Brief regering : Stand van zaken met betrekking tot de structurele financiering van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s)
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 232
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2020
In deze brief beschrijf ik de stand van zaken met betrekking tot de structurele financiering
van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s). Ik voldoe hiermee aan toezeggingen
om u hierover te informeren1. De definitieve keuze voor structurele financiering van PGO’s kan naar verwachting
eind 2021 gemaakt worden.
In de voortgangsrapportage Innovatie en zorgvernieuwing van 28 september 20202 is uiteengezet wat PGO’s zijn en wat de stand van zaken is. Ik zal dit kort samenvatten
ten behoeve van de leesbaarheid van deze brief. Daarna zal ik, zoals toegezegd in
de voortgangsrapportage, ingaan op de verlenging van de tijdelijke gebruikersregeling
voor PGO’s. Tot slot beschrijf ik de voortgang om structurele financiering van PGO’s
mogelijk te maken en wat de verdere stappen zijn om tot een keuze voor een structurele
financiering te komen.
Persoonlijke gezondheidsomgevingen
Met een PGO kan iedere Nederlander zijn gezondheidsgegevens beheren in een app of
op een website. Bijvoorbeeld de gegevens die in het systeem staan bij het ziekenhuis,
de huisarts en de verloskundige. Er kunnen ook eigen gegevens aan worden toegevoegd, bijvoorbeeld uit gezondheidsapps. Daarmee heeft iedereen op één plek overzicht van
al zijn medische gegevens en kan desgewenst ook zelf (mee)werken aan zijn of haar
behandeling en gezondheid.
Vanzelfsprekend wil ik dat deze gezondheidsgegevens veilig uitgewisseld kunnen worden.
Samen met de Patiëntenfederatie Nederland, zorgaanbieders en zorgverzekeraars en in
opdracht van het Informatieberaad Zorg zijn afspraken gemaakt om gegevens veilig en
betrouwbaar te delen. Deze afspraken noemen we het MedMij-afsprakenstelsel. Zorgaanbieders en aanbieders van PGO’s met het MedMij-label moeten zich aan dit
afsprakenstelsel houden. Zo is zeker gesteld dat uitwisselen van gezondheidsgegevens
met een PGO met het MedMij-label veilig gebeurt. Er zijn inmiddels 30 leveranciers
van PGO’s die het MedMij-label hebben behaald.
Voor zorgaanbieders geldt dat ook zij hun systemen geschikt moeten maken om gegevens
te ontsluiten naar PGO’s. Vanuit VWS zijn hiertoe verschillende stimuleringsregelingen
(de zogenaamde VIPP-regelingen) ingezet. Instellingen kunnen zo informatie richting
PGO’s ontsluiten door het MedMij-label te halen. Mede als gevolg van de Covid-19 crisis
is hier enige vertraging ontstaan. Ik verwacht echter dat de uitwisseling in 2021
op grotere schaal mogelijk wordt. Bovendien is er, in lijn met de motie van het lid
Diertens3, een traject in gang gezet om vaccinatiegegevens te ontsluiten naar PGO’s, zodat
burgers zelf toegang kunnen hebben tot deze informatie. In het eerste kwartaal van
2021 zal ik uw Kamer hierover nader informeren.
Met een PGO-alliantie van patiënten-, branche-, consumenten- en welzijnsorganisaties wordt gewerkt aan het bekender maken van PGO’s onder zorgverleners en burgers, in
het programma PGO on air.
Tijdelijke gebruikersregeling
Ik wil verder dat er zo min mogelijk financiële barrières zijn voor het uitwisselen
van gezondheidsgegevens.4 Om dit te bewerkstelligen is een gebruikersregelingvoor PGO’s ingesteld. De gebruikersregeling is een tijdelijke financieringsregeling
met een optie voor jaarlijkse verlenging tot en met 2023. Leveranciers krijgen betaald
voor elke gebruiker die tenminste één keer actief gegevens heeft opgehaald of gedeeld.
Dit bedrag is vastgesteld op 7,50 euro per actieve gebruiker. De gebruikersregeling
is geen subsidie, maar een zogenoemde «open house» regeling: een vorm van aanbesteding,
waarbij er geen limiet zit op het aantal leveranciers dat zich inschrijft of het aantal
gebruikers dat zich aanmeldt.
Iedere leverancier die voldoet aan de criteria kan toetreden. De PGO moet het MedMij-label
hebben en voldoen aan de informatiestandaarden voor ziekenhuiszorg, huisartsgegevens,
medicatiegegevens, zelfmeetgegevens en GGZ-gegevens. In 2021 zal hier ook de standaard
voor de langdurige zorg aan worden toegevoegd.
In de hiervoor genoemde voortgangsrapportage heb ik eveneens aangegeven dat de uitwisseling
van gezondheidsgegevens in 2020 door de Covid-19 uitbraak, maar ook door andere factoren,
langzamer op gang is gekomen dan aanvankelijk werd verwacht en dat de «open house»
regeling daarom in 2021 zal worden voortgezet. Ik zou daarbij nog bezien wat de gevolgen
van de vertraging zijn voor de ontwikkelings- en exploitatiekosten van PGO’s en of
de huidige regeling aanpassing nodig heeft. Op basis van een kostprijsonderzoek (bijgesloten)
dat deze zomer is uitgevoerd door M&I partners, heb ik besloten om in 2021 als tegemoetkoming
in de kosten van herkwalificatie van informatiestandaarden een lumpsum bijdrage van
30.000 euro per tot de regeling toegelaten leverancier in de regeling op te nemen.
Ik realiseer mij dat dit slechts een deel van de extra kosten dekt die leveranciers
moeten maken om bij MedMij aangesloten te blijven en van de «open house» regeling
gebruik te kunnen maken. Echter, ik verwacht dat in 2021 de uitwisseling op gang komt
en dat daarmee de PGO-leveranciers kunnen beginnen met het terugverdienen van de gemaakte
kosten. De tijdelijke vergoeding kan derhalve gezien worden als een gedeeltelijke
overbrugging tot dat moment.
Structurele financiering
Het is op dit moment nog niet nodig om te komen tot een structurele financiering van
PGO’s. Het gebruik was in 2020 immers nog maar mondjesmaat mogelijk en de inzet van
PGO’s in het zorgproces is nog volop in ontwikkeling. Verder ligt niet onmiddellijk
een vanzelfsprekende financiering voor de hand. PGO’s kunnen gegevens bevatten vanuit
verschillende domeinen (Zvw, langdurige zorg, Wmo) en uitwisseling is mogelijk met
verschillende zorgprofessionals (huisarts, specialist, fysiotherapeut etc.). Ook kan
het gaan om zowel preventie als zorg.
Vanwege deze complexiteit heeft MedMij in 2019 voor intern gebruik door het bureau
Gupta een inventarisatie laten uitvoeren van alle mogelijke opties voor financiering.
Hierbij is alleen gekeken naar financieringsvormen, waarbij de burger geen of slechts
gedeeltelijk lasten draagt. Er is voorts gekeken naar vergoeding als zorg (uit verschillende
domeinen zoals Zvw, Wmo en Wlz) en vergoedingen op een andere manier (zoals directe
inkoop door overheid, compensatie van de burger en inkoop door werkgevers). De verschillende
opties zijn afgezet tegen criteria als haalbaarheid, gewenste prikkel voor gebruik,
ongewenste effecten etc.
Het onderzoek concludeerde dat financiering van een PGO vanuit de Zvw het meest voor
de hand lijkt te liggen. De onderzoekers noemen diverse redenen.
Zo vindt het delen van gegevens tussen zorgverlener en patiënt binnen een behandelovereenkomst
plaats. Ook kan worden gesteld dat een persoonlijke gezondheidsomgeving completere
dossiers oplevert en zo zorgverleners helpt om hun werk beter te doen en patiënten
om beter geïnformeerd het gesprek met de arts aan te gaan. Patiënten en zorgverleners
delen ook nu al gegevens op andere manieren (papier, mondeling) en proberen zo een
completer beeld te krijgen. Het uitwisselen en delen maken dus al deel uit van de
zorgverlening die veelal vanuit de Zvw wordt gefinancierd. Met een PGO wordt dat eenvoudiger
en overzichtelijker.
Ik verken met het Zorginstituut Nederland of en hoe de PGO inderdaad onder de aanspraken
van de Zorgverzekeringswet kan vallen. Ondanks dat dit het meest voor de hand ligt,
is het niet eenvoudig. De zorgverzekering is immers een individuele schadeverzekering,
gericht op de vergoeding van de kosten van geneeskundige zorg van mensen die ziek
zijn. Mocht uit de verkenning met het Zorginstituut blijken dat de PGO vergoed kan
worden uit de Zvw, dan is de volgende vraag vanuit welk segment vergoeding kan plaatsvinden.
Het onderzoek noemt vier meest voor de hand liggende manieren voor vergoeding van
de persoonlijke gezondheidsomgeving vanuit de Zvw, namelijk via of als:
1) huisartsenzorg;
2) algemene dienst ten behoeve van verzekerde zorg (ADZ);
3) zorgdienst binnen een nieuw te definiëren wettelijk segment;
4) persoonsgebonden hulpmiddel voor gebruik in de thuissituatie.
Dit jaar heb ik samen met o.a. de NZa en Zorginstituut Nederland deze opties van een
eerste analyse voorzien. De eerste twee opties vielen daarbij snel af. Huisartsenzorg
staat dicht bij de mensen, maar beslaat maar een deel van de gegevensuitwisseling.
De ADZ richt zich op gemeenschappelijke diensten en initiatieven door zorgaanbieders
en lijkt daarmee niet passend voor financiering van PGO’s, die zich richten op en
in het bezit zijn van patiënten en burgers. Ik verwijs u verder naar mijn eerdere
brief over de ADZ.5
De derde optie stelt voor om de PGO als een nieuw wettelijk segment te definiëren
binnen de Zorgverzekeringswet. In het onderzoek wordt de vergelijking getrokken met
de geriatrische revalidatiezorg, die gedefinieerd wordt in het Besluit Zorgverzekering
art 2.5c. Dit is alleen mogelijk als duidelijk is dat de PGO past bij de aanspraken
van de Zorgverzekeringswet.
De vierde mogelijkheid is de PGO te classificeren als extramuraal hulpmiddel, net
als diabetesmaterialen of hoortoestellen. De vraag daarbij is of een PGO past binnen
de definitie die wordt gegeven binnen de Wet medische hulpmiddelen.6 Oftewel is het software voor diagnostische doeleinden om ziekte tegen te gaan of
beperkingen te compenseren? Het hierboven genoemde Gupta rapport concludeert van wel,
maar hier kunnen nog vraagtekens bij worden gezet. Het opslaan, uploaden en delen
van gegevens in een PGO valt immers niet onder «behandeling, preventie, bewaking,
diagnose, verlichting of compensatie van ziekte of handicap». Een PGO doet geen meting
en geeft geen advies op basis van de gegevens.
Ik wil de mogelijkheid om PGO’s te financieren vanuit de Zvw derhalve verder verkennen
met het Zorginstituut Nederland, en betrek daarbij ook de NZa en de zorgverzekeraars.
In de loop van 2021 zal mijn opvolger of ik, uw Kamer nader informeren welke financiering
het meest aangewezen is en op welke termijn dat kan worden gerealiseerd. Daarbij geldt
zoals hierboven toegelicht dat de mogelijkheid bestaat om de huidige gebruikersregeling
te verlengen.
Tot slot
Ik verwacht dat komend jaar meer mensen aan de slag kunnen met een veilige persoonlijke
gezondheidsomgeving en dat dit op den duur net als internetbankieren gemeengoed wordt.
Ik wil dat dit met voldoende keuzemogelijkheden toegankelijk wordt voor eenieder.
Een passende structurele financiering voor PGO’s moet dit mogelijk maken.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg