Brief regering : Aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding van het coronavirus
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 237
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN FINANCIËN EN VAN SOCIALE
ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT,
VAN FINANCIËN EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2020
De noodpakketten en het steun- en herstelpakket dat 1 oktober jl. is ingegaan, hebben
hun werk goed gedaan. Het gebruik van het totale omvangrijke steunpakket ademt mee
met het verloop van het virus, biedt ondersteuning waar dat nodig is, en heeft inmiddels
na 9 maanden een omvang van € 33,71 miljard bereikt. De Nederlandse economie toont bovendien veerkracht. Na een scherpe
krimp van 8,5% in het tweede kwartaal van dit jaar, veerde de economie in het derde
kwartaal sterk op met een groei van 7,7%. Daarbij is de werkloosheid gestegen, van
2,9% voor de crisis naar 4,3% in oktober. Dit is een lichte daling ten opzichte van
de zomer toen de werkloosheid nog 4,6% bedroeg. Het werkloosheidspercentage ligt nog
onder het langjarig gemiddelde van 4,5%2. Ook zijn deze uitkomsten tot nu toe beter dan eerdere verwachtingen3, ondanks een heropleving van het virus. Deze cijfers laten zien dat Nederlandse ondernemers
en werkenden niet bij de pakken neerzitten, maar hard aan de slag zijn gegaan om bij
te dragen aan het herstel van onze economie. Het steun- en herstelpakket levert hier
een belangrijke bijdrage aan.
Tegelijkertijd geven de nieuwe ramingen van het CPB nog altijd een heldere boodschap:
het is laagconjunctuur in Nederland. De economie zal dit jaar volgens naar verwachting
met circa 4,2%4 krimpen. De opleving van het virus na de zomer en de aanvullende beperkingen die
daarop volgden, hebben de onzekerheid vergroot en kunnen het vertrouwen in economisch
herstel schaden. Ook volgend jaar staan de consumptie en de investeringen nog onder
druk. De signalen over een mogelijk vaccin zijn hoopvol en zouden economisch herstel
in de loop van volgend jaar kunnen bespoedigen. Tegelijkertijd zijn we ondanks alle
inspanningen van ondernemers en werkenden niet zomaar terug op het groeipad van voor
deze crisis. Hoewel de verwachting is dat volgend jaar verder herstel plaatsvindt,
zal de werkloosheid in eerste instantie verder oplopen. Faillissementen en ontslagen
nemen onvermijdelijk toe, ondanks of juist dankzij het uitzonderlijk lage huidige
niveau van faillissementen in vergelijking met eerdere jaren. Delen van de economie
lijken blijvend veranderd.
Het kabinet wil in deze huidige moeilijke fase de werkgelegenheid en bedrijvigheid
blijven ondersteunen en werkenden en ondernemers helpen. Het kabinet kiest voor stabiliteit
en rust. We willen dat het gebruik van het steunpakket zoveel als mogelijk blijft
mee-ademen met de economie en op die manier zijn goede werk blijft doen voor de werkenden
en bedrijven die dat nodig hebben. Daarom kiest het kabinet er nu voor de steun- en
herstelpakketten in het eerste kwartaal van 2021 niet af te bouwen. De parameters
in de NOW, zoals het vergoedingspercentage en de omzetgrenzen, blijven dus ongewijzigd
ten opzichte van het vierde kwartaal van dit jaar. Voor de TVL geldt dat de omzetdervingsgrens
onveranderd blijft, maar er een nieuwe berekeningswijze wordt gehanteerd: het subsidiepercentage
wordt verhoogd zodat bedrijven met grotere omzetverliezen meer worden gecompenseerd
in vergelijking met de eerdere regeling. Het subsidiepercentage zal meegroeien met
de mate van de omzetderving. Deze intensivering geldt vanaf het vierde kwartaal van
2020. Hiermee wil het kabinet tegemoetkomen aan sectoren die met grote omzetverliezen
te maken hebben gehad. Daarnaast kunnen ook in het eerste kwartaal van 2021 alle sectoren
gebruik maken van de TVL; het loslaten van de SBI-codes wordt met een kwartaal verlengd.
Tot slot wordt de evenementenbranchemodule ook voor het eerste kwartaal van 2021 opengesteld.
Het kabinet verlengt het uitstel van betaling van belastingen tot 1 april 2021.
Het kabinet beseft ook dat er huishoudens zijn die door de economische crisis te maken
hebben met een onvoorzienbare, onvermijdelijke en plotselinge terugval in hun inkomen.
Zij kunnen daardoor in problemen raken met de betaling van noodzakelijke kosten, waaronder
woonlasten. Het kabinet maakt daarom € 130 miljoen vrij voor een Tijdelijke Ondersteuning
Noodzakelijke Kosten (TONK) voor huishoudens die door omstandigheden in ernstige financiële
problemen dreigen te komen.
Op deze manieren wil het kabinet nu perspectief bieden en onzekerheden bij burgers
en bedrijven zoveel mogelijk wegnemen. Het is immers nog altijd een moeilijke tijd.
Veel Nederlanders zullen hun baan of zelfs hun eigen bedrijf verliezen. Met het in
volle kracht voortzetten van het huidige steun- en herstelpakket in het eerste kwartaal
van 2021 willen we dit zoveel mogelijk voorkomen en de economie door deze fase van
de crisis slepen. Het steunpakket is daarom ook fors. Het kabinet is van mening dat
deze uitzonderlijke tijden ook vragen om een stevig vangnet van de overheid. Dit laat
onverlet dat dit geld moet worden geleend, en dus door toekomstige generaties moet
worden terugbetaald. Dat dit omvangrijke pakket zijn werk doet, vertaalt zich bijvoorbeeld
in een relatief laag aantal faillissementen en een beperkt gestegen werkloosheidspercentage.
Het kabinet is de uitvoeringsorganisaties dan ook zeer erkentelijk dat de steunpakketten
zo effectief blijken te zijn.
Zoals de steun automatisch meegroeit wanneer de impact van het virus de omzetten van
bedrijven verder onder druk zet, zo krimpt de steun ook automatisch mee naarmate de
impact van het virus kleiner wordt. Dat laatste hopen we natuurlijk op zo kort mogelijke
termijn te zien gebeuren. Mocht een vaccin snel beschikbaar komen dan biedt dit ook
kansen voor een snel herstel van onze economie.
Deze herijking van het steun -en herstelpakket geeft invulling aan de motie van het
lid Asscher5 om te bezien in hoeverre afbouwen van de steun in januari 2021 nog gewenst is. Daarnaast
wordt met deze brief invulling gegeven aan de motie van het lid Aartsen c.s.6 waarin wordt verzocht om waar mogelijk het steunpakket te actualiseren.
De leeswijzer van deze brief is als volgt. Allereerst gaat de brief in op hoe het
bestaande pakket aan maatregelen bijdraagt aan economie en baanbehoud. Vervolgens
wordt inzichtelijk gemaakt wat deze brief concreet betekent voor de regelingen uit
het steun- en herstelpakket. Daarna zal het kabinet verder ingaan op aanvullende ondersteuning
die we bieden aan kwetsbare mensen in onze samenleving. Tot slot informeert het kabinet
uw Kamer in deze brief over voortgang van eerder aangekondigd beleid, zoals de evenementenbranchemodule
in het vierde kwartaal van 2020 en de voucherkredietregeling.
Het kabinet blijft zich inspannen voor het behouden van banen en bedrijven
Economisch beeld
De laatste cijfers tonen de veerkracht van de Nederlandse economie in samenhang met
de grote effectiviteit van de Nederlandse steun aan werkenden en ondernemers. Het
aantal banen steeg in het derde kwartaal met 164 duizend; daarmee is de krimp in banen
uit het tweede kwartaal vooralsnog met ongeveer 55% hersteld. Een knappe prestatie
na een grote neergang. Per saldo kromp de Nederlandse economie in de eerste drie kwartalen
van dit jaar met 3%. De Nederlandse economie presteert daarmee nog steeds bovengemiddeld
vergeleken met andere landen. Gemiddeld was er in de EU sprake van een bbpverlies
van 4%. Onderliggend is de krimp in bijvoorbeeld Zweden (5%), België (5,7%) en buiten
de EU in het Verenigd Koninkrijk (9,7%) een stuk groter geweest.7
Hierbij ziet het kabinet net als het CPB dat het huidige niveau van faillissementen
in vergelijking met eerdere jaren uitzonderlijk laag is. In oktober 2020 is het laagste
aantal faillissementen uitgesproken in 21 jaar.8 Het kabinet hecht aan het behoud van ondersteuning van werkenden, consumenten en
ondernemers en wil zich blijven inspannen om banen te behouden, en onnodige ontslagen
en faillissementen voorkomen. Hierbij doet het kabinet een beroep op de vindingrijkheid
en veerkracht van Nederlandse werkenden en ondernemers om zich ook zo goed als mogelijk
aan te passen aan de nieuwe situatie waarin wij ons bevinden. Het kabinet doet dit
door het beleid aan te passen; ondernemers door het zoeken naar nieuwe bronnen voor
omzet; en werkenden door om -en bijscholing en het zoeken naar nieuw werk. De huidige
onzekerheid zorgt ervoor dat dit proces van groot belang blijft, omdat we ondanks
de recente positieve berichten nog niet weten hoe lang het nog duurt tot een nieuw
vaccin volledig beschikbaar is. Als aanpassingen te lang vooruit geschoven worden,
staat dit een vlot herstel in de weg. Ondernemers die geconfronteerd worden met een
uitzichtloze situatie zouden niet door moeten blijven gaan met het opbouwen van schulden.
De crisis versnelt daarbij ook een aantal eerder ingezette trends, bijvoorbeeld ten
aanzien van thuiswerken en online aankopen, waardoor de economie er na de crisis anders
uit zal zien dan ervoor.
Het steun- en herstelbeleid tot nu toe
Sinds het begin van de crisis in maart is er alles aan gedaan om de economische schade
zo goed als kan te mitigeren met behulp van omvangrijke steun -en herstelpakketten
om zo het vertrouwen van werkenden en ondernemers overeind te houden. In 2020 wordt
er € 29,3 miljard9 extra uitgegeven voor steun aan burgers en bedrijven en ander corona-gerelateerd
beleid. De overheid staat in 2020 voor € 65 miljard extra garant, er is voor bijna
€ 13 miljard aan belastinguitstel verleend en de budgettaire omvang van de fiscale
maatregelen bedraagt € 4,4 miljard. Dit staat nog los van de € 11,5 miljard extra
uitgaven en verminderde inkomsten die automatisch doorwerken in de overheidsfinanciën
door de slechter economische situatie.10
Er is nadrukkelijk gekozen voor brede, mee-ademende regelingen, die inspelen op het
verloop van het virus. Zowel subsidies die voortkomen uit de NOW-regeling voor loonkosten
als de TVL-regeling voor vaste lasten zijn gekoppeld aan het verwachte omzetverlies
van ondernemers. Zo zijn door het veranderde economisch beeld de extra kosten van
de NOW 3 inmiddels geraamd op € 344 miljoen in 2020, en € 1,45 miljard in 2021.11 Dit is een stijging van 34%. Bij de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers (Tozo) 3 en 4 is er eveneens een verwachte stijging van 18% aan uitgaven.
De TVL is in het vierde kwartaal binnen twee weken na openstelling al bijna 34 duizend
keer aangevraagd. Dit illustreert dat het gebruik van het pakket mee-ademt met de
economische omstandigheden. Deze regelingen blijven van kracht tot 1 juli 2021.
Dit betekent dat bedrijven die in moeilijkheden verkeren als gevolg van het coronavirus
en de contact-beperkende maatregelen ondersteuning hebben gekregen en blijven krijgen
om de uitdagingen het hoofd te bieden. Hierbij geldt voor bedrijven dat de belastingheffing
meebeweegt met de omstandigheden van ondernemers. Het is lastig in te schatten hoeveel
bedrijven niet of nauwelijks meer buffers hebben. Het is duidelijk dat veel bedrijven
hebben moeten interen op hun buffers in het voorjaar en het is niet te verwachten
dat deze volledig aangevuld zijn in het goede derde kwartaal. Tegelijkertijd zien
we dat de liquiditeit van veel bedrijven door een combinatie van factoren redelijk
op peil is gebleven. Hierbij speelt de steun vanuit de overheid een belangrijke rol,
zowel de subsidie vanuit o.a. de TVL en de NOW als garantieregelingen en uitstel van
belastingbetaling. Dit in combinatie met het stimulerend beleid van centrale banken
heeft bijgedragen aan het gezond houden van de financiële sector, wat voor de gehele
economie van belang is. Ook is de getoonde flexibiliteit van banken, verhuurders en
andere crediteuren hierbij van groot belang geweest. Het kabinet is de afgelopen weken
in nauw contact geweest met de financiële sector en zal dat ook de komende periode
blijven. Hiermee geeft het kabinet ook gevolg aan de toezegging gedaan aan lid Aartsen
tijdens het debat over het Steun- en Herstelpakket op 3 november jl. (Handelingen
II 2020/21, nr. 19, item 24). Het resultaat van deze factoren zien we in de lage faillissementscijfers; daaruit
blijkt vooralsnog niet dat buffers uitgeput zijn. Tenslotte is het belangrijk hierbij
te melden dat gemiddelden en trends slechts beperkt inzicht geven in de situatie van
specifieke individuele bedrijven. Daarnaast zijn er sectorspecifieke regelingen van
kracht en maatregelen die tot doel hebben om liquiditeitsproblemen te voorkomen en
kunnen zzp’ers van de Tozo-regeling gebruik maken. Daarnaast is € 1,4 miljard uitgetrokken
voor aanvullend sociaal beleid.12 In bijlage I13 bij deze brief zijn de meest recente cijfers te vinden over het gebruik van de regelingen
in het generieke steun- en herstelpakket.
Herijking van het steun- en herstelpakket
De tweede golf en de daarbij genomen contactbeperkende maatregelen hebben een duidelijke
impact gehad op de inspanningen die bedrijven en werkenden leveren om te herstellen
van de eerdere klap. Het steun- en herstelpakket dat in augustus 2020 is gepresenteerd
is om deze reden zo vormgegeven dat het gebruik mee kan ademen met de veranderende
economische situatie. Bij het herijken van het steun- en herstelpakket zet het kabinet
in op het blijvend ondersteunen van bedrijven en burgers en het versterken van het
vertrouwen in onze economie. Gezien de bestaande onzekerheden bij bedrijven en werkenden
in de komende periode, is het kabinet van mening dat het niet verstandig is om de
afbouw van het steunpakket in de geplande vorm door te laten gaan.
Het kabinet heeft ook uitvoering gegeven aan motie van de leden Palland en Bruins
van 3 november 202014, en heeft het SCP, de DNB en het CPB gevraagd om advies dat ingaat op een optimale
strategie om de economische en sociale schade van de coronacrisis voor Nederland te
beperken. Het CPB heeft hier invulling aangegeven door in de novemberraming15 overwegingen voor beleid op te nemen. De DNB geeft hier invulling aan door beleidsoverwegingen
inzake de steunpakketten op te nemen in de volgende publicatie van de Economische
Ontwikkelingen en Vooruitzichten, voorzien op 14 december. Het SCP geeft aan al verscheidene
publicaties te hebben uitgegeven die voldoen aan dit verzoek, en dat er gewerkt wordt
aan een nieuwe serie publicaties onder de noemer «coronakompassen». Hierin wordt ook
ingegaan op concrete handelingsperspectieven voor beleid en zijn ook aanknopingspunten
voor het beperken van de sociale schade in te vinden.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om de NOW en de TVL in het eerste kwartaal van 2021
niet af te bouwen ten opzichte van het vierde kwartaal van 2020. De vergoedingspercentages
van de NOW blijven gelijk aan het laatste kwartaal van 2020 net als de omzetdrempels.
Voor de TVL wordt het subsidiepercentage aangepast voor het vierde kwartaal van 2020
en het eerste kwartaal van 2021. Dit percentage was 50%, maar zal nu oplopen met het
omzetdervingspercentage. Hierdoor krijgen ondernemingen met de grootste omzetverliezen
meer subsidie. De omzetdrempel blijft ook voor de TVL gelijk in het vierde kwartaal
van 2020 en het eerste kwartaal van 2021. Ook kiest het kabinet er nu voor om de verbreding
van de TVL na 1 januari 2021 te handhaven. Daarmee wijkt het kabinet af van het afbouwpad
dat in de Kamerbrief van 28 augustus jl.16 is aangekondigd. Dit geeft bedrijven meer financiële armslag voor de komende periode.
Tot slot verlengt het kabinet het uitstel van betaling van belastingen tot 1 april
2021.
Gevolgen voor de NOW
Door het pakket niet af te bouwen, blijft het vergoedingspercentage in het tweede
tijdvak (zie tabel) van de NOW 3 gelijk aan het vergoedingspercentage uit het eerste
tijdvak van NOW 3. Dat betekent dat het maximale vergoedingspercentage 80% van de
loonsom bedraagt in plaats van 70%. Daarnaast blijft de loonsomvrijstelling gelijk
aan 10%. Ook wordt het minimale omzetverlies om voor de NOW in aanmerking te komen
in het tweede tijdvak niet verhoogd naar 30% Het minimale omzetverlies blijft 20%.
De meerkosten worden geraamd op € 814 miljoen.
NOW 2
NOW 3
Eerste tijdvak
Tweede tijdvak
Tijdvakken
Juni t/m september
Oktober t/m december
Januari t/m maart
Vergoedingspercentage
90%
80%
80%
Loonsom vrijstelling
–
10%
10%
Minimaal omzetverlies
20%
20%
20%
Forfaitaire opslag
40%
40%
40%
Maximale vergoeding loon
2x dagloon
2x dagloon
2x dagloon
Gevolgen voor de TVL
In het oorspronkelijke afbouwpad werd vanaf 1 januari 2021 uitgegaan van een minimaal
omzetverlies van 40% om in aanmerking te komen voor de TVL. In het herijkte afbouwpad
wordt voor het eerste kwartaal van 2021 uitgegaan van hetzelfde percentage als in
het vierde kwartaal van 2020, dus 30%. Net als in het vierde kwartaal van 2020 staat
in het eerste kwartaal van 2021 de TVL open voor alle sectoren. De extra kosten van
voortzetting van de verbreding van de TVL worden geraamd op € 140 miljoen in het vierde
kwartaal van 2020 en € 140 miljoen in het eerste kwartaal van 2021. Het niet ophogen
van de omzetdrempels kost in het eerste kwartaal circa € 60 miljoen extra.
Daarnaast kiest het kabinet nu voor een verruiming van de subsidiepercentages van
de TVL, met een budgettair beslag van € 180 miljoen extra in zowel het vierde kwartaal
van 2020 als het eerste kwartaal van 2021. Het subsidiepercentage loopt vanaf het
vierde kwartaal van 2020 op met de omzetderving. Hierdoor zal de subsidie sterker
mee-ademen met het omzetverlies.17
18 Verschillende sectoren maken noodgedwongen grote omzetverliezen, bijvoorbeeld omdat
zij door de overheid zijn gesloten vanwege de contactbeperkende maatregelen. Het kabinet
wil deze ondernemers nu extra tegemoetkomen. Hiermee wordt rekenschap gegeven van
het feit dat ondernemingen die hun omzet sterker zien teruglopen, minder mogelijkheid
hebben om binnen hun bedrijfsvoering hun resterende vaste lasten te dekken en zich
aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Er komt een oplopend subsidiepercentage;
50% bij een omzetderving van 30% tot 70% bij een omzetderving van 100%. Het proces
van de aanvraag voor de ondernemer en de daarbij noodzakelijke informatie zal met
deze intensivering niet veranderen, dit wordt automatisch doorgevoerd. Daarom worden
bovenstaande budgetten ook aan de begroting van 2021 toegevoegd.
Met de verruiming van de TVL zijn ook sectoren die nu heel weinig tot geen omzet draaien
beter geholpen. Het gaat bijvoorbeeld om horeca, de reisbranche, touringcars, de evenementenbranche
en kunst- en culturele instellingen.
TVL 1
TVL 2
Eerste tijdvak
Tweede tijdvak
Tijdvakken
Juni t/m september
Oktober t/m december
Januari t/m maart
Afbakening sectoren
Ja
Nee
Nee
Minimaal omzetverlies
30%
30%
30%
Subsidiepercentage
50%
50–70%
50–70%
Maximum bedrag
€ 50.000
€ 90.000
€ 90.000
Minimum vaste lasten (per 3 maanden)
€ 4.000
€ 3.000
€ 3.000
Onderstaande tabel laat zien welk deel van de vaste lasten wordt vergoed in een nieuwe
situatie.
TVL2 eerste tijdvak – oude situatie
TVL2 eerste en tweede tijdvak – nieuwe situatie
Omzet-verlies
Subsidie- percentage
Deel van de vaste lasten vergoed
Omzet-verlies
Subsidie-percentage
Deel van de vaste lasten vergoed
20%
0%
0%
20%
0%
0%
30%
50%
15%
30%
50%
15%
65%
50%
32,5%
65%
60%
39%
100%
50%
50%
100%
70%
70%
Onderstaand tekstkader toont voor een aantal sectoren hoe de belangrijkste regelingen
in het vierde kwartaal van 2020 uitpakken. Zie voor de opbouw van de berekeningen
bijlage II19. De TVL-verhoging in het vierde kwartaal van 2020 en de daarmee samenhangende verhoging
van de subsidie voorraad- en aanpassingskosten is hierbij meegenomen. De rekenvoorbeelden
zijn waar nodig afgerond. Daarnaast geldt dat dit slechts illustraties zijn. De situatie
verschilt uiteraard per ondernemer.
Café-onderneming
• Een doorsnee caféonderneming met een omzet van € 120.000 per kwartaal, een loonsom
van € 20.70020 per kwartaal en € 30.00021 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q4 2020 voor
dat kwartaal in totaal € 15.500 aan subsidie vanuit de TVL, NOW en de subsidie voorraad-
en aanpassingskosten (€ 6.350 TVL + € 7.750 NOW + € 1.400 subsidie voorraad- en aanpassingskosten).
Zonder de herijking zou dit € 15.200 zijn (€ 6.000 TVL + € 7.850 NOW + € 1.350 subsidie
voorraad- en aanpassingskosten).
• Bij een omzetverlies van 100% in Q4 2020 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal
in totaal € 43.900 aan subsidie vanuit de TVL, NOW en de subsidie voorraad- en aanpassingskosten
(€ 21.000 TVL + € 18.200 NOW + € 4.700 subsidie voorraad- en aanpassingskosten). Zonder
de herijking zou dit € 37.950 zijn (€ 15.000 TVL + € 19.600 NOW + € 3.350 subsidie
voorraad- en aanpassingskosten).
Restaurant
• Een groter restaurant met een omzet van € 510.000 per kwartaal, een loonsom van € 98.60022 per kwartaal en € 127.50023 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q4 2020 voor
dat kwartaal in totaal € 70.000 aan subsidie vanuit de TVL, NOW en de subsidie voorraad-
en aanpassingskosten (€ 27.000 TVL + € 37.000 NOW + € 6.000 subsidie voorraad- en
aanpassingskosten). Zonder de herijking zou dit € 68.600 zijn (€ 25.500 TVL + € 37.400
NOW + € 5.700 subsidie voorraad- en aanpassingskosten).
• Bij een omzetverlies van 100% in Q4 2020 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal
in totaal € 196.000 aan subsidie vanuit de TVL, NOW en de subsidie voorraad- en aanpassingskosten
(€ 89.250 TVL + € 86.750 NOW + € 20.000 subsidie voorraad- en aanpassingskosten).
Zonder de herijking zou dit € 171.550 zijn (€ 63.750 TVL + € 93.550 NOW + € 14.300
subsidie voorraad- en aanpassingskosten).
Touringcaronderneming
• Een touringcaronderneming met een omzet van € 210.000 per kwartaal, een loonsom van
€ 70.80024 per kwartaal en € 69.30025 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q4 2020 voor
dat kwartaal in totaal € 40.800 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 14.700 TVL +
€ 26.100 NOW). Zonder de herijking zou dit € 40.350 zijn (€ 13.850 TVL + € 26.500
NOW).
• Bij een omzetverlies van 100% in Q4 2020 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal
in totaal € 109.500 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 48.500 TVL + € 61.000 NOW).
Zonder de herijking zou dit € 100.900 zijn (€ 34.650 TVL + € 66.250 NOW).
Bioscoop
• Een bioscoop met een omzet van € 174.000 per kwartaal, een loonsom van € 18.60026 per kwartaal en € 125.30027 aan vaste lasten per kwartaal krijgt bij een omzetverlies van 40% in Q4 2020 voor
dat kwartaal in totaal € 31.650 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 26.500 TVL +
€ 5.150 NOW). Zonder de herijking zou dit € 30.400 zijn (€ 25.050 TVL + € 5.350 NOW).
• Bij een omzetverlies van 100% in Q4 2020 ontvangt deze onderneming voor dat kwartaal
in totaal € 98.050 aan subsidie vanuit de TVL en NOW (€ 87.700 TVL + € 10.350 NOW).
Zonder de herijking zou dit € 76.000 zijn (€ 62.650 TVL + € 13.350 NOW).
Gevolgen voor de Tozo
Eind september heeft het kabinet vanwege de invoering van de landelijke corona-maatregelen
besloten de invoering van de beperkte vermogenstoets in de Tozo uit te stellen tot
1 april 2021.28 Tozo 3 loopt daarmee van 1 oktober 2020 tot 1 april 2021 en bevat geen wijzigingen
ten opzichte van Tozo 2. Per 1 januari 2021 ondersteunt het kabinet daarnaast waar
nodig zelfstandig ondernemers om zich voor te bereiden op een nieuwe toekomst. Gemeenten
zullen samen met zelfstandig ondernemers inventariseren of en welke ondersteuning
nodig is. Dit kan bijvoorbeeld gaan om coaching, advies, bij- of omscholing en heroriëntatie.
Gevolgen voor uitstel van betaling
Het tijdelijk versoepelde uitstelbeleid voor belastingen ondersteunt ondernemers die
door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen. Vanaf het moment dat de
ondernemer zich meldt voor deze regeling krijgt hij uitstel van betaling gedurende
drie maanden.29 Ondernemers kunnen op verzoek langer dan drie maanden uitstel van betaling krijgen
als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moeten zij in ieder geval aannemelijk
maken dat de betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.
Het kabinet verlengt het uitstel van betaling tot 1 april 2021. Dit betekent dat ondernemers
tot uiterlijk 1 april 2021 uitstel van betaling, of een verlenging van een reeds verleend
uitstel kunnen aanvragen. Voor ondernemers die na 1 januari 2021 voor de eerste keer
een aanvraag doen betekent dit dat zij tot 1 april 2021 hun nieuw opkomende betalingsverplichtingen,
zoals de periodieke afdracht van omzetbelasting en loonheffingen, niet hoeven te voldoen.
Voor ondernemers die al eerder een aanvraag voor drie maanden hadden ingediend betekent
dit dat zij alsnog om verlenging van het uitstel tot 1 april 2021 kunnen vragen. Voor
ondernemers die eerder dit jaar al verlenging hadden gekregen, geldt het uitstel nu
automatisch tot 1 april 2021. Voor al deze ondernemers geldt dus dat nieuw opkomende
verplichtingen pas vanaf 1 april 2021 hoeven te worden hervat. De verlenging van het
uitstelbeleid leidt ertoe dat er naar verwachting voor € 2,5 miljard additioneel aan
belastingvorderingen door ondernemers wordt uitgesteld, wat in latere jaren zal worden
terugbetaald. De opgebouwde belastingschuld tijdens de periode van het uitstel hoeft
niet direct op 1 april 2021 te worden voldaan. Ondernemers krijgen namelijk een ruimhartige
betalingsregeling van 36 maanden vanaf 1 juli 2021. Naar verwachting leidt de verlenging
van het uitstelbeleid tot 1 april 2021 tot € 150 miljoen aan derving van belastinginkomsten.
Overige fiscale maatregelen
De meeste overige fiscale maatregelen lopen af per 31 december 2020. Het kabinet verlengt
een vijftal fiscale maatregelen tot 1 april 2021. Het gaat daarbij om het uitstel
van administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen, het akkoord met Duitsland
en België over de belastingheffing van grenswerkers, de vrijstelling voor een aantal
Duitse netto-uitkeringen, het btw-nultarief op mondkapjes, en het behoud van het recht
op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters als zij van hun hypotheekverstrekker
een hypotheekbetaalpauze krijgen.
Daarnaast zal het kabinet twee nieuwe maatregelen treffen. In de eerste plaats voert
het kabinet tot 1 april 2021 een btw-tarief van 0% in op COVID-19-vaccins en -testkits.
Deze goedkeuring past binnen de ruimte die wordt geboden met de recente wijziging
van de EU btw-richtlijn.30 Ten tweede stelt het kabinet de Eenmalige opslag voor voorraad- en aanpassingskosten
horeca vrij van inkomsten- en vennootschapsbelasting. Bij de uitvoering van deze subsidie
wordt namelijk nauw aangesloten bij de voorwaarden en uitvoering van de TVL, die eveneens
is vrijgesteld.
Startende ondernemingen
Ook startende ondernemingen maken een moeilijke periode door. De NOW en de TVL bieden
voor startende ondernemers niet altijd een oplossing, vanwege het ontbreken van een
referentieomzet. Er is immers in het voorgaande jaar nog geen omzet gemaakt. Het kabinet
heeft hier serieus naar gekeken in overleg met de uitvoeringsorganisaties en sociale
partners.31 Uiteindelijk is het niet gelukt om binnen de NOW-regeling en de TVL-regeling tot
een uitvoerbare oplossing te komen. Startende ondernemingen kunnen wel gebruikmaken
van diverse andere regelingen. Er is de mogelijkheid om uitstel van belastingen aan
te vragen. Daarnaast zijn er diverse aantrekkelijke kredietregelingen, zoals de Corona
Overbruggingslening (COL-faciliteit), de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en kleine
kredieten via Qredits, die het makkelijker maken voor ondernemers om geld te lenen.
Daarnaast verkent het kabinet momenteel opties om het (buffer)vermogen van startende
bedrijven te versterken evenals extra (overbruggings) kredieten voor ondernemers in
getroffen sectoren, via Qredits en de COL-faciliteit. Hiervoor stelt het kabinet respectievelijk
€ 20 miljoen en € 50 miljoen beschikbaar.
Wat doet het kabinet verder?
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
Huishoudens kunnen door de economische crisis te maken hebben met een onvoorzienbare,
onvermijdelijke en plotselinge terugval in hun inkomen. Zij kunnen daardoor in problemen
raken met de betaling van noodzakelijke kosten, waaronder woonlasten. Hierbij valt
onder meer te denken aan de volgende situaties:
– Huishoudens die nog wel inkomen uit werk hebben, maar tegelijkertijd met een dusdanige
terugval in inkomsten geconfronteerd worden dat zij noodzakelijke kosten niet meer
kunnen voldoen. Dit kunnen zelfstandigen zijn die veel van hun opdrachten zien verdwijnen,
maar ook flexwerkers die plotseling minder worden opgeroepen en ook werkenden die
kortdurend vanwege quarantaine inkomsten mislopen.
– Huishoudens die terugvallen op een uitkering en daardoor dusdanig achteruitgaan in
inkomsten dat zij noodzakelijke kosten niet meer kunnen voldoen. Dit kunnen werkenden
zijn, zoals artiesten en sekswerkers, die moeten terugvallen op het sociaal minimum.
– Huishoudens waar een of beide partners geen inkomen uit werk meer heeft en ook geen
recht op een uitkering. Daardoor kunnen zij een dusdanige terugval in inkomsten ervaren
dat zij noodzakelijke kosten niet meer kunnen voldoen. Zelfstandigen kunnen bijvoorbeeld
hun opdrachten ineens zien teruglopen of maken vanwege de partnertoets of het uren-criterium
geen aanspraak op de Tozo.
Het bestaande stelsel van sociale zekerheid en de maatregelen uit de steunpakketten
bieden voor deze problemen niet altijd soelaas. Bovenstaande huishoudens dreigen daardoor
tussen de wal en het schip te vallen. Het Rijk en gemeenten voelen zich maatschappelijk
verantwoordelijk voor deze werkenden en huishoudens met onverhoopte financiële zorgen.
Ook de sociale partners en uw Kamer hebben aandacht gevraagd voor deze problematiek
en roepen op tot het bieden van ondersteuning bij knellende situaties.
Het kabinet creëert daarom een Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
voor huishoudens die door omstandigheden in ernstige financiële problemen dreigen
te komen. Voor deze tijdelijke ondersteuning wordt het bestaande instrument van de
bijzondere bijstand gebruikt. Bijzondere bijstand kan door gemeenten in individuele
gevallen verstrekt worden als het door bijzondere omstandigheden niet meer mogelijk
is om de noodzakelijke kosten te betalen. Gemeenten voeren de bijzondere bijstand
uit en hebben daarbij eigen beleidsruimte. Een deel van de hierboven genoemde huishoudens
is nu niet in beeld bij gemeenten, of komt op dit moment niet in aanmerking voor ondersteuning
door gemeentelijke beleidsregels die toegang en gebruik van de bijzondere bijstand
beperken. De betrokkenen zijn vaak ook niet bekend met de ondersteuningsmogelijkheden
die gemeenten hebben.
Met VNG en Divosa worden afspraken gemaakt hoe deze groep beter en eenvoudiger door
gemeenten kan worden bereikt via de TONK. Daartoe wordt met gemeenten gekeken hoe
de gemeentelijke beleidsregels waar nodig tijdelijk verruimd kunnen worden. De inzet
is tevens om bij de aanvraag voor TONK aandacht te besteden aan eventuele armoede-
en schuldenproblematiek, zodat gemeenten hierin preventief op kunnen treden en via
omscholings- en re-integratiemogelijkheden de arbeidsmarktpositie van aanvragers kunnen
verbeteren.
De verwachting is dat 1 februari 2021 de uitwerking met gemeenten van de TONK gereed
is. Mogelijk zal er ook een handreiking worden opgesteld om de uitvoering te vereenvoudigen
en daarmee de uitvoeringslast voor gemeenten te verlichten. Voor zover de gemeentelijke
beleidsregels reeds voldoende ruimte bieden, kunnen individuele gemeenten ook nu al
aanvragen voor de beoogde huishoudens afhandelen. Zodra de uitwerking verder vorm
heeft gekregen in samenwerking met VNG en Divosa wordt uw Kamer nader geïnformeerd.
Het kabinet blijft in gesprek – zeker ook met de sociale partners – om te bevorderen
dat de ondersteuning recht doet aan de individuele situaties waarmee we worden geconfronteerd.
In totaal is een bedrag van maximaal € 130 miljoen gereserveerd voor het eerste halfjaar
van 2021. Voor het eerste kwartaal komt € 65 miljoen beschikbaar. Aan het einde van
het eerste kwartaal van 2021 zal op basis van de dan geldende situatie rondom de maatregelen
tegen het coronavirus de inzet voor het tweede kwartaal van 2021 worden gewogen. De
afspraken over de beleidsinzet zullen, net als de lopende steunpakketten, gelden tot
1 juli 2021. Het kabinet geeft met de TONK invulling aan de moties van het lid Palland
c.s., van het lid Van Brenk, van het lid Van Weyenberg c.s., van het lid Asscher c.s.
en de gewijzigde motie van de leden Bruins en Van der Graaf.32
Evenementenbranchemodule
De noodzakelijke maatregelen ter bestrijding van het coronavirus hebben ertoe geleid
dat veel evenementen niet zijn doorgegaan of slechts beperkt hebben kunnen plaatsvinden.
Een belangrijke maatregel ter ondersteuning van de evenementenbranche is de Tegemoetkoming
Vaste Lasten (TVL). De TVL is zo ingericht dat het omzetverlies wordt vastgesteld
op basis van het verschil met hetzelfde kwartaal in het voorgaande jaar. Veel ondernemers
in de evenementenindustrie zijn afhankelijk van het evenementenseizoen (tweede en
derde kwartaal van het jaar) en hebben in deze periode door de aanhoudende beperkingen
veel omzet gemist. Dit geldt bijvoorbeeld voor festival-organisatoren en kermisexploitanten.
Deze ondernemers hebben hiervoor een TVL 1.0 subsidie ontvangen.
Het is het nu al bekend dat er bedrijven uit de evenementenindustrie zijn die door
hun seizoenafhankelijkheid in TVL 1.0 subsidie hebben ontvangen, maar waarbij in het
vierde kwartaal van 2019 de referentieomzet zo laag was dat ze niet in aanmerking
komen voor de TVL-subsidie in het vierde kwartaal van 2020. Door de lage referentieomzet
kunnen ze immers niet voldoen aan het vereiste minimumbedrag aan vaste lasten, dat
wordt berekend op grond van de referentieomzet. Ook in het najaar hebben ze echter
wel aanhoudende vaste lasten en zijn hun mogelijkheden om deze buiten het reguliere
seizoen te dekken beperkt. Door de verscherpte maatregelen zijn de mogelijkheden om
in het najaar activiteiten op te starten om een deel van de gemiste omzet goed te
maken, niet meer mogelijk. Bovendien is het perspectief op omzet voor deze ondernemers
voor een langere periode beperkt aangezien het evenementenseizoen 2021 nog ver weg
is.
Om de seizoengebonden ondernemers uit de evenementenindustrie ook in het najaar te
ondersteunen is in de Kamerbrief van 27 oktober33 de evenementenbranchemodule binnen de TVL aangekondigd. Het kabinet legt op dit moment
de laatste hand aan de regeling. De contouren van de regeling zijn als volgt:
– De regeling is gericht op de organisatoren en toeleveranciers van publieke evenementen.
Hier vallen onder meer onder kermissen, sportevenementen en festivals, maar ook voor
het publiek toegankelijke congressen en beurzen. Niet onder de afbakening vallen privé
evenementen zoals bruiloften en besloten bedrijfsevenementen, zoals bedrijfsfeesten,
productlanceringen en andere besloten bedrijfsevenementen. De exacte definitie komt
in de regeling te staan.
– De module is bedoeld voor bedrijven die wel in aanmerking zijn gekomen voor de TVL
1 en deze toegekend hebben gekregen, maar niet in aanmerking komen voor de TVL in
het vierde kwartaal van 2020 vanwege te lage referentieomzet in het vierde kwartaal
van 2019.
– Ondernemers (organisatoren en toeleveranciers) dienen voor minimaal 50% van hun omzet
in het tweede en derde kwartaal van 2019 afhankelijk te zijn geweest van evenementen
georganiseerd in diezelfde periode in 2019. Hoe ondernemers dat aan dienen te tonen
wordt nog nader ingevuld.
– In afwijking van de brief van 27 oktober jl. zal er geen afbakening op basis van SBI-codes
worden gemaakt om te bepalen of een ondernemer in aanmerking komt. Dit is in de uitvoering
niet mogelijk, omdat de evenementensector geen vastomlijnde afbakening binnen de SBI-codes
kent. Ondernemers worden beoordeeld op basis van bovenstaande voorwaarden.
– De subsidie voor ondernemers die in aanmerking komen voor de evenementmodule bedraagt
33,3% van de subsidie die de ondernemer ontving vanuit de TVL1, met een minimum van
€ 750 euro.
Voor de openstelling zal de regeling eerst bij de Europese Commissie genotificeerd
moeten worden voor goedkeuring als staatssteun. De verwachting is daarom dat de regeling
niet eerder dan de tweede helft van januari geopend kan worden.
Het kabinet kiest er nu bovendien voor de evenementenbranchemodule ook in het eerste
kwartaal van 2021 open te stellen, om ondernemers in de evenementenbranche die juist
in het eerste kwartaal te maken hebben met een lage referentieomzet, en daarmee buiten
de TVL zouden vallen, ook te ondersteunen. De evenementenmodule voor het eerste kwartaal
van2021 zal naar verwachting begin februari worden opengesteld.
De gevolgen van quarantaine voor werkenden en bedrijven
Het is niet voor iedereen mogelijk het werk vanuit huis voort te zetten wanneer men
niet ziek is, maar op dringend advies van het RIVM wel thuis moet blijven. In veel
van die gevallen biedt het bestaande stelsel van arbeidsrecht en sociale zekerheid
werkenden inkomensbescherming. In aanvulling daarop zijn met de Tozo ook zelfstandigen
die aan de voorwaarden voldoen verzekerd van een inkomen van tenminste het sociaal
minimum. Daarnaast heeft het kabinet met het UWV afgesproken dat ook vangnetters (werknemers
die geen werkgever (meer) hebben) die vanwege de quarantaine niet kunnen werken, aanspraak
kunnen maken op een Ziektewetuitkering.34
Het kabinet is zich ervan bewust dat desondanks niet alle werkenden tijdens quarantaine
op een inkomensondersteunende regeling kunnen terugvallen en dat quarantaine voor
sommige mensen een verlies van inkomen kan betekenen. Dat geldt bijvoorbeeld voor
sommige oproepkrachten en zelfstandigen. Verlies van inkomen kan een prikkel vormen
om bij ziekte toch aan het werk te gaan. Het kabinet vindt dat een onwenselijke prikkel.
Ook sociale partners hebben aangegeven dat het belangrijk is zo’n prikkel te voorkomen;
zo heeft de Stichting van de Arbeid hierover al op 1 april jl. een oproep gedaan aan
decentrale cao-partijen. In die context heeft het kabinet tevens met sociale partners
gesproken over het betrachten van coulance bij het toepassen van wachtdagen bij ziekte,
daarmee invulling gevend aan de motie van het lid Asscher c.s.35
Ook voor werkgevers brengt quarantaine kosten met zich mee, wanneer zij vervanging
moeten regelen voor en loon moeten doorbetalen aan werknemers die thuis moeten blijven
en niet vanuit huis kunnen werken. Vooral voor MKB-bedrijven in sectoren waar werknemers
lastig thuis kunnen werken zijn deze kosten mogelijk lastig te dragen. De Stichting
van de Arbeid heeft bovendien aangegeven dat deze materie eveneens kan leiden tot
ongewenste discussies op de werkvloer tussen werkgever en werknemer(s) over wie de
kosten voor het verzuim voor zijn of haar rekening neemt.
Het kabinet heeft de afgelopen tijd uitgebreid verkend welke mogelijkheden er zijn
om die (financiële) gevolgen van quarantaine voor werkgevers en werkenden te beperken.
Compensatie van ondervonden financiële gevolgen is daarbij geen haalbare route gebleken:
het is niet mogelijk te komen tot een regeling die zowel gericht als uitvoerbaar is.
Een regeling die de juiste groep mensen bereikt is immers per definitie complex, en
in algemene zin geldt dat het toevoegen van nog een complexe regeling de continuïteit
van de al zwaarbelaste uitvoeringsorganisaties in gevaar kan brengen, met alle risico’s
van dien.
Het kabinet heeft tevens gekeken naar de mogelijkheden voor een systeem van (horeca)vouchers
voor mensen die in quarantaine moeten, daarmee invulling gevend aan de motie van het
lid Van Weyenberg.36 Ook dat is echter is geen begaanbare weg gebleken. Dit is een sympathiek idee. Gelet
op ervaringen uit het verleden en uit het buitenland (bijv. het Verenigd Koninkrijk),
is het echter helaas onwaarschijnlijk dat een systeem van vouchers juridisch en op
de korte termijn praktisch uitvoerbaar is. Bovendien zou in de uitvoering onvermijdelijk
een beroep moeten worden gedaan op de al zwaarbelaste GGD’s, wat onwenselijk is. Daarnaast
bestaat een reële kans op fraude, oneigenlijk gebruik en averechtse effecten, die
toeneemt met de waarde van de voucher. Bovendien heeft het kabinet twijfels over de
doelmatigheid van vouchers. Uit een verkenning van McKinsey bleek namelijk dat een
horecavoucher zeer beperkt helpt om mensen thuis te houden. Ten slotte wordt de horeca
maar beperkt geholpen: vooral horeca met afhaal/bezorgmogelijkheden heeft baat bij
de vouchers.
Desalniettemin is het kabinet blijven zoeken naar mogelijkheden om de gevolgen van
quarantaine voor werkgevers en werkenden zoveel mogelijk te verkleinen.
In algemene zin geldt dat hoe langer de quarantaine duurt, hoe groter de financiële
gevolgen voor werkgevers en werkenden zijn. Het kabinet heeft daarom dan ook besloten
dat per 1 december mensen zonder klachten die naar voren komen als nauwe contacten
via Bron- en Contactonderzoek en/of de CoronaMelder-app, zich op dag 5 na het laatste
blootstellingsmoment kunnen laten testen.37 Bij een negatieve uitslag en zonder klachten kunnen zij vervolgens uit quarantaine
als er geen andere redenen zijn om in quarantaine te blijven en mits deze persoon
alert blijft op klachten (en zich als die zich voordoen subiet laat testen). Hiermee
zet het kabinet een flinke stap in het beperken van de financiële gevolgen van quarantaine.
Voor reizigers, waaronder arbeidsmigranten, wordt op dit moment verkend of voor deze
groep de quarantaineperiode ook verkort kan worden bij een negatieve testuitslag op
dag vijf. Het kabinet zal daarnaast de komende tijd blijven kijken naar, en advies
inwinnen over, de mogelijkheden om de quarantaineduur verder te verkorten.
Verder heeft het kabinet samen met gemeenten verkend welke routes er zijn om via gemeenten
tegemoet te komen aan mensen die ondanks deze mogelijkheid tot verkorting van de quarantaineduur
toch als gevolg van quarantaine in een knellende financiële situatie terecht komen,
daarmee opvolging gevend aan de eerder genoemde motie van het lid Palland c.s. en
motie van het lid Van Weyenberg c.s.38 Zoals eerder in deze brief aangekondigd, creëert het kabinet een Tijdelijke Ondersteuning
Noodzakelijk Kosten (TONK) om mensen die zich ten gevolge van de coronacrisis geconfronteerd
zien met een substantiële terugval in inkomen te ondersteunen bij het voldoen van
noodzakelijke kosten die zij niet langer kunnen dragen. Daarmee kunnen gemeenten ook
tijdelijke ondersteuning bieden aan mensen die vanwege quarantaine te maken hebben
met dusdanig inkomensverlies (en onvoldoende vermogen) dat zij bepaalde noodzakelijke
kosten ondanks het bestaande stelsel van arbeidsrecht en sociale zekerheid niet langer
kunnen dragen.
Coronabanen
Het kabinet gaat via twee routes cruciale sectoren ondersteunen met tijdelijke coronabanen.
Het is de bedoeling dat deze coronabanen bijdragen aan het verlichten van de acute
druk op enkele cruciale sectoren. De eerste route bestaat uit het ondersteunen, versterken
en uitbreiden van bestaande succesvolle matching initiatieven zoals «Extra handen
voor de zorg» of de initiatieven zoals in Breda of Drenthe waarbij horecamedewerkers
tijdelijk worden uitgeleend aan de zorg. Daarbovenop verkent het kabinet hoe een impuls
gegeven kan worden, bijvoorbeeld via het verstrekken van tijdelijk extra budget aan
de cruciale sectoren. Daarmee kunnen deze sectoren uit het onbenutte arbeidsaanbod
werven voor tijdelijke, (gedeeltelijk) betaalde coronabanen. Met deze aanpak wordt
tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Asscher en Palland39, ingediend tijdens het debat over het nieuwe steunpakket op 3 november jl. Het kabinet
werkt de coronabanen verder uit en stuurt voor het kerstreces hierover een brief naar
uw Kamer.
Voucherkredietfaciliteit
In de brief over het steun- en herstelpakket van 28 augustus40 is aangegeven dat het kabinet met de reisbranche de haalbaarheid en wenselijkheid
van een kredietfaciliteit gekoppeld aan bestaande vouchers voor pakketreizen onderzoekt.
De motie van het lid Aartsen c.s.41 verzoekt om voor 1 december 2020 samen met de reisbranche te komen tot een voorstel
voor een kredietfaciliteit gekoppeld aan de bestaande vouchers.
De contouren van de voucherkredietfaciliteit zijn inmiddels door het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat en de, brancheorganisatie ANVR en garantiefonds SGR (die
90% van de markt vertegenwoordigen) verder uitgewerkt en is nog onderhevig aan nadere
invulling en definitieve instemming van de genoemde organisaties en de beoordeling
door de Europese Commissie van deze steunmaatregel, nadat deze in concept is voorgelegd.
De gesprekken zijn dusdanig constructief om hier al in te kunnen gaan op de contouren
van de mogelijke voucherkredietfaciliteit. Het Ministerie van EZK is ook in gesprek
met de kleinere reisondernemers en garantiefondsen (VVKR, GGTO, VZR Garant, SGWZ)
om te bezien in hoeverre een voucherkredietfaciliteit ook voor hen een oplossing zou
bieden. Via de voucherkredietfaciliteit kunnen reisgarantiefondsen een aanvullende
lening van de overheid krijgen waarmee ze vervolgens een liquiditeitslening kunnen
verstrekken aan de reisorganisatie die onverhoopt en tijdelijk onvoldoende middelen
hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten. Voorwaarde is dat de reisorganisaties
deze middelen alleen kunnen inzetten voor het uitbetalen van verstrekte vouchers.
Het betreft vouchers die zijn afgegeven van 12 maart t/m 31 december 2020. Het maximaal
te financieren bedrag per onderneming is 80% van de waarde van de aan de consument
terug te betalen vouchers. Het krediet dat een reisonderneming kan aangaan is bovendien
gemaximeerd op € 50 miljoen. Op deze manier is een prikkel ingebouwd die het aanpassingsvermogen
en de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer voor het vinden van passende oplossingen
stimuleert. Ook omdat niet alle reisorganisaties gebruik zullen maken van de voucherbank.
Een onderneming aan wie een lening wordt verstrekt diende voorafgaand aan de uitbraak
van het coronavirus in de kern gezond te zijn. De leningen worden in zes jaar afgelost
tegen een nog nader te bepalen rentevergoeding en voorwaarden. Daarnaast wordt gedacht
aan aanvullende eisen zoals het verbod op het uitkeren van dividenden of bonussen
gedurende de periode van steun.
De garantiefondsen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de voucherkredietfaciliteit,
het innen van de uitgeleende middelen en voor de terugbetaling aan de staat. Voor
fondsversterking van SGR en voor eventuele tekorten door wanbetaling of faillissementen
kan het garantiefonds compenseren uit een toekomstige hogere (consumenten)bijdrage
bij reisboekingen. Voor het voucherkrediet is naar verwachting ca. € 400 miljoen nodig
ten behoeve van een lening aan SGR en aanvullend € 40 miljoen voor leningen aan de
kleinere fondsen. Dit is afhankelijk van de definitieve uitwerking en besluitvorming.
Het voucherkrediet komt voorlopig naast de al eerder toegezegde leningen aan de SGR
en de kleinere garantiefondsen42 beschikbaar. Door de voucherkredietfaciliteit is de verwachting dat deze eerdere
leningen grotendeels niet meer noodzakelijk zijn en de gereserveerde middelen terugvloeien
voor zover deze niet reeds zijn ingezet. De voorgestelde en verdere uit te werken
faciliteit is een vorm van staatssteun aan de reisbranche en zal derhalve in januari
aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. De staatsecretaris van
EZK zal in de beantwoording van de schriftelijke vragen van uw Kamer van 13 november
jl. nader ingaan op een groot aantal vragen van uw Kamer over onder andere de financiële
positie van de reissector en -garantiefondsen, de uitgifte van nieuwe vouchers in
de toekomst en de waarborgen die de consument heeft. De Kamer wordt nader geïnformeerd
over de uitwerking, de voorwaarden en het toetsingskader van de voucherkredietfaciliteit.
Afspraken detailhandel
Sinds de uitbraak van het coronavirus in Nederland hebben winkeliers en winkelmedewerkers
hard gewerkt om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Toch vond het kabinet
het nodig dat er nog een extra stap werd gezet om het virus de komende tijd onder
controle te krijgen en te houden. Veilig winkelen speelt daarbij een belangrijke rol,
zeker in de drukke decembermaand. In overleg met VNO-NCW, MKB-Nederland en de brancheorganisaties
in de detailhandel is door de bewindslieden van EZK en J&V afgesproken dat de detailhandel
en overheid er samen voor zorgen dat de coronamaatregelen in de winkels en winkelgebieden
beter worden nageleefd en gehandhaafd, zodat het in de omgeving van de winkels veilig
is. Gezamenlijk is het «Afsprakenkader verantwoord winkelen» ontwikkeld en heeft de
sector een Retail Veiligheidskaart gemaakt met een indeling van verschillende winkelgebieden.
In deze winkelgebieden stelt de detailhandel stelt een private toezichthouder aan
om ervoor te zorgen dat winkelbezoekers en winkelmedewerkers de maatregelen uit het
protocol «veilig winkelen» naleven. Als de richtlijnen en afspraken niet worden nagekomen
kan de private toezichthouder een beroep doen op de lokale overheid om de naleving
af te dwingen, bijvoorbeeld door de inzet van BOA’s (Buitengewoon Opsporingsambtenaren).
Dit heeft de Minister van J&V afgesproken met de voorzitters van de veiligheidsregio’s
in het wekelijkse Veiligheidsberaad.
Fieldlabs
Tijdens het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 18 november 2020
(Handelingen II 2020/21, nr. 26, item 9) is er door het lid Veldman gevraagd naar experimenten waar Koninklijke Horeca Nederland
samen met het Ministerie van EZK aan gewerkt zou hebben. Het lid Veldman noemde hierbij
het OMT-advies van 13 oktober 2020 om te kijken of binnen de horeca misschien te differentiëren
is. De afgelopen tijd is er, mede naar de aanleiding van de vraag van het Outbreak
Management Team (OMT), inderdaad gesproken met de sector over manieren om de horeca
(gedeeltelijk) weer te openen. Het kabinet heeft na deze overleggen het OMT gevraagd
te adviseren over het open stellen (onder voorwaarden43) van eigenstandige restaurants (eetgelegenheden met een expliciete focus op het nuttigen
van een maaltijd). Hieraan zijn geen experimenten voorafgegaan. Dit omdat het kabinet
het niet nodig acht voor restaurants waar strenge voorwaarden gaan gelden dergelijke
experimenten uit te voeren.
Het OMT heeft in haar advies aangegeven dat het heropenen van restaurants mogelijk
negatieve effecten heeft op het aantal IC-opnames en het tijdstip van bereiken van
de gewenste signaalwaarden. Op dit moment is het nog niet verantwoord om tot heropening
over te gaan. We bekijken daarom opnieuw medio januari of restaurants onder deze voorwaarden
weer open kunnen. Zoals de Minister-President in de persconferentie van 8 december
heef aangegeven is daarvoor nodig dat het aantal IC-opnames per dag afneemt naar gemiddeld
10 per dag.
Daarnaast overweegt het kabinet nog een field lab op te starten voor cafés (drinkgelegenheden).
Inzichten uit deze field labs kunnen helpen om deze horecagelegenheden op veilige
en verantwoorde wijze sneller meer ruimte te bieden.
Voor evenementen wordt er (in tegenstelling tot eigenstandige restaurants) gewerkt
met field labs. De evenementindustrie is eveneens een industrie die veel ervaring
heeft hoe je veilig en verantwoord activiteiten kan organiseren. Om te onderzoeken
op welke manier evenementen weer veilig en verantwoord georganiseerd kunnen worden
heeft de sector een plan ingediend dat ook een economisch perspectief biedt voor 2021.
Het betreft een aanpak waarbij wordt gestreefd naar de hoogst mogelijke beschermingsgraad
voor de volksgezondheid. Hiervoor dienen enkele praktijktesten te worden uitgevoerd
in het Fieldlab Eventindustrie dat conform de motie van de leden Aartsen en Van Weyenberg
van 24 september jl. is vormgegeven (Kamerstuk 35 420, nr. 115). Het kabinet heeft besloten om vanaf half januari testevenementen toe te staan waarbij
wordt begonnen met testen voor evenementen met zittend publiek: concerten, theater
en voetbal.
Daarnaast overweegt het kabinet nog een field lab op te starten voor cafés (drinkgelegenheden).
Inzichten uit deze field labs kunnen helpen om deze horecagelegenheden op veilige
en verantwoorde wijze sneller meer ruimte te bieden.
Verduidelijking omzetbegrip binnen de NOW
Werkgevers hebben afgelopen jaar bij de aanvraag van het voorschot op de NOW 1 een
geschat omzetverlies opgegeven. Nu we in de fase van de vaststellingen van NOW 1 zijn
gekomen, moeten werkgevers het daadwerkelijke omzetverlies gaan berekenen. Dit wordt
ervaren als een ingewikkelde klus en UWV en het Ministerie van SZW ontvangen over
deze berekening dan ook veel vragen. Daarbij is de centrale vraag steeds: wat is nu
wel of geen omzet voor de NOW? In bijlage III44 wordt nader ingegaan op dit omzetbegrip voor de NOW. Daarnaast zal ook op rijksoverheid.nl
uitleg gepubliceerd worden, waarbij ook een aantal verduidelijkende voorbeelden wordt
opgenomen. Met deze brief en de tekst in de bijlage wordt ook invulling gegeven aan
de gewijzigde motie van de leden Van den Hul en Belhaj45 tijdens het begrotingsdebat van het Ministerie van OCW (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 147).
Het omzetbegrip NOW sluit primair aan bij het jaarrekeningenrecht. Daar is opgenomen
dat omzet bestaat uit de inkomsten die toe te rekenen zijn aan de reguliere activiteiten
van de onderneming. Voor non-profitorganisaties wordt in plaats van opbrengsten vaak
over baten gesproken. Ook hier geldt dat gekeken wordt naar baten die aan de reguliere
activiteiten van de organisatie te koppelen zijn. Baten kunnen bijvoorbeeld subsidies,
giften, bijdragen vanuit overheidsinstellingen, donaties etc. zijn. Deze worden tot
de omzet gerekend als deze voortkomen uit de reguliere activiteiten van de onderneming.
De corona-gerelateerde subsidies zijn een aparte categorie inkomsten. In eerdere communicatie
is gezegd dat «alle corona-gerelateerde subsidies meegerekend moeten worden in de
omzet voor de NOW». Dat wordt in deze brief verder geduid en genuanceerd. Voor vijf
corona-gerelateerde subsidies, namelijk de TVL, TOGS, Regeling continuïteitsbijdrage
zorg, beschikbaarheidsvergoeding OV-bedrijven en Tegemoetkoming sierteelt en voedingstuinbouw,
is dat wel het geval. Deze subsidies worden als omzet gezien voor de NOW omdat dit
anders tot dubbelfinanciering vanuit het Rijk kan leiden. Ook de eventuele tegemoetkoming
die werkgevers ontvangen als zij werknemers uitlenen in het kader van crisisbanen
wordt voor de NOW als omzet gezien, wederom met het oog op het voorkomen van dubbelfinanciering
vanuit het Rijk.
Caribisch Nederland
Het uitgangspunt blijft dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare benadering
wordt gekozen als voor Europees Nederland, rekening houdend met de lokale situatie.
Het besluit om de afbouw van de generieke regelingen voor Europees Nederland uit te
stellen, wordt onverkort toegepast op Caribisch Nederland. De doorvertaling naar Caribisch
Nederland van de extra inzet voor Qredits in Europees Nederland wordt nader uitgewerkt.
Voor maatregelen voor Europees Nederlandse gemeenten wordt voor de Caribische openbare
lichamen een vergelijkbare benadering gekozen.
Het subsidiepercentage in de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
CN blijft gelijk aan die in de NOW, gehandhaafd op 80%. Aansluitend aan het besluit
om in Europees Nederland extra middelen toe te kennen aan Europees Nederlandse gemeenten
in het kader van de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK), worden voor
Caribisch Nederland extra middelen vrijgemaakt voor aanvullend eilandelijk beleid.
De hoogte van deze middelen voor aanvullend eilandelijk beleid, waarvan de omvang
in de huidige tranche ten opzichte van de voorgaande periode was verlaagd van € 1
miljoen per kwartaal naar € 0,5 miljoen per kwartaal, wordt voor het eerste kwartaal
van 2021 weer op het oorspronkelijke niveau gebracht. Net als bij de TONK wordt voor
de extra middelen aanvullend eilandelijk beleid, na het eerste kwartaal van 2021 een
weegmoment toegepast en zal op basis van de dan geldende situatie rondom het coronavirus
de inzet voor het tweede kwartaal van 2021 worden gewogen. Een potentiële doelgroep
voor ondersteuning vanuit deze aanvullende eilandelijke middelen zijn gewezen werknemers
die per 1 januari 2021 wegens het overschrijden van de termijn van drie maanden hun
aanspraak op subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
CN kwijtraken. De uitvoering wordt overgelaten aan het oordeel van de openbare lichamen,
die de gelden naar eigen inzicht kunnen aanwenden, enkel binnen de begrenzing dat
eilandelijk inkomensbeleid is uitgesloten.
Daarnaast is in Caribisch Nederland de subsidieregeling Tegemoetkoming Vaste Lasten
BES (TVL BES) van kracht. Deze regeling is gebaseerd op de TVL voor Europees Nederland,
en toegesneden op de lokale omstandigheden. Zo kent de regeling een standaard vaste
kostenratio voor alle sectoren, en is in de huidige openstelling van de regeling (voor
het vierde kwartaal van 2020) het subsidiepercentage verhoogd van 50% naar 75%. De
verhoging wordt bekostigd uit de eerder geraamde budgetten voor CN. Dit houdt verband
met de afhankelijkheid van Caribisch Nederland van de toeristische sector de beperktere
mogelijkheden voor deze bedrijven om alternatieve omzet te genereren.
Financiële consequenties
In onderstaande tabellen worden de financiële gevolgen van de herijking van het steun-
en herstelpakket samengevat. Naast de gevolgen van de beleidsmatige aanpassingen worden
de ramingen van de NOW en Tozo geactualiseerd, opdat een zo actueel mogelijk beeld
ontstaat van de verwachte uitgaven aan de steunmaatregelen.
Uitgaven
NOW 3 wordt bijgesteld op basis van de nieuwste macro-economische verwachtingen van
het CPB en de eerste realisatiecijfers van de NOW 3. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling
van ca. € 1,8 miljard voor de hele looptijd t/m eind juni 2021, verdeeld over 2020
en 2021. De Tozo wordt bijgesteld op basis van de nieuwste realisatiecijfers van gemeenten.
Bij de Tozo 1 & 2 – met een looptijd van respectievelijk t/m eind mei 2020 en t/m
september 2020 – leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van € 520 miljoen in 2020.
Bij de Tozo 3 & 4 – met een looptijd van respectievelijk t/m eind maart 2021 en t/m
eind juni 2021 – leidt dit tot een opwaartse bijstelling van € 152 miljoen, verdeeld
over 2020 en 2021.
Financiële consequenties (in miljoenen euro's; – is saldoverbeterend) – nieuwe uitgaven
2020
2021
Toelichting
NOW1
w.v. NOW 3 autonoom (realisatiecijfers en MLT-update)
344
1.459
Dit betreft het verwachte kas-effect van de update van de NOW-3 raming. Een deel van
de hogere uitgaven aan de derde tranche (Q4 2020) valt in Q1 2021. De hogere uitgaven
in 2021 en is dus onderdeel van de hogere verwachte uitgaven in 2021, naast de hogere
verwachte uitgaven aan de NOW 3.2 en 3.3 (Q1 2021 en Q2 2021).
w.v. NOW 3 beleidsmatig (niet afbouwen in Q1 2021)
814
Dit betreft een raming van de kosten samenhangend met het niet afbouwen van de NOW
in Q1 2021.
Tozo
w.v. Tozo 3 & 4 autonoom (realisatiecijfers)
50
102
Tozo 3 & 4 zijn bijgesteld op basis van (extrapolatie van) uitvoeringsinformatie van
gemeenten.
w.v. Tozo 1 & 2 autonoom (realisatiecijfers)
–520
Tozo 1 & 2 zijn bijgesteld op basis van realisatiecijfers van gemeenten.
TVL
w.v. beleidsmatig (vertraging afbouw)
60
Globaal wordt, geraamd dat het verlagen van de omzetdervingsdrempel van 40% naar 30%
(zoals in Q4 2020) ten opzichte van het basispad circa 60 mln. aanvullend kost. (Q1
2021)
w.v. beleidsmatig (SBI codes)
140
Het breed openstellen van de TVL-regeling voor alle sectoren in de economie wordt
geraamd op 140 mln. (Q1 2021, was al voorzien voor Q4 2020)
w.v. beleidsmatig (verhogen percentage)
360
De aangepaste TVL leidt voor zwaarder getroffen sectoren tot een hoger subsidiepercentage
voor Q4 2020 en Q1 2021
Kredietregelingen
Verhogen budget COL via Roms
50
De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen verstrekken Corona Overbruggingsleningen
(COL) aan het mkb
Verhogen budget Qredtis
20
Via Qredits worden kredieten tot 250.000 verstrekt aan kleine bedrijven
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
w.v. beleidsmatig
130
Voor Q1 2021 is 65 mln. gereserveerd. Voor Q1 en Q2 samen is maximaal € 130 mln. gereserveerd.
Aan het einde van het eerste kwartaal van 2021 zal op basis van de dan geldende situatie
rondom de maatregelen tegen het coronavirus de inzet voor het tweede kwartaal van
2021 worden gewogen.
Het bedrag is inclusief uitvoeringskosten bij gemeenten.
Caribisch Nederland
w.v. beleidsmatig (compensatie loonkosten CN en aanvullend eilandelijk beleid)
2
Dit betreft de kosten samenhangend met het niet-afbouwen van de tijdelijke subsidieregeling
loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland in Q1 2021 (€ 1 mln.) en de middelen
voor aanvullend eilandelijk beleid voor Q1 en Q2 samen 1 mln. Hier wordt, net als
bij de TONK de inzet voor Q2, aan het einde van het eerste kwartaal van 2021 gewogen.
Boetes en vervolgingskosten
100
Dit wordt nog verder uitgewerkt en is bij benadering.
Reisvoucherfaciliteit
Contouren
reisvoucherfaciliteit
440
Dit wordt nog verder uitgewerkt en is bij benadering.
X Noot
1
De ramingsbijstellingen NOW en Tozo voor begrotingsjaar 2020 zullen via de slotwet
budgettair verwerkt worden. Ramingsbijstellingen NOW en Tozo en de beleidsmatige aanpassing
in de NOW die vallen in begrotingsjaar 2021 worden budgettair verwerkt in een incidentele
suppletoire begroting (ISB) die spoedig aan uw Kamer wordt verstuurd.
Inkomsten
Financiële consequenties nieuwe/verlenging fiscale maatregelen
(in miljoenen euro's; – is saldoverbeterend)
2020
2021
Toelichting
Uitstel van betaling
2.500
Dit betreft een kasschuif. Het mogelijk extra afstel van belastingbetaling bedraagt
€ 150 miljoen. Maatregel leidt daarnaast ook tot een geschatte derving aan niet-belastingontvangsten
bij boetes en vervolgingskosten van € 100 miljoen.
Btw-nultarief op mondkapjes
75
Uitstel administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen
0
Overleg met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers
0
Vrijstelling van een aantal Duitse netto-uitkeringen
0
Behoud van het recht hypotheekrenteaftrek bij hypotheekbetaalpauze
–10
De verlenging tot 31 maart 2021 zorgt voor een additionele kasschuif (geen derving)
van 10 mln. van 2022 naar 2021.
Vrijstellen opslag voorraad- en aanpassingskosten horeca
0
Btw-nultarief voor COVID-19-vaccins en -testkits
61
Maatregel heeft een neerwaarts effect op de zorguitgaven, waardoor het totale effect
op de overheidsfinanciën lager uitvalt.
Tot slot
Het virus is inmiddels al een tijd bij ons. Het virus raakt niet alleen onze gezondheid,
maar ook onze economie, die zich inmiddels in laagconjunctuur bevindt. Dit heeft onvermijdelijk
tot gevolg dat Nederlanders hun baan en zelfs hun bedrijf zullen verliezen. Het kabinet
kiest voor een steunpakket dat erop geënt is de economie door deze moeilijke fase
van de crisis heen te loodsen. Om waar het kan persoonlijk leed zoveel mogelijk te
voorkomen en perspectief te bieden aan werkenden en ondernemers in deze moeilijke
tijd.
Het kabinet laat hiermee zien ver te willen gaan om onnodige economische schade te
voorkomen en banen en bedrijvigheid te behouden46. Het kabinet heeft zich ingespannen met een serie van grootschalige steunpakketten
om economie en maatschappij te ondersteunen en daarmee zoveel mogelijk onzekerheid
weg te nemen. In dit proces zijn sociale partners uitgebreid betrokken. In voorbereiding
daarop heeft het kabinet ook voldaan aan de toezegging aan het lid Van Kesteren door
de Minister van Financiën tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste
Kamer op 17 november jl. om in gesprek te gaan met de Minister van SZW over sociaal
akkoord-achtige elementen in de coronacontext. De uitkomsten zijn in deze brief geland.
In oktober heeft het kabinet al besloten tot verruiming van het pakket. Ook in het
aankomende kwartaal acht het kabinet het van belang om de omvangrijke pakketten niet
af te bouwen. Daarmee kan het beroep op de regelingen mee-ademen met de impact van
het virus en ondersteunen we hen die het hardst geraakt worden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van ‘t Wout
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Medeindiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid