Brief regering : Kabinetsreactie herfstpakket Europees Semester 2021
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1639 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft de start van het Europees Semester
2021 (hierna: Semester) op donderdag 17 september jl. ingeluid met de publicatie van
het eerste document van het zogenoemde herfstpakket, de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten
van de Europese Unie (EU) voor 2021 (Annual Sustainable Growth Strategy). In dit document kondigt de Commissie aan het Semester, het jaarlijkse proces waarin
EU-lidstaten hun economisch en budgettair beleid coördineren, tijdelijk aan te passen.
De reden hiervoor is om het complementair te maken aan de implementatie van de Europese
faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility).
Op woensdag 18 november jl. heeft de Commissie de overige stukken van het herfstpakket
gepubliceerd, bestaande uit het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme
(Alert Mechanism Report) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), het voorstel
voor de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone en het
voorstel voor een gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over de werkgelegenheid
(Draft Joint Employment Report). Nieuw in het herfstpakket dit jaar is het werkdocument van de Commissie over de
implementatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties
(Sustainable Development Goals). Onderstaande brief geeft een overzicht van bovenstaande documenten en de appreciatie
van het kabinet.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Annual Sustainable Growth Strategy
In de Annual Sustainable Growth Strategy (ASGS) blikt de Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen
voor het komende jaar.
Bevordering economisch herstel
De rode draad in de ASGS is de COVID-19-pandemie en de Europese reactie hierop. Speciale
aandacht is er voor het herstelpakket Next Generation EU van € 750 miljard1. Het kabinet erkent dat de COVID-19-pandemie de Europese economieën voor grote uitdagingen
stelt. Het Europese herstelpakket Next Generation EU kan tegen die achtergrond eenmalig bijdragen aan het economisch herstel door middel
van de implementatie van hervormingen en investeringen. De voorgestelde uitwerking
van de Recovery and Resilience Facility (RRF), die met een omvang van € 672,5 miljard2 (€ 360 miljard aan leningen en € 312,5 miljard aan subsidies) het grootste deel uitmaakt
van Next Generation EU, wordt nader toegelicht in de ASGS.
Om aanspraak te maken op middelen uit de RRF dienen lidstaten in hun herstelplannen
(Recovery and Resilience Plans; RRP’s) een nationale hervormings- en investeringsagenda op te stellen die voldoet
aan de overeengekomen Europese beleidsdoelstellingen. De herstelplannen van de lidstaten
moeten structurele hervormingen en investeringen bevatten die de landspecifieke aanbevelingen
(LSA’s) uit 2019 en 2020 adresseren. Dit zorgt voor een sterke link tussen de RRF
en het Semester. Daarnaast dienen de groene en digitale transities centraal te staan
in de herstelplannen. Van de uitgaven in de herstelplannen moet ten minste 37% bijdragen
aan klimaat en 20% aan digitaal.
In de ASGS presenteert de Commissie tevens zeven Europese flagships en moedigt lidstaten aan om deze op te nemen in hun herstelplannen. Deze flagships – schone en hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, schoon vervoer, breedband,
digitale overheid, data cloud en om- en bijscholing – laten gemeenschappelijke beleidsuitdagingen van EU-lidstaten
zien en geven de prioriteiten van de Commissie aan.
Het kabinet steunt de voorwaarden die aan de herstelplannen worden gesteld. Het kabinet
hecht aan de voorwaarde dat lidstaten structurele hervormingen moeten doorvoeren om
aanspraak te kunnen maken op de middelen uit de RRF. De link met de LSA’s zal bijdragen
aan het vergroten van het groeipotentieel van lidstaten. Op lange termijn zal het
doorvoeren van structurele hervormingen de weerbaarheid van de gehele EU tegen mogelijke
toekomstige crises versterken. Hierbij is de RRF erop gericht lidstaten uit te rusten
om economische schokken in de toekomst zelf op te kunnen vangen. Daarnaast sluit de
focus van de investeringen vanuit de RRF op de groene en digitale transitie aan bij
de Nederlandse prioriteiten op deze gebieden, waaronder de EU-klimaatdoelstellingen
en versterking van het Europees concurrentievermogen.
Andere beleidsuitdagingen
De Commissie stelt dat de hogere schuldenlast van lidstaten, als gevolg van de maatregelen
om het herstel van de COVID-19-pandemie te bespoedigen, een obstakel is in het aanpakken
van de uitdagingen die volgende generaties het hoofd moeten bieden. Het kabinet vindt
het net als de Commissie in het licht van de COVID-19-pandemie van belang dat lidstaten
bestaande en nieuwe onevenwichtigheden aanpakken door middel van hervormingen die
de economische en sociale veerkracht versterken.
De Commissie schetst dat het aanpakken van de klimaat- en milieucrisis de grootste
uitdaging van deze tijd is en daarnaast kansen biedt om onze economieën op een duurzame
manier te transformeren. De doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050, opgenomen
door de Commissie in de ASGS, is belangrijk om de klimaattransitie voortvarend en
gezamenlijk door te zetten. Het kabinet deelt de opvatting van de Commissie dat een
ambitieus klimaatbeleid naast milieuwinst ook kansen biedt voor onze economie en daarmee
onze welvaart.
Volgens de Commissie is de digitale transitie cruciaal om de sociale en economische
veerkracht van de EU en haar lidstaten te versterken, hun duurzame groeipotentieel
te vergroten, werkgelegenheid te creëren en technologische soevereiniteit te borgen.
Het kabinet deelt deze ambities van de Commissie op het gebied van digitalisering.
Een goed functionerende interne markt en behoud van een open economie zijn cruciaal
om de digitale transitie vorm te geven en daarmee het Nederlandse- en het Europese
verdienvermogen bestendig te maken. Daarnaast is het kabinet van mening dat investeringen
in onderzoek en wetenschap van groot belang zijn voor een succesvolle transitie naar
een groen en digitaal Europa.
Voor een welvarende EU is het voor het kabinet belangrijk dat iedereen kan profiteren
van de baten van economische groei. De Commissie benadrukt dat hiervoor een eerlijke
economie met een focus op inclusieve groei van belang is. Lidstaten worden aangemoedigd
om maatregelen te nemen die gelijke kansen, inclusief onderwijs, eerlijke arbeidsomstandigheden
en adequate sociale bescherming bevorderen.
Aangepast proces Europees Semester
De komst van de RRF als reactie op de economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak
heeft gevolgen voor het Semester. De Commissie stelt voor om het RRF-proces zoveel
mogelijk te integreren in de systematiek van het Semester en waar mogelijk synergie
te bereiken tussen de twee processen. De lancering van de RRF gaat daarom gepaard
met een tijdelijke aanpassing van het Semester.
De eerste belangrijke aanpassing in het Semester is dat lidstaten worden aangemoedigd
om hun nationale hervormingsprogramma’s (NHP’s) en hun herstelplannen in één geïntegreerd
document aan te leveren. De herstelplannen worden de leidende documenten ten aanzien
van de hervormingsplannen van lidstaten. Ten tweede zal de beoordeling van de herstelplannen
in 2021 de jaarlijkse landenrapporten vervangen. Ten derde zullen lidstaten die in
2021 een herstelplan indienen geen LSA’s ontvangen. Niettemin zal de Commissie wel
aanbevelingen doen voor het begrotingsbeleid van lidstaten in 2021, zoals voorzien
in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). De implementatie van hervormingen zal gemonitord
blijven worden aan de hand van de goedgekeurde mijlpalen uit de RRP’s. Tot slot zal
de Commissie gelijktijdig met de beoordeling van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s
(SCP’s), die eind april 2021 door de lidstaten moeten worden ingediend, ook diepteonderzoeken
(in-depth reviews; IDR’s) doen naar macro-economische onevenwichtigheden in lidstaten waarvoor dit
relevant is. De Commissie zal het risico op macro-economische onevenwichtigheden tijdens
de nieuwe Semestercyclus dus blijven volgen en beoordelen, met de nadruk op risico’s
die ontstaan als gevolg van de COVID-19-pandemie. Tijdens de uitvoering van de herstelplannen
zal de rapportage hierover plaatsvinden in de cyclus van het Semester.
Nederland onderschrijft dat veranderingen in het Semester onontkoombaar zijn om de
efficiëntie van het Semester te waarborgen, maar benadrukt dat deze aanpassingen tijdelijk
moeten zijn en alleen moeten voortduren zolang herstelplannen worden ingediend en
beoordeeld. In het Semester moet het identificeren van structurele beleidsuitdagingen
van lidstaten en het monitoren van de uitvoering van structurele hervormingen die
voortkomen uit de LSA’s prioriteit blijven. Het kabinet spant zich er daarom voor
in dat alle LSA’s zo snel mogelijk – voor alle lidstaten – terugkeren in het Semester,
zodat de focus van het Semester als coördinatie-instrument voor economisch en arbeidsmarktbeleid
behouden blijft. Daarnaast moet het Semester de nadruk blijven leggen op houdbare
overheidsfinanciën op de middellange termijn in al haar documenten. Voor het bevorderen
van duurzame economische groei en het versterken van de sociale en economische veerkracht
en crisisbestendigheid van de EU is het cruciaal dat alle lidstaten de kwaliteit van
de overheidsfinanciën structureel verbeteren. Multilateraal toezicht op het begrotingsbeleid
van EU-lidstaten dient daarom een onmiskenbaar onderdeel te blijven van het Semester.
Ook de Commissie benadrukt dat lidstaten zich moeten richten op uitdagingen en prioriteiten
die het meeste effect zullen hebben op lange termijn.
Alert Mechanism Report
In het Alert Mechanism Report (AMR) worden aan de hand van een scorebord mogelijke macro-economische onevenwichtigheden
opgespoord. Aan de hand hiervan wordt bepaald welke lidstaten onderworpen worden aan
nader onderzoek. Deze diepteonderzoeken moeten uitwijzen of en in welke mate de betreffende
lidstaten kampen met macro-economische onevenwichtigheden en in hoeverre deze een
risico vormen voor de lidstaten zelf, de Economische en Monetaire Unie (EMU), of de
EU als geheel.
Sinds de COVID-19-uitbraak lijken onevenwichtigheden weer toe te nemen en kunnen nieuwe
risico’s ontstaan. De Commissie is voornemens om dit Semester in twaalf lidstaten
de ontwikkeling van onevenwichtigheden nader te onderzoeken: Cyprus, Duitsland, Frankrijk,
Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Portugal, Roemenië, Spanje en Zweden.
Met uitzondering van Bulgarije zijn dit dezelfde lidstaten als vorig jaar.
De Commissie zal voor het achtste jaar op rij een diepteonderzoek uitvoeren naar mogelijke
onevenwichtigheden in de Nederlandse economie die verband houden met het overschot
op de lopende rekening en de hoge private schulden. De hoge private schuld van bedrijven
ligt vooral bij multinationals. De hoge schuld van huishoudens wordt volgens de Commissie
voornamelijk veroorzaakt door de hypotheekrenteaftrek en een suboptimale huurmarkt.
Ten aanzien van de hoge schulden van huishoudens heeft het kabinet reeds maatregelen
genomen om deze te beperken, zoals aanpassingen die de fiscale prikkel tot het aangaan
van (extra) hypotheekschuld verminderen. Daarnaast heeft het kabinet verschillende
maatregelen genomen die mogelijk een drukkend bijeffect hebben op het overschot op
de lopende rekening, zoals de verhoging van de overheidsuitgaven en het verlichten
van de lasten op arbeid.
De resultaten van de diepteonderzoeken worden in het voorjaar van 2021 verwacht, gezamenlijk
met de beoordeling van de SCP’s.
Aanbevelingen voor de eurozone
In de aanbevelingen voor de eurozone worden de gezamenlijke (beleids)uitdagingen voor het eurogebied benoemd. De aanbevelingen worden besproken
in de Eurogroep van december. Vervolgens zal na goedkeuring in de Ecofinraad de Europese
Raad de aanbevelingen bekrachtigen, waarna de eerstvolgende Ecofinraad de aanbevelingen
formeel aanneemt. De Commissie heeft de volgende vijf aanbevelingen voorgesteld, die
deels dezelfde beleidsterreinen als vorig jaar behandelen.
1. Expansief begrotingsbeleid blijven voeren in 2021 om het herstel te ondersteunen
De eerste aanbeveling adviseert om in 2021 met het begrotingsbeleid de economie te
blijven ondersteunen. Het beleid moet afgestemd zijn op de uitdagingen per land en
dient tijdelijk en gericht te zijn. Hiernaast moeten de beleidsmaatregelen op tijd
worden geïmplementeerd om ze zo doelmatig mogelijk te laten functioneren. Indien de
omstandigheden het toestaan, dient de ondersteuning in 2021 afgebouwd te worden, op
een dusdanige manier dat de gevolgen hiervan voor de arbeidsmarkt en in sociaal opzicht
beperkt zijn. Verder wordt het belang van structurele hervormingen in het zorg- en
sociale zekerheidsstelsel benadrukt, en wordt er gepleit voor aandacht voor de kwaliteit
van begrotingsmaatregelen. Het kabinet onderschrijft deze aanbevelingen.
2. Verder bevorderen van convergentie, veerkracht en duurzame en inclusieve groei
Daarnaast wordt er aanbevolen om het risico van verdere divergentie te verminderen
en de economische en sociale veerkracht in de eurozone te vergroten. Dit moet gebeuren
door in te zetten op hervormingen die de productiviteit en werkgelegenheidsontwikkeling
versterken en leiden tot een soepelere allocatie van productiefactoren waardoor de
werking van markten verbetert. De interne markt speelt hier ook een belangrijke rol
en dient verder geïntegreerd te worden. Hiernaast moet het niveau van publieke en
private investeringen verhoogd worden om het herstel aan te jagen, in lijn met een
eerlijke en inclusieve groene en digitale transitie. Tot slot worden landen aangemoedigd
verder te werken aan globale oplossingen met betrekking tot belastingen en het beprijzen
van CO2-uitstoot.
Het kabinet steunt de inzet op beleid dat de groei, productiviteit en weerbaarheid
binnen de eurozone versterkt. Ook onderschrijft het kabinet het belang van de interne
markt. Om het functioneren van de interne markt te verbeteren blijft het kabinet inzetten
op het verder wegnemen van belemmeringen, het verbeteren van de implementatie en handhaving
van interne markt regels, en het vergroten van de weerbaarheid van de interne markt.
Het kabinet herkent de in de aanbeveling geschetste uitdagingen op de arbeidsmarkt.
Het is van groot belang dat arbeidsmarktbeleid mensen ondersteunt om de overgang te
maken naar (ander) werk, ook ter ondersteuning van de groene en digitale transities.
Het kabinet stimuleert mensen regie te nemen over hun loopbaan, zodat zij zich blijven
ontwikkelen en wendbaar en weerbaar blijven op de snel veranderende arbeidsmarkt.
Dit wordt ook ondersteund door een inzet op het stimuleren van sociale partners bij
leren en ontwikkelen, flexibilisering van het aanbod voor leren en ontwikkelen en
het stimuleren van een leercultuur. Ook gaat het kabinet met gerichte maatregelen
segmentatie op de arbeidsmarkt tegen, onder andere door het gebruik van externe flexibele
contracten af te remmen. Tot slot kent Nederland een traditie van het actief betrekken
van sociale partners bij beleidsontwikkeling. In de huidige crisis is deze betrokkenheid
geïntensiveerd.
Ook steunt het kabinet het werk van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) om oplossingen te vinden voor de belastinguitdagingen van de digitaliserende
economie. Verder hecht het kabinet sterk aan de reductie van CO2-uitstoot, en zet daarom in op een ambitieus klimaatbeleid. Het beter beprijzen van
CO2-uitstoot op Europees niveau, bijvoorbeeld met belastingen, kan daarbij een effectief
en efficiënt instrument zijn.
3. Versterken van de nationale institutionele raamwerken
In de derde aanbeveling wordt aanbevolen om hervormingen te versnellen en voortgang
te maken met het wegnemen van knelpunten voor investeringen en het bevorderen van
een efficiënt gebruik van EU-middelen. Hierbij dient de effectiviteit en digitalisering
van het openbaar bestuur versterkt te worden, met een focus op justitie, gezondheidszorg
en openbare werknemersdiensten. Ook is het van belang om de administratieve lasten
voor bedrijven te verlagen en het ondernemersklimaat te verbeteren. Daarnaast wordt
het belang onderstreept van effectieve raamwerken tegen fraude en corruptie.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling dat hervormingen belangrijk zijn om de effectiviteit
van het openbaar bestuur te versterken en middelen doelmatig in te zetten. Een sterke
digitale overheid waarbij de kwaliteit van dienstverlening vooropstaat is hier onderdeel
van. Het kabinet onderneemt ook tal van stappen om dit te bewerkstelligen. Zo lopen
er al enige tijd digitaliseringstrajecten om vernieuwing aan te brengen binnen de
belastingdienst, de strafrechtketen, het reisdocumentenstelsel en zijn er ook stappen
gezet met de Single Digital Gateway. Verder is de aanpak van belastingontwijking een
speerpunt van dit kabinet, zoals blijkt uit de door dit kabinet genomen maatregelen3. Het kabinet steunt daarnaast de initiatieven van de Commissie tot versterking van
de effectiviteit van het raamwerk ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering.
Eén van de barrières voor grensoverschrijdende financiering die met de aanbeveling
geadresseerd wordt is het wegnemen van het verschil in efficiëntie en effectiviteit
van nationale insolventiekaders. Daarbij worden specifieke gebieden waar harmonisatie
wenselijk is onderzocht en worden best practices opgesteld. Er wordt gesteld dat betere niet-bancaire insolventieraamwerken bijdragen
aan het adresseren van de mogelijke toename van niet-presenterende assets op bankbalansen.
Het kabinet ziet het belang van goedwerkende en voorspelbare insolventieprocedures,
maar is vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak tot harmonisatie. Verbetering van
de procedures kan ook zonder wijziging van het regelgevend kader worden bereikt, zoals
door het opstellen van best practices.
4. Macro-financiële stabiliteit verzekeren
In de vierde aanbeveling wordt geadviseerd om voldoende kredieten beschikbaar te blijven
maken om levensvatbare bedrijven te ondersteunen zolang dat nodig is in de context
van de COVID-19-pandemie. Daarnaast wordt er aanbevolen om te sturen op gedegen balansen
in de bankensector waarbij blijvend aandacht wordt besteed aan niet-presterende leningen
(NPL’s).
Het kabinet onderschrijft de stelling dat kredietkanalen voor de economie en maatregelen
om levensvatbare bedrijven te ondersteunen behouden moeten blijven, en laat dit ook
terugkomen in haar noodpakketten. Daarnaast acht het kabinet het van belang om de
bankbalansen van banken gezond te houden. Nederland ondersteunt de proactieve aanpak
van de Commissie ten aanzien van nieuwe NPL’s.
5. Verdiepen van de Economische en Monetaire Unie en het versterken van de internationale
rol van de euro
De vijfde aanbeveling stelt dat er voortgang moet worden gemaakt met de verdieping
van de EMU, waarbij het voltooien van de bankenunie en kapitaalmarktunie als prioritaire
initiatieven worden genoemd. Ook spelen voorstellen voor digitale en duurzame financiering
hierbij een grote rol. Verder wordt er aanbevolen om het crisisraamwerk binnen de
bankenunie te verbeteren. De aanbeveling stelt dat een sterkere EMU bijdraagt aan
een grotere internationale rol van de euro, die daarmee beter kan bijdragen aan het
wereldwijd promoten van de economische belangen van de EU.
Het kabinet acht verdere verdieping van de kapitaalmarktunie van groot belang voor
de EU, en verwelkomt derhalve het nieuwe Kapitaalmarktunie Actieplan. Een sterkere
kapitaalmarktunie draagt bij aan meer en betere financieringsopties voor Europese
bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf, en daarmee aan de economische groei.
Tevens wordt grensoverschrijdende financiering beter gefaciliteerd door het wegnemen
van barrières, wat bijdraagt aan de financiële stabiliteit in de eurozone. Daarnaast
acht het kabinet het van belang lange termijn sparen en investeren beter te faciliteren,
door de EU een veiligere plek te maken om te beleggen en te sparen. Daarmee kan meer
kapitaal beschikbaar komen en efficiënt gealloceerd worden voor het economisch herstel
van de COVID-19-pandemie. Ook bevordert dit de benodigde investeringen voor digitalisering
en verduurzaming van de reële economie en de financiële sector.
Het kabinet staat tevens positief tegenover aanvullende voorstellen op het gebied
van verduurzaming van de financiële sector. Zo zet het kabinet zich onder andere bij
herzieningen van Europese wetgeving in op het rapporteren ten aanzien van klimaatrisico’s.
Het kabinet zal zich in de relevante fora binnen de EU ook voor een algemene taxonomie
inzetten. Dit stelt financiële instellingen in staat om duurzaamheidsrisico’s te identificeren.
Het kabinet is tot slot blij met de voorstellen in het kader van digital finance en zet zich in om deze voorstellen spoedig en constructief te behandelen.
Nederland is kritisch op het versoepelen van regels voor het gebruik van staatssteun
in de bankensector. Daarnaast stelt Nederland strenge voorwaarden aan het voltooien
van de bankenunie middels een Europees depositogarantiestelsel (European Deposit Insurance Scheme), waaronder een verscherpte risicoweging van staatsobligaties en een gezonde Europese
bankensector. Nederland steunt het uitvoeren van gerichte technische verbeteringen
aan het crisisraamwerk. Daarbij zet Nederland onder andere in op het updaten van de
staatssteunregels uit de Bankencommunicatie 2013, om deze meer in lijn te brengen
met de regels uit het resolutieraamwerk (Bank Recovery and Resolution Directive).
Draft Joint Employment Report
Als onderdeel van het herfstpakket heeft de Commissie een concept van het jaarlijks
terugkerende Joint Employment Report (JER) van de Commissie en de Raad gepubliceerd. Het rapport wordt vastgesteld in
de EPSCO-Raad in maart 2021. In het voorstel voor het JER schetst de Commissie hoe
de COVID-19-pandemie een einde heeft gemaakt aan een zes jaar durende trend van groeiende
werkgelegenheid. Desondanks bleven er de afgelopen jaren uitdagingen rondom ongelijkheid
en participatie van kwetsbare groepen. De COVID-19-pandemie heeft een ongekende economische
schok teweeggebracht. Door steun van lidstaten aan de groepen en sectoren die het
meest geraakt werden, zijn de effecten gemitigeerd.
In het voorstel voor het JER identificeert de Commissie tien terreinen waarop lidstaten,
met hervormingen en investeringen, de uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid,
sociaal beleid en vaardigheden kunnen aanpakken. Hierbij moet onder andere gedacht
worden aan het zolang als noodzakelijk in stand houden van werktijdverkortingsregelingen,
het creëren van veilige werkplekken, arbeidsmarktregulering, het hervormen van sociale
zekerheidsstelsels en het investeren in om- en bijscholing en een leven lang leren.
Het kabinet herkent de voorgestelde boodschappen van de Commissie. Op het merendeel
van de prioritaire beleidsterreinen zet het kabinet stevig in met crisis-, steun-
en herstelmaatregelen. Het kabinet heeft de afgelopen jaren hervormingen op het terrein
van pensioenen, sociale zekerheid en de arbeidsmarkt ingezet en doorgevoerd.
Net als in voorgaande jaren evalueert de Commissie de prestaties van lidstaten aan
de hand van het «sociale scorebord» dat bij de Europese pijler van sociale rechten
hoort. Dit scorebord bestaat uit veertien indicatoren op het terrein van werk- en
leefomstandigheden. Deze indicatoren zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
(1) gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, (2) dynamische arbeidsmarkten en
eerlijke werkomstandigheden, en (3) overheidssteun/sociale bescherming en inclusie.
De scores van lidstaten lopen net als in andere jaren sterk uiteen. De COVID-19-pandemie
versterkt dit beeld.
Uit het scorebord blijkt dat Nederland relatief zeer goed presteert: Nederland wordt
specifiek als «best scorend» of »beter dan gemiddeld» aangemerkt op tien indicatoren.
Onder andere op het terrein van werkgelegenheid, participatie van jongeren en digitale
vaardigheden behoort Nederland tot de kopgroep. De Commissie signaleert in Nederland
nog uitdagingen op het terrein van participatie van jongeren met een migratieachtergrond
en achterblijvende arbeidsparticipatie en daarmee samenhangend lagere lonen van vrouwen.
Het kabinet heeft het programma Verdere integratie op de arbeidsmarkt en het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021 ingezet om bovenstaande uitdagingen
aan te pakken. In reactie op de crisis onderneemt het kabinet bovendien actie om stages
en leerbanen te behouden en worden effectieve interventies voor een succesvolle overgang
naar de arbeidsmarkt in kaart gebracht. Het kabinet streeft ernaar dat het aandeel
economisch zelfstandige vrouwen groeit door arbeidstoeleiding van niet-werkende vrouwen
en urenuitbreiding van vrouwen in kleine deeltijdbanen te stimuleren. De uitbreiding
van het geboorteverlof voor partners in 2020 en de invoering van betaald ouderschapsverlof
in 2022 zal naar verwachting leiden tot een gelijkere verdeling van werk- en zorgtaken
en zo bijdragen aan het meer uren kunnen werken van met name vrouwen.
Sustainable Development Goals in Semester
Als onderdeel van het herfstpakket heeft de Commissie dit jaar ook een werkdocument
opgesteld over het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (Sustainable Development Goals, SDG’s) en de integratie daarvan in onder andere het Semester. Bij afwezigheid van
landenrapporten voor lidstaten die een herstelplan indienen, zal de monitoring van
de SDG’s in deze Semestercyclus worden bewaakt in de beoordeling van de herstelplannen
van lidstaten.
De SDG’s zijn zeventien universele, alomvattende doelstellingen op het gebied van
milieu, sociaal beleid, economie en rechtsstaat. Nederland heeft zich eraan gecommitteerd
om deze doelen in 2030 te realiseren. Onder andere in de jaarlijkse Kamerbrief «Monitor
Brede Welvaart en Sustainable Development Goals» wordt de Kamer uitgebreid geïnformeerd
over de Nederlandse situatie en trends op het gebied van brede welvaart en voortgang
op de SDG’s. Betreffende de integratie van de SDG’s in het Semester vindt het kabinet
het van belang dat de focus van het Semester als coördinatie-instrument voor economisch
en arbeidsmarktbeleid behouden blijft. Voor de integratie van de SDG’s in het Semester
verkiest het kabinet dan ook een aanpak waar een duidelijke scheiding tussen enerzijds
aanbevelingen op SGP/MEOP, waarvoor een juridische grondslag is in het Verdrag betreffende
de werking van de EU, en anderzijds monitoring op andere beleidsterreinen wordt aangebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën