Brief regering : Intermediaire voorzieningen voor auditief en visueel beperkten
35 070 Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd)
Nr. 14 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2020
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten
leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd op 7 maart 2019 is de
motie van het lid Kerstens (PvdA) aangenomen. De motie1 verzoekt de regering om, samen met belangenorganisaties en UWV de knelpunten in de
huidige regeling in het werk- en onderwijsdomein te inventariseren, respectievelijk
te bezien of en hoe deze kunnen worden geadresseerd. Bij de behandeling van het wetsvoorstel
over de juridische erkenning van de Nederlandse Gebarentaal is een aantal van deze
knelpunten ook aan de orde geweest. In het eerste gedeelte van deze brief reageer
ik, mede namens mijn ambtsgenoten, de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media (BVOM) en de Minister voor Medische Zorg en Sport op de motie en de stand
van zaken in de uitvoering, zoals eerder is toegezegd door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS).2
In het eerste gedeelte van de brief kondig ik een verruiming van de maatwerkmogelijkheden
aan en leg ik uit waarom ik het huidig beleid voor werkvoorzieningen voor zelfstandigen
en mensen met een wsw-dienstverband handhaaf.
Verder doe ik in het tweede deel van deze brief de toezegging van mijn ambtsvoorganger
gestand om uw Kamer te informeren over de ondersteuning aan mensen met een visuele
beperking en de uitkomsten van overleg met betrokken partijen. In lijn met het gevoerde
overleg ben ik voornemens de beoordeling en toekenning van technische voorzieningen
voor mensen met een visuele beperking over te dragen aan UWV en de daarvoor benodigde
wetswijziging alsmede flankerende maatregelen in nauw overleg met de sector, UWV en
gemeenten voor te bereiden.
Ondersteuning aan mensen met een auditieve beperking
Stand van de uitvoering centralisatie tolkvoorziening
Inmiddels heeft UWV meer dan een jaar ervaring opgedaan met de uitvoering van de regelingen
voor de tolkvoorzieningen in het leef en werkdomein. Ik heb van UWV begrepen dat de
uitvoering over het algemeen goed verloopt en dat zij periodiek overleg hebben met
vertegenwoordigers van de gebruikers. Ook is er in de afgelopen periode geïnvesteerd
in de deskundigheid van de medewerkers. UWV start binnenkort ook een tevredenheidsonderzoek
onder de gebruikers.
Overleg met belangenorganisaties
In het najaar van 2019 heb ik belangenorganisaties van tolkorganisaties en gebruikers
(verenigd in de Kerngroep) en UWV gesproken om een inventarisatie van de knelpunten
op te stellen. De inventarisatie leverde een lijst met een twintigtal punten op, die
onder te verdelen zijn in volgende onderwerpen:
– knelpunten die een puur uitvoeringstechnisch karakter hebben;
– knelpunten die gaan over de tariefstelling;
– knelpunten die gaan over de verschillen in de regelingen die het werk-, leef- en onderwijsdomein
betreffen;
– knelpunten die op het terrein van Justitie liggen;
– knelpunten die op het terrein van onderwijs of werk liggen.
Ik heb UWV gevraagd om de uitvoeringstechnische knelpunten op te pakken.
Daarnaast zijn de Ministeries van VWS, OCW, SZW en UWV bezig met een herijking van
de tarieven voor de tolkvoorzieningen. De knelpunten met betrekking tot de tariefstelling
lopen mee in dit proces. Hierover wordt met een klankbordgroep met de tolk- en dovenorganisaties
gecommuniceerd, net zoals over de mogelijkheden om de regelingen van het werk-, leef-
en onderwijsdomein te harmoniseren. De knelpunten die gaan over de verschillen in
de regelingen worden daarin meegenomen. De knelpunten met betrekking tot de tolkvoorzieningen
op het terrein van Justitie vallen onder de verantwoordelijkheid van mijn collega
van Justitie en Veiligheid. Ik heb mijn collega van J&V gevraagd hier naar te kijken.
Tevens heb ik J&V uitgenodigd voor het halfjaarlijks overleg dat OCW, VWS en SZW heeft
met vertegenwoordigers van tolken en tolkgebruikers.
Hieronder ga ik verder in op knelpunten die op het werk- en onderwijsdomein liggen,
namelijk het aantal tolkuren, zelfstandigen, onderwijsvoorzieningen voor 30-plussers
en de sociale werkplaatsen. In mijn reactie reageer ik tevens op de aangehouden motie
van het lid Jasper van Dijk (SP), die is ingediend tijdens de parlementaire behandeling
van het wetsvoorstel erkenning NGT. 3 De motie van het lid Jasper van Dijk verzoekt de regering om gebarentaligen in sociale
werkplaatsen recht te geven op een tolk vanuit de bestaande tolkvoorziening.
Aantal tolkuren in het werkdomein
Voor werkende mensen met een auditieve beperking is het mogelijk om gebruik te maken
van een tolk voor het vertalen van gesproken taal naar schrijf- of gebarentaal. UWV
vergoedt maximaal 15% van de arbeidstijd aan tolkuren.4 Het Reïntegratiebesluit geeft UWV de mogelijkheid om van dit maximum af te wijken
indien dit leidt tot «onbillijkheid van overwegende aard voor de klant.» In de nota
van toelichting wordt als voorbeeld om extra uren toe te kennen de situatie van bijscholing
of inwerkperiode genoemd. UWV kent alleen extra uren toe in situaties die niet van
structurele aard zijn.
Tolkgebruikers geven aan dat het erg moeilijk is om bij UWV een toekenning te krijgen
voor extra tolkuren en dat de gronden waarop de extra tolkuren worden toegekend onduidelijk
zijn. Zoals gesteld zet UWV extra tolkuren alleen in incidentele situaties in. Uit
gegevens van UWV blijkt dat de meeste tolkgebruikers uitkomen met het huidig maximum.
Slechts in enkele gevallen komt men niet uit met het maximum van 15 procent van de
arbeidstijd aan tolkuren. Ik kan mij voorstellen dat er structurele situaties zijn
waarin er ook meer tolkuren noodzakelijk zijn.
Vanwege het belang dat ik hecht aan participatie, wil ik indien nodig ook extra ondersteuning
mogelijk maken in structurelere situaties. UWV krijgt daarom meer ruimte voor maatwerk
om ook bij een verzoek tot structureel meer tolkuren maatwerk te kunnen verlenen.
Bij een verzoek tot meer tolkuren zal, net als in de huidige situatie, een oordeel
van een arbeidsdeskundige gevraagd worden. Als uit onderzoek blijkt dat de maximale
inzet van een tolk ontoereikend is, onderzoekt UWV op welke wijze de burger kan worden
ondersteund in het uitvoeren van diens werkzaamheden om zo gelijk mogelijke arbeidskansen
te creëren t.o.v. zijn «horende collega». UWV zoekt naar een adequate oplossing, die
de behoefte en taken van de werkende in oogschouw neemt, maar ook proportioneel is.
Het verruimen van de mogelijkheid tot maatwerk vergt een aanpassing van het Reïntegratiebesluit.
Ik bereid daarom een aanpassing voor van dit besluit.
(Tolk)voorziening en zelfstandigen
De Kerngroep stipt de tegenstelling aan tussen werknemers en zelfstandigen bij het
verstrekken van tolkvoorzieningen. De tolkvoorziening voor ondernemers is in hun ogen
te beperkt. Voor ondernemers wordt binnen het werkdomein een inkomensgrens gehanteerd
en de eis dat de auditieve beperking aanwezig is bij aanvang van de onderneming of
binnen drie jaar na aanvang van de arbeid als zelfstandige ontstaat.
Om te voorkomen dat er een drempel is om te starten als zelfstandigen worden werkvoorzieningen
(waaronder de tolkvoorziening) verstrekt in de startfase. Na drie jaar als zelfstandige
wordt een inkomensgrens gehanteerd. De ondernemer behoudt de tolkvoorziening indien
zijn inkomen niet voldoende is om de kosten van een tolkvoorziening te dragen.
Kenmerk van zelfstandig ondernemerschap is dat ondernemers een eigen verantwoordelijkheid
hebben én bepaalde financiële risico’s zelf dragen. Ze dragen hun eigen arbeidskosten.
De lasten voor werkvoorzieningen voor werknemers worden gedragen door werkgevers via
de premies die zij afdragen in het kader van de WIA ten behoeve van het arbeidsongeschiktheidsfonds.
Zelfstandigen dragen hier niet aan bij.
Het hanteren van een inkomensgrens past bij de keuze om als zelfstandige aan het werk
te gaan. Als het gemiddelde inkomen over de afgelopen drie jaar lager is dan deze
inkomensgrens, dan blijft het recht op een werkvoorziening waaronder een tolk, bestaan.
Als betrokkene in die periode gemiddeld meer heeft verdiend, komt de betrokkene ondernemer
niet meer in aanmerking voor een tolkvoorziening of andere werkvoorzieningen. Het
drempelinkomen5, in 2020 is dit bedrag € 89.479,50, is zodanig hoog dat de ondernemer ook in staat
is om zichzelf te kunnen voorzien van de benodigde werkvoorziening.
Ik zie geen redenen om de inkomensgrens en aanvangsvereiste aan te passen.
Onderwijsvoorzieningen voor 30-plussers
Een ander genoemd knelpunt dat de leden van de Kerngroep noemen is dat leven lang
leren niet mogelijk is voor auditief beperkten, omdat geen tolkvoorziening wordt verstrekt
indien de auditief beperkte student ouder is dan 30.
Mijn collega van OCW heeft op 30 oktober 2020 hierover een brief gestuurd waarin zij
aankondigt voornemens te zijn om de Wet overige OCW-subsidies (WOOS) zodanig aan te
passen dat studenten ouder dan 30 jaar kunnen rekenen op ondersteuning bij onderwijsvoorzieningen
door UWV.6
Tolkvoorziening en sociale werkplaatsen
De Kerngroep gaf in de gesprekken aan dat auditief beperkte werknemers die werken
in of via de sociale werkvoorziening op dezelfde wijze als andere werknemers toegang
moeten hebben tot de tolkvoorziening. Nu zijn deze werknemers sterk afhankelijk van
het beleid van de gemeente en het sociale werkbedrijf dat de Wet sociale werkvoorziening
(Wsw) namens deze gemeente lokaal of regionaal uitvoert. Volgens de Kerngroep wordt
aan kwetsbare mensen in de Wsw tolkondersteuning onthouden door hun werkgever. Ook
de aangehouden motie van het lid Jasper van Dijk (SP) vraagt aandacht voor het recht
op tolkvoorzieningen voor werknemers met een Wsw-dienstbetrekking.7 Deze motie verzoekt de regering om gebarentaligen in sociale werkbedrijven recht
te geven op een tolk vanuit de bestaande tolkvoorziening.
Gemeenten en via hen, sociale werkbedrijven zijn wettelijk verantwoordelijk voor het
aanbieden van werk onder passende omstandigheden aan inwoners die daarvoor in aanmerking
komen. Binnen dit kader past ook het desgewenst verstrekken van een tolkvoorziening.
In het Wsw-budget is rekening gehouden met de kosten voor het verstrekken van deze
en andere werkaanpassingen en voorzieningen.
Ik heb geen concrete signalen ontvangen dat sociale werkbedrijven hun auditief beperkte
werknemers een tolk ontzeggen. Navraag bij vertegenwoordigers van tolken en tolkgebruikers
leidde niet tot concrete casussen. Ook tijdens gesprekken met sociale werkbedrijven
zelf en Cedris komt geen casus boven tafel. Mocht een auditief beperkte te maken krijgen
met een situatie waarin een tolk wordt ontzegd, dan dient hij/zij de gemeente aan
te spreken die verantwoordelijk is voor uitvoering van de Wsw.
Ik ben daarom niet voornemens het huidige beleid aan te passen. Met de inwerkingtreding
van de Wet Centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein,
luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd is expliciet is bewerkstelligd dat de verantwoordelijkheid
voor het verstrekken van tolkvoorzieningen voor Wsw-geïndiceerden bij de gemeente
c.q. het sociale werkbedrijf blijft. Wel blijf ik open staan voor signalen en kunnen
vertegenwoordigers die, o.a. in het halfjaarlijks overleg, aan mij voorleggen.
Ondersteuning mensen met een visuele beperking
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer op 15 november 2019 geïnformeerd over het eindrapport
Zichtbaar in Werk,8 waarin aanbevelingen werden gedaan om de dienstverlening aan mensen met een visuele
beperking in de Participatiewet te verbeteren. M.b.t. de aanbeveling voor één permanent
landelijk serVicepunt en een verbetertraject voor hulpmiddelen bij gemeenten gaf zij
hierin aan dat SZW samen met gemeenten en betrokkenen zal overleggen over verbetermogelijkheden9. Met deze brief geef ik gevolg aan de toezegging om uw Kamer rond de wetsbehandeling
van het wetsvoorstel breed offensief te informeren over de uitkomsten van dit overleg.
De afgelopen periode heeft mijn ministerie met de sector, UWV, VNG en Divosa overleg
gevoerd over de arbeidsondersteuning aan mensen uit de Participatiewet met een visuele
beperking. Ik informeer u over de uitkomsten van het overleg en daarna over mijn beleidsconclusies.
Conclusies uit het gevoerde overleg
Allereerst delen de deelnemers aan het overleg het uitgangspunt dat de positie van
mensen met een visuele beperking verbetering behoeft. Terwijl circa de helft van de
mensen met een arbeidsbeperking aan de kant staat is dit bij mensen met een visuele
beperking ongeveer twee derde. Daardoor blijven talenten onbenut. Zowel de uitgevoerde
pilot in het kader van Zichtbaar in Werk als de cijfers illustreren dat het gewenst
is om maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat meer mensen met een visuele beperking
aan het werk komen en blijven. Gemeenschappelijke ambitie van betrokken partijen is
om daarbij te zoeken naar praktische oplossingen om gebleken knelpunten zoveel mogelijk
weg te nemen.
Voorts delen de partijen het beeld dat het een kwetsbare maar beperkte doelgroep betreft
waarvoor veelal gespecialiseerde expertise nodig is. Het voornaamste knelpunt is dat
deze gespecialiseerde expertise niet bij alle gemeenten beschikbaar is.
Ca. 240 jongeren met een visuele beperking komen per jaar van school en komen niet
of moeilijk aan het werk. Daarvan vindt nu slechts een derde duurzaam werk. Als zij
geen werk hebben behoren zij in beginsel tot de doelgroep van de Participatiewet.
Gemeenten hebben blijkens de pilot en de inzichten van betrokken partijen echter op
zo’n kleine groep niet de vereiste deskundigheid. Ook van de volwassenen met een visuele
beperking lukt het twee derde niet een betaalde baan te krijgen. Belangrijk hierbij
is de expertise inzake de verstrekking van technische voorzieningen en hulpmiddelen.
Dat is lastig voor individuele gemeenten. Zij krijgen maar een enkele hulpvraag per
jaar. Bovendien kunnen de kosten van technische voorzieningen en hulpmiddelen, zoals
een brailleleesregel, voor individuele gemeenten hoog zijn.
De deelnemende partijen zijn het erover eens dat de beste aanpak is om de beoordeling
en toekenning van technische voorzieningen voor mensen met een visuele beperking over
te dragen aan UWV, op een vergelijkbare manier als bij de tolkvoorziening. Overweging
is dat UWV veel expertise en ervaring heeft met het beoordelen en verstrekken van
noodzakelijke technische voorzieningen voor mensen met een visuele beperking in het
kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen. Bovendien is de uitvoering van deze voorzieningen
bij UWV gecentraliseerd. Voorts constateren partijen dat een dergelijke wijziging
consistent is met de centralisatie van de tolkvoorziening.
Vanuit de sector is voorts, in navolging op een van de aanbevelingen uit de pilot,
gepleit voor een breed landelijk serVicepunt voor informatie, advies en ondersteuning
voor mensen met een visuele beperking, zowel voor werkzoekenden, werkgevers en bemiddelaars.
Een dergelijk landelijk serVicepunt bestaat nu niet. Vraag is hoe een dergelijk serVicepunt
zich verhoudt tot de (toekomstige) publieke taak van UWV. Uit het gevoerde overleg
kwam in dit verband het volgende gedeelde knelpunt naar voren. Veel mensen met een
visuele beperking worden nog wel ondersteund als zij op school zitten. Zij zijn dan
in beeld bij de school met expertise voor visueel beperkten en bij UWV, wanneer een
onderwijsvoorziening aan de orde is. Zij lopen echter het risico buiten beeld te raken
wanneer zij van school komen dan wel hun werk verliezen bij een werkgever bij wie
zij bij voorbeeld vanuit een stage zijn gaan werken. Deelnemende partijen merken op
dat het van groot belang is dat de gemeente waar betrokkene woont bijtijds wordt geïnformeerd
over de behoefte aan ondersteuning als betrokkene de school verlaat. Op deze wijze
kan een warme overdracht worden gerealiseerd, op een vergelijkbare manier als bij
uitstroom uit het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Een nader te
onderzoeken punt voor het vervolgproces is hoe deze «signalering» het beste praktisch
kan worden vormgegeven.
Beleidsconclusies
Het verheugt mij dat het gevoerde overleg tot een aantal gedeelde conclusies heeft
geleid. Daarvoor ben ik betrokken partijen erkentelijk.
In lijn met het gevoerde overleg is mijn conclusie dat de beste aanpak is om de beoordeling
en toekenning van technische voorzieningen voor mensen met een visuele beperking over
te dragen aan UWV, op een vergelijkbare manier als bij de tolkvoorziening is gebeurd
in het kader van de Wet centraliseren tolkvoorzieningen. Ik deel de overweging dat
UWV veel expertise en ervaring heeft met het beoordelen en verstrekken van noodzakelijke
technische voorzieningen voor mensen met een visuele beperking. Bovendien is een winstpunt
dat de uitvoering van deze voorzieningen bij UWV gecentraliseerd is. Voorts is een
dergelijke wijziging consistent met de centralisatie van de tolkvoorziening. Deze
maatregel vergt wel dat de wet moet worden gewijzigd, net als bij de tolkvoorziening
is gebeurd. Ik ben voornemens deze wetswijziging voor te bereiden, waarbij ik ernaar
streef om de wetswijziging op 1 juli 2022 in werking te laten treden. Uiteraard vergt
dit nadere uitwerking. Deze nadere uitwerking zal plaatsvinden in nauw overleg met
de sector, UWV en gemeenten. De voorgenomen wetswijziging betekent dat UWV verantwoordelijk
wordt voor het verstrekken van hulpmiddelen en werkvoorzieningen aan mensen met en
visuele beperking uit de Participatiewet. Gemeenten blijven, net als bij de tolkvoorziening,
verantwoordelijk voor de arbeidsondersteuning in den brede. Deze beleidsinzet zorgt
voor eenduidigheid wat betreft de toegankelijkheid van werkvoorzieningen en verbetert
daarmee de positie van mensen met een visuele beperking aanmerkelijk. In beginsel
is de overdracht van werkvoorzieningen aan UWV, net als bij de tolkvoorziening, budgettair
neutraal.
Als flankerende maatregel bij de voorgenomen wetswijziging en als follow up op het
gevoerde overleg heb ik betrokken partijen (sector, UWV en gemeenten) gevraagd mij
in elk geval uiterlijk 1 juli 2021 te adviseren over de vraag hoe en op welke wijze
een passende en werkbare signaleringsfunctie zou kunnen worden vormgegeven, zodat
mensen met een visuele beperking tijdig bij gemeenten in beeld komen. Ik acht het
immers van groot belang dat mensen met visuele beperking in beeld zijn, passende ondersteuning
ontvangen en aan het werk worden geholpen.
Wat betreft de gedachte van een breed landelijk serVicepunt merk ik het volgende op.
Leidend in het SZW-beleid is dat UWV en gemeenten verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning
aan mensen die zijn aangewezen zijn op een uitkering. Nu beoogd is dat UWV het centrale
punt wordt van waaruit de technische voorzieningen worden verstrekt ligt het in de
rede om een eventuele bredere informatie -en adviesfunctie hieraan te koppelen, gelet
op de reeds aanwezige praktijkkennis. Bij de uitwerking van het wetsvoorstel wil ik
vragen of UWV met de sector en andere betrokken partijen een verkenning wil uitvoeren
naar de vraag wat de taak van een serVicepunt zou moeten zijn, welke doelgroep zou
moeten worden bediend en wat de verwachte impact van/op de dienstverlening, organisatie,
personeel en financiën naar verwachting zal zijn.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid