam
hierover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld
dat de voorzieningenrechter die een verzoek om toestemming tot tenuitvoerlegging van
een arbitraal vonnis in een consumentenzaak beoordeelt, verplicht is om ambtshalve
(zonder dat de consument het hem heeft gevraagd) na te gaan of:
1. het arbitragebeding oneerlijk is in de zin van het Europese consumentenrecht;
2. enig beding op grond waarvan de vordering tegen de consument in het arbitrale vonnis
is toegewezen oneerlijk is in de zin van het Europese consumentenrecht;
3. het arbitragebeding de consument een termijn gunt van ten minste een maand nadat de
wederpartij zich op het arbitragebeding heeft beroepen om er alsnog voor te kiezen
dat het geschil aan de overheidsrechter wordt voorgelegd; en of
4. de consument daadwerkelijk de in het arbitragebeding opgenomen termijn van ten minste
een maand is gegund.
De voorzieningenrechter is dus gehouden te onderzoeken of aan de hiervoor genoemde
voorwaarden is voldaan. Daartoe kan hij bijvoorbeeld overlegging van bepaalde stukken
verlangen, of een toelichting van de verzoeker of de consument vragen. Wanneer aannemelijk
is dat op één of meer van de hiervoor genoemde punten niet voldaan is aan de waarborgen,
moet de voorzieningenrechter het verlof tot tenuitvoerlegging in beginsel weigeren.
Dit betekent dat het arbitrale vonnis niet tegen de consument ten uitvoer kan worden
gelegd.
Beantwoording van de vragen van de leden Van Dam en Van Nispen
Arbiters zijn net als overheidsrechters gebonden aan bepalingen van dwingend recht
of van openbare orde.2 Hieronder valt ook het dwingendrechtelijke nationale en internationale regime van
consumentenbescherming. Tevens gelden voor arbitrale uitspraken voor een belangrijk
deel dezelfde fundamentele beginselen van procesrecht als voor de overheidsrechtspraak.
Het gaat hierbij om het beginsel van hoor en wederhoor (artikel 1039 lid 1 Rv), onafhankelijkheid
en onpartijdigheid (artikel 1033 Rv) en behandeling binnen een redelijke termijn (artikel 1031
lid 2 Rv).
Een uitzondering is het openbaarheidsbeginsel. De behandeling van arbitragezaken en
ook het arbitraal vonnis zijn in de regel vertrouwelijk. Dit is een verschil met de
overheidsrechter. Bij geschillen tussen grote bedrijven en geschillen over internationale
handelsovereenkomsten kan dit voordelen bieden. Doorgaans kiezen bedrijven in onderling
overleg hun arbiters. Bij geschillen tussen bedrijven kan het aantrekkelijk zijn om
geschillen voor te leggen aan een arbiter en een arbitrale uitspraak te ontvangen
die zo uitsluitend bedoeld is voor partijen. Bij consumentengeschillen – waarbij het
om een geschil gaat tussen een bedrijf en een natuurlijk persoon – doen deze voordelen
zich minder voor. Consumenten kiezen doorgaans hun arbiter niet. Arbitrage in consumentenzaken
moet voldoen aan het Europees consumentenrecht. Daar komt bij dat arbitrage in consumentenzaken
anders dan de overheidsrechtspraak vaak (geheel) digitaal plaatsvindt. Dat heeft voor-
en nadelen, afhankelijk van de omstandigheden, situatie en vaardigheden van de consument.
In consumentenzaken komt daarom extra gewicht toe aan transparantie over de gang van
zaken – de informatieplicht – en de mogelijkheid van controle door een overheidsrechter
dat onder andere het Europees consumentenrecht is nageleefd.
Een arbitragebeding (ongeacht of dat is opgenomen in algemene voorwaarden) moet aan
bepaalde voorwaarden voldoen. Als het beding is opgenomen in algemene voorwaarden
geldt een extra voorwaarde. Het arbitragebeding moet de consument erop wijzen dat
tenminste een termijn van een maand wordt gegund om alsnog te kiezen voor een procedure
bij de rechter. De voorzieningenrechter zal het arbitragebeding en het vonnis ambtshalve
hieraan moeten toetsen. Gelet op het hierboven geschetste wettelijk kader en het arrest
van de Hoge Raad acht ik het niet nodig om met het oog op de bescherming van consumenten
nadere maatregelen te treffen.
Vaak worden laagdrempeligheid, snelheid en – in geval van digitale arbitrage – betaalbaarheid
en specifieke deskundigheid van arbiters als voordelen van arbitrage genoemd. Innovatieve
initiatieven van (digitale) geschilbeslechting waarbij de rechtswaarborgen van partijen
zijn gegarandeerd, steun ik van harte. De gerechtelijke procedure en de procedure
van arbitrage hebben ook in consumentenzaken elk hun eigen waarde en betekenis.
Vijf verbeteringen in de incassoprocedure bij de overheidsrechter
In het afgelopen jaar zijn door de rechtspraak vijf verbeteringen van de kantonprocedure
in gang gezet. De stand van zaken met betrekking tot deze verbeteringen is als volgt:
a) snellere doorlooptijden voor onbetwiste vorderingen (14 dagen)
Vanaf 1 april 2020 houden alle rechtbanken in beginsel de norm aan om binnen maximaal
twee weken na de rolzitting uitspraak te doen bij onbetwiste vorderingen. Tijdens
de coronacrisis is de doorlooptijd opgelopen, de verwachting is dat de doorlooptijd
weer terug zal gaan naar het oude niveau.
b) uniform dossier («repeatplayers» krijgen feedback op welke documenten deel uit moeten
maken van dossier voor de kantonrechter)
Vanaf 1 december 2019 krijgen schuldeisers een checklist toegezonden als zij een onvolledig
dossier indienen. De «repeat players» worden tot eind 2020 door de rechtbank in de
gelegenheid gesteld alsnog de ontbrekende documenten aan te leveren. Vanaf 1 januari
2021 zal in zaken van «repeat players» geen bericht meer worden gestuurd en geen verzoek
om aanvullende informatie worden gedaan. Bij een onvolledig dossier van een «repeat
player» kan de rechter de vordering (deels) afwijzen.
c) digitale toegang
Sinds 3 augustus 2020 is bij de rechtbank Rotterdam in samenwerking met twee gerechtsdeurwaarderskantoren
een pilot gestart (digitale communicatie van stukken en berichten). De evaluatie van
deze pilot vindt plaats in het voorjaar van 2021. De pilot zal na zes maanden geevalueerd
worden. Aan de hand van de evaluatie wordt besloten wanneer en onder welke voorwaarde
de digitalisering wordt uitgebreid naar meer rechtbanken.
d) lagere griffierechten (wijziging Wgbz)
Voor vorderingen van 500 euro tot 5.000 euro worden nieuwe griffierechtcategorieën
geïntroduceerd met verlaagde tarieven waarbij de tarieven voor burgers en bedrijven
dichter bij elkaar zijn gebracht. De tarieven voor vorderingen vanaf 5.000 euro worden
verhoogd. Uw Kamer heeft op 10 november 2020 ingestemd met dit wetsvoorstel en een
amendement aangenomen om de tarieven voor vorderingen vanaf een miljoen euro te verhogen.3 Uw Kamer heeft op 8 december een amendement aangenomen (ingediend bij de behandeling
van de begroting van Justitie en Veiligheid) om de verhoging van de tarieven pas te
laten ingaan voor vorderingen vanaf 12.500 (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 86).
e) begrijpelijke eis en dagvaarding
De rechtspraak is samen met de deurwaarders een project gestart om de dagvaarding
begrijpelijker te maken en tegelijkertijd juridisch sluitend te laten zijn. Naar verwachting
zal begin 2021 de conceptversie van een nieuw type dagvaarding die makkelijker leesbaar
is (ter consultatie) worden gepubliceerd. Tot die tijd verstrekken deurwaarders een
bijsluiter die de implicatie van de dagvaarding toelicht.
Tot slot
Het is van belang voor rechtszoekenden dat er mogelijkheden zijn om onbetaalde rekeningen
betaald te krijgen. Voor gedaagden is het van belang dat zij zich kunnen verweren
tegen onterechte vorderingen en hun verhaal kunnen doen bij betalingsonmacht. Dat
kan via gerechtelijke procedures, waar door de rechtspraak gewerkt wordt aan diverse
verbeteringen van de kantonprocedure en wordt geëxperimenteerd met digitale toegang
tot de kantonrechter. Dat zijn positieve ontwikkelingen die rechtszoekenden (bedrijven
en consumenten) ten goede komen. Maar ook via de procedure van buitengerechtelijke
geschiloplossing zoals arbitrage in consumentenzaken, dient de rechtsstatelijke waarborging
op orde te zijn. De voorzieningenrechter ziet hierop toe bij het verlenen van verlof
tot tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen. Met de uitspraak van de Hoge Raad heeft
de voorzieningenrechter daarvoor een duidelijk kader gekregen. Dat schept duidelijkheid
en zekerheid. Ik volg de ontwikkelingen rond alternatieve geschilbeslechting in consumentenzaken
met belangstelling en blijf daarbij oog houden voor de vereiste rechtswaarborgen.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming