Brief regering : Het rapport inzake Faillissement Slotervaartziekenhuis B.V. Onderzoek naar Goed bestuur
31 016 Ziekenhuiszorg
Nr. 299
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer toegezegd de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(hierna: IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) te vragen onderzoek te
doen naar onbehoorlijke financiële constructies bij de in oktober 2018 failliet verklaarde
ziekenhuizen van de MC-Groep, te weten het MC Slotervaartziekenhuis en de MC IJsselmeerziekenhuizen.
Hierbij zend ik u het rapport toe dat betrekking heeft op het MC Slotervaartziekenhuis1 en geef ik u in mijn reactie op het rapport.
Achtergrond
Op 25 oktober 2018 sprak de rechtbank de faillissementen uit van Slotervaartziekenhuis
B.V. en MC IJsselmeerziekenhuizen B.V. Deze faillissementen hebben tot veel maatschappelijke
onrust geleid. Er werden verschillende onderzoeken ingesteld om te onderzoeken hoe
dit heeft kunnen gebeuren en om lessen te trekken voor de toekomst. Er zijn sindsdien
verschillende rapporten verschenen, te weten het rapport van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid, het rapport van de onderzoekscommissie faillissementen ziekenhuizen (commissie
Van Manen) en een viertal toezichtsrapporten door de IGJ. De gebundelde beleidsreactie
op deze rapporten is op 19 juni 2020 aan uw Kamer toegezonden.2
Vraagstelling
Mijn ambtsvoorganger heeft, naast het instellen van de onafhankelijke onderzoekscommissie
faillissementen ziekenhuizen, de IGJ en NZa gevraagd om onderzoek te doen naar onbehoorlijke
financiële constructies bij het MC Slotervaartziekenhuis en de MC IJsselmeerziekenhuizen.
Meer concreet zijn de volgende vragen gesteld:
1) Hebben (de bestuurders van) de ziekenhuizen de Governancecode Zorg nageleefd?
2) Is er sprake (geweest) van belangenverstrengeling, en zo ja: heeft dit geleid tot
overtreding van (zorg)wet- en regelgeving?
De NZa en IGJ zijn ter beantwoording van deze vragen nagegaan of er bij de failliete
ziekenhuizen sprake was van goed bestuur en een professionele en integere bedrijfsvoering.
Ook hebben zij onderzocht of er niet-marktconforme transacties zijn geweest ten gunste
van bestuurders en aandeelhouders. Tot slot zijn de IGJ en NZa gevraagd om te onderzoeken
of aanvullende instrumenten mogelijk en gewenst zijn om te weten of bestuurders van
zorginstellingen via belangenverstrengeling zichzelf kunnen verrijken ten koste van
de zorginstelling. De IGJ en NZa hebben de gang van zaken bij het Slotervaartziekenhuis
uitgebreid getoetst aan de geldende wet- en regelgeving, en aan de Governancecode
Zorg. Hieronder noem ik de voornaamste conclusies.
Overtredingen wettelijke bepalingen
Op basis van de informatie waarover de IGJ en de NZa de beschikking hadden en de bevindingen
van onderhavig onderzoek, hebben de IGJ en de NZa niet vastgesteld dat in de periode
vanaf de overname van Slotervaartziekenhuis B.V. door de MC Groep op 31 december 2013
tot aan het faillissement op 25 oktober 2018 sprake is geweest van overtreding van
(zorg)wet- en regelgeving (Wmg, WTZi en uitvoeringsbesluit WTZi en Wkkgz) waar het
gaat om de bestuurlijke organisatie (inclusief (schijn van) belangenverstrengeling)
en/of het onttrekken van zorggeld. Wel heeft Slotervaartziekenhuis B.V. op andere
onderdelen de WTZi overtreden. Zo zijn de jaarstukken structureel te laat gedeponeerd
en is eenmaal de verhuur van medische ruimte niet van tevoren bij het College Sanering
Zorginstellingen (CSZ) gemeld waar dat wel had gemoeten. Uit het onderzoek zijn geen
aanwijzingen naar voren gekomen dat de huurprijs van de medische ruimte niet markconform
was.
Overtreding Governancecode Zorg
Met betrekking tot de Governancecode Zorg luidt de conclusie dat de bepalingen uit
de Governancecodes Zorg (2010 en 2017) zijn overtreden met betrekking tot het voorkomen
van de schijn van belangenverstrengeling. De interne toezichthouder (de Raad van Commissarissen,
hierna: RvC) is namelijk bij een aantal transacties met verbonden partijen niet door
het bestuur betrokken, waar dat wel had moeten gebeuren. Hierdoor is de schijn van
belangenverstrengeling bij deze transacties niet vermeden. Uit het onderzoek naar
de hiervoor genoemde transacties is overigens niet gebleken dat deze transacties niet
marktconform waren, zodat als gevolg van deze rechtshandelingen niet is gebleken van
materiële onttrekkingen van zorggeld of risico’s voor de goede zorgverlening. Met
andere woorden; de vastgestelde overtredingen van de governancecodes in de zorg ten
aanzien van (de schijn van) belangenverstrengeling en het uitblijven van voorafgaande
goedkeuring door de RvC van besluiten RvB, zijn niet dusdanig van aard dat deze zijn
te kwalificeren als overtreding van artikel 3 van de Wet kwaliteit klachten en geschillen
zorg (Wkkgz), in de zin van goed bestuur als randvoorwaarde voor de organisatie van
goede zorg, als van artikel 5, tweede lid van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi)
ten aanzien van het verbod op winstoogmerk.
De positie van de RvC
Naast het al dan niet overtreden van wettelijke bepalingen of bepalingen uit de governancodes
in de zorg, trekken de IGJ en NZa de conclusies dat de RvC maar beperkt in staat was
om bestuurlijk tegenwicht te bieden aan het bestuur. Dit was het gevolg van de wijze
waarop de interne governance was ingericht binnen de rechtsvorm waarin Slotervaartziekenhuis
B.V. werd gedreven. Slotervaartziekenhuis B.V. was namelijk een besloten vennootschap
(B.V.) waarbij sprake was van een dubbelrol tussen bestuurders en aandeelhouders.
Bij Slotervaartziekenhuis B.V. lag de bevoegdheid om bestuurders te ontslaan niet
bij de RvC, maar bij de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (hierna: AVA). Hierdoor
zou bijvoorbeeld een besluit van de RvC om een of meerdere bestuurders te schorsen
weer ongedaan gemaakt kunnen worden door de aandeelhouders. Gelet op de dubbelrol
tussen bestuurders en aandeelhouders was de onafhankelijke rol en positie van de RvC
onvoldoende volgens de IGJ en NZa.
Op grond van het Burgerlijk Wetboek is het toegestaan dat de algemene vergadering
van aandeelhouders wordt gevormd door dezelfde personen die de bestuurders van een
onderneming zijn. De Governancecodes Zorg (2010–2017) schrijven voor dat de werkgeversrol
ten aanzien van de bestuurders in beginsel is belegd bij de intern toezichthouder,
hoewel het mogelijk is deze rol statutair bij de AVA te beleggen. De huidige Governancecode
Zorg lijkt daarbij wel uit te gaan van een strikte scheiding van bestuur, AVA en RvC.
Aanbeveling
De IGJ en de NZa zijn van oordeel dat de interne toezichthouder van grotere zorgvennootschappen
standaard met de zwaardere (werkgevers)rol moet worden belast. Om die reden bevelen
zij aan om dit in zorgwet- en regelgeving vast te leggen en de Governancecode Zorg
hierop aan te passen. Hiermee wordt gerealiseerd dat de interne toezichthouder van
een grotere zorgaanbieder die de rechtsvorm van een besloten of naamloze vennootschap
heeft, een volwaardige rol kan vervullen in het systeem van checks & balances. Ook in het geval er sprake is of kan zijn van een dubbelrol tussen bestuurders en
aandeelhouders. De IGJ en de NZa zijn van mening dat de belangen van goed bestuur
en integere bedrijfsvoering hiermee gediend zijn.
Appreciatie
Ik dank de IGJ en de NZa voor het diepgravende onderzoek dat zij hebben uitgevoerd.
Ten aanzien van de geconstateerde onvolkomenheden met betrekking tot de bepalingen
van de WTZi die betrekking hadden tot het structureel te laat indienen van de jaarrekening,
heeft de IGJ destijds al de nodige verbetermaatregelen afgedwongen. De tijdens het
onderzoek geconstateerde overtreding van de WTZi ten aanzien van het niet van het
voren bij het CSZ melden van verhuur van medische ruimte zou in een normale situatie
aanleiding zijn geweest om verbeteracties af te dingen. Door het faillissement kan
de IGJ voor deze geconstateerde overtreding van de WTZI vanzelfsprekend geen herstelsanctie
meer opleggen. Ik waardeer dat de NZa en IGJ transacties, waarbij overtreding van
de governancecodes in de zorg met betrekking tot het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling
is vastgesteld, hebben getoetst op marktconformiteit. Hiervoor is de hulp van een
forensisch accountants- en onderzoeksbureau ingeschakeld. Uit dit onderzoek zijn evenwel
geen aanwijzingen naar voren gekomen dat de transacties in kwestie hebben geleid tot
onttrekkingen van zorggeld of risico’s voor de goede zorgverlening.
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de aanbeveling om de interne toezichthouder
van grotere zorgvennootschappen met een zwaardere werkgeversrol te belasten. Deze
aanbeveling is in lijn met de aanbeveling van de commissie Van Manen om te zorgen
voor voldoende countervailing power binnen een zorginstelling en de RvC hierop toe te rusten. Op basis van het BW heeft
de RvC een dergelijke rol al bij zogeheten structuurvennootschappen. Het Slotervaartziekenhuis
kwalificeerde echter niet als structuurvennootschap omdat de omzetdrempel voor het
structuurregime (net) niet werd gehaald.3
Ik interpreteer de aanbeveling van de IGJ en NZa zo, dat onderzocht moet worden of
de werkgeversrol van de RvC onder het structuurregime uit het BW toebedeeld zou moeten
worden aan de RvC bij grote zorginstellingen. Wat dan onder grote zorginstellingen
verstaan moet worden, vraagt nadere invulling. Met andere woorden, het toepassingsbereik
van het structuurregime uit het BW zou moeten worden opgerekt, concreet door de omzetdrempel
voor de structuurvennootschap te verlagen voor de zorg.
Ik onderschrijf de intentie die ten grondslag ligt aan de aanbeveling, namelijk dat
binnen zorgorganisaties de interne toezichthouder haar rol goed kan vervullen met
voldoende checks & balances op het bestuur. Ik heb dan ook een positieve grondhouding ten aanzien van de aanbeveling.
De aanpassing behelst echter een uitzondering op het BW en een nieuwe omzetdrempel
zal mogelijk tot nieuwe grensgevallen leiden aangezien de constructie van directeur-grootaandeelhouder
in principe in iedere grootte van zorginstellingen kan voorkomen. Bovendien is het
uitgangspunt in de Governancecode Zorg reeds dat de werkgeversrol ten aanzien van
de bestuurders in beginsel is belegd bij de intern toezichthouder.
Ik wil dan ook nader onderzoeken of een wettelijke maatregel gerechtvaardigd is en
zo ja, wat dan een goede onderbouwing voor een nieuwe omzetdrempel zou zijn. De aanbeveling
strekt overigens niet alleen tot aanpassing van de wet, maar ook van de Governancecode
Zorg. Ik zal daarom in gesprek treden met de eigenaar van de code, de Brancheorganisaties
Zorg (BoZ), over het nut en noodzaak van een dergelijke aanpassing. Ik zal u in het
eerste kwartaal van 2021 berichten over de uitkomst van deze verkenning.
Betrokkenheid aandeelhouders MC Slotervaartziekenhuis
De zienswijze van de raad van bestuur, raad van commissarissen en aandeelhouder van
het Slotervaartziekenhuis op het rapport van de IGJ en NZa is meegezonden als bijlage4. Zoals reeds is gemeld in de Kamerbrief over de gebundelde beleidsreactie, is het
faillissement van het MC Slotervaartziekenhuis beëindigd door een crediteurenakkoord
waardoor zo’n 85% van de crediteuren, inclusief de oud-werknemers, zijn vordering
alsnog volledig krijgt uitbetaald. Een gevolg van dit crediteurenakkoord is dat er
geen rechtmatigheidsonderzoek zal plaatsvinden. Gezien alle hierboven genoemde onderzoeken
die zijn verricht en het rechtmatigheidsonderzoek dat nog zal plaatsvinden voor de
MC IJsselmeerziekenhuizen, ben ik van mening dat de handelwijze van de bestuurders
/ aandeelhouders van het Slotervaartziekenhuis voldoende is onderzocht. Mijn ambtsvoorganger
heeft tijdens het Algemeen Overleg stand van zaken faillissementen ziekenhuizen van
25 april 2019 toegezegd dat de aandeelhouders van het Slotervaartziekenhuis geen rol
meer zullen spelen bij de toekomstige exploitatie van het ziekenhuis. Aangezien van
een dergelijke betrokkenheid geen sprake is, acht ik die toezegging afgedaan.
MC IJsselmeerziekenhuizen
Naast het bijgevoegde rapport volgt in beginsel nog een gelijksoortig rapport van
de IGJ en NZa naar de MC IJsselmeerziekenhuizen. Zoals reeds aan uw Kamer gemeld,
ligt dit gezamenlijke onderzoek van de IGJ en NZa onderzoek stil vanwege een juridisch
geschil tussen de IGJ en de curatoren van de MC IJsselmeerziekenhuizen. De curatoren
verweren zich tegen het door de IGJ vorderen van informatie, die nodig is om het onderzoek
te verrichten. Deze curatoren zullen daarnaast zelf nog een rechtmatigheidsonderzoek
uitvoeren op basis van de Faillissementswet.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg