Brief regering : Voortgang (Ont)Regel de Zorg
29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten
Nr. 452 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Mensen die in de zorg werken, moeten hun kostbare tijd zo veel mogelijk kunnen besteden
aan hun patiënten en cliënten. Dat is goed voor de kwaliteit van de zorg en geeft
meer werkplezier. Regeldruk en administratieve lasten zitten dat nog te vaak in de
weg. Patiënten hebben daar ook last van, en ervaren bovendien zelf regeldruk. Met
het programma [Ont]Regel de Zorg pakt VWS samen met de zorgsector de regeldruk aan.
In de 2,5 jaar dat het programma nu loopt, zijn dankzij de gezamenlijke inzet van
alle betrokken zorgverleners en partijen mooie resultaten bereikt, waar we met elkaar
trots op mogen zijn. Bovendien is het onderwerp niet meer van de agenda weg te denken.
Tegelijkertijd is duidelijk dat we een lange adem nodig hebben om nog meer resultaten
te boeken. Regeldruk blijft een weerbarstig vraagstuk. De aanpak kost in eerste instantie
veel tijd, die pas later wordt terugverdiend. Voor je met een administratieve handeling
of regel kunt stoppen, moet je eerst uitzoeken waar deze vandaan komt, of het nog
nodig is en hoe het eenvoudiger kan. De tijd die dat kost, moet er wel zijn. Dat is
in de coronacrisis waar we nu in zitten extra lastig. Voor de komende periode is het
zaak met elkaar zoveel mogelijk ruimte daarvoor te scheppen, zodat we door kunnen
gaan met onze aanpak van onnodige regeldruk en administratieve lasten. Juist nu is
dat van onverminderd groot belang.
Leeswijzer
In deze brief ga ik, mede namens de Minister van VWS en de Staatssecretaris van VWS,
achtereenvolgens in op:
(1) de voortgang van het programma sinds de verzending van de vorige voortgangsbrief in
oktober 2019;
(2) het effect van het programma en de merkbaarheid;
(3) de gevolgen van COVID-19 voor het programma [Ont]Regel de Zorg;
(4) de geleerde lessen ten aanzien van de aanpak van regeldruk in de zorg;
(5) de acties die voor de komende periode op de rol staan.
De hiervoor ingevoegde infographic biedt een handzaam overzicht van de voortgang de
afgelopen periode.
Het kabinet was van plan uw Kamer deze voortgangsbrief vóór de zomer van 2020 aan
te bieden, maar vanwege de Coronacrisis komt deze nu. Met deze brief geef ik opvolging
aan de motie van de leden Van der Staaij en Slootweg1 over het bevorderen dat zorginstellingen zelf de regeldruk verminderen.
1. Voortgang programma [Ont]Regel de Zorg
1.1 Resultaten en stand van zaken acties
Sinds uw Kamer de vorige voortgangsrapportage over het programma [Ont]Regel de Zorg
ontving in oktober 2019 is er veel gebeurd. Aan de 155 acties die in het oorspronkelijke
programma stonden, zijn in december 2019 aanvullende actiepunten toegevoegd door logopedisten,
diëtisten, ergo-, oefen- en huidtherapeuten. Op dit moment zijn 103 van de nu 171
actiepunten afgerond, 35 liggen er op schema om conform planning te worden afgerond
en 33 lopen achter op schema. De voortgang verschilt per sector/beroepsgroep. De in
2018 geformuleerde actiepunten voor huisartsen en wijkverpleegkundigen zijn bijvoorbeeld
nagenoeg allemaal afgerond. Overigens betekent dat geenszins dat we in die sectoren
klaar zijn met het opruimen van de regels, integendeel. Er moet nog veel gebeuren.
Sommige andere sectoren blijven nog achter. In het algemeen zien we: hoe concreter
de actiepunten, hoe meer voortgang. Ik licht een aantal van de meest aansprekende
recent afgeronde actiepunten hieronder uit:
• In de palliatieve zorg is in november 2019 afgesproken dat een terminaliteitsverklaring in de meeste gevallen niet meer nodig is.2 De terminaliteitsverklaring geeft aan dat de levensverwachting van de patiënt niet
langer dan ongeveer drie maanden is. Patiënten ervoeren dit als onnodig confronterend.
Het verplichte gebruik ervan zorgde bovendien voor administratieve lasten omdat deze
verklaring altijd door de behandelend arts moest worden ingevuld en afgegeven om de
inzet van extra wijkverpleging en/of langdurige zorg te verantwoorden. Daarnaast werd
de verklaring door hospices en bijna thuis-huizen gebruikt om de toelating te onderbouwen.
Zorgverzekeraars hebben afgesproken dat de terminaliteitsverklaring in deze situaties
niet meer standaard wordt opgevraagd. De terminaliteitsverklaring is nu alleen nog
nodig bij het aanvragen van een PGB voor zorg in de palliatief terminale fase.
• Voor de farmacie, paramedische zorg en ggz is afgesproken met ingang van 2021 de maximale
termijnen te verkorten waarbinnen een zorgverzekeraar een materiële controle mag opstarten. Een materiële controle dient om te controleren of de geleverde zorg
rechtmatig en doelmatig was. Voorheen hadden zorgverzekeraars 5 jaar de tijd om een
materiële controle te starten, waardoor zorgverleners, zorginstellingen en zorgverzekeraars
soms bezig waren met controles over zorg die al jaren geleden plaats had gevonden.
Dit bracht onnodig veel administratieve lasten met zich mee. Met ingang van 2021 geldt
voor de farmacie en de paramedische zorg een termijn van twee kalenderjaren. Omdat
het in de ggz langer kan duren voordat geleverde zorg wordt gedeclareerd, is voor
de ggz een termijn van drie kalenderjaren afgesproken. Voor alle drie de sectoren
geldt overigens dat een zorgverzekeraar bij vermoedens van fraude wel langer terug
mag kijken.
• Per 1 januari 2020 is voor de fysiotherapeuten de herziene richtlijn fysiotherapeutische dossiervoering van de KNGF in werking getreden. Fysiotherapeuten hoeven alleen nog de gegevens in
het patiëntdossier te noteren die minimaal noodzakelijk zijn. Dat wil zeggen: dat
wat vanuit wettelijk oogpunt vastgelegd móet worden en gegevens die fysiotherapeuten
als klinisch relevant beoordelen. In de nieuwe richtlijn staat bovendien dat fysiotherapeuten
alleen metingen doen waar mogelijk, en relevant voor het klinisch redeneren. De verplichte
begin- en eindmeting is geschrapt en de eindevaluatie hoeft de fysiotherapeut alleen
te doen als de patiënt aanwezig is. Fysiotherapeuten geven aan hier nu 35% minder
tijd aan kwijt te zijn.
• Deze resultaten volgen op een reeks eerder al gerealiseerde maatregelen, waarvan ik
enkele van de meest aansprekende hier nogmaals kort noem:
• De inspanningen gericht op het verminderen van de ervaren regeldruk als gevolg van
minutenregistratie in de wijkverpleging, waar de Minister van VWS u per brief van
23 november jl. over heeft geïnformeerd (Kamerstukken 23 235 en 29 515, nr. 215);
• Het afschaffen van het aanvraagformulier voor sondevoeding;
• Het verminderen van de frequentie en verbeteren van de kwaliteit van Individueel Functioneren
Medisch Specialisten (IFMS);
• Het schrappen van de verplichte verklaring van de huisarts voor vergoedingen uit het
aanvullend pakket.
Goed voorbeeld: Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuiszorg (KIK-V)
Het programma KIK-V richt zich op het verbeteren van de informatievoorziening over
(kwaliteits)registraties in de verpleeghuiszorg en de aanlevering ervan aan ketenpartijen
zoals NZa, IGJ, Zorginstituut en VWS. De beoogde omslag is om daarbij meer gebruik
te maken van gegevens aan de bron. Dat betekent dat de administratie die zorgaanbieders
voeren om de kwaliteit van zorg te borgen als uitgangspunt wordt gehanteerd om data-gedreven
te kunnen werken, met een vermindering van de administratieve lasten tot gevolg. Een
voorbeeld van een reeds gezette stap is dat Zorgverzekeraars Nederland het nieuwe
inkoopdashboard baseert op al eerder verzamelde (kwaliteits)gegevens en geen extra
data-uitvragen doet bij zorgaanbieders.
Een totaaloverzicht van de actuele stand van zaken van alle actiepunten kunt u raadplegen
op www.ordz.nl.
Goed voorbeeld – nieuwe bekostiging ggz
Per 2022 gaat het zorgprestatiemodel in als nieuwe bekostiging voor de gehele geneeskundige
ggz en de forensische zorg.3 Dit is een sterk vereenvoudigd bekostigingsmodel dat leidt tot lagere administratieve
lasten, nota’s die herkenbaar en begrijpelijk zijn voor de cliënt en een aanzienlijke
versnelling van de declaratiemogelijkheden en informatievoorziening over zorgkosten
en -gebruik in de ggz en fz.4 Het zorgprestatiemodel vervangt de bestaande vier bekostigingssystemen.
Voor de zorgverlener betekent dit concreet dat de complexe minutenregistratie met
bijbehorende activiteitenregistratie, die kenmerkend is voor het DB(B)C-systeem, verdwijnt.
In het zorgprestatiemodel hoeven de meeste zorgverleners alleen nog consulten vast
te leggen die geautomatiseerd uit een agenda kunnen worden overgenomen. Bovendien
hoeven ze veel minder of helemaal geen «indirecte behandeltijd» meer te registreren.
Hiervoor geldt een opslag die in de consulttarieven zal worden verdisconteerd.5 Dit verlaagt de administratieve lasten en bouwt voort op een aantal succesvolle experimenten
in de ggz, zoals het experiment van zorginstelling Arkin en verzekeraar Zilveren Kruis
waar uw Kamer eerder over is geïnformeerd.6 De eerste evaluatie liet het succes van het experiment bij Arkin zien. Zo besparen
zorgverleners hiermee naar eigen zeggen 51 minuten per dag, tijd die in plaats van
aan administratie nu aan zorgverlening aan cliënten en afstemming met ketenpartners
besteed wordt. Met dit experiment toont Arkin aan dat de nieuwe werkwijze leidt tot
een substantieel lagere werkdruk, het ervaren van meer zinvol werk en fors lager verzuim.
1.2 Voortgang lokale aanpak van regeldruk
Naast het afronden van actiepunten uit het programma die op het landelijke of stelselniveau
spelen, is de afgelopen periode vooruitgang geboekt binnen zorginstellingen zelf.
Aan een belangrijk deel van de regeldruk die zorgverleners in hun dagelijkse praktijk
ervaren, liggen immers regels, procedures en werkwijzen ten grondslag die binnen de
invloedssfeer van de zorginstelling zelf liggen. Daarom vind ik het belangrijk dat
op iedere zorgwerkvloer in het land het goede gesprek gevoerd wordt over welke regels
daar gelden en of die echt nuttig en nodig zijn. Zorgverleners moeten de vrijheid
voelen dat aan te kaarten, gehoord worden en vanuit hun professionaliteit en expertise
zeggenschap kunnen uitoefenen op «hoe de dingen gaan». VWS ondersteunt deze lokale
ontregelbeweging en brengt deze verder op gang, bijvoorbeeld door de inzet van Rita
Verdonk als speciaal adviseur regeldruk in het sociaal domein en van de [Ont]Regelbus.
De belangrijkste resultaten van de lokale aanpak in de afgelopen periode zijn als
volgt:
• Van 10 tot en met 14 februari 2020 heeft, in vervolg op de twee eerdere landelijke
schrapdagen, de Landelijke Schrapweek Jeugd plaatsgevonden. Tijdens vijf bijeenkomsten op verschillende locaties kwamen ruim
550 mensen samen om de administratieve lasten in de jeugdzorg te verminderen. In totaal
zijn er meer dan 100 lokale, regionale en landelijke acties afgesproken om nóg meer
onnodige regels te gaan schrappen. Daarnaast kondigde de Minister van VWS, samen met
de bonden FNV en CNV, branchevereniging Jeugdzorg Nederland en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) aan een einde te willen maken aan tijdschrijven en daarmee de administratieve
laten voor werknemers, werkgevers en gemeenten terug te dringen. Hiertoe is op 11 juni
jongstleden het convenant stoppen met tijdschrijven in de jeugdzorg ondertekend.7 In het convenant zijn de volgende afspraken opgenomen: Jeugdzorg Nederland en de
vakbonden (FNV/CNV) spreken af om in nieuwe CAO’s geen verplichting tot vermijdbaar
tijdschrijven meer op te nemen. Daarnaast spreekt de VNG af dat gemeenten in nieuwe
inkoopcontracten met aanbieders geen vermijdbaar tijdschrijven meer op zullen leggen.
Verder worden goede voorbeelden van werken zonder tijdschrijven geïnventariseerd en
actief gedeeld door de convenantspartijen om anderen te inspireren tot actie. Ook
is VWS in samenspraak met de convenantspartijen een programma gestart voor het vereenvoudigen
van het aantal productcodes met een genormeerde tijd.
• In september publiceerde VWS de tussenrapportage van de [Ont]Regelbus.8 De [Ont]Regelbus bezoekt sinds het najaar van 2019 zorginstellingen om te ondersteunen
bij het verminderen van interne regeldruk, die zijn oorsprong heeft in werkafspraken
of processen binnen de zorginstelling. Ook de vertaling van landelijke regels binnen
de organisatie kan daarbij aan bod komen. Als gevolg van de coronacrisis hebben er
tussen maart en september geen sessies met de [Ont]Regelbus kunnen plaatsvinden, waardoor
er ten tijde van de publicatie van de tussenrapportage nog geen instellingen waren
die een volledig traject met de [Ont]Regelbus hebben afgerond. Aan deelnemende zorginstellingen
is gevraagd hoe zij het traject met de bus tot nu toe ervaren en wat de toegevoegde
waarde voor hen is geweest. De belangrijkste bevinding is dat het traject met de bus
energie en focus geeft bij het zelf aan de slag gaan met ontregelen. Zorginstellingen
geven bijvoorbeeld aan geïnventariseerde knelpunten al vóór een volgende bijeenkomst
zelf grotendeels te hebben opgelost. Hierdoor kan in het vervolg de nadruk liggen
op taaie vraagstukken waarvoor betrokkenheid van de [Ont]Regelbus de grootste toegevoegde
waarde heeft. Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar voor instellingen die zich voor
de [Ont]Regelbus willen aanmelden. Zorginstellingen die zelf met het materiaal en
de methodiek aan de slag willen, kunnen dit downloaden op www.ordz.nl.
• De instructiekaart «Eerste hulp bij [Ont]Regelen» is ontwikkeld en beschikbaar gesteld via www.ordz.nl. Ook hiermee kunnen zorginstellingen en zorgverleners zelf aan de slag. Op de website
zijn ter inspiratie een groot aantal voorbeelden en best practices gepubliceerd.
• Vóór de uitbraak van COVID-19 hebben 22 schrapsessies voor de langdurige zorg plaatsgevonden, waar in totaal 780 professionals van 137 verschillende organisaties
aan hebben deelgenomen.
Goed voorbeeld: Ontregel-labs Vilans
In juli zijn de Ontregel-labs in de langdurige zorg van start gegaan: experimenteerruimtes
waar zorgaanbieders en partners samenwerken om oplossingen en oplossingsrichtingen
voor het verminderen van regeldruk te ontwikkelen en te testen. Dat gaat verder dan
schrappen: de Ontregel-labs richten zich op de dieperliggende oorzaken van regeldruk,
zoals nut en noodzaak van registraties, om te voorkomen dat regels die aan de ene
kant gesnoeid worden aan de andere kant net zo hard weer terug groeien. Concreet gaat
dit bijvoorbeeld over de regeldruk die zorgverleners ervaren omdat zij documenten
moeten hanteren die de cliënt niet leest of niet goed begrijpt. Denk bijvoorbeeld
aan een juridisch document als een zorgovereenkomst. In plaats van te sleutelen aan
dat document en daarmee het symptoom te bestrijden, is de oplossing gelegen in bijvoorbeeld
het inrichten van een goede feedbackloop. Zodat de cliënt en medewerker betrokken
zijn bij de zorgovereenkomst, en feedback op de zorgovereenkomst direct terecht komt
bij degenen die het document opstellen.
2. Effect/merkbaarheid
2.1 Merkbaarheidsscan
Doel van het programma [Ont]Regel de Zorg is het merkbaar verminderen van de ervaren
regeldruk. Dit programma is er voor de zorgverlener en voor de patiënt/cliënt. Hun
ervaring is dan ook de belangrijkste toetssteen waar we het succes van dit programma
aan afmeten. Daarom houden we niet alleen bij hoeveel en welke maatregelen zijn afgerond
en welke inspirerende praktijkvoorbeelden er te vinden zijn, maar meten we ook het
effect van de afgeronde maatregelen in de praktijk. Het belangrijkste instrument daarvoor
is de merkbaarheidsscan: door vóór en na het treffen van een maatregel zorgverleners
te vragen naar hun tijdsbesteding aan specifieke, met die maatregel samenhangende
administratieve taken en het rapportcijfer wat ze daaraan toekennen, ontstaat een
beeld van het effect van de maatregel. Een tweede meting van de merkbaarheidsscan
heeft dit voorjaar plaatsgevonden en u heeft deze in de zomer ontvangen.9 Zo’n 3.500 zorgverleners hebben de open enquête ingevuld en meegewerkt aan interviews
om de bevindingen daaruit te duiden en te verdiepen. Langs deze weg bedank ik hen
nogmaals dat zij hier tijd voor hebben vrijgemaakt. Het eindrapport laat een voorzichtige
positieve trend zien, maar de komende jaren zal stevige inzet op dit onderwerp nodig
blijven om die door te zetten. Later in deze brief schets ik hoe ik dat vervolg voor
mij zie. Eerst ga ik dieper in op de uitkomsten van de merkbaarheidsscan en leg ik
het verband met andere monitoringsinformatie.
Net als in de eerste meting illustreren de uitkomsten van de merkbaarheidsscan dat
zorgverleners aangeven dat administratieve taken bij het dagelijks werk horen. Deze
mogen echter geen disproportioneel deel van de werkweek in beslag nemen en het moet
duidelijk zijn op welke manier ze van toegevoegde waarde zijn. De acceptatie van tijd
die aan administratieve werkzaamheden wordt besteed komt ongeveer overeen met het
beeld van vorig jaar en verschilt per beroepsgroep van 15% (wijkverpleegkundigen)
tot 29% (medisch specialisten). Opvallend is dat er geen duidelijk verband zichtbaar
is tussen de ervaren effecten van specifieke gerealiseerde maatregelen en het algemenere
cijfer over de ervaren tijdsbesteding aan administratieve taken. Dit sluit aan bij
mijn beeld dat er meer nodig is dan alleen het schrappen van regels op landelijk niveau.
Daarnaast valt op dat voor veel gerealiseerde maatregelen een beperkte daling van
de ervaren regeldruk en tijdsbesteding zichtbaar is, of zelfs een stijging. Dit sterkt
mij in de overtuiging dat de aanpak van regeldruk alleen kan slagen wanneer zij zich
ook richt op implementatie en werking van maatregelen op het niveau van individuele
zorgaanbieders. Een besluit of afspraak op landelijk niveau om ergens mee te stoppen
leidt lang niet op iedere zorgwerkvloer in het land automatisch tot een andere gang
van zaken. Dat zie je dan ook maar beperkt terug in de monitoring. Ons werk zit er
dus niet op als zo’n afspraak tot stand gekomen is. Ik ben blij met de voorzichtige
positieve trend die de merkbaarheidsscan laat zien, na jaren waarin de ervaren regeldruk
alleen maar opliep. Het effect is nog niet over de gehele linie zichtbaar en wat mij
betreft nog niet groot genoeg, maar het begin is er.
Opvallende uitkomsten merkbaarheidsscan
• 78 actiepunten gemeten, waarvan 46 afgerond10
• Rapportcijfer ervaren regeldruk daalt licht in de meeste sectoren ten opzichte van
de vorige meting
• Grootste daling in dat rapportcijfer: van een 7,5 naar een 6,7 (onder fysiotherapeuten)
• Fysiotherapeuten ervaren daarnaast een 5% lagere tijdsbesteding aan administratieve
taken
• Beperkte stijging in ervaren tijdsbesteding aan administratie in farmacie, huisartsenzorg
en curatieve ggz, ervaren tijdsbesteding blijft met 41,9% het hoogst in de msz
• De bekendheid met de inspanningen op landelijk niveau om de ervaren regeldruk terug
te dringen zijn ten opzichte van de vorige meting gemiddeld afgenomen
• Meest effectieve maatregel in termen van rapportcijfer: uniformeren inkoopcontracten
ggz (van 7,5 naar 6,0)
• Meest effectieve maatregel in termen van ervaren tijdsbesteding: vereenvoudigen regeling
meerzorg voor verpleeghuiszorg (–51%)
De merkbaarheidsscan laat het effect van gerealiseerde maatregelen per sector of beroepsgroep
zien. Dat is waardevolle informatie, maar achter die gemiddelde waardes zit een grote
variatie. Er zijn zorgverleners die een veel lagere regeldruk of tijdsbesteding aan
administratieve taken ervaren dan het gemiddelde voor hun beroepsgroep. En er zijn
zorgaanbieders die zelf actief aan de slag zijn gegaan met de aanpak van regeldruk
en daar mooie resultaten mee hebben bereikt. Zij kunnen weer een bron van inspiratie
zijn voor anderen, die er wel mee aan de slag willen maar nog niet precies weten hoe
of waar te beginnen. Daarom heb ik aanvullend onderzoek laten doen naar goede praktijken
in verschillende sectoren. In de bijgevoegde11 publicatie staan zeventien van deze goede praktijken beschreven. De contactgegevens
van een trekker binnen de betrokken zorgaanbieder zijn ook vermeld zodat geïnteresseerden
en geïnspireerden contact kunnen leggen. Voor vragen, hulp of ondersteuning bij het
hier zelf mee aan de slag gaan, kunnen zij natuurlijk ook bij VWS terecht. De goede
praktijken illustreren eens te meer dat zorginstellingen zelf heel veel kunnen doen
en ook doen om het vraagstuk van regeldruk te lijf te gaan, en daarin ook succesvol
zijn: het kan wél!
2.2 Andere onderzoeken
Begin dit jaar heeft de VVAA aan haar leden en andere zorgverleners voor de derde
keer de Ontregelmonitor voorgelegd.12 Deze is 3.500 keer ingevuld en de uitkomsten sluiten in hoge mate aan bij die van
de merkbaarheidsscan. Zo gaf 42% van de respondenten aan vaak of zeer vaak last te
hebben van regeldruk op de werkvloer. Vorig jaar was dat nog 48%. Ten opzichte van
medio 2019 gaven de respondenten aan meer tijd kwijt te zijn aan de naleving van regels.
59% van de respondenten is niet tevreden over de voortgang, en 89% ziet geen initiatieven
in zijn of haar omgeving om de regeldruk terug te dringen. Op het lokale niveau is
er dus nog een wereld te winnen. Gevraagd naar de belangrijkste veroorzaker van regeldruk
wees 43% in de richting van de zorgverzekeraar, vorig jaar was dit nog 48%.
Andere onderzoeken bevestigen dit beeld. Zo concludeert Berenschot in de in opdracht
van Actiz uitgevoerde inventarisatie externe verantwoordingslast verpleeghuiszorg
dat de ervaren administratieve tijdsbesteding de afgelopen jaren is toegenomen. Het
percentage van de tijd dat professionals in de verpleeghuiszorg acceptabel vinden
aan administratieve tijdsbesteding is ook toegenomen. Tussen die twee blijft echter
een kloof te overbruggen.
2.3 Monitor Ketenbureau i-Sociaal domein
In het voorjaar van 2020 is in opdracht van de VNG, de branches van zorgaanbieders
en het Ministerie van VWS onderzoek gedaan naar de effecten van de producten en diensten
van het ketenbureau i-Sociaal Domein. Het ketenbureau i-sociaal domein wordt gefinancierd
door het Ministerie van VWS, gemeenten en aanbieders en heeft als doel de vermindering
van de vermijdbare administratieve lasten door het standaardiseren van de informatie-uitwisseling
tussen gemeenten en aanbieders bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015. De
conclusie van het als bijlage13 bij deze brief gevoegde effect-onderzoek is dat activiteiten zoals het berichtenverkeer,
het landelijk accountantsprotocol en de model productieverantwoording, hebben bijgedragen
aan de standaardisatie van informatie-uitwisseling en daarmee aan de reductie van
vermijdbare administratieve lasten. Het ketenbureau i-sociaal domein blijft zich in
de komende periode richten op het verder terugdringen van administratieve lasten en
regeldruk bij professionals door het verminderen van onnodige verschillen in de inkoop,
contractering en verantwoordingsprocedures bij gemeenten en aanbieders. Het ketenbureau
doet dit door verdere standaardisering van de informatie-uitwisseling, zoals de doorontwikkeling
van het berichtenverkeer, het verder ontwikkelen en stimuleren van de toepassing van
standaard administratie-protocollen (SAP’s) en doorontwikkeling en standaardisering
van de verschillende uitvoeringsvarianten en het concreet ondersteunen van gemeenten
en aanbieders.
3. Gevolgen COVID-19 voor [Ont]Regel de Zorg
Ook de aanpak van regeldruk ondervindt de gevolgen van Covid-19. Zorgverleners en
zorgaanbieders zaten vanaf het moment van de uitbraak volop in de crisismodus en hadden
begrijpelijkerwijs weinig tijd en ruimte om met ontregelen bezig te zijn. Om ze in
crisistijd niet voor de voeten te lopen heeft VWS alle fysieke bijeenkomsten en schrapsessies
in het kader van [Ont]Regel de Zorg opgeschort, zijn bezoeken van de [Ont]Regelbus
aan zorginstellingen uitgesteld en werkbezoeken van speciaal adviseurs Rita Verdonk
en Gerlach Cerfontaine afgezegd. Sommige van deze activiteiten zijn stapsgewijs weer
opgestart. In de ene sector en bij de ene beroepsgroep was daar al eerder ruimte voor
dan bij de andere. Daarin sluiten we aan bij de behoefte en mogelijkheden van zorgverleners
en zorginstellingen zelf. Dat geldt natuurlijk ook nu we in een tweede golf zitten.
Andere activiteiten konden de afgelopen tijd wel doorgaan. Zo is het samen met branche-
en koepelorganisaties werken aan de landelijke acties uit het programma voortgezet,
de communicatie via www.ordz.nl en de nieuwsbrief «[Ont]Regelnieuws» ging door en de postbus aanpakregeldruk@minvws.nl
bleef open voor signalen uit de praktijk en ervaren knelpunten. Ook de monitoring
kon grotendeels volgens planning verlopen. Voor de tweede meting van de merkbaarheidsscan,
die uw Kamer deze zomer heeft ontvangen, was de dataverzameling (een enquête onder
zorgverleners en verdiepende interviews) op het moment van de uitbraak van COVID-19
al bijna klaar. Het aanvullende onderzoek naar Goede Praktijken kon ook volgens plan
worden uitgevoerd.
Goed voorbeeld: versoepelen BIG-registratie
In maart 2020 besloot VWS tijdelijk de regels te versoepelen die samenhangen met de
BIG-registratie. Voormalig verpleegkundigen en artsen kunnen met een BIG-registratie
die na 1 januari 2018 is verlopen onder voorwaarden weer aan de slag in de zorg, zonder
dat zij zich opnieuw hoeven in te schrijven in het BIG-register. Ook is per 17 maart
2020 de herregistratieplicht opgeschort, om zorgverleners in deze tijd niet te belasten
met administratieve taken die ook kunnen worden uitgesteld. Concreet betekent dit
dat zorgverleners hun bevoegdheden behouden wanneer zij de termijn van vijf jaar voor
herregistratie overschrijden. Met deze maatregelen willen we het mensen makkelijker
maken om in de zorg te (blijven) werken, omdat alle inzet van personeel hard nodig
is om de gevolgen van de Coronacrisis te bestrijden. Deze versoepelingen zijn nog
steeds van kracht, en onlangs voor verpleegkundigen uitgebreid zodat voormalig verpleegkundigen
met een BIG-registratie die na 1 januari 2016 is verlopen weer aan de slag kunnen.
De coronacrisis veroorzaakt zelf ook weer nieuwe regeldruk. Denk bijvoorbeeld aan
de verantwoording over meerkosten en continuïteitsbijdragen waar zorgaanbieders een
beroep op kunnen doen. Aandacht voor de goede balans tussen regeldruk en zekerheid
over de rechtmatigheid is daarbij van groot belang en is continu één van de invalshoeken
waarmee ik het overleg met partijen hierover in ga. Aan de andere kant heeft de crisis
juist geleid tot het versoepelen van regels of het sneller en makkelijker mogelijk
maken van nieuwe, regelarmere werkwijzen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de impuls
die zorg op afstand – denk aan beeldbellen of telebegeleiding van chronisch zieke
patiënten – heeft gekregen. Ook het e-consult is de afgelopen periode veel meer gebruikt.
73% van de huisartsenpraktijken geeft aan deze toepassing intensiever te gebruiken,
zo blijkt uit onderzoek van het NIVEL.14 Een voordeel van het e-consult is dat het asynchroon kan plaatsvinden, dus zowel
patiënt als arts een moment dat hen goed uitkomt kunnen kiezen. Daardoor kan dit vaak
sneller dan een fysiek consult of beeldbellen. Ik ben ervan overtuigd dat ook andere
innovatieve toepassingen en vormen van digitale zorg kunnen bijdragen aan het werkplezier
van zorgverleners en het verminderen van de regeldruk die zij ervaren. Uit de e-healthmonitor
201915 bleek dat het wel nodig is dat randvoorwaarden zoals goed werkende ICT en het inpassen
van digitale zorg in de werkprocessen op orde zijn. In de voortgangsrapportage Innovatie
en Zorgvernieuwing16 heeft uw Kamer kunnen lezen dat wij dit vraagstuk in het vizier hebben en daar met
het veld ook de nodige acties op inzetten. Onder meer op het gebied van het verbeteren
van digitale vaardigheden van personeel, gegevensuitwisseling en ondersteuning bij
implementatie van innovaties. We hebben daarnaast gezien dat besluitvorming binnen
zorginstellingen zelf, zowel over medische als organisatorische zaken, met minder
bureaucratie gepaard ging. Deze voorbeelden illustreren dat de zorg in staat is om
als het moet regels, werkwijzen en protocollen buiten werking te stellen. Die hoeven
ook niet noodzakelijkerwijs allemaal in dezelfde vorm weer terug te keren. Het is
zaak om met elkaar de goede voorbeelden en de «het kan wel-mentaliteit» die hieraan
ten grondslag ligt, vast te houden.
Goed voorbeeld: beeldbellen in de zorg
Tijdens de crisis heeft het gebruik van nieuwe kanalen voor contact tussen zorgverlener
en patiënt, zoals videoconsulten en apps voor informatie-uitwisseling, een vlucht
genomen. Uit een enquête van de Federatie Medisch Specialisten blijkt dat 90% van
de specialisten tijdens de crisis meer digitale zorg heeft geleverd dan daarvoor,
en dat 88% van hen consulten op afstand wil blijven leveren. Deze toename is mede
mogelijk gemaakt doordat de NZa de declaratieregels voor zorg op afstand heeft versoepeld.
Deze versoepelingen krijgen waar het de medisch specialistische zorg betreft per 2021
een definitieve plek in de regels. Ook voor logopedie en voor de huisartsenposten
heeft de NZa laten weten de tijdelijke verruiming om te zetten in een structurele
verruiming per 2021. Voor andere zorgsectoren lopen de gesprekken hierover nog.
4. Geleerde lessen
VWS heeft in 2018, aansluitend bij toenemende onvrede in het veld en inspelend op
het momentum om iets te doen aan het vraagstuk van regeldruk in de zorg, de regie
genomen om daar een ambitieus programma voor op te starten. Na 2,5 jaar constateer
ik dat er veel is bereikt, met dank aan de inzet van alle zorgverleners, patiënten/cliënten,
bestuurders, medewerkers van zorgverzekeraars, gemeenten, toezichthouders, branche-
en beroepsverenigingen, accountants en anderen die zich daarvoor hard gemaakt hebben.
Tal van acties zijn gerealiseerd die aansluiten bij concrete knelpunten uit de dagelijkse
praktijk van zorgverleners. Regeldrukvermindering als thema staat in alle sectoren
op de agenda, is vastgelegd in de gesloten hoofdlijnenakkoorden en andere bestuurlijke
afspraken en staat op het netvlies bij publieke en private partijen die een bijdrage
aan de oplossing kunnen leveren. En – misschien nog wel het mooiste – op tal van plekken
in het land zijn zorgverleners en zorginstellingen zélf aan de slag gegaan om in eigen
huis de regeldruk te verminderen. Die lokale ontregelbeweging kan nog meer wind onder
de vleugels krijgen, maar is onmiskenbaar tot stand gekomen in de afgelopen periode.
Dat is iets waar alle betrokken partijen trots op mogen zijn. Tegelijkertijd zie ik
dat de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft, terwijl het ons daar juist
om te doen is. De inzichten na 2,5 jaar [Ont]Regel de Zorg en het geheel van monitoringsinformatie
over de effecten ervan stellen mij in staat vijf lessen te trekken over de aanpak:
I. Hoe concreter hoe beter: het programma [Ont]Regel de Zorg sluit aan bij de tastbare zorgen en ervaringen van
mensen. Het gaat niet over abstracte stelseldiscussies, maar over concrete signalen,
knelpunten en oplossingen. In de monitoring zien we terug dat de meest concreet geformuleerde
acties ook het grootste effect hebben. Ze sluiten ook het beste aan bij de motivatie
van mensen om met dit thema aan de slag te gaan. Dat betekent ook iets voor de aanpak:
om ergens echt vanaf te komen moet je dóórvragen: wat is de regel precies, waar staat
dat, van wie moet het, wie pakt het op, wat is het telefoonnummer van degene die gebeld
kan worden over de voortgang?
II. Het gebeurt op de werkvloer: gaandeweg de uitvoering van het programma werd steeds duidelijker dat het wegnemen
van de knelpunten op landelijk of stelselniveau niet voldoende is. Zorgverleners ervaren
ook regeldruk als gevolg van regels, verplichtingen, processen en werkwijzen binnen
de zorginstelling waar zij werkzaam zijn. Een landelijke aanpak en structuur leent
zich minder voor het aanpakken van zulke instellings- of zelfs locatiespecifieke knelpunten.
Daarom is de inzet van het programma zich ook gaan richten op een lokale aanpak, o.a.
door de inzet van speciaal adviseurs, de [Ont]Regelbus, schrapsessies gericht op lokale
ervaringen, het uitlichten van goede voorbeelden en het oplossen van lokale casuïstiek.
Daar is een groot verschil te maken. Zorginstellingen pakken die handschoen ook zelf
op. Illustratief daarvoor is een voorbeeld als zorgaanbieder De Waalboog, waar men
alle processen, regels en afspraken kritisch onder de loep heeft genomen. 60% bleek
zelf bedacht en maar liefst 222 overbodige afspraken werden opgeruimd. Overigens zijn
hier wel grote verschillen tussen de sectoren zichtbaar: zo komen in het sociaal domein
juist veel knelpunten voort uit de afspraken die gemeenten en aanbieders maken, en
is de interne regeldruk minder een issue in sectoren waar zorgverleners over het algemeen
in kleinere praktijken werken. Lokaal aan de slag gaan is dus een kwestie van maatwerk.
III. Het belang van zeggenschap: iedereen hecht waarde aan het gevoel zelf invloed te kunnen uitoefenen op hoe zaken
op het werk gaan. Dat is voor zorgverleners niet anders. Als het gaat om ervaren regeldruk
is het dus van belang dat zorgverleners dat kunnen aankaarten binnen de organisatie
waar zij werken, vanuit hun eigen professionaliteit en expertise. En dat zij de mogelijkheid
hebben er zelf mee aan de slag te gaan. Tijdens werkbezoeken heb ik veel gehoord dat
het kritisch kijken naar interne processen of organiseren van een eigen schrapsessie,
zelfstandig of met ondersteuning van VWS, een gevoel van verlichting kan brengen.
In je eigen organisatie hiermee aan de slag gaan kan met allerlei methodes, waarvan
er enkele beschikbaar zijn via www.ordz.nl. Ik hoor dat dit zelfs als waardevol wordt ervaren als de uitkomst is dat er niet
zoveel te schrappen valt. Bijvoorbeeld omdat het leidt tot een beter begrip van waarom
sommige administratieve handelingen nodig zijn en wat de toegevoegde waarde ervan
is.
IV. Inspiratie, communicatie en implementatie: een cultuuromslag of gedragsverandering dwing je niet af per wet, en om in de dagelijkse
praktijk van mensen een verschil te maken is een bestuurlijke afspraak of Haags besluit
vaak alleen een startpunt. Om op het niveau van de individuele zorginstelling en zorgverlener
verschil te maken is vervolgens aandacht voor implementatie nodig: hoe zit een regel
verweven in interne processen, en wat moet er in een organisatie gebeuren om een daadwerkelijke
verandering tot stand te brengen? Dat is vaak een weerbarstig en tijdrovend proces,
maar met alleen schrappen kom je er niet. Er is gerichte communicatie nodig: niet
iedereen leest een Kamerbrief of neemt kennis van een persbericht van de overheid,
maar wie niet weet dat een formulier is afgeschaft, blijft het invullen. En goede
voorbeelden van koplopers of succesvolle initiatieven zijn nodig ter inspiratie, om
te laten zien dat minder regeldruk geen illusie is, maar een realistisch doel dat
op eigen kracht bereikt kan worden.
V. Gezamenlijke verantwoordelijkheid: de regeldruk die zorgverleners ervaren kent vele veroorzakers. Een deel komt direct
voort uit verplichtingen die de overheid oplegt. Ook andere partijen zoals financiers
(zorgverzekeraars en gemeenten), toezichthouders, branche- en beroepsverenigingen
en zorginstellingen zelf zijn deel van de oorzaak en moeten dus ook deel van de oplossing
zijn. Dat vraagt van alle partijen een actieve opstelling en een aanmoedigende rol
richting de achterban. Het vraagt commitment, vertrouwen, zelfreflectie en durven
loslaten hoe we dingen deden. Dat is niet altijd makkelijk, maar in gezamenlijkheid
aan dit thema werken is de enige weg vooruit.
Goed voorbeeld: elektronische gegevensuitwisseling
De InZicht proeftuinen op het gebied van elektronische gegevensuitwisseling illustreren
het positieve effect dat innovatie op regeldruk kan hebben. De proeftuin medicatie
in Zwolle van Carinova, Driezorg, IJsselheem en Zonnehuisgroep IJssel-Vecht nomineerde
zich onlangs voor de Computable Awards in de categorie Zorgproject. Het gebruik van
een app voor digitale toedieningsregistratie zorgt daar niet alleen voor meer veiligheid
bij medicatietoediening in de regio, maar vermindert ook het regelwerk voor medewerkers.
Hierdoor hoeven thuiszorgmedewerkers namelijk minder vaak te bellen met apothekers
om een actuele medicatielijst te vragen of om veranderingen op die lijst door te nemen.
De proeftuin was zo succesvol dat inmiddels alle apothekers in Zwolle met de app werken
en ook andere zorgverleners willen volgen.
Ook de gedigitaliseerde overdracht van verpleegkundige patiëntgegevens, oftewel eOverdracht,
laat veel potentie zien. De Zorgcirkel, Omring, het Dijklander Ziekenhuis en de Noordwest
Ziekenhuisgroep brachten binnen een proeftuin een succesvolle elektronische uitwisseling
tot stand. Het is in Nederland het eerste samenwerkingsverband met verschillende zorgorganisaties
dat dit resultaat weet te realiseren. Door de gedigitaliseerde overdracht worden patiëntgegevens
niet meer op papier, maar elektronisch uitgewisseld tussen de VVT-organisaties en
ziekenhuizen. De nieuwe werkwijze scheelt verpleegkundigen en verzorgenden tijd in
het overtypen van gegevens en het nabellen van informatie. Bovendien gaat het proces
sneller en is de kans op fouten kleiner.
5. Acties komende periode
Deze voortgangsbrief over [Ont]Regel de Zorg is de laatste die uw Kamer voor de Tweede
Kamerverkiezingen van 2021 ontvangt. Maar het programma loopt de komende maanden door,
en ook daarna zal mijns inziens stevige inzet op dit thema noodzakelijk blijven. Voor
de korte termijn ligt de nadruk op het afronden van de resterende actiepunten en het
continueren van de lokale beweging. Nog 35 openstaande actiepunten lopen op schema
om conform planning afgerond te worden en 33 actiepunten duren langer dan voorzien
om op te lossen. Voor een deel hangt die vertraging samen met de inspanningen die
de strijd tegen COVID-19 vraagt van de zorg, van partijen die actief zijn in dit programma
en van VWS. Voor een deel betreft het acties die met de tijd, dankzij voortschrijdend
inzicht of andere ontwikkelingen, minder relevant zijn geworden. Maar om recht te
doen aan de zorgverleners die in de schrapsessies deze punten op tafel hebben gelegd,
gaan we de komende tijd met onverminderde energie door om nog zoveel mogelijk acties
af te ronden.
Daarnaast zetten we de ondersteuning en bevordering van lokale ontregelinitiatieven
voort. Tot medio 2021 blijft de [Ont]Regelbus, voor zover de maatregelen in het kader
van COVID-19 dit toelaten, actief ondersteuning bieden aan zorginstellingen bij de
aanpak van interne regeldruk. Tot eind 2020 kunnen geïnteresseerde zorginstellingen
zich hiervoor aanmelden. Ook de digitale Ontregel-labs van Vilans blijven doorgang
vinden. In de Ontregel-labs werken verschillende zorgorganisaties aan oplossingen
om de regeldruk aan te pakken. Dit doen zij voor vier specifieke onderwerpen: de hygiënecode
HACCP, het zorgplan, het Elektronisch cliëntendossier en incidenten melden. Vilans
onderzoekt ook of de oplossingen die tijdens de digitale Ontregel-labs worden bedacht
interessant zijn voor andere zorginstellingen.
Om de komende jaren de positieve trend in het verminderen van de ervaren regeldruk
die ik nu signaleer te kunnen voortzetten en uitbouwen, zal een stevige inzet op dit
onderwerp noodzakelijk blijven. Een regierol van VWS acht ik daarbij essentieel: in
de eerste plaats om verhoging van regeldruk als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving
zo beperkt mogelijk te houden. Nieuwe regelgeving die een verhoging van de ervaren
regeldruk tot gevolg heeft kan onvermijdelijk zijn omdat er een ander belangrijk doel
mee gediend is. Dan gaat het bijvoorbeeld om rechtmatigheid, bestrijding van fraude,
het weren van ongewenste zorgaanbieders of het inzichtelijk maken van de uitkomsten
van zorg. Stuk voor stuk óók belangrijke doelen en het maken van de juiste afweging
en vinden van de juiste balans is dan ook niet eenvoudig. Het perspectief van uitvoerbaarheid
en praktische consequenties moet in die afweging en in het tot stand brengen van nieuwe
regelgeving altijd voldoende aandacht krijgen. Dit is een terugkerend dilemma dat
niet alleen in de politiek speekt, maar in de samenleving als geheel: enerzijds is
de wens om maximaal risico’s te beperken, anderzijds is de wens om het zo makkelijk
mogelijk te maken voor onze zorgverleners. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
houdt ons scherp op hoe wij deze belangen wegen, uw Kamer doet dat ook en heeft hier
tegelijkertijd ook een eigenstandige verantwoordelijkheid in als medewetgever. In
de tweede plaats kan en moet VWS alle partijen die bij dit weerbarstige vraagstuk
een rol spelen, bij elkaar brengen. Individuele regels zijn met de beste bedoelingen
tot stand gekomen en doorgaans ook goed navolgbaar, maar op het bordje van de zorgverlener
komen ze allemaal samen en in die stapeling zit de overmaat. Waar partijen minder
gemotiveerd of niet in staat zijn om hun bijdrage aan de oplossing te leveren, is
het aan VWS daar het gesprek over aan te gaan. Dat aanspreken moet verder gaan dan
een louter procedurele regierol, om te kunnen borgen dat de vaart en de voortgang
er in blijft. En tot slot vind ik dat eenieder die in zijn of haar dagelijkse praktijk
knelpunten ervaart en daar geen weerklank voor vindt, dit bij VWS moet kunnen aankaarten
om samen op zoek te gaan naar een passende oplossing.
Hoe de inhoudelijke lijnen voor de inzet de komende jaren eruit zouden moeten zien,
is nu onderwerp van gesprekken die ik voer met een groot aantal veldpartijen, stakeholders
en zorgverleners. Bovenstaande lessen en inzichten neem ik daarin mee. Een agenda
voor de toekomst zal moeten aansluiten bij de beleving en ervaring van zorgverleners
zelf én op draagvlak moeten kunnen rekenen bij andere bij dit vraagstuk betrokken
partijen, en kan daarom niet anders dan in samenspraak tot stand komen.
Op één punt wil ik daar een voorschot op nemen: in de begroting 2021 heeft uw Kamer
kunnen zien dat vanaf 2023 een besparing van € 100 mln. structureel is ingeboekt,
die voortkomt uit het standaardiseren van inkoop- en verantwoordingseisen in Zvw-sectoren.
Die eisen zijn nog te ongelijksoortig, zo getuigen bijvoorbeeld de verschillende manieren
waarop de kwaliteit van zorgaanbieders wordt beoordeeld in het kader van het inkoopbeleid
van zorgverzekeraars. Dit kost zorgverleners veel tijd en is een bron van administratieve
lasten. De afgelopen periode heeft een eerste stap met betrekking tot standaardisering
door zorgverzekeraars plaatsgevonden, bijvoorbeeld door het hanteren van een uniforme
declaratieparagraaf in de contracten, maar verdere winst is mogelijk. Thans lopen
de gesprekken met de zorgverzekeraars en Zvw-koepels om tot een plan van aanpak te
komen voor het realiseren van de gewenste verdere standaardisering.
Conclusie
Een terugblik over het programma [Ont]Regel de Zorg laat zien dat er de afgelopen
periode meer bereikt is dan ooit tevoren: van het op basis van «de zorgverlener centraal»
opstellen van een gezamenlijke werkagenda per sector en beroepsgroep en met betrokken
partijen systematisch uitvoeren van de tientallen acties, tot het agenderen van het
vraagstuk en de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om het op te lossen op alle
bestuurlijke tafels, tot het aanjagen en op gang houden van een lokale ontregelbeweging
die op tal van zorgwerkvloeren in het land doorwerkt. Er is onmiskenbaar een duidelijke
vermindering van regeldruk gerealiseerd in de loop van deze kabinetsperiode. De meest
recente monitoringsinformatie stemt voorzichtig positief, maar ons werk zit er nog
niet op. COVID-19 heeft laten zien dat het van vitaal belang is om al het mogelijke
te doen dat zorgverleners in staat stelt om hun vak uit te oefenen, zonder dat zij
daarbij gehinderd worden door een overmaat aan administratie. En ook in het licht
van toenemende schaarste op de arbeidsmarkt en vraagstukken op het gebied van organiseerbaarheid
van de zorg is de urgentie onverminderd groot. De komende periode zal, naast het afronden
van de acties uit het huidige programma, dan ook in het teken staan van het formuleren
van een gezamenlijke vervolgaanpak van dit vraagstuk.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.